Stb. 2006, 704, datum inwerkingtreding 23-12-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 29-12-2005.
Verplichte toelating tot vrijwillige verzekering
1 Het UWV laat op grond van deze paragraaf tot de vrijwillige verzekering toe, mits
hij hier te lande woont:
-
a. de persoon, wiens verplichte verzekering is geëindigd en van wie op grond van gebleken
omstandigheden redelijkerwijze valt aan te nemen dat onderbreking van die verplichte
verzekering van korte duur zal zijn, dan wel die beschikbaar is om arbeid te aanvaarden
als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet;
-
b. de persoon, die, terwijl hij hier te lande woonde, in het buitenland verplicht verzekerd
was tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid, mits:
-
1°. hij niet meer in het buitenland verzekerd is, omdat hij niet langer werkzaamheden
verricht in het buitenland; en
-
2°. op grond van gebleken omstandigheden redelijkerwijze valt aan te nemen, dat het zijn
bedoeling is bij geboden gelegenheid opnieuw een dienstbetrekking aan te gaan;
-
c. de persoon, wiens verplichte verzekering is geëindigd en die als zelfstandige werkzaamheden
verricht of gaat verrichten, of als echtgenoot van de zelfstandige meewerkt of gaat
meewerken, indien gedurende één jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het einde van
zijn verplichte verzekering, onafgebroken, al dan niet in Nederland, op grond van
een wettelijke regeling een voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid
op hem van toepassing is geweest;
-
d. de persoon, die uit hoofde van een dienstbetrekking op grond waarvan slechts een gedeelte
van een normale werkweek arbeid wordt verricht verplicht verzekerd is, indien op hem
gedurende de drie jaren, onmiddellijk voorafgaande aan de dag van aanvang van de vrijwillige
verzekering, onafgebroken een wettelijke regeling tegen geldelijke gevolgen van langdurige
arbeidsongeschiktheid van toepassing is geweest;
-
e. de persoon, wiens arbeidsverhouding op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel
c, van de Ziektewet niet als dienstbetrekking wordt beschouwd;
-
f. de persoon, die op grond van artikel 7 van de Ziektewet als werknemer wordt beschouwd
en tevens als zelfstandige werkzaamheden gaat verrichten of als echtgenoot van die
zelfstandige meewerkt of gaat meewerken, indien gedurende de drie jaren, onmiddellijk
voorafgaand aan de dag van aanvang van zijn vrijwillige verzekering, onafgebroken,
al dan niet in Nederland, op grond van een wettelijke regeling een voorziening tegen
geldelijke gevolgen van volledig duurzame arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid
op hem van toepassing is geweest.
2 De in het eerste lid bedoelde verplichting bestaat eveneens ten aanzien van de persoon,
jonger dan 65 jaar, die op grond van artikel 3, tweede of vijfde lid, van de Ziektewet,
niet als werknemer wordt beschouwd, en
-
a. wiens verplichte verzekering is geëindigd en die buiten Nederland woont, aldaar direct
aansluitend op de beëindiging van de verplichte verzekering een dienstbetrekking vervult
voor de duur van maximaal vijf jaar en wiens werkgever binnen Nederland woont of gevestigd
is;
-
b. die Nederlander is en die is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor door
Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
aan te wijzen organisaties voor ontwikkelingssamenwerking;
-
c. die Nederlander is en die is uitgezonden om, in of buiten Nederland, werkzaamheden
te verrichten voor een volkenrechtelijke organisatie, waarvan Nederland lid is dan
wel waarvan de werkzaamheden door Nederland worden ondersteund;
-
d. die in Nederland woont, en buiten Nederland een dienstbetrekking vervult; of
-
e. die Nederlander is en buiten Nederland werkzaamheden verricht die worden bekostigd
door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader
van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag
dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke
organisatie.
3 Aan het vervullen van een dienstbetrekking als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
a, dient een aaneengesloten periode van verplichte verzekering van ten minste één
jaar te zijn voorafgegaan.
4 Met de Nederlander, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en e, wordt gelijkgesteld
de persoon, die onderdaan is van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap
of onderdaan is van een Staat, waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid
heeft gesloten, mits hij voor hij werd uitgezonden in Nederland woonde.
5 De in het eerste lid, onderdelen c en d, genoemde termijn van één jaar respectievelijk
van drie jaren wordt geacht niet te zijn onderbroken:
6 De in het eerste lid, onderdelen c respectievelijk d, genoemde voorwaarde van een
verzekeringsduur van één jaar respectievelijk van drie jaren wordt geacht te zijn
vervuld, indien de betrokkene een uitkering ontvangt op grond van deze wet.