Bij besluit van 26 november 2001, nr. CPP2001/2970M, heb ik vragen beantwoord over
de in artikel 2.6 van de Wet IB 2001 en artikel 15a, eerste lid, onderdeel j, van
de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) opgenomen regelingen voor werknemers
die door een inhoudingsplichtige (hierna ook: werkgever) van buiten Nederland in dienstbetrekking
worden genomen of naar het buitenland worden uitgezonden. Inmiddels zijn vanuit de
praktijk nieuwe vragen gesteld. Deze nieuwe vragen zijn beantwoord in het besluit
van 24 augustus 2005, nr. CPP2005/464M. Tevens is toen van de gelegenheid gebruik
gemaakt de vragen en antwoorden uit het besluit van 26 november 2001 – voorzover nog
van belang – op te nemen in het besluit van 24 augustus 2005. Ook het besluit van
1 februari 2002, nr. IFZ2001/1203M, is in het besluit van 24 augustus 2005 geïncorporeerd.
In verband met het gewijzigde antwoord op vraag 39 is het besluit van 24 augustus
2005 door middel van het onderhavige besluit opnieuw uitgebracht.
Voorgaande besluiten
De vragen en antwoorden 2, 4, 5, 13, 20, 22, 23 en 26 uit het besluit van 26 november
2001, alsmede het besluit van 24 april 2003, nr. CPP2001/642M, hebben hun belang verloren,
omdat bepaalde situaties zich niet meer kunnen voordoen of bepaalde regelingen inmiddels
zijn opgenomen in andere regelgeving. De volgende vragen en antwoorden van het besluit
van 26 november 2001 zijn geactualiseerd: 1 (thans vernummerd tot 2), 7 (thans 4 en
5), 15 (thans 25) en 28 (thans 33). De overige vragen en antwoorden van dat besluit
zijn – behoudens enkele redactionele aanpassingen – ongewijzigd overgenomen. De besluiten
van 26 november 2001, 1 februari 2002 en 24 april 2003 zijn per 24 augustus 2005 ingetrokken
en het besluit van 24 augustus 2005 is per heden ingetrokken. Na deze intrekkingen
zijn er nog maar twee besluiten over de 30%-regeling van artikel 9, eerste lid, van
het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: Uitv. besl. LB 1965), namelijk
het onderhavige besluit en het besluit van 11 februari 2004, nr. CPP2003/641M, betreffende
vrije vergoedingen voor en vrije verstrekkingen ter voorkoming van extraterritoriale
kosten. De beperking tot twee besluiten komt de inzichtelijkheid van het beleid ten
goede. De 30%-regeling wordt hierna ook wel genoemd: de bewijsregel.
Belangrijke antwoorden in dit besluit
Voor de uitvoeringspraktijk zijn vooral de vragen en antwoorden 19, 20, 21 en 22 van
belang. Volgens het antwoord op vraag 19 behoort loon in natura tot de grondslag van
de bewijsregel indien het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking is. Loon in natura
kan onder voorwaarden ook zelf geheel of gedeeltelijk als een vrije vergoeding worden
aangemerkt. Volgens het antwoord op de vragen 20 en 21 behoort het loon waarover wordt
nageheven tot de grondslag van de bewijsregel, mits dit in de arbeidsovereenkomst
specifiek is overeengekomen. De Belastingdienst gaat ervan uit dat aan deze voorwaarde
is voldaan als een tekst zoals bij vraag/antwoord 18 in de arbeidsovereenkomst is
opgenomen. Ten slotte volgt uit het antwoord op vraag 22 dat een eindheffingsbestanddeel
tot de grondslag van de bewijsregel behoort, indien het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
is.
Voorts heb ik ter voorkoming van administratieve lastenverzwaring bij het internationale
bedrijfsleven – vooruitlopend op aanpassing van wetgeving – goedgekeurd dat als een
werknemer van een buitenlands onderdeel van een concern wordt uitgezonden naar een
Nederlands onderdeel van dat concern, het Nederlandse onderdeel als inhoudingsplichtige
wordt beschouwd. Zie vraag 39.
In het besluit van 26 november 2001 waren enkele overgangsregelingen getroffen. Daarvan
is in dit besluit overgenomen dat pensioentoezeggingen ongewijzigd kunnen blijven
voor de resterende duur van de beschikkingen (en een eventuele verlenging daarvan)
met een ingangsdatum vóór 1 juli 2002. Zie vraag 25.
Premieheffing werknemersverzekeringen
De Voorzitter Raad van Bestuur Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)
heeft mij meegedeeld dat de inhoud van dit besluit, voor zover relevant, ook van toepassing
is voor de premieheffing werknemersverzekeringen.