Regeling bloed- en urineonderzoek

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2006 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 30-09-2005 t/m 30-09-2006

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 2 Zij oefenen, voor zover zij geen hulpofficier van justitie zijn, de hun toegekende bevoegdheid niet uit indien een hulpofficier van justitie beschikbaar is.

Artikel 3

  • 1 Het afnemen van bloed geschiedt met een gesteriliseerde, eenmalig te gebruiken injectiespuit met naald, van een type dat is aangewezen door het Nederlands Forensisch Instituut.

  • 2 Er wordt een hoeveelheid bloed afgenomen van ten minste 2 en bij voorkeur 8 milliliter.

Artikel 4

  • 1 De arts verdeelt de door hem afgenomen hoeveelheid bloed over monsterbuisjes van elk 5 milliliter, van een type dat is aangewezen door het Nederlands Forensisch Instituut.

  • 2 De monsterbuisjes zijn voorzien van een mengsel van 40 milligram natriumfluoride en een hoeveelheid heparinenatrium waarvan de activiteit tenminste 575 I.E. bedraagt en waarvan het gewicht niet hoger is dan 5 milligram of van 20 mg natriumfluoride en 143 I.E. heparinenatrium, dan wel van andere door het Nederlands Forensisch Instituut aangewezen gelijkwaardige stoffen met antistol- en conserverende werking.

Artikel 5

  • 1 De urine, bestemd voor het in artikel 17 van het besluit bedoelde onderzoek, wordt opgevangen in een flesje met een inhoud van ongeveer 100 milliliter, van een type dat is aangewezen door het Nederlands Forensisch Instituut.

  • 2 Het flesje, bedoeld in het eerste lid, is voorzien van 1000 milligram natriumfluoride.

Artikel 6

  • 1 De opsporingsambtenaar voorziet de van een verdachte verzamelde bloed- of urinemonsters van een genummerd en op naam gesteld identiteitszegel. De opsporingsambtenaar brengt op het formulier, bedoeld in artikel 10, en het tegen de verdachte opgemaakte proces-verbaal, een identiteitszegel aan dat correspondeert met het identiteitszegel, bedoeld in de eerste volzin.

  • 2 Het Nederlands Forensisch Instituut stelt het identiteitszegel, bedoeld in het eerste lid, vast.

Artikel 7

  • 1 De opsporingsambtenaar zorgt er voor, dat, indien de korpschef, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Politiewet 1993 of de brigadecommandant van de Koninklijke Marechaussee, een aanvraag doet tot het verrichten van onderzoek aan een bloed- of urinemonster, de gevulde monsterbuisjes in een verpakking die is voorzien van een sluitzegel, worden bezorgd bij het Nederlands Forensisch Instituut.

  • 2 Het Nederlands Forensisch Instituut stelt de sluitzegel en verpakking, bedoeld in het eerste lid, vast.

Artikel 8

  • 1 Het Nederlands Forensisch Instituut bepaalt het alcoholgehalte van het bloed of de urine door het verrichten van een onderzoek volgens een enzymatische of gaschromatografische methode, zoals beschreven in bijlage 1 bij deze regeling.

  • 2 Op de uitkomsten van het onderzoek naar het alcoholgehalte, bedoeld in het eerste lid, vindt een correctie-aftrek plaats die driemaal de theoretische standaardafwijking bedraagt, zoals vastgesteld op de wijze beschreven in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 9

Nederlands Forensisch Instituut bewaart na het verrichten van het onderzoek naar het alcoholgehalte, bedoeld in artikel 8, eerste lid, het deel van het monster dat bestemd is voor een eventueel tegenonderzoek, bij een temperatuur lager dan –10° Celsius en gedurende een jaar na de datum van de bloedafname of het opvangen van de urine.

Artikel 10

De aanvraag van een onderzoek naar het alcoholgehalte van bloed of urine, bedoeld in artikel 7, eerste lid, de verklaring van de arts aan wie de bloedafname was verzocht en de rapportage door het Nederlands Forensisch Instituut geschiedt door middel van het formulier dat het Nederlands Forensisch Instituut heeft vastgesteld.

Artikel 11

  • 2 De kosten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, bedragen:

    • a. € 4,50 voor het gebruik van de in artikel 4 bedoelde monsterbuisjes, alsmede de in artikel 7, tweede lid, bedoelde sluitzegel en verpakking;

    • b. voor het afnemen van bloed door de arts € 62 indien het afnemen geschiedt in de periode van 8.00 uur tot 18.00 uur en € 81 indien het afnemen geschiedt in de periode 18.00 uur ’s avonds tot 08.00 uur ’s ochtends of in de periode 18.00 uur vrijdagavond tot 08.00 uur maandagochtend.

    • c. € 91 voor het onderzoek naar het alcoholgehalte van het bloed, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De arts wordt niet eerder benaderd voor het afnemen van het bloed bij de verdachte, dan nadat de verdachte de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde kosten aan de politie heeft betaald.

  • 4 Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, geschiedt niet eerder dan nadat de verdachte de in het tweede lid, onder c bedoelde kosten, binnen zes weken na de bloedafname, aan het Nederlands Forensisch Instituut heeft betaald.

Artikel 12

  • 1 De verdachte, die de wens kenbaar heeft gemaakt dat een tegenonderzoek wordt verricht, kan, behoudens het bepaalde in artikel 11, hiertoe een van de volgende laboratoria aanwijzen:

    • a. het Laboratorium van de Apotheek van het Onze-Lieve-Vrouwe Gasthuis, te Amsterdam;

    • b. het Laboratorium der Apotheek, Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, te Rotterdam,

    • c. het Laboratorium der Apotheek, Academisch Ziekenhuis Groningen te Groningen;

  • 2 Het Nederlands Forensisch Instituut zendt het laboratorium dat het tegenonderzoek verricht, tenminste 1 milliliter bloed of urine.

Artikel 13

Met de in deze regeling bedoelde apparatuur en onderzoeksmaterialen worden gelijkgesteld apparatuur en onderzoeksmaterialen, die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is geproduceerd in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en die tenminste aan gelijkwaardige technische eisen voldoen.

Artikel 14

Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten krachtens de Regeling bloed- en urineonderzoek (Stcrt. 1997, 129) vastgestelde besluiten op deze regeling.

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Justitie, Schedeldoekshaven 100, Den Haag.

Den Haag, 5 september 2005

De

Minister

van Justitie,

J.P.H. Donner