Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2006.
Geldend van 06-07-2005 t/m 11-03-2006

Besluit van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 2005, nr. WJZ 5040271, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit)

De Minister van Economische Zaken,

Gezien de schriftelijke instemming van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit;

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

  • 2 Aan de raad wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, tegen besluiten die zijn gebaseerd op de artikelen genoemd in het eerste lid;

    • b. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften die zijn gericht tegen een besluit op grond van de in het eerste lid genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet dat vóór of op 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie, en is genomen en ondertekend namens de minister door één van de hoofden van dienst, bedoeld in artikel 1 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004;

    • c. de voorbereiding van de beslissing op bezwaar en de behandeling van een beroepschrift, dat is gericht tegen een besluit op grond van de in het eerste lid genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of Gaswet dat vóór 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie en dat is genomen en ondertekend door de minister.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

Aan de raad wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met de artikelen 4, vierde en vijfde lid, 9 en 22 van de Verordening (EG) Nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de ‘EG-concentratieverordening’).

Artikel 4

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

  • 1 Aan de raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor de P&O-aangelegenheden ten aanzien van het personeel dat de minister aan de raad ter beschikking stelt.

  • 2 In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, de volmacht en de machtiging niet voor de volgende aangelegenheden:

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Aan de raad wordt op het werkterrein van de Nederlandse Mededingingsautoriteit volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen en voor de daarmee samenhangende handelingen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2006, 50, datum inwerkingtreding 12-03-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2005.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

Het krachtens mandaat of volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

Artikel 6

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De raad kan voor de in de artikelen 2 tot en met 4 bedoelde aangelegenheden slechts ondermandaat, volmacht en machtiging aan een afzonderlijk lid van de raad verlenen indien niet gewacht kan worden op een besluit van de raad.

  • 2 De raad kan mandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de in de artikelen 2 tot en met 4 bedoelde aangelegenheden aan een afzonderlijk lid van de raad voor de schriftelijke afdoening en ondertekening van stukken die voortvloeien uit door de raad genomen besluiten.

  • 3 De raad verleent voor de in de artikelen 2 en 4 bedoelde aangelegenheden ondermandaat, volmacht en machtiging aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie en kan ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de in artikel 3 bedoelde aangelegenheden.

  • 4 De raad kan voor de in artikel 4 bedoelde aangelegenheden slechts ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie voor zover het betreft:

    • 1°. het aanstellen van medewerkers;

    • 2°. het verlenen van ontslag, bedoeld in artikel 94 van het ARAR;

    • 3°. het goedkeuren van aanvragen tot wijzigingen in de arbeidsduur van medewerkers met uitzondering van aanvragen bedoeld in artikel 21, tweede lid, van het ARAR;

    • 4°. het verlenen van toestemming voor interim functievervulling en het aangaan van desbetreffende overeenkomsten;

    • 5°. het beslissen op een aanvraag in het kader van de geldende regels inzake scholingsfaciliteiten, inclusief het verlenen van studieverlof;

    • 6°. het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van medewerkers;

    • 7°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de opleiding van medewerkers;

    • 8°. het aangaan van verplichtingen inzake het aantrekken van servicekrachten;

    • 9°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor het aantrekken van servicekrachten;

    • 10°. het aangaan van stageovereenkomsten;

    • 11°. het doen van uitgaven voor aardigheidjes;

    • 12°. het doen van uitgaven ten behoeve van representatie;

    • 13°. het toekennen van eenmalige toeslagen van maximaal € 500 netto aan medewerkers in het kader van ‘bewust belonen’;

    • 14°. het nemen van beslissingen inzake het woon-werkverkeer;

    • 15°. het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof;

    • 16°. het accorderen van dienstreizen en van reiskostendeclaraties.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2006, 50, datum inwerkingtreding 12-03-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2005.

1 De raad kan voor de in de artikelen 2 tot en met 4a bedoelde aangelegenheden slechts ondermandaat, volmacht en machtiging aan een afzonderlijk lid van de raad verlenen indien niet gewacht kan worden op een besluit van de raad.

2 De raad kan mandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de in de artikelen 2 tot en met 4a bedoelde aangelegenheden aan een afzonderlijk lid van de raad voor de schriftelijke afdoening en ondertekening van stukken die voortvloeien uit door de raad genomen besluiten.

3 De raad verleent voor de in de artikelen 2 en 4 bedoelde aangelegenheden ondermandaat, volmacht en machtiging aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie en kan ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de in de artikelen 3 en 4a bedoelde aangelegenheden.

4 De raad kan voor de in artikel 4 bedoelde aangelegenheden slechts ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie voor zover het betreft:

  • 1°. het aanstellen van medewerkers;

  • 2°. het verlenen van ontslag, bedoeld in artikel 94 van het ARAR;

  • 3°. het goedkeuren van aanvragen tot wijzigingen in de arbeidsduur van medewerkers met uitzondering van aanvragen bedoeld in artikel 21, tweede lid, van het ARAR;

  • 4°. het verlenen van toestemming voor interim functievervulling en het aangaan van desbetreffende overeenkomsten;

  • 5°. het beslissen op een aanvraag in het kader van de geldende regels inzake scholingsfaciliteiten, inclusief het verlenen van studieverlof;

  • 6°. het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van medewerkers;

  • 7°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de opleiding van medewerkers;

  • 8°. het aangaan van verplichtingen inzake het aantrekken van servicekrachten;

  • 9°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor het aantrekken van servicekrachten;

  • 10°. het aangaan van stageovereenkomsten;

  • 11°. het doen van uitgaven voor aardigheidjes;

  • 12°. het doen van uitgaven ten behoeve van representatie;

  • 13°. het toekennen van eenmalige toeslagen van maximaal € 500 netto aan medewerkers in het kader van ‘bewust belonen’;

  • 14°. het nemen van beslissingen inzake het woon-werkverkeer;

  • 15°. het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof;

  • 16°. het accorderen van dienstreizen en van reiskostendeclaraties.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

  • 1 Het verlenen van ondermandaat en volmacht alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk.

  • 2 Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal en aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en aan degenen aan wie krachtens het besluit ondermandaat is verleend.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2005.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 05-04-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2013]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 juli 2005

De

Minister

van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst