Beleidsregel ontheffingverlening exceptionele transporten RDW

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009.]
Geraadpleegd op 12-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 24-02-2011 en zichtdatum 24-02-2011.
Geldend van 01-01-2006 t/m 30-04-2009

Beleidsregel ontheffingverlening exceptionele transporten RDW

De Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, het Voertuigreglement en het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten;

Besluit:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a. transportbegeleiders: landelijk werkzame verkeersregelaars als bedoeld in artikel 9a van de Regeling verkeersregelaar, nummer CDJZ/WBI/2000-368;

  • b. begeleidingsvoertuig: de door de transportbegeleiders gebruikte motorrijtuigen bij de uitvoering van een exceptioneel transport;

  • c. konvooi: een samenstel van exceptionele transporten dat als één geheel wordt begeleid door transportbegeleiders;

  • d. autonome beslisruimte: de actuele, door de wegbeheerder voor een weg of weggedeelte opgegeven afmetingen en massa's tot welke de RDW zonder toestemming als bedoeld in artikel 149b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 4 van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten ontheffing mag verlenen onder de daarbij van toepassing zijnde beperkingen en voorschriften;

  • e. hulpbesturing: inrichting waarmee de besturing van een getrokken voertuig anders dan door verdraaiing van het stuurwiel van het motorrijtuig met de hand kan worden beïnvloed;

  • f. hulpbestuurder: degene die de hulpbesturing bij de uitvoering van een exceptioneel transport bedient;

  • g. TMM: Toegestane Maximum Massa van een voertuig;

  • h. TMMS: Toegestane Maximum Massa van een samenstel van voertuigen;

  • i. semi-dieplader: hoogte laadvlak in onbeladen toestand en rijpositie < 1,10 m boven wegdek;

  • j. dieplader: hoogte laadvlak in onbeladen toestand en rijpositie < 0,70 m boven wegdek;

  • k. voertuigtechnisch document: Door de RDW afgegeven schriftelijk bewijsstuk waaruit de technische geschiktheid voor de uitvoering van exceptionele transporten blijkt van het voertuig, het samenstel van voertuigen of van de voertuigconfiguraties van modulair samengestelde voertuigen. Een door het bevoegde gezag van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Ruimte afgegeven voertuigtechnisch document dat gelijkwaardig is, wordt hieraan gelijkgesteld;

  • l. gedwongen besturing: besturing waarbij de stuurkrachten worden geleverd door een verandering van richting van het trekkende voertuig en waarbij de beweging van de bestuurde wielen van het getrokken voertuig is gekoppeld aan de onderlinge hoek tussen de lengteas van het trekkende en die van het getrokken voertuig (EG 70/311);

  • m. zelfsturende besturing: besturing waarbij de stuurkrachten geleverd worden door een verandering van richting van het trekkende voertuig en waarbij de beweging van de bestuurde wielen van het getrokken voertuig is gekoppeld aan de hoek tussen de lengteas van het aanhangwagenchassis of de last die deze vervangt en de lengteas van het onderstel waaraan de as(sen) bevestigd is (zijn) (EG 70/311);

  • n. autonome aanhangwagen, lijnmarkering, ondeelbare lading, oplegger, samenstel van voertuigen, trekker: hetgeen daaronder in artikel 1.1. onderdelen g2, ad2, aq, ar, az respectievelijk bb, van het Voertuigreglement wordt verstaan.

Artikel 2. Toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de behandeling van aanvragen voor ontheffingen van een exceptioneel transport op basis van artikel 149a, tweede lid Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 3. Soorten en omvang van de ontheffing

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 De ontheffingen worden onderscheiden in langlopende ontheffingen en incidentele ontheffingen.

  • 2 Langlopende ontheffingen worden verleend voor slechts 1 voertuig of 1 samenstel van voertuigen voor exceptionele transporten over een verzameling van wegen of weggedeeltes en kunnen een geldigheidsduur hebben van maximaal 3 jaar.

  • 3 Een langlopende ontheffing kan worden verleend indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a. een breedte die niet meer bedraagt dan 3,50 m;

    • b. een lengte die niet meer bedraagt dan 27,00 m;

    • c. een hoogte die niet meer bedraagt dan 4,15 m;

    • d. een maximale massa die niet meer bedraagt dan 100 ton;

    • e. een maximale aslast van 12 ton.

  • 4 In afwijking van het vorige lid kan een langlopende ontheffing worden verleend indien de aanvraag de in het derde lid genoemde waarden overschrijdt mits:

    • a. de aanvraag betrekking heeft op wegen of weggedeeltes van niet meer dan maximaal twee wegbeheerders, en

    • b. de aanvraag géén betrekking heeft op het gebruik van autosnelwegen onder beheer van het Rijk.

  • 5 Incidentele ontheffingen kunnen worden verleend voor één bepaalde route en voor maximaal 4 voertuigen of 4 samenstellen van voertuigen, mits de kentekens van de voertuigen of samenstellen van voertuigen op het aanvraagformulier zijn vermeld.

  • 6 Incidentele ontheffingen kunnen worden verleend met een geldigheidsduur van:

    • a. maximaal twee weken, of

    • b. maximaal drie maanden, of

    • c. maximaal 1 jaar.

  • 7 Incidentele ontheffingen als bedoeld in het zesde lid, onder b, kunnen slechts worden verleend indien meerdere identieke exceptionele transporten door dezelfde transporteur gedurende een bepaalde en beperkte periode over één bepaalde route moeten worden uitgevoerd.

  • 8 Incidentele ontheffingen als bedoeld in het zesde lid, onder c, kunnen slechts worden verleend indien de aangevraagde route:

    • a. wegen of weggedeeltes onder beheer van niet meer dan twee wegbeheerders betreft, en

    • b. geen betrekking heeft op autosnelwegen onder beheer van het Rijk, en

    • c. niet meer dan maximaal 15 kilometer bedraagt.

  • 9 Een ontheffing kan worden verleend indien de aanvraag betrekking heeft op voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading in onbeladen toestand indien:

    • a. het voertuig of samenstel van voertuigen voldoet aan het bepaalde in bijlage A, of

    • b. het een samenstel van een trekker en oplegger betreft, waarbij de afzonderlijke voertuigen voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement mits:

      • 1°. de oplegger uitschuifbaar is door vergroting van de wielbasis;

      • 2°. de totale lengte van het samenstel van voertuigen niet meer bedraagt dan 18,00 m indien de oplegger niet is voorzien van een gedwongen besturing;

      • 3°. de totale lengte van het samenstel van voertuigen niet meer bedraagt dan 20,00 m indien de oplegger is voorzien van een gedwongen besturing.

§ 2. Aanvragen ontheffingen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Artikel 4. Aanvraagformulier Ontheffing

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 De aanvrager van een ontheffing dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

  • 2 Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.

Artikel 5. Wijze van indienen van de aanvraag

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Indiening van aanvragen kan uitsluitend schriftelijk plaatsvinden.

Artikel 6. Intrekken van de aanvraag

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 Een ontheffingsaanvraag kan uitsluitend schriftelijk door de indiener worden ingetrokken.

  • 2 Het intrekken van een ingediende aanvraag wordt uitsluitend conform het tarievenbesluit van de RDW behandeld indien de intrekking binnen 24 uur na registratie van de aanvraag is gedaan en op dat moment nog geen ontheffingsbesluit is verzonden.

Artikel 7. Beoordeling route aanvraag

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 De RDW hanteert bij de beoordeling van aanvragen ten aanzien van de route bij in de route gelegen kunstwerken een speling van minimaal 0,15 m ten opzichte van de hoogte van het exceptioneel transport.

  • 2 Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken, indien:

    • a. de aanvraag buiten de autonome beslisruimte valt, en

    • b. geen alternatieve route aanwezig is, en

    • c. geen andere wijze van vervoer mogelijk is, en

    • d. geen voertuig- of voertuigtechnische oplossingen mogelijk zijn.

Artikel 8. Beoordeling voorschrift transportbegeleiding

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 Bij de beoordeling van de aanvraag of als voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en zo ja welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de breedte van het transport in combinatie met de breedte van de wegen het volgende toetsingskader:

    • a. Bij autosnelwegen met een breedte van meer dan 11,50 m, en:

      • 1°. de breedte van het transport niet meer bedraagt dan 4,00 m, geen transportbegeleiders;

      • 2°. de breedte van het transport tussen de 4,00 m en 4,50 m bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider;

      • 3°. de breedte van het transport meer bedraagt dan 4,50 m, ten minste 2 transportbegeleiders.

    • b. Bij niet autosnelwegen met een breedte van ten minste 7,20 m en ten hoogste 7,50 m, en:

      • 1°. de breedte van het transport niet meer bedraagt dan 3,50 m, geen transportbegeleiders;

      • 2°. de breedte van het transport tussen de 3,50 m en 4,00 m bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider;

      • 3°. de breedte van het transport meer bedraagt dan 4,00 m, ten minste 2 transportbegeleiders.

    • c. Bij wegen met een breedte van ten minste 6,50 m en niet meer dan 7,20 m, en:

      • 1°. de breedte van het transport niet meer bedraagt dan 3,35 m, geen transportbegeleiders;

      • 2°. de breedte van het transport tussen de 3,35 m en 3,50 m bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider;

      • 3°. de breedte van het transport meer bedraagt dan 3,50 m, ten minste 2 transportbegeleiders.

    • d. Bij wegen met een breedte van niet meer dan te hoogste 6,50 m, en:

      • 1°. de breedte van het transport niet meer bedraagt dan 3,00 m, geen transportbegeleiders;

      • 2°. de breedte van het transport tussen de 3,00 m en 3,35 m bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider;

      • 3°. de breedte van het transport meer bedraagt dan 3,35 m, ten minste 2 transportbegeleiders.

  • 2 Bij de beoordeling of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de lengte van het transport in combinatie met de wegen het volgende toetsingskader:

    • a. Bij autosnelwegen, en indien:

      • 1°. de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 40,00 m geen transportbegeleiders;

      • 2°. de lengte van het transport tussen de 40,00 m en 50,00 m bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider;

      • 3°. de lengte van het transport meer bedraagt dan 50,00 m ten minste 2 transportbegeleiders.

    • b. Bij wegen niet zijnde autosnelwegen, en:

      • 1°. de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 27,50 m geen transportbegeleiders;

      • 2°. de lengte van het transport tussen de 27,50 m en 32,00 m bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider;

      • 3°. de lengte van het transport meer bedraagt dan 32,00 m ten minste 2 transportbegeleiders.

  • 3 Indien de massa van het exceptionele transport meer dan 100 ton bedraagt wordt naast het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel als voorschrift transportbegeleiding door ten minste 2 transportbegeleiders aan de ontheffing verbonden.

  • 4 Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 7, tweede lid, zal het voorschrift van ten minste 2 transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden

  • 5 Indien er sprake is van een aanvraag met een bijzondere voertuigconfiguratie kan het voorschrift transportbegeleiding uitgevoerd door 1 dan wel 2 transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden.

Artikel 9. Beperking bij transportbegeleiding

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 Indien op grond artikel 8 transportbegeleiding als voorschrift aan de ontheffing wordt verbonden, zal tevens als beperking aan de ontheffing worden verbonden dat het besluit op werkdagen uitsluitend geldig is tussen 10.00 uur en 15.00 uur en tussen 19.00 uur en 06.00 uur, voor zover het wegen onder beheer van het Rijk of de provincie betreft.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, indien op grond van artikel 8, vijfde lid, transportbegeleiding als voorschrift aan de ontheffing wordt verbonden voor wegen onder beheer van het Rijk geen rijtijdbeperking aan het besluit verbonden.

Artikel 10. Beoordeling geschiktheid voertuig

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 Bij de beoordeling door de RDW van de geschiktheid van een trekkend motorrijtuig voor de uitvoering van een exceptioneel transport met een TMMS groter dan het wettelijk maximum, is het volgende van toepassing ten aanzien van het motorvermogen:

    TMMS

    Motorvermogen

    < 100 ton

    > 2,94 kW/ton (4 pk/ton)

    > 100 ton

    ten minste 294 kW (400 pk)

  • 2 Het trekkende motorrijtuig dient zodanig te zijn belast dat ten minste 1/5 deel van het TMMS, dan wel een hogere waarde vermeld in het bijbehorende kentekenbewijs, onder de aangedreven assen rust, tot een maximum van 10.000 kg. (12.000 kg. op rijkswegen) per aangedreven as.

  • 3 In het geval van een samenstel van voertuigen bestaande uit een geballast motorrijtuig met aanhangwagen, moet het motorrijtuig slechts zijn belast voorzover dat op grond van het bepaalde in het tweede lid noodzakelijk is.

Artikel 11. Duur van de behandeling van de ontheffingsaanvraag

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 Aanvragen die binnen de autonome beslisruimte van de RDW vallen, worden in beginsel afgehandeld binnen 2 werkdagen.

  • 2 Uitsluitend op last van de politie kan een ontheffingsaanvraag met spoed worden behandeld.

Artikel 12. Nadere gegevens ontheffingsaanvraag

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 Naar aanleiding van een ontheffingsaanvraag kunnen nadere gegevens worden opgevraagd ten behoeve van de beoordeling van:

  • 2 Ten behoeve van de voertuigbeoordeling als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan een technisch onderzoek van het voertuig noodzakelijk zijn naar:

    • a. het gedrag in bochten van het voertuig dan wel van het samenstel van voertuigen;

    • b. de op technische gronden geschiktheid van het voertuig dan wel van het samenstel van voertuigen voor het vervoer van de opgegeven lading.

    Deze onderzoeken vinden plaats bij de RDW. Het onder a genoemde onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van het bepaalde in bijlage A bij deze beleidsregel.

  • 3 Ten behoeve van de route als bedoeld in het eerste lid, onder b, kunnen worden opgevraagd:

    • a. een tekening van het exceptionele transport in beladen toestand;

    • b. een gedetailleerde routebeschrijving van wegen of weggedeeltes indien:

      • 1°. sprake is van omstandigheden die inzet van meer dan twee transportbegeleiders of politie vereisen;

      • 2°. wegnemen en terugplaatsen van wegmeubilair of andere fysieke maatregelen die noodzakelijk zijn om passage mogelijk te maken;

      • 3°. meer dan 5 minuten vertraging op een wegvak voor weggebruikers kan ontstaan, doordat manoeuvreren dan wel een lagere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid noodzakelijk is.

Artikel 13. Afgifte voertuigtechnisch document

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Op aanvraag kan door de RDW na een voertuigtechnisch onderzoek als bedoeld in artikel 12, tweede lid, een voertuigtechnisch document worden afgeven.

§ 3. Voorschriften verbonden aan ontheffingen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Artikel 14. Voorschriften verbonden aan de ontheffing

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1 De RDW verbindt aan iedere incidentele ontheffing algemene voorschriften, zoals opgenomen in bijlage B, die onder meer betrekking hebben op:

    • a. transportbegeleiding;

    • b. konvooien;

    • c. markering;

    • d. hulpbesturing;

    • e. bijplaatsen lading;

    • f. modulaire voertuigen;

    • g. dollycombinaties;

    • h. afmetingen voertuig in onbeladen toestand;

    • i. vervangend voertuig.

  • 2 De RDW verbindt aan iedere langlopende ontheffing de in bijlage B opgenomen algemene voorschriften, die betrekking hebben op de in het vorige lid, onder a tot en met h genoemde onderwerpen.

  • 3 De RDW kan aan iedere langlopende ontheffing bijzondere voorschriften verbinden die verband houden met de voertuigconfiguratie.

§ 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Artikel 15. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen A, B, F tot en met H, en artikel IV van de wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de Dienst Wegverkeer en enkele technische wijzigingen (Staatsblad 687) in werking treden.

Artikel 16. Citeertitel

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffingverlening exceptionele transporten RDW.

Deze beleidsregel wordt met toelichting en bijlagen in de Staatcourant bekendgemaakt.

De

Algemeen Directeur

van de RDW,

J.G. Hakkenberg

Bijlage A . bij artikel 12 Nadere gegevens geschiktheid voertuig of samenstel van voertuigen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Indien naar aanleiding van de aanvraag om een ontheffing door de RDW is beoordeeld dat een nader technisch onderzoek aan het voertuig moet worden uitgevoerd, vindt dit onderzoek plaats aan de hand van de eisen zoals hierna in onderdeel I en onderdeel II zijn aangegeven.

Onderdeel I

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Ontheffing onbeladen voertuigen en lange transporten

Voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading waarbij in onbeladen toestand (ingeschoven) de wettelijke lengte en breedte mogen worden overschreden.

Omschrijving Voertuig

Lengte

Lengte samenstel

Technische eisen

Breedte

Mogelijke soort ontheffing

1 HKAZ = afstand hart koppeling – achterzijde voertuig.

2 Autonome aanhangwagens zonder gedwongen besturing worden geacht tot en met een lengte samenstel van 22,00 m aan deze eisen te voldoen.

Oplegger en

dieplader aanhangwagen

HKAZ1 > 12,00 m

Lengte > 12,00 m

≤ 27,00 m

Draaiproeven als bedoeld in onderdeel II van deze bijlage2

≤ 3,00 m

Langlopend

Aanhangwagens en opleggers

HKAZ1 > 12,00 m

Lengte > 12,00 m

> 27,00 m

Gedwongen dan wel zelfsturende besturing

> 3,00 m

Incidenteel

Aanhangwagens overig

     

≤ 3,00 m

Langlopend

Beladen transporten met ondeelbare lading, waarbij de wettelijke maximum lengte wordt overschreden

Omschrijving samenstel van voertuigen

Lengte samenstel van voertuigen (CL)

Technische eisen

Mogelijke soort ontheffing

1 Alleen voor in de wielbasis uitschuifbare autonome aanhangwagens met maximum lengte ingeschoven 12,00 m en dieplader aanhangwagens met een (ingeschoven) lengte > 12,00 m

Vrachtauto + aanhangwagen1

≤ 22,00 m

Niet van toepassing

Langlopend

Trekker + oplegger en vrachtauto + dieplader aanhangwagen

≤ 27,00 m

Draaiproeven als bedoeld in onderdeel II, bijlage A

Langlopend

Alle soorten samenstellen

> 27,00 m

Gedwongen dan wel zelfsturende besturing

Incidenteel

Toelichting onderdeel I

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Indien het een aanvraag voor een ontheffing betreft met voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading, waarbij in onbeladen toestand niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.18.11 van het Voertuigreglement, geldt het volgende:

  • 1. Trekkers en opleggers, waarbij de afstand tussen hart koppeling en achterzijde meer bedraagt dan 12,00 m en de totale lengte van het transport maximaal 27,00 m en de breedte maximaal 3,00 m bedraagt, moeten ten minste aan de draaiproefeisen als bedoeld in onderdeel II van deze bijlage voldoen.

  • 2. Trekkend motorrijtuigen met dieplader aanhangwagens, waarbij de totale lengte van de aanhangwagen meer bedraagt dan 12,00 m, de totale lengte van het exceptioneel transport maximaal 27,00 m bedraagt, en de breedte maximaal 3,00 m moeten ten minste voldoen aan de draaiproefeisen als bedoeld in onderdeel II van deze bijlage.

  • 3. Aanhangwagens zonder gedwongen besturing worden tot een totale lengte van het samenstel van voertuigen van 22,00 m geacht te voldoen aan de draaiproefeisen als bedoeld in onderdeel II van deze bijlage.

  • 4. Indien de lengte van een samenstel van voertuigen meer dan 27,00 m bedraagt en een breedte van meer dan 3,00 m moet het voertuig in ieder geval van een deugdelijke gedwongen dan wel zelfsturende besturing zijn voorzien.

Indien het een aanvraag voor een ontheffing betreft met voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading waarbij in beladen toestand niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.18.11, respectievelijk 5.18.13 van het Voertuigreglement, geldt het volgende:

  • 1. Een samenstel van trekkend motorrijtuig met oplegger tot een totale lengte van het transport van maximaal 27,00 m, moet ten minste voldoen aan de draaiproefeisen als bedoeld in onderdeel II van deze bijlage.

  • 2. Een samenstel van trekkend motorrijtuig met dieplader aanhangwagens tot een totale lengte van het exceptioneel transport van maximaal 27,00 m, moet ten minste voldoen aan de draaiproefeisen als bedoeld in onderdeel II van deze bijlage.

  • 3. Voor alle samenstellen van voertuigen met een totale lengte van het exceptioneel transport boven de 27,00 m moet gedwongen- of zelfsturende besturing aanwezig zijn.

  • 4. Een samenstel van trekkend motorrijtuig met aanhangwagen wordt tot een totale lengte van het exceptioneel transport van maximaal 22,00 m geacht te voldoen aan de eisen als bedoeld in onderdeel II van deze bijlage.

Onderdeel II. Draaiproefeisen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

De draaiproefeisen zijn van toepassing op samenstellen van voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading en vallende in één van onderstaande categorieën.

Categorie

Lengte samenstel ingeschoven

Lengte samenstel uitgeschoven

1

≤ wettelijk maximum

> 22,00 m

2

> wettelijk maximum

 
Eisen

Proef

Lengte samenstel ( CL)

R

Bestreken baan (= R – Rb)

Rb

U

Doorreden hoek

I

CL ≤ 17,00 m

12,50 m

≤ 7,20 m

≥ 5,30 m

≤ 0,80 m

270°

II

17,00 m< CL ≤ 20,00 m

12,50 m

≤ 7,20 m

≥ 5,30 m

≤ 1,20 m

120°

III

20,00 m< CL ≤ 23,00 m

14,50 m

≤ 8,00 m

≥ 6,50 m

≤ 1,40 m

120°

IV

23,00 m< CL ≤ 27,00 m

16,50 m

≤ 9,00 m

≥ 7,50 m

≤ 1,70 m

120°

Bijlage 190993.png

Bijlage B. bij artikel 14, eerste en tweede lid

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Algemene voorschriften

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Artikel 1. Voertuigdocumenten

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van het exceptioneel transport afgegeven en voor de ontheffing vereiste voertuigtechnische documenten moeten bij de uitvoering van het exceptioneel transport aanwezig zijn.

Artikel 2. Passagemogelijkheden

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1. Voor gebruik van de ontheffing moet de aanvrager zich vooraf overtuigen van de mogelijkheid van transport over de te berijden wegen.

  • 2. Indien wegmeubilair moet worden verwijderd en teruggeplaatst ten behoeve van de uitvoering van het transport, moet vroegtijdig voor het gebruik van de ontheffing contact worden opgenomen met de wegbeheerder.

Artikel 3. Buitengewone omstandigheden

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1. Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 m, en

  • 2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik van de ontheffing worden beëindigd.

Artikel 4. Plaats op de rijbaan

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1. Bij de uitvoering van het exceptionele transport op dubbelbaanswegen mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de rechterrijstrook.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag op aanwijzing van de politie, transportbegeleider of verkeersregelaar bij incidentele ontheffingen worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3, eerste lid en artikel 43 RVV.

Artikel 5. Transportbegeleiding

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Indien als voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing is verbonden, moet de transportbegeleiding worden uitgevoerd door een Erkend Particulier Begeleider met een begeleidingsvoertuig, uitgerust met hulpmiddelen en waarvan aan de buitenzijde zichtbaar is dat het wordt ingezet voor transportbegeleiding.

Artikel 6. Konvooien

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1. Indien aan de ontheffing het voorschrift transportbegeleiding is verbonden, mag het exceptionele transport tot een konvooi worden samengesteld, indien:

    • a. dit plaatsvindt op autosnelwegen, en

    • b. het konvooi uit ten hoogste twee exceptionele transporten bestaat.

  • 2. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke exceptionele transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 50 m wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste één (1) transportbegeleider moet worden begeleid.

  • 3. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 120 m wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste drie transportbegeleiders moet worden begeleid.

Artikel 7. Markering

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1. Bij een exceptioneel transport met in de breedte en/of in de lengte uitstekende lading, moet deze van een markering zijn voorzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.6, 4.7, 4.8 en 4.9 van de Regeling permanente eisen.

  • 2. Bij een exceptioneel transport met een breedte van meer dan 3,00 m moet een deugdelijk geel zwaailicht aanwezig zijn.

  • 3. Bij een lengte van het exceptioneel transport van meer dan 27,00 m moet aan de achterzijde van het transport een geel bord zijn aangebracht, waarop in zwarte tekens goed leesbaar moet zijn vermeld: ‘LET OP’, met daarachter vermeld de totale transportlengte in meters.

  • 4. Bij een exceptioneel transport met een totale- of voertuiglengte groter dan 22,00 m moet een retroreflecterende lijnmarkering op de zijkant van het voertuig aanwezig zijn, waarvan:

    ten minste indien ingevolge artikel 32 en 33 van het RVV de voorgeschreven verlichting moet worden gevoerd.

Artikel 8. Hulpbesturing

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Indien in het voertuig hulpbesturing aanwezig is, geldt ten aanzien van het gebruik van de hulpbesturing dat:

  • 1. de hulpbesturing op het getrokken voertuig uitsluitend mag worden gebruikt bij stapvoets rijden;

  • 2. de hulpbesturing volledig buiten gebruik moet zijn gesteld bij een snelheid groter dan 20 km/h;

  • 3. indien hinder of gevaar voor het overige verkeer kan ontstaan de hulpbesturing onder toezicht van een gecertificeerde transportbegeleider-verkeersregelaar moet plaatsvinden;

  • 4. bij een transportlengte groter dan 30,00 m er telefonisch of radiocontact tussen de bestuurder en de hulpbestuurder moet zijn;

  • 5. na gebruik het voertuig goed in het spoor moet lopen van het trekkende motorrijtuig.

Artikel 9. Bijplaatsen lading

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Het bijplaatsen van lading is toegestaan, indien deze lading:

  • 1. de plaatsing van de ondeelbare lading in de meest gunstige positie niet nadelig beïnvloedt, en

  • 2. de afmetingen van het exceptioneel transport niet beïnvloed;

  • 3. bij TMM(S) ≤ wettelijk maximum door het bijplaatsen van lading de geldende wettelijke maxima ten aanzien van laadvermogen en maximum massa niet wordt overschreden;

  • 4. bij TMM(S) > wettelijk maximum maximaal 10% van de massa van de totale lading bestaat uit toebehoren van de ondeelbare lading.

Artikel 10. Modulaire voertuigen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Indien het een ontheffing voor modulaire voertuigen betreft geldt dat:

  • 1. het modulair samengestelde voertuig het kenteken van het voor het achterste asstel afgegeven kenteken moet voeren;

  • 2. op het modulair samengestelde voertuig met opgegeven voertuigtechnisch document de bepalingen van afdeling 12 en 18 van hoofdstuk 5 Voertuigreglement van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 11. Dollycombinatie

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

  • 1. Indien de uitvoering van het exceptioneel transport plaatsvindt met een dollycombinatie, waarbij een deel van de in lengte ondeelbare lading wordt gedragen door de dolly en de koppeling tussen het trekkende motorrijtuig dan wel de voertuigcombinatie en de dolly wordt gevormd door de lading, geldt het volgende:

    • a. De bevestiging van de lading is zodanig dat alle rij- en remkrachten in alle richtingen kunnen worden opgevangen Het uit elkaar geraken van de voertuigcombinatie wordt voorkomen en er bestaat geen gevaar dat de lading van het voertuig valt.

    • b. Tussen voertuigen die door de lading met elkaar zijn verbonden moet een extra verbinding aanwezig zijn die een kracht kan opnemen van ten minste 0,6 x de beladen massa van de dolly.

    • c. De dolly loopt goed in het spoor van het trekkende motorrijtuig.

  • 2. Bij dollycombinaties geldt, onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze bijlage, dat het gedeelte tussen de beide schamels voorzien is van markeringsbanden, die:

    • a. voorzien zijn van naar buiten gerichte zijmarkering afwisselend in de kleuren rood/ambergeel of rood/wit over lengtes van telkens 0,25 m respectievelijk 0,20 m, en

    • b. de bevestiging zodanig is dat geen gevaar ontstaat voor overige weggebruikers, en

    • c. zoveel mogelijk de zijdelingse begrenzing van het samenstel van voertuigen aangeeft.

Artikel 12. afmetingen voertuig in onbeladen toestand

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Het voertuig of samenstel van voertuigen moet bij gebruik in onbeladen toestand altijd tot de kleinst mogelijke afmetingen zijn teruggebracht.

Artikel 13. Vervangend voertuig of samenstel van voertuigen

[Regeling vervallen per 28-01-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2009]

Indien een ander, vervangend, voertuig of samenstel van voertuigen dan in de ontheffing is vermeld bij de uitvoering van het exceptioneel transport wordt gebruikt, geldt onverminderd het bepaalde in artikel 1 van deze bijlage, het volgende:

  • 1. Het kentekenbewijs van het vervangende voertuig is tenaamgesteld op de transporteur aan wie de ontheffing is verleend.

  • 2. Het aantal voertuigen of samenstellen van voertuigen zoals vermeld in de ontheffing wordt niet overschreden.

  • 3. De voor de vervangende voertuigen afgegeven voertuigtechnische documenten moeten in het voertuig aanwezig zijn indien:

    • a. TMM of TMMS meer bedraagt dan het geldende wettelijke maximum voor het in de ontheffing opgenomen voertuig of samenstel van voertuigen, of

    • b. de lengte van het exceptionele transport meer dan 22,00 m bedraagt, of

    • c. de aslasten hoger zijn dan het maximum volgens het Voertuigreglement.