Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2006.
Geldend van 21-02-2006 t/m 11-07-2007

Besluit van 9 november 2005, houdende regels ter uitvoering van de Meststoffenwet (Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 juli 2005, nr. TRCJZ/2005/848, Directie Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraat uit agrarische bronnen (PbEG L 375) en verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEG L 30);

Gelet op de artikelen 1, vierde lid, 1a, eerste lid, 6, eerste en tweede lid, 6a, 59, 59a, 59b, 59c, 61 en 61a van de Meststoffenwet en gelet op artikel 23 van de Destructiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 oktober 2005, no. W11.05.0329/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 oktober 2005, nr. TRCJZ/2005/3179, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: Meststoffenwet;

  • b. perceel: aaneengesloten, door wegen, waterwegen, sloten, houtopstanden, muren, wallen of anderszins topografisch begrensde oppervlakte grond, dan wel het gedeelte daarvan behorend tot één bedrijf;

  • c. produceren van dierlijke meststoffen: produceren van dierlijke meststoffen door het op een bedrijf houden of anderszins aanwezig hebben van dieren;

  • d. landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat enige vorm van landbouw uitoefent op een bedrijf;

  • e. graasdieren: runderen, uitgezonderd vleeskalveren, schapen, geiten, paarden, ezels, Midden-Europese edelherten, damherten en waterbuffels;

  • f. staldieren: andere dieren dan graasdieren;

  • g. zuiveringsslib:

    • 1°. slib, dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van een installatie voor de zuivering van huishoudelijk, stedelijk, industrieel dan wel ander afvalwater van soortgelijke samenstelling als huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater; of

    • 2°. slib, dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van septictanks en andere installaties voor de verzameling, afvoer en behandeling van afvalwater met uitzondering van vet- en zandvangers;

  • h. compost: product dat bestaat uit één of meer organische afvalstoffen die al dan niet met bodembestanddelen zijn gemengd en die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot een homogeen en zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt en dat niet mede bestaat uit dierlijke meststoffen;

  • i. intermediaire onderneming: onderneming, niet zijnde een bedrijf, in het kader waarvan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost of mengsels van zuiveringsslib en compost worden verhandeld of worden gebruikt;

  • j. ondernemer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat een onderneming voert;

  • k. intermediair: ondernemer die een intermediaire onderneming voert;

  • l. diervoeders: diervoeders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Kaderwet diervoeders;

  • m. vervoeren van meststoffen: elk feitelijk transporteren van meststoffen, het laden en lossen van deze meststoffen inbegrepen, met uitzondering van het feitelijk transporteren binnen een bedrijf;

  • n. vracht meststoffen: hoeveelheid meststoffen die als eenheid in een afzonderlijk transportmiddel al dan niet met aanhanger wordt vervoerd;

  • o. leverancier van meststoffen: landbouwer of ondernemer die meststoffen feitelijk overdraagt met het oogmerk de meststoffen buiten zijn bedrijf of onderneming te brengen;

  • p. afnemer van meststoffen: degene die meststoffen feitelijk krijgt overgedragen;

  • q. EEG-verordening: verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEG L 30);

  • r. drijfmest: dierlijke meststoffen die verpompbaar zijn;

  • s. apparatuur voor automatische gegevensregistratie: apparatuur waarmee de gegevens met betrekking tot een vracht meststoffen automatisch worden vastgelegd;

  • t. satellietvolgapparatuur: apparatuur die met behulp van de door satellieten uitgezonden signalen automatisch de positie van een transportmiddel bepaalt;

  • u. opslagruimte voor meststoffen: ruimte die in het kader van een bedrijf of een intermediaire onderneming wordt gebruikt of bestemd is om te worden gebruikt voor de opslag van meststoffen.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit, met uitzondering van hoofdstuk V, worden de hoeveelheden meststoffen uitgedrukt in kilogrammen of liters alsmede in kilogrammen stikstof en kilogrammen fosfaat.

Hoofdstuk II. Aanwijzing veengronden, zand- of lössgronden en kleigronden

Artikel 3

Als de kaarten, bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de wet, worden vastgesteld de kaarten die zijn opgenomen als bijlage I bij dit besluit.

Hoofdstuk IV. Gebruiksnormen en opgave basisregistratie percelen

Artikel 22

Voor de toepassing van artikel 9 van de wet is de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in enig kalenderjaar de oppervlakte landbouwgrond die op 15 mei van dat jaar tot het bedrijf behoort.

Artikel 23

  • 1 Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, van de wet is de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in enig kalenderjaar de op 15 mei van dat jaar beteelde oppervlakte landbouwgrond die tot het bedrijf behoort.

  • 2 Ingeval de teelt van gewassen na het in het eerste lid bedoelde tijdstip aanvangt, wordt de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, bedoeld in het eerste lid, vermeerderd met de met deze gewassen beteelde oppervlakte landbouwgrond die op het tijdstip waarop de teelt aanvangt tot het bedrijf behoort.

  • 3 De beteelde oppervlakte landbouwgrond wordt onderscheiden naar de geteelde gewassen, de toegepaste landbouwpraktijk, de ecologische kenmerken van een waterlichaam, de kenmerken van de bodem en de desbetreffende grondsoorten, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens artikel 10, eerste lid, van de wet, vastgestelde ministeriële regeling.

Artikel 24

  • 1 Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, van de wet is de tot het bedrijf behorende oppervlakte grasland in enig kalenderjaar de oppervlakte grasland die op 15 mei van dat jaar tot het bedrijf behoort.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 11, tweede lid, van de wet is de tot het bedrijf behorende oppervlakte bouwland in enig kalenderjaar de oppervlakte bouwland die op 15 mei van dat jaar tot het bedrijf behoort.

Artikel 25

Voor de toepassing van de artikelen 9, 10, eerste lid en 11, eerste lid, van de wet wordt de teeltvrije zone, bedoeld in de artikelen 13, 14 en 16 van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij, niet aangemerkt als tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.

Artikel 26

  • 1 De landbouwer verstrekt elk kalenderjaar uiterlijk op 15 mei aan Onze Minister gegevens met betrekking tot:

    • a. de op 15 mei van het desbetreffende kalenderjaar beteelde of te betelen oppervlakte van de percelen landbouwgrond, onderscheiden naar gewas en topografische ligging van deze percelen;

    • b. de na 15 mei van het desbetreffende kalenderjaar met een volggewas te betelen oppervlakte van de percelen landbouwgrond, onderscheiden naar gewas en topografische ligging van deze percelen; en

    • c. de oppervlakte en de ligging van in het buitenland gelegen percelen die in het desbetreffende kalenderjaar bij het bedrijf in gebruik zijn.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

    • a. de gegevens die ingevolge het eerste lid worden verstrekt, de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt en de termijn waarbinnen wijzigingen in deze gegevens worden doorgegeven; en

    • b. de overige te verstrekken gegevens, de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt en de termijn waarbinnen wijzigingen in deze gegevens worden doorgegeven.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan, in zoverre in afwijking van het eerste lid en van de artikelen 22, 23, eerste lid en 24, eerste en tweede lid, indien de weersomstandigheden of de bodemgesteldheid hiertoe aanleiding geven, een latere datum dan 15 mei worden vastgesteld.

Hoofdstuk V. Opslagcapaciteit dierlijke meststoffen

Artikel 27

  • 2 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de hoeveelheid dierlijke meststoffen uitgedrukt in kubieke meters.

Artikel 28

  • 1 De producent van dierlijke meststoffen draagt er zorg voor dat de capaciteit van de opslagruimte voor dierlijke meststoffen op het bedrijf voldoende is voor de opslag van de hoeveelheid dierlijke meststoffen die in de periode van september tot en met februari op het bedrijf wordt geproduceerd.

  • 2 De hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door vermenigvuldiging van:

    • a. het aantal dieren van de onderscheiden diersoorten en diercategorieën dat op grond van de vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, in de tot het bedrijf behorende stallen kan worden gehouden, met

    • b. de voor de betrokken diersoort en diercategorie bij ministeriële regeling vastgestelde forfaitaire productienormen.

  • 3 Ingeval voor het bedrijf ingevolge artikel 8.40 van de Wet milieubeheer geen vergunningplicht geldt, wordt, in plaats van het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde aantal dieren, als uitgangspunt genomen het aantal dieren van de onderscheiden diersoorten en diercategorieën dat in de bij het bedrijf behorende stallen kan worden gehouden.

  • 4 De in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde productienormen kunnen verschillend worden vastgesteld al naar gelang het gehanteerde bedrijfssysteem.

Artikel 29

  • 1 De capaciteit van de opslagruimte voor dierlijke meststoffen kan kleiner zijn dan de ingevolge artikel 28 vereiste capaciteit, voor zover de producent van dierlijke meststoffen kan aantonen dat:

    • a. de overeenkomstig artikel 28, tweede en derde lid, berekende hoeveelheid dierlijke meststoffen die wordt geproduceerd boven de werkelijke opslagcapaciteit op een voor het milieu onschadelijke wijze van het bedrijf zal worden verwijderd;

    • b. de overeenkomstig artikel 28, tweede en derde lid, berekende hoeveelheid dierlijke meststoffen die wordt geproduceerd boven de werkelijke opslagcapaciteit zal worden aangewend op tot het bedrijf behorend bouwland waarvoor het in artikel 4 van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verbod niet geldt;

    • c. het aantal dieren dat in de periode van september tot en met februari feitelijk in de tot het bedrijf behorende stallen kan worden gehouden kleiner is dan op grond van de vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, is toegestaan; of

    • d. in de periode van september tot en met februari stelselmatig minder dieren worden gehouden in de bij het bedrijf behorende stallen.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, geldt niet voor de hoeveelheid dierlijke meststoffen die in februari wordt geproduceerd.

Artikel 30

Ingeval de producent kan aantonen dat, als gevolg van bijzondere omstandigheden betreffende de soort of de categorie van de gehouden dieren, het huisvestingssysteem, het drinkwatersysteem, de samenstelling van het diervoeder of andere aspecten van het bedrijfssysteem, de hoeveelheid dierlijke meststoffen per dier lager is dan de krachtens artikel 28, tweede lid, onderdeel b, vastgestelde norm, geldt deze lagere waarde voor de toepassing van de artikelen 28 en 29.

Hoofdstuk VI. Administratieve verplichtingen landbouwbedrijven

Artikel 31

  • 1 De landbouwer meldt elk van zijn bedrijven afzonderlijk ter registratie aan bij Onze Minister.

  • 2 Ten behoeve van de registratie verstrekt de landbouwer per bedrijf in ieder geval gegevens over:

    • a. de locaties van het bedrijf;

    • b. de tenaamstelling of handelsnaam;

    • c. de rechtsvorm;

    • d. in voorkomend geval de aard en samenstelling van het samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat het bedrijf voert;

    • e. de toegepaste huisvestingssystemen; en

    • f. de wijzigingen in de gegevens, bedoeld in de onderdelen a tot en met e.

Artikel 32

  • 1 De landbouwer houdt per bedrijf en per kalenderjaar een inzichtelijke administratie bij.

  • 2 De administratie bevat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 31, tweede lid, alsmede gegevens over:

    • a. de civielrechtelijke titel die het exclusieve gebruiksgenot verschaft van elk van de tot het bedrijf behorende productie-eenheden;

    • b. de oppervlakte en gegevens ter identificatie van de percelen van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, onderscheiden naar de verschillende teelten of andere vormen van gebruik;

    • c. de oppervlakte en gegevens ter identificatie van de exclusief bij het bedrijf in gebruik zijnde percelen landbouwgrond die zijn gelegen in België en Duitsland in het grensgebied met Nederland, onderscheiden naar de verschillende teelten of andere vormen van gebruik;

    • d. de aantallen op het bedrijf gehouden dan wel anderszins aanwezige varkens, kippen en kalkoenen en het gemiddeld in het kalenderjaar op het bedrijf gehouden aantal van deze dieren, onderscheiden naar diercategorieën per soort overeenkomstig bijlage II van de wet;

    • e. de aantallen voor gebruiks- of winstdoeleinden op het bedrijf gehouden dan wel anderszins aanwezige dieren, anders dan varkens, kippen en kalkoenen, onderscheiden naar diersoorten en diercategorieën per soort, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens artikel 36 gestelde regels;

    • f. de hoeveelheden aan- en afgevoerde meststoffen, de datum waarop de aan- of afvoer plaatsvond en gegevens over het bedrijf of de onderneming van herkomst, onderscheidenlijk van bestemming, dan wel, ingeval geen sprake is van een bedrijf of onderneming, gegevens over de leverancier onderscheidenlijk afnemer van de meststoffen;

    • g. de capaciteit van de bij het bedrijf behorende opslagruimte voor dierlijke meststoffen in kubieke meters;

    • h. de aan het begin en het eind van het kalenderjaar op het bedrijf aanwezige hoeveelheden meststoffen; en

    • i. de hoeveelheden en de samenstelling van de aan andere bedrijven of ondernemingen afgeleverde diervoeders, uitgedrukt in kilogrammen alsmede in kilogrammen stikstof en fosfaat.

Artikel 33

  • 1 Indien op een bedrijf dierlijke meststoffen worden geproduceerd afkomstig van melkkoeien, bevat de administratie, bedoeld in artikel 32, eerste lid, tevens gegevens over:

    • a. de geproduceerde hoeveelheid koemelk; en

    • b. het ureumgehalte per kilogram geproduceerde koemelk.

  • 2 Indien op een bedrijf dierlijke meststoffen worden geproduceerd afkomstig van staldieren, bevat de administratie tevens gegevens over:

    • a. de aantallen en de herkomst of de bestemming van de aan- en afgevoerde staldieren, onderscheiden naar diersoort en diercategorieën per soort, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens artikel 36 gestelde regels;

    • b. de samenstelling en de hoeveelheid van de op het bedrijf geproduceerde diervoeders, alsmede de samenstelling, de hoeveelheid en de herkomst van de op het bedrijf aangevoerde diervoeders;

    • c. de op het bedrijf geproduceerde eieren die van het bedrijf zijn afgevoerd;

    • d. de aan het eind van het kalenderjaar op het bedrijf aanwezige voorraden diervoeders en geproduceerde eieren, alsmede de aanwezige staldieren, onderscheiden naar diersoort en diercategorieën per soort, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens artikel 36 gestelde regels; en

    • e. de op het bedrijf toegepaste stalsystemen.

  • 3 Indien op een bedrijf dierlijke meststoffen worden bewerkt of verwerkt, bevat de administratie tevens gegevens over:

    • a. de methode van bewerking of verwerking;

    • b. de hoeveelheid bewerkte of verwerkte dierlijke meststoffen;

    • c. de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de tezamen met de dierlijke meststoffen bewerkte of verwerkte stoffen; en

    • d. de hoeveelheid en de samenstelling van de eindproducten van de bewerking of verwerking.

  • 4 De gegevens inzake de hoeveelheden koemelk, diervoeders, eieren en de stoffen, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, worden uitgedrukt in kilogrammen en, met uitzondering van koemelk, in kilogrammen stikstof en fosfaat.

Artikel 34

  • 1 De administratie wordt per kalenderjaar, tijdig, volledig en naar waarheid bijgehouden.

  • 2 De administratie en de daarop betrekking hebbende bewijsstukken worden gedurende vijf jaren na afloop van het desbetreffende kalenderjaar door de landbouwer op het bedrijf bewaard.

Artikel 35

  • 1 Uit de administratie worden jaarlijks gegevens verstrekt aan Onze Minister door:

    • a. landbouwers die in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen produceren dan 170 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond; en

    • b. de bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van landbouwers.

  • 2 De landbouwer verstrekt desgevraagd door Onze Minister gegevens uit de administratie, binnen een door Onze Minister bepaalde termijn en op een door Onze Minister bepaalde wijze.

Artikel 36

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a. de overige bij de aanmelding, bedoeld in artikel 31, eerste lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop en de termijn waarbinnen de aanmelding en de doorgifte van wijzigingen geschieden;

  • b. de wijze waarop de administratie, bedoeld in de artikelen 32 en 33, wordt gevoerd en de termijn waarbinnen de gegevens of wijzigingen in de gegevens in deze administratie worden opgenomen;

  • c. de overige gegevens die de administratie, bedoeld in de artikelen 32 en 33, bevat;

  • d. de gegevens die ingevolge artikel 35, eerste lid, worden verstrekt en de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze gegevens worden verstrekt;

  • e. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de artikelen 31, 32, 33 of 35 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn ten aanzien van bedrijven of onderdelen van bedrijven; en

  • f. de omvang van het grensgebied, bedoeld in artikel 32, tweede lid, onderdeel c.

Artikel 37

De op grond van dit hoofdstuk en hoofdstuk IX bij te houden of te verstrekken gegevens worden desgevraagd ten genoegen van Onze Minister gestaafd met bewijsstukken.

Hoofdstuk VII. Administratieve verplichtingen intermediairs

Artikel 38

  • 1 De intermediair meldt elk van zijn intermediaire ondernemingen afzonderlijk ter registratie aan bij Onze Minister.

  • 2 Ten behoeve van de registratie verstrekt de intermediair per onderneming in ieder geval gegevens over:

    • a. de locaties van de tot de onderneming behorende gebouwen en opslagruimten voor dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost of mengsels van zuiveringsslib en compost;

    • b. de tenaamstelling of handelsnaam;

    • c. de rechtsvorm;

    • d. in voorkomend geval de aard en samenstelling van het samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat de onderneming voert;

    • e. de aard van de activiteiten die in het kader van de onderneming worden uitgeoefend;

    • f. de krachtens artikel 70, vierde lid, onderdeel b, voorgeschreven apparatuur die in het kader van zijn onderneming wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt;

    • g. de apparatuur voor automatische gegevensregistratie die exclusief bij deze onderneming in gebruik is;

    • h. de capaciteit van de bij de onderneming behorende opslagruimten voor meststoffen in tonnen; en

    • i. de wijzigingen in de gegevens, bedoeld in de onderdelen a tot en met h.

  • 3 Voor zover de in het tweede lid bedoelde gegevens zijn verstrekt op grond van de Meststoffenwet en niet zijn gewijzigd, behoeven deze niet opnieuw te worden verstrekt. De registratie van deze gegevens geldt als registratie in de zin van het eerste en tweede lid.

Artikel 39

  • 1 De intermediair houdt per onderneming een inzichtelijke administratie bij.

  • 2 De administratie bevat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 38, tweede lid, alsmede gegevens over:

    • a. de hoeveelheden in het kader van de onderneming aan- en afgevoerde meststoffen, de datum waarop de aan- en afvoer plaatsvond en het bedrijf of de onderneming van herkomst, onderscheidenlijk van bestemming dan wel, ingeval geen sprake is van een bedrijf of onderneming, gegevens over de leverancier onderscheidenlijk afnemer van de meststoffen;

    • b. de hoeveelheden meststoffen die in iedere afzonderlijke opslagruimte voor meststoffen zijn aangevoerd en de hoeveelheden meststoffen die uit die opslagruimte zijn afgevoerd, zodanig dat steeds blijkt welke hoeveelheid meststoffen zich in de opslagruimte bevindt; en

    • c. de hoeveelheden meststoffen die bij de overdracht van een opslagruimte voor meststoffen aan of door een andere intermediair op het moment van overdracht aanwezig is in de desbetreffende opslagruimte.

  • 3 Indien op een onderneming dierlijke meststoffen worden bewerkt of verwerkt, bevat de administratie tevens gegevens over:

    • a. de methode van bewerking of verwerking;

    • b. de hoeveelheid bewerkte of verwerkte dierlijke meststoffen;

    • c. de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de tezamen met de dierlijke meststoffen bewerkte of verwerkte stoffen; en

    • d. de hoeveelheid en de samenstelling van de eindproducten van de bewerking of verwerking.

  • 4 Artikel 34 is op de administratie, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 40

  • 1 De intermediair verstrekt jaarlijks gegevens uit de administratie aan Onze Minister.

  • 2 De intermediair verstrekt desgevraagd door Onze Minister gegevens uit de administratie, binnen een door Onze Minister bepaalde termijn en op een door Onze Minister bepaalde wijze.

Artikel 41

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a. de overige bij de aanmelding, bedoeld in artikel 38, eerste lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop en de termijn waarbinnen de aanmelding en de doorgifte van wijzigingen geschieden;

  • b. de wijze waarop de administratie, bedoeld in artikel 39, wordt gevoerd en de termijn waarbinnen de gegevens of wijzigingen in de gegevens in deze administratie worden opgenomen;

  • c. de overige gegevens die de administratie, bedoeld in artikel 39, bevat;

  • d. de gegevens die ingevolge artikel 40, eerste lid, worden verstrekt en de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze gegevens worden verstrekt; en

  • e. het aanbrengen van aanduidingen op de opslagruimten voor meststoffen ter identificatie van deze ruimten.

Artikel 42

De op grond van dit hoofdstuk en hoofdstuk IX bij te houden of te verstrekken gegevens worden desgevraagd ten genoegen van Onze Minister gestaafd met bewijsstukken.

Hoofdstuk VIII. Administratieve verplichtingen overige leveranciers en afnemers bedrijven

Artikel 43

  • 1 De ondernemer, die een of meer ondernemingen voert in het kader waarvan diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, of in het kader waarvan van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt, meldt elk van deze ondernemingen afzonderlijk ter registratie aan bij Onze Minister.

  • 2 Ten behoeve van de registratie verstrekt de ondernemer in ieder geval gegevens over:

    • a. de locaties van de onderneming;

    • b. de tenaamstelling of handelsnaam;

    • c. de rechtsvorm;

    • d. in voorkomend geval de aard en samenstelling van het samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat de onderneming voert; en

    • e. de wijzigingen in de gegevens, bedoeld in de onderdelen a tot en met d.

  • 3 Voor zover de in het tweede lid bedoelde gegevens zijn verstrekt op grond van de Meststoffenwet en niet zijn gewijzigd, behoeven deze niet opnieuw te worden verstrekt. De registratie van deze gegevens geldt als registratie in de zin van het eerste en tweede lid.

  • 4 Voor zover de in het tweede lid bedoelde gegevens worden verstrekt op grond van de krachtens artikel 11 van de Kaderwet diervoeders gestelde regels of de krachtens de artikelen 27 en 28 van de Landbouwwet gestelde regels, behoeven deze niet nogmaals te worden verstrekt. De registratie van deze gegevens geldt als registratie in de zin van het eerste en tweede lid.

Artikel 44

  • 1 De ondernemer, bedoeld in artikel 43, eerste lid, houdt per onderneming een inzichtelijke administratie bij.

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 43, tweede lid, alsmede gegevens over:

    • a. de hoeveelheden van de door de ondernemer afgeleverde diervoeders per bedrijf, onderscheidenlijk de hoeveelheden alsmede het ureumgehalte van de door de ondernemer afgenomen koemelk per bedrijf;

    • b. de datum waarop de aflevering of de afname plaatsvond; en

    • c. het bedrijf waaraan de diervoeders zijn afgeleverd, onderscheidenlijk het bedrijf waar de afgenomen koemelk is geproduceerd.

  • 3 De ondernemer in het kader van wiens onderneming meststoffen, niet zijnde dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost of mengsels van zuiveringsslib en compost, of staldieren aan bedrijven worden afgeleverd, dan wel staldieren of eieren van bedrijven worden afgenomen, houdt per onderneming een inzichtelijke administratie bij.

  • 4 De administratie, bedoeld in het derde lid, bevat in ieder geval gegevens over:

    • a. de hoeveelheden van de door de ondernemer afgeleverde meststoffen per bedrijf, de aantallen door de ondernemer afgeleverde of afgenomen staldieren per bedrijf, onderscheiden naar diersoort en diercategorieën per soort, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens artikel 36 gestelde regels, onderscheidenlijk de hoeveelheden van de door de ondernemer afgenomen eieren per bedrijf;

    • b. de datum waarop de aflevering of de afname plaatsvond; en

    • c. het bedrijf van bestemming, onderscheidenlijk herkomst.

  • 5 De gegevens inzake de hoeveelheden diervoeders, koemelk en eieren worden uitgedrukt in kilogrammen en, met uitzondering van koemelk, in kilogrammen stikstof en fosfaat.

  • 6 Artikel 34 is op de administratie, bedoeld in het eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45

  • 1 De ondernemer, bedoeld in artikel 43, eerste lid, verstrekt jaarlijks gegevens uit de administratie aan Onze Minister.

  • 2 De buiten Nederland gevestigde ondernemer, in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, verstrekt bij de aflevering aan de landbouwer een begeleidend document waarop het gewicht en de overeenkomstig de krachtens artikel 70, vierde lid, vastgestelde samenstelling van de afgeleverde diervoeders is vermeld.

  • 3 Het document, bedoeld in het tweede lid, is tijdens het vervoer van de diervoeders op het transportmiddel aanwezig.

  • 4 Het tweede en het derde lid gelden niet indien de ondernemer de in het tweede lid bedoelde gegevens na afloop van het kalenderjaar waarin de afleveringen van diervoeders hebben plaatsgevonden aan Onze Minister verstrekt en voorafgaand aan de eerste aflevering aan Onze Minister verklaart zulks te zullen doen.

  • 5 De ondernemer, bedoeld in artikel 43, eerste lid, of artikel 44, derde lid, verstrekt desgevraagd door Onze Minister gegevens uit de administratie, binnen een door Onze Minister bepaalde termijn en op een door Onze Minister bepaalde wijze.

Artikel 46

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a. de overige bij de aanmelding, bedoeld in artikel 43, te verstrekken gegevens, de wijze waarop en de termijn waarbinnen de aanmelding en de doorgifte van wijzigingen geschieden;

  • b. de wijze waarop de administratie, bedoeld in artikel 44, wordt gevoerd, en de termijn waarbinnen de gegevens en wijzigingen in de gegevens in deze administratie worden opgenomen;

  • c. de overige gegevens die de administratie, bedoeld in artikel 44, bevat; en

  • d. de gegevens die ingevolge artikel 45 worden verstrekt en de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze gegevens worden verstrekt.

Artikel 47

De op grond van dit hoofdstuk bij te houden of te verstrekken gegevens worden desgevraagd ten genoegen van Onze Minister gestaafd met bewijsstukken.

Hoofdstuk IX. Vervoer van meststoffen

Paragraaf 1. Vervoer van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib en compost

Artikel 48

Dierlijke meststoffen worden vervoerd door een intermediair die zijn onderneming in het kader waarvan het vervoer plaatsvindt overeenkomstig artikel 38 ter registratie heeft aangemeld.

Artikel 49

  • 1 Het vervoer van een vracht drijfmest geschiedt met een transportmiddel dat is uitgerust met de krachtens artikel 70, vierde lid, onderdeel b, voorgeschreven apparatuur die op naam van de intermediair is geregistreerd.

  • 2 Het vervoer van een vracht dierlijke meststoffen geschiedt met een transportmiddel dat is uitgerust met op naam van de intermediair geregistreerde apparatuur voor automatische gegevensregistratie.

  • 3 Het vervoer van een vracht dierlijke meststoffen geschiedt met een transportmiddel dat is uitgerust met satellietvolgapparatuur.

  • 4 Met behulp van de in het tweede en derde lid bedoelde apparatuur worden gegevens betreffende het vervoer van de vracht dierlijke meststoffen vastgelegd.

Artikel 50

  • 1 Een vracht dierlijke meststoffen gaat tijdens het vervoer vergezeld van een op de vracht betrekking hebbend vervoersbewijs, dat overeenkomstig de regels gesteld bij of krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk is opgemaakt.

  • 2 Een vracht zuiveringsslib, compost of mengsels van zuiveringsslib en compost gaat tijdens het vervoer vergezeld van een op de vracht betrekking hebbend afleveringsbewijs, dat overeenkomstig de regels, gesteld bij of krachtens paragraaf 3 van dit hoofdstuk, is opgemaakt.

Artikel 51

  • 1 De bij ministeriële regeling aangewezen categorieën vervoerders doen vóór het vervoer van dierlijke meststoffen plaatsvindt daarvan mededeling aan Onze Minister.

  • 2 Onze Minister kan een vervoerder verplichten gedurende een door de minister te bepalen periode van ten hoogste één jaar, vóór het vervoer plaatsvindt daarvan steeds mededeling aan de minister te doen.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde periode kan telkens worden verlengd met één jaar.

  • 4 Bij de ministeriële regeling kan worden voorgeschreven dat de melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, op elektronische wijze geschiedt.

Artikel 52

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

    • a. de gevallen waarin en voorwaarden waaronder de artikelen 48 en 49 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn;

    • b. de wijze waarop de apparatuur, bedoeld in artikel 49, is bevestigd;

    • c. de eisen waaraan de apparatuur voor automatische gegevensregistratie, bedoeld in artikel 49, tweede lid, en de satellietvolgapparatuur, bedoeld in artikel 49, derde lid, moeten voldoen, waaronder de eis dat de apparatuur behoort tot een type dat is gekeurd door een door Onze Minister aangewezen instelling;

    • d. de gegevens die met de in onderdeel c bedoelde apparatuur moeten worden vastgelegd en de wijze waarop die gegevens moeten worden vastgelegd, bewaard en verstrekt; en

    • e. de wijze waarop en de termijn waarbinnen de mededeling, bedoeld in artikel 51, wordt gedaan, alsmede de gegevens die de mededeling ten minste bevat.

  • 2 De krachtens het eerste lid te stellen regels kunnen voor de in de regeling te onderscheiden mestsoorten en de beoogde bestemming van de meststoffen verschillend worden vastgesteld.

Paragraaf 2. Vervoersbewijs dierlijke meststoffen

Artikel 53

  • 1 Terzake van het vervoer van een vracht dierlijke meststoffen wordt door de leverancier, de vervoerder en de afnemer gezamenlijk een vervoersbewijs opgemaakt.

  • 2 De vervoerder draagt er zorg voor dat het vervoersbewijs overeenkomstig de krachtens artikel 54 gestelde regels volledig en naar waarheid wordt ingevuld en door de leverancier, de vervoerder en de afnemer wordt ondertekend.

  • 3 Het vervoersbewijs wordt bij ministeriële regeling vastgesteld en bevat in ieder geval gegevens over:

    • a. de leverancier, de vervoerder en de afnemer;

    • b. het tijdstip en de locatie van laden en lossen;

    • c. de hoeveelheid meststoffen; en

    • d. het soort meststoffen.

  • 4 De gegevens op het vervoersbewijs worden niet gewijzigd of onleesbaar gemaakt.

  • 5 Terzake van de ondertekening van het vervoersbewijs kunnen de leverancier, de vervoerder en de afnemer elkaar niet machtigen.

  • 6 De op het vervoersbewijs ingevulde gegevens worden op elektronische wijze bij Onze Minister ingediend.

  • 7 De vervoerder bewaart het vervoersbewijs en de leverancier en de afnemer bewaren een afschrift van het vervoersbewijs als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel, 39onderscheidenlijk artikel 32.

Artikel 54

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a. de overige op het vervoersbewijs te vermelden gegevens;

  • b. de wijze en het tijdstip waarop het vervoersbewijs door de leverancier, de vervoerder en de afnemer wordt opgemaakt en ondertekend;

  • c. de overige ter zake van een vracht dierlijke meststoffen te verstrekken gegevens;

  • d. de wijze en het tijdstip waarop de op het vervoersbewijs ingevulde gegevens alsmede de gegevens, bedoeld in onderdeel c, worden ingediend; en

  • e. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder artikel 53 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.

Paragraaf 3. Afleveringsbewijs zuiveringsslib en compost

Artikel 55

  • 1 Terzake van de feitelijke overdracht van zuiveringsslib, compost en mengsels van zuiveringsslib en compost wordt door de leverancier en de afnemer een afleveringsbewijs opgemaakt.

  • 2 Het afleveringsbewijs wordt overeenkomstig de krachtens artikel 56 gestelde regels volledig en naar waarheid ingevuld en door de leverancier en de afnemer ondertekend.

  • 3 Het afleveringsbewijs wordt bij ministeriële regeling vastgesteld en bevat in ieder geval gegevens over:

    • a. de leverancier en de afnemer;

    • b. de hoeveelheid meststoffen; en

    • c. de soort meststoffen.

  • 4 De leverancier en de afnemer bewaren een afschrift van het afleveringsbewijs als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32, onderscheidenlijk artikel 39.

  • 6 Het afleveringsbewijs wordt bij Onze Minister ingediend.

Artikel 56

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a. de overige op het afleveringsbewijs te vermelden gegevens;

  • b. de wijze en het tijdstip waarop het afleveringsbewijs door de leverancier en de afnemer wordt opgemaakt en ondertekend;

  • c. de wijze en het tijdstip waarop het afleveringsbewijs wordt ingediend; en

  • d. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder artikel 55 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.

Paragraaf 4. Grensoverschrijdende overbrenging

Artikel 57

Deze paragraaf is niet van toepassing op het voor ten hoogste een tevoren bekende periode binnen Nederlands grondgebied brengen van meststoffen tijdens het vervoer naar een tevoren bekend ander land.

Artikel 58

Ter zake van meststoffen is Onze Minister de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 36, eerste volzin, van de EEG-verordening.

Artikel 59

  • 1 De kennisgever, bedoeld in artikel 2, onderdeel g, van de EEG-verordening, zendt de kennisgeving, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 6, eerste lid, 15, eerste lid, of 17, vierde lid, van die verordening, aan Onze Minister.

  • 2 De kennisgever voegt bij de kennisgeving een afschrift van het contract, bedoeld in de artikelen 3, zesde lid, 6, zesde lid, of 15, vierde lid, onderdeel b, van de EEG-verordening.

  • 3 Onze Minister zendt de kennisgeving, alsmede een afschrift van het contract, aan de bevoegde autoriteit van bestemming, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de EEG-verordening, met een afschrift aan de ontvanger, bedoeld in artikel 2, onderdeel h, van die verordening en aan de bevoegde autoriteit van doorvoer, bedoeld in artikel 2, onderdeel e, van die verordening.

Artikel 60

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt geen financiële zekerheid gesteld in geval van overbrenging naar Nederland van meststoffen afkomstig van een andere staat waar de EEG-verordening van toepassing is, indien de bevoegde autoriteit van verzending, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van die verordening, een verklaring naar Onze Minister heeft gezonden, waaruit blijkt dat ten behoeve van die bevoegde autoriteit voldoende financiële zekerheid is gesteld.

Artikel 61

  • 1 Elke overbrenging van meststoffen als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, 17, vierde lid, en 22, eerste lid, van de EEG-verordening gaat vergezeld van een exemplaar van het begeleidende document, bedoeld in artikel 8, derde lid, van die verordening.

  • 2 Elke overbrenging van meststoffen als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 14, eerste lid, 17, achtste lid, 19, eerste lid en 22, tweede lid, van de EEG-verordening gaat vergezeld van een exemplaar van het begeleidende document met toestemmingsstempel, bedoeld in de artikelen 5, derde lid, 15, achtste lid, of 20, zevende lid, van de EEG-verordening.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het afschrift, bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, 8, tweede lid, en 15, achtste lid, eerste volzin, van de EEG-verordening, op elektronische wijze aan Onze Minister wordt verzonden.

Artikel 62

  • 1 Sluikhandel als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de EEG-verordening, met betrekking tot meststoffen is verboden.

  • 2 Het is verboden meststoffen over te brengen indien in strijd wordt gehandeld met:

    • a. een door Onze Minister gestelde voorwaarde als bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, onderdeel d, 7, derde lid, 15, vijfde lid, of 23, vierde lid, van de EEG-verordening;

    • b. de artikelen 5, tweede lid, 8, tweede lid, of 15, achtste lid, eerste volzin, van de EEG-verordening;

    • c. artikel 28 van de EEG-verordening; of

    • d. artikel 29 van de EEG-verordening.

  • 3 De ontvanger van de meststoffen, bedoeld in artikel 2, onderdeel h, van de EEG-verordening, handelt in overeenstemming met de artikelen 5, vijfde en zesde lid, 8, vijfde en zesde lid, 20, achtste en negende lid, en 23, zevende lid, tweede volzin, van de EEG-verordening.

Artikel 63

Afschriften van de documenten, bedoeld in artikel 35 van de EEG-verordening, worden door de kennisgever en de ontvanger bewaard als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 39, dan wel 32.

Artikel 64

  • 1 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de wijze waarop de financiële zekerheid, bedoeld in artikel 60, eerste lid, wordt gesteld, de voorwaarden waaraan de zekerheid voldoet en het bedrag waarvoor zekerheid wordt gesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent:

Hoofdstuk X. Regels inzake de hoeveelheidbepaling

Artikel 65

De aantallen dieren en hoeveelheden meststoffen, diervoeders, melk en eieren ter zake waarvan een landbouwer of een ondernemer ingevolge de bij of krachtens dit besluit gestelde regels gegevens in zijn administratie moet opnemen of gegevens moet verstrekken worden bepaald overeenkomstig dit hoofdstuk.

Artikel 66

  • 1 De door graasdieren, niet zijnde melkkoeien, in een kalenderjaar op een bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf gehouden of anderszins aanwezige dieren, onderscheiden naar diersoort en diercategorieën per soort, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens de artikelen 36 of 70, derde lid, gestelde regels en op basis van forfaitaire productienormen, uitgedrukt in kilogrammen stikstof en in kilogrammen fosfaat, per dier per jaar.

  • 2 De door melkkoeien in een kalenderjaar op een bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf gehouden of anderszins aanwezige melkkoeien en op basis van forfaitaire productienormen, uitgedrukt in kilogrammen stikstof en in kilogrammen fosfaat, per dier per jaar, onderscheiden naar de gemiddelde melkproductie per op het bedrijf aanwezige melkkoe en, voor zover het stikstof betreft, het gemiddelde ureumgehalte van de geproduceerde koemelk.

  • 3 De door staldieren in een kalenderjaar op een bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald door achtereenvolgens:

    • a. bij elkaar op te tellen de hoeveelheden stikstof, onderscheidenlijk fosfaat in:

      • 1°. de in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf aangevoerde staldieren;

      • 2°. de in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf aangevoerde of geproduceerde diervoeders bestemd voor de staldieren; en

      • 3°. de aan het eind van het voorgaande kalenderjaar op het bedrijf aanwezige voorraden diervoeders bestemd voor de staldieren en door de staldieren geproduceerde eieren alsmede de aanwezige staldieren; en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid te verminderen met de hoeveelheden stikstof, onderscheidenlijk fosfaat in:

      • 1°. de in het desbetreffende kalenderjaar van het bedrijf afgevoerde staldieren;

      • 2°. de in het desbetreffende kalenderjaar van het bedrijf afgevoerde diervoeders, voor zover deze diervoeders voor de toepassing van dit artikel bij de hoeveelheid, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, onder 2°, is betrokken;

      • 3°. de in het desbetreffende kalenderjaar van het bedrijf afgevoerde, door de staldieren geproduceerde eieren;

      • 4°. de in het desbetreffende kalenderjaar optredende gasvormige verliezen van stikstof uit de stal en de mestopslagruimte; en

      • 5°. de aan het eind van het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf aanwezige voorraden diervoeders bestemd voor de staldieren en door de staldieren geproduceerde eieren alsmede de aanwezige staldieren.

Artikel 67

  • 1 De in artikel 66, derde lid, bedoelde hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfaat in de op een bedrijf aan- of afgevoerde, dan wel de op het bedrijf aanwezige voorraden diervoeders worden bepaald op basis van het gewicht of het volume en het stikstofgehalte, onderscheidenlijk fosfaatgehalte van de desbetreffende diervoeders.

  • 2 De in artikel 66, derde lid, bedoelde hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfaat in de op een bedrijf geproduceerde diervoeders worden bepaald op basis van een forfaitaire opbrengst per hectare in kilogrammen en forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten per kilogram diervoeder.

  • 3 De in artikel 66, derde lid, bedoelde hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfaat in de staldieren worden bepaald op basis van forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten per dier, dan wel op basis van het gewicht van de dieren en op basis van forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten per kilogram levend gewicht.

  • 4 De in artikel 66, derde lid, bedoelde hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfaat in door staldieren geproduceerde eieren worden bepaald op basis van het gewicht van de eieren en op basis van forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten per kilogram product.

  • 5 De in artikel 66, derde lid, bedoelde hoeveelheid stikstof die in gasvorm verloren gaat wordt bepaald op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf gehouden of anderszins aanwezige dieren en forfaitaire stikstofgehalten per dier.

Artikel 68

  • 1 De op een bedrijf of intermediaire onderneming aangevoerde hoeveelheid meststoffen, de van een bedrijf of onderneming afgevoerde hoeveelheid meststoffen en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid meststoffen worden bepaald op basis van het gewicht of het volume en het stikstofgehalte, onderscheidenlijk fosfaatgehalte van de desbetreffende meststoffen.

  • 2 De in enig kalenderjaar op een bedrijf per saldo uit opslag gekomen hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald door de aan het eind van het voorgaande kalenderjaar op het bedrijf opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen te verminderen met de aan het eind van desbetreffend kalenderjaar op het bedrijf opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen.

  • 3 De op een bedrijf waar dierlijke meststoffen worden geproduceerd opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald op basis van het zo nauwkeurig mogelijk bepaalde gewicht van de dierlijke meststoffen en het zo nauwkeurig mogelijk bepaalde stikstofgehalte, onderscheidenlijk fosfaatgehalte van de desbetreffende meststoffen.

  • 4 De op een bedrijf als bedoeld in het derde lid opgeslagen hoeveelheid overige meststoffen wordt bepaald op basis van het gewicht of het volume en het stikstofgehalte, onderscheidenlijk fosfaatgehalte van de desbetreffende meststoffen.

  • 5 De op een intermediaire onderneming of op een bedrijf waar geen dierlijke meststoffen worden geproduceerd opgeslagen hoeveelheid meststoffen wordt bepaald op basis van het gewicht of het volume en het stikstofgehalte, onderscheidenlijk fosfaatgehalte van de desbetreffende meststoffen.

Artikel 69

  • 1 Het gemiddelde aantal in een kalenderjaar op een bedrijf gehouden varkens, kippen en kalkoenen, onderscheiden naar diercategorieën per soort overeenkomstig bijlage II van de wet, alsmede runderen, onderscheiden naar diercategorie, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens de artikelen 36 of 70, derde lid, gestelde regels, wordt bepaald door de som van de dagelijkse aanwezige aantallen van deze dieren, te delen door het aantal dagen van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 2 Het gemiddelde aantal in een kalenderjaar voor gebruiks- en winstdoeleinden op het bedrijf gehouden dan wel anderszins aanwezige dieren, anders dan runderen, varkens, kippen en kalkoenen, onderscheiden naar diersoorten en diercategorieën per soort, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in de krachtens de artikelen 36 of 70 gestelde regels, wordt bepaald door de som van de op de eerste dag van iedere maand aanwezige aantallen van deze dieren, te delen door twaalf.

Artikel 70

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin, de voorwaarden waaronder en de wijze waarop:

    • a. de hoeveelheid stikstof en de hoeveelheid fosfaat van de bij die regeling te onderscheiden diervoeders in zoverre in afwijking van artikel 67, eerste lid, wordt bepaald op basis van de bij die regeling vast te stellen forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten; en

    • b. de hoeveelheid aangevoerde of afgevoerde dierlijke meststoffen in zoverre in afwijking van artikel 68, wordt bepaald op basis van de bij die regeling vast te stellen forfaitaire stikstofgehalten onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde forfaits kunnen onderscheiden naar mestvorm, diersoort en diercategorie en bedrijfssysteem verschillend worden vastgesteld.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot devaststellingen ten behoeve van de bepaling van de hoeveelheden, bedoeld in de artikelen 66, 67, 68 en 69. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a. de methode van gewichtsbepaling, volumebepaling, bemonstering, analyse en bepaling van het ureumgehalte van koemelk;

    • b. de ten behoeve van de vaststelling te gebruiken apparatuur;

    • c. de bevoegdheid tot het doen van de vaststelling, welke bevoegdheid kan worden verbonden aan een door Onze Minister overeenkomstig bij die regeling gestelde erkenningsvoorwaarden verleende erkenning;

    • d. de plaats, het moment en de frequentie van vaststelling, daaronder begrepen tellingen voor de vaststelling van het gemiddelde aantal dieren; en

    • e. de verantwoording van de vaststellingen.

Hoofdstuk XI. Overige bepalingen

Artikel 71

  • 1 Voor de toepassing van de krachtens artikel 11, zesde lid, van de wet gestelde regels meldt de landbouwer zijn bedrijf uiterlijk 31 december van het desbetreffende jaar aan bij Onze Minister.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde melding vindt plaats door indiening van het volledig en naar waarheid ingevulde en ondertekende daartoe bestemde formulier, dat door Onze Minister wordt verstrekt.

Artikel 72

  • 2 De in het eerste lid bedoelde medewerking kan bestaan uit het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden en het overeenkomstig de krachtens de artikelen 36, 46 en 70, vierde lid, gestelde regels, bij verordening stellen van nadere regels, inzake het inwinnen en registreren van de in de artikelen 35, 36, 43, 45 en 46 bedoelde gegevens alsmede inzake de bepaling van het ureumgehalte van koemelk en de bevoegdheid tot het doen van de voor de bepaling van dat gehalte noodzakelijke vaststellingen.

  • 3 De krachtens verordening vastgestelde voorschriften en vastgestelde besluiten behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

  • 4 Onze Minister kan met betrekking tot het verlenen van medewerking beleidsregels stellen.

Artikel 77

[Red: Wijzigt dit besluit, het Besluit identificatie en registratie van dieren en het Besluit diervoeders.]

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 9 november 2005

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ,

C. P. Veerman

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de negenentwintigste december 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage II. bij artikel 77 van het Uitvoeringbesluit Meststoffenwet

Kolom 1

Nummers van de artikelen van de Meststoffenwet zoals deze luidt op 1 januari 2006:

Kolom 2

Nummers van de artikelen van de Meststoffenwet na inwerkingtreding van artikel IX, eerste en tweede lid, van de wet van 15 september 2005 tot wijziging van de Meststoffenwet en intrekking van de Wet verplaatsing mestproductie en de Wet herstructurering varkenshouderij (vereenvoudiging productierechten):

5b

8

5c

9

5d

10

5e

11

5f

12

5g

13

5h

14

56

19

57

20

59

34

59a

35

59c

37

59d

38