U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 10-04-2009 met terugwerkende kracht tot en met 24-03-2009.]Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2010 en zichtdatum 11-11-2024. Geldend van 26-08-2005 t/m 23-03-2009
Inkomstenbelasting, direct durfkapitaal
[Regeling vervallen per 10-04-2009 met terugwerkende kracht tot en met 24-03-2009]
De afgelopen jaren zijn in het besluit van 21 maart 2001, nr. CPP2000/2306M en het besluit van 12 december 2003, nr. CPP2003/2145M verschillende vragen beantwoord over de directe belegging in durfkapitaal. Een aantal onderdelen bevatten geen beleidsstandpunten en hebben vooral een voorlichtend karakter. Gelet hierop zijn deze onderdelen niet in dit besluit overgenomen. Voor zoveel nodig zijn of worden die onderdelen geactualiseerd verwerkt in voorlichtingsmateriaal.
De strekking van de antwoorden op de vragen waarin wel beleidsstandpunten zijn opgenomen worden in dit besluit samengevoegd. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd met de tekstuele aanpassingen.
Onder de punten 2.2 en 7 zijn nieuwe goedkeuringen opgenomen.
In artikel 30 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001(hierna: URIB 2001) is aangegeven dat het criterium om als beginnende ondernemer te kwalificeren, ingeval in het kalenderjaar een onderneming of een gedeelte van een onderneming wordt overgenomen, is of over nog niet meer dan 14 jaar zelfstandigenaftrek is toegepast. De ondernemer is dan uitsluitend in het jaar waarin hij de onderneming overneemt als beginnende ondernemer aan te merken. Leningen die de ondernemer zou afsluiten na het kalenderjaar waarin de onderneming is overgenomen, kunnen niet kwalificeren voor de regeling.
In gevallen waarin de overname van een onderneming laat in het kalenderjaar plaatsvindt, kunnen hierdoor knelpunten ontstaan. Dan kan immers de tijdspanne tussen het moment van overname en het moment waarop de geldlening moet zijn verstrekt, te kort blijken.
Daarom keur ik goed dat de regeling mede toepassing kan vinden ten aanzien van geldleningen die worden verstrekt na afloop van het jaar waarin een onderneming door een beginnende ondernemer in de zin van die regeling is overgenomen, doch uiterlijk 6 maanden na het tijdstip van overname.
In artikel 31, onderdeel c, van de URIB 2001 is bepaald dat de voor rekening van de rechtspersoon gedreven onderneming geen voortzetting mag zijn van een onderneming die meer dan acht jaren geleden direct of indirect is gedreven voor rekening van een persoon die thans onmiddellijk of middellijk aandeelhouder is in de rechtspersoon. Uit de wetsgeschiedenis valt echter niet op te maken dat de wetgever bij de introductie van de durfkapitaalregeling voor rechtspersonen heeft onderkend dat sprake kan zijn van de voortzetting van een onderneming waarbij de huidige aandeelhouder slechts een gering belang heeft gehad. Ik acht het niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever een rechtspersoon de status van beginnende ondernemer te onthouden ingeval de (middellijk) aandeelhouder meer dan acht jaren geleden slechts een zeer gering belang heeft gehad in de onderneming die thans voor rekening van de rechtspersoon wordt gedreven.
Ik keur daarom goed dat de voortzetting van een onderneming door een rechtspersoon voor deze laatste geen beletsel hoeft te zijn om te worden aangemerkt als beginnende ondernemer in de zin van artikel 5.17, derde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001, indien de onderneming weliswaar meer dan acht jaar geleden is gedreven voor rekening van de huidige aandeelhouder, doch deze aandeelhouder op geen enkel moment:
1. direct of indirect een aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 heeft gehad in de rechtspersoon waarbinnen de onderneming in die periode werd uitgeoefend;
2. al dan niet tezamen met zijn partner voor 5% of meer gerechtigd is geweest in de winst van deze onderneming.
Uiteraard dient aan de overige voorwaarden van de regeling te zijn voldaan. Belanghebbenden dienen tegenover de inspecteur aannemelijk te maken dat aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan.
Om te bepalen tot welk moment een ondernemer met een gebroken boekjaar als beginnende ondernemer kwalificeert, wordt gekeken naar het aantal gebroken boekjaren waarover zelfstandigenaftrek is toegepast.
Een lening kan niet in de vorm van een rekening-courant worden afgesloten. De hoofdsom van de lening moet bij het afsluiten vast staan en de lening moet dienen voor de financiering van aanwijsbare vermogensbestanddelen of aanwijsbare uitgaven. Bij een lening in de vorm van een rekening-courant staat weliswaar het maximum van het te lenen bedrag doorgaans vast maar dat is niet de hoofdsom. Daarnaast is in een rekening-courantverhouding door de steeds wisselende opnames en aflossingen lastig aannemelijk te maken dat een opname is aangewend voor een bepaald vermogensbestanddeel of een bepaalde uitgave.
Om voor de faciliteiten in aanmerking te komen moet een lening ten minste de eerste acht jaren na het overeenkomen daarvan zijn achtergesteld. Een lening die direct opeisbaar is binnen die termijn van acht jaren kan daarmee in strijd komen. Indien wordt overeengekomen dat de lening direct opeisbaar wordt bij faillissement – ook binnen acht jaren – bestaat daartegen geen bezwaar.
Een aflossingsschema is niet noodzakelijk. De lening hoeft niet langer dan voor de onderneming nodig is te worden aangehouden. Overigens kwalificeert een lening van de minimale omvang van € 2.269 niet voor de faciliteiten als daarvan direct een substantieel deel wordt afgelost. Indien bij een normaal aflossingsschema in de loop van de tijd het bedrag van de lening onder de € 2.269 komt, blijven de faciliteiten van toepassing (mits aan de overige voorwaarden wordt voldaan).
Volgens artikel 32, onderdeel a, van de URIB 2001 geldt dat bij door natuurlijke personen verstrekte leningen geen hogere rente mag worden vergoed dan de wettelijke rente. Voor de beoordeling hiervan is bij een vaste rente beslissend het moment waarop de lening wordt afgesloten. Indien op het moment dat de lening wordt afgesloten aan de voorwaarde wordt voldaan en vervolgens de wettelijke rente daalt, heeft dit geen gevolgen voor de faciliteiten. Is tussen partijen een variabele rente overeengekomen die op een bepaald moment hoger is dan de wettelijke rente dan zijn de faciliteiten vanaf dat moment niet langer van toepassing.
Een achtergestelde lening met een conversierecht in aandelen in de beginnende ondernemer (rechtspersoon) in plaats van een normale rentevergoeding kan niet worden aangemerkt als een directe belegging in durfkapitaal in de zin van artikel 5.17 van de Wet IB 2001.
De durfkapitaallening moet dienen ter financiering van bestanddelen die behoren tot het verplichte ondernemingsvermogen van de beginnende ondernemer. De met durfkapitaal gefinancierde vermogensbestanddelen mogen als buitenvennootschappelijk vermogen worden aangemerkt. Ook vermogensbestanddelen waarvan de beginnende ondernemer alleen de economische eigendom heeft kunnen met durfkapitaal worden gefinancierd.
Ik heb er geen bezwaar tegen dat de lening wordt aangewend voor lopende uitgaven als het geleende geld binnen de onderneming actief wordt aangewend. Zowel de directe als de indirecte durfkapitaallening moet dienen ter financiering van uitgaven die voor het drijven van de onderneming worden gedaan. Te denken valt aan de financiering van duurzame activa, van te activeren uitgaven en van lopende uitgaven ten behoeve van de onderneming. Indien de lening niet in een keer volledig wordt aangewend voor de lopende uitgaven, moeten de gelden zodanig worden aangehouden dat deze te allen tijde ter beschikking staan van de ondernemer.
De lening mag niet buiten de onderneming worden aangewend, waartoe ik in dit verband ook reken de financiering van keuzevermogen en de huur van zaken die tot het keuzevermogen zouden behoren ingeval de ondernemer die zaken in eigendom zou hebben. Hierdoor wordt een gehuurd pand in gemengd gebruik op gelijke wijze behandeld als een pand dat de ondernemer in eigendom heeft en dat tot zijn keuzevermogen behoort. Als een gedeelte wordt aangewend voor keuzevermogen of gemengde kosten, wordt de gehele lening uitgesloten van de faciliteit.
Bij een durfkapitaallening aan een lichaam waarin een natuurlijk persoon direct of indirect een aanmerkelijk belang heeft, mag de lening niet dienen voor de financiering van de loonkosten van die natuurlijk persoon. Dit om gelijkheid te bewerkstelligen met de situatie van een durfkapitaallening aan een onderneming van een natuurlijk persoon; in deze laatste situatie zijn er immers minder ondernemingsuitgaven nu in de inkomstenbelasting geen aftrek mogelijk is ter zake van de arbeid van de ondernemer zelf.
Ik keur goed dat de faciliteiten van toepassing zijn vanaf het moment dat de lening is verstrekt, ook al is de beschikking ‘beginnende ondernemer’ afgegeven na het sluiten van de lening.
Geldverstrekking via (een beheerder van) een besloten fonds kan niet worden aangemerkt als een directe geldverstrekking als bedoeld in artikel 5.17 van de Wet IB 2001. Daaraan doet naar mijn oordeel niet af dat het besloten fonds fiscaal gezien transparant kan zijn. Artikel 5.17 van de Wet IB 2001 is bedoeld voor situaties waarin sprake is van een directe of onmiddellijke geldverstrekking, waarbij de leningsovereenkomst rechtstreeks gesloten is tussen de geldverstrekker en de beginnende ondernemer.
Op grond van artikel 5.17, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 zijn leningen tussen personen voor wier rekening een gezamenlijke onderneming wordt gedreven uitgesloten van de faciliteiten. Als bijvoorbeeld A en B een onderneming drijven in firmaverband en B tevens een firma wil aangaan met X, dan komt A bij het verstrekken van een lening aan B en X gezien de tekst van de wet ter zake van een lening aan B niet in aanmerking voor de faciliteiten. Ter zake van de lening aan X komt A in beginsel wel in aanmerking voor de faciliteiten. In een reëel geval waarbij de lening aan B tot het privé-vermogen van A kan worden gerekend, zal ik een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule welwillend behandelen.
Bij het overlijden van de geldverstrekker gaan de rechten en plichten over op algemene titel naar de erfgenamen. Deze erfgenamen komen voor hun deel in beginsel in aanmerking voor de faciliteiten. Wel moeten de erfgenamen voldoen aan de eisen die aan de geldverstrekker worden gesteld. Zo zal de erfgenaam niet tevens medefirmant kunnen zijn van de geldlener. In artikel 5.17, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 is dat immers uitgesloten.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dagtekening van dit besluit.
Het besluit van 21 maart 2001, nr. CPP2000/2306M is met ingang van de dagtekening van dit besluit ingetrokken.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Inkomstenbelasting, direct durfkapitaal", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.