Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 mei
2005, nr. TRCJZ/2005/1613, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op:
– richtlijn nr. 90/167/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1990 tot vaststelling van
de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders
met medicinale werking (PbEG L 92);
– richtlijn nr. 91/412/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1991 tot vastlegging
van beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen
voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 228);
– richtlijn nr. 96/22/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verbod op het
gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde
stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van
de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125);
– richtlijn nr. 96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten
aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten
daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125);
– richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot
vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig
gebruik (PbEG L 311);
– richtlijn nr. 2004/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 tot
wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig
gebruik (PbEU L 136);
– verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 tot
vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het
toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting
van een Europees Geneesmiddelenbureau (PbEU L 136);
Gelet op de artikelen 3, derde lid, 11, tweede lid, 20, eerste lid, 23, eerste lid, 28, 33, tweede en derde lid, 39, 42, eerste lid, 43, eerste lid en 49 van de Diergeneesmiddelenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 2005, nr. W11.05.0199/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
van 13 oktober 2005, nr. TRCJZ/2005/2934, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in
overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg
met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: