Subsidiebesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers 2005

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2008 en zichtdatum 22-09-2024.
Geldend van 05-08-2005 t/m 30-06-2009

Besluit van 27 juli 2005, houdende nieuwe regels met betrekking tot het verstrekken van een subsidie ten behoeve van uitvoering van de wettelijke taak door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Subsidiebesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers 2005)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 30 mei 2005, Directie Wetgeving, nr. 5354121/05/6;

Gelet op artikel 17a van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

De Raad van State gehoord (advies van 23 juni 2005, nr. W03.05.0208/l);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 5 juli 2005, Directie Wetgeving, nr. 5361651/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 2 Het in dit besluit bepaalde is van overeenkomstige toepassing op door Onze Minister op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet aan het orgaan opgedragen taken met betrekking tot andere categorieën vreemdelingen.

Hoofdstuk II. Raming

Artikel 2

  • 1 Onze Minister doet vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar aan het orgaan een raming voor het desbetreffende kalenderjaar toekomen van de bezetting en behoefte aan producten en projecten. Indien deze raming bijstelling behoeft meldt Onze Minister dit schriftelijk aan het orgaan.

  • 2 De raming, bedoeld in het eerste lid, wordt door het orgaan als uitgangspunt gehanteerd bij de opstelling van het activiteitenplan. De aanvraag van de subsidie wordt, vergezeld van het activiteitenplan, vóór 1 augustus voorafgaand aan het kalenderjaar door het orgaan ingediend.

Hoofdstuk III. Subsidieverlening

Artikel 3

  • 1 Onze Minister beslist vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar omtrent de aanvraag van de subsidie en doet het orgaan een beschikking tot subsidieverlening toekomen.

  • 2 In de beschikking tot subsidieverlening wordt in ieder geval opgenomen het aantal af te nemen eenheden per product, de hoogte van het voorschot en de wijze waarop zal worden bevoorschot.

Artikel 4

De aan het orgaan toe te kennen subsidie bestaat uit een bedrag voor de door het orgaan in het betreffende boekjaar te leveren producten.

Artikel 5

  • 1 De subsidie voor de producten wordt bepaald op basis van het bedrag dat ontstaat door vermenigvuldiging van het aantal af te nemen producten met de voor het desbetreffende product vastgestelde kostprijs.

  • 2 De prijs van een product wordt vastgesteld aan de hand van de door Onze Minister na overleg met het orgaan vastgestelde kostprijssystematiek.

Artikel 6

Onze Minister kan, naast de subsidie bedoeld in artikel 4, het orgaan een subsidie verstrekken en kan, in aanvulling op de verplichtingen genoemd in hoofdstuk VI, in verband daarmee verplichtingen opleggen:

  • a. voor de uitvoering van projecten;

  • b. ter vergoeding van de door het orgaan te maken kosten als gevolg van toename of afname van de behoefte aan opvangvermogen overeenkomstig de door Onze Minister na overleg met het orgaan vastgestelde groei- en krimpsystematiek;

  • c. ter vergoeding van de door het orgaan ingevolge artikel 3, eerste lid, onder c, van de wet aan gemeenten betaalde bijdragen en ingevolge artikel 4 van de wet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan gemeenten verstrekte uitkeringen;

  • d. ter vergoeding van de door het orgaan verstrekte uitkeringen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet;

  • e. voor de aanvulling van de egalisatiereserve overeenkomstig de door Onze Minister na overleg met het orgaan vastgestelde vermogenssystematiek;

  • f. voor overige uitgaven.

Hoofdstuk IV. Tussentijdse subsidieverlening

Artikel 7

  • 2 Het orgaan reageert door middel van een aanvullende aanvraag tot subsidie uiterlijk 8 weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling van Onze Minister.

  • 3 Beslissing door Onze Minister op de in het tweede lid bedoelde aanvullende aanvraag geschiedt uiterlijk 8 weken na ontvangst.

  • 4 De wijziging wordt vastgesteld aan de hand van de door Onze Minister na overleg met het orgaan vastgestelde wijzigingssystematiek.

Hoofdstuk V. Subsidievaststelling

Artikel 8

  • 2 Te veel ontvangen voorschotten worden verrekend met voorschotten in volgende jaren, tenzij Onze Minister besluit tot verrekening op andere wijze.

Artikel 9

De vaststelling van de subsidie geschiedt overeenkomstig de door Onze Minister na overleg met het orgaan vastgestelde afrekensystematiek.

Artikel 10

Eenmaal in de drie jaar worden de in de artikelen 5, tweede lid, 6, onderdelen b en e, 7, vierde lid, en 9 genoemde systematieken geëvalueerd door Onze Minister in overleg met het orgaan.

Hoofdstuk VI. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

Artikel 11

Het vermogen, met inbegrip van de inkomsten daaruit, wordt slechts aangewend voor de taken die het orgaan ingevolge artikel 3 van de wet zijn opgedragen.

Artikel 12

  • 1 Het orgaan doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekken of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 2 Op door Onze Minister te bepalen tijdstippen verstrekt het orgaan aan Onze Minister een exploitatieoverzicht.

Artikel 13

  • 2 Het orgaan kan uitsluitend lenen bij Onze Minister van Financiën.

Artikel 14

Het orgaan vormt een egalisatiereserve. De minimale en maximale omvang van de egalisatiereserve wordt voorafgaand aan het boekjaar door Onze Minister vastgesteld door toepassing van de door Onze Minister na overleg met het orgaan overeengekomen vermogenssystematiek.

Artikel 15

  • 1 Indien de inkomsten hoger zijn dan geraamd, wordt zonodig de egalisatiereserve aangevuld tot het niveau van de ingevolge artikel 14 vastgestelde minimale omvang.

  • 2 Indien na aanvulling van de egalisatiereserve, bedoeld in het eerste lid, een overschot resteert, kan het orgaan een op grond van de vermogenssystematiek vastgesteld percentage daarvan voor vooraf door Onze Minister goed te keuren aanvragen aanwenden. Deze aanvragen houden verband met de taken die het orgaan ingevolge artikel 3 van de wet zijn opgedragen.

  • 3 Met het na aftrek van het in het tweede lid bedoelde percentage resterende overschot, wordt zonodig de egalisatiereserve aangevuld tot het niveau van de ingevolge artikel 14 vastgestelde maximale omvang.

Hoofdstuk VII. Algemene-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16

Het orgaan werkt mee aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van zijn beleid.

Artikel 17

Onze Minister kan op verzoek van het orgaan bepalingen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover strikte toepassing leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in het Staatsblad en werkt terug tot en met 1 mei 2004.

Artikel 20

Dit besluit wordt aangehaald als: Subsidiebesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 juli 2005

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie ,

M. C. F. Verdonk

Uitgegeven de vierde augustus 2005

De Minister voor Justitie a.i. ,

M. C. F. Verdonk