Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2015.
Geldend van 04-07-2009 t/m heden

Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 28 november 2005, nr. DDS 5390086/05

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en strekking van de regeling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

  • b. gemeente: een gemeente, niet zijnde een gemeente als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid en als bedoeld in de Regeling inburgering oudkomers G25 2006;

  • c. college: het college van burgemeesters en wethouders van een gemeente;

  • d. samenwerkingsverband: een openbaar lichaam of gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan de deelnemende gemeenten de hen ingevolge deze regeling toekomende rechten en de ingevolge deze regeling op hen rustende verplichtingen hebben overgedragen;

  • e. bestuur: het bestuur van een samenwerkingsverband;

  • f. oudkomer:

  • g. inburgeringsprogramma: een programma dat de oudkomer volgt waarbij het onderdeel Nederlands als tweede taal wordt gekoppeld aan onderdelen voor het bereiken van werk, toegang tot beroepsonderwijs, opvoedingsondersteuning of sociale activering;

  • h. bijdrage: de financiële bijdrage, bedoeld in artikel 2;

  • i. prognose: het aantal oudkomers dat naar de verwachting van het college in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 zal aanvangen met een inburgeringsprogramma;

  • j. budget: het door de Minister vastgestelde budget dat beschikbaar is voor de bevoorschotting van gemeenten en samenwerkingsverbanden ten behoeve van de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006;

  • k. monitor: het door de Minister vastgestelde model-document aan de hand waarvan het college of het bestuur de Minister informatie verschaft over de wijze waarop de gemeente of het samenwerkingsverband invulling heeft gegeven aan de inburgering van oudkomers en de resultaten ervan en aan de hand waarvan de hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld.

Artikel 2

  • 1 De Minister kan aan een gemeente of een samenwerkingsverband, onder de in deze regeling genoemde voorwaarden, een financiële bijdrage verlenen teneinde de gemeente of het samenwerkingsverband in staat te stellen oudkomers die in een maatschappelijke achterstandssituatie verkeren, waaronder in het bijzonder diegenen die behoren tot de groep werklozen, opvoeders of geestelijk bedienaren, deel te laten nemen aan een inburgeringsprogramma en dit inburgeringsprogramma te laten afronden.

  • 2 De bijdrage wordt beschikbaar gesteld onder voorbehoud van autorisatie door de begrotingswetgever.

Hoofdstuk 2. Aanvraag bijdrage en verlening voorschotten

Artikel 3

  • 1 Indien een college of een bestuur in aanmerking wenst te komen voor verlening van een bijdrage, dient het college of het bestuur binnen zes weken na inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van de prognose(s).

  • 2 De Minister beoordeelt alle ingediende aanvragen gezamenlijk en verleent per aanvraag voorschotten op de bijdrage. Het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 bestaat uit een bijdrage voor de vaste kosten en een bijdrage voor de variabele kosten en wordt vastgesteld aan de hand van het bepaalde in het derde tot en met het vijfde lid. Het voorschot met betrekking tot de periode van 1 juli tot en met 31 december 2006 wordt ambtshalve vastgesteld.

  • 3 De hoogte van het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 voor de bijdrage voor de vaste kosten bedraagt € 1.200, vermenigvuldigd met de prognose(s). De hoogte van dit voorschot is ten minste € 6.000 en ten hoogste € 24.000. Indien de aanvraag is ingediend door een samenwerkingsverband is de hoogte van dit voorschot ten minste € 6.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemende gemeenten, en ten hoogste € 24.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemende gemeenten.

  • 4 De hoogte van het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 voor de bijdrage voor de variabele kosten bedraagt € 5.100, vermenigvuldigd met de prognose(s).

  • 5 Het bepaalde in het derde en vierde lid is van toepassing indien het budget toereikend is. Indien het budget niet toereikend is, bepaalt de Minister het relatieve aandeel van de ingediende prognose(s) in het totaal van de prognoses, aan de hand waarvan de Minister vervolgens de ingediende prognoses neerwaarts bijstelt. De hoogte van het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 wordt in dat geval vastgesteld overeenkomstig de bijgestelde prognoses, vermenigvuldigd met de in het derde en vierde lid genoemde bedragen.

  • 6 De beschikking tot verlening van het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 wordt binnen tien weken na inwerkingtreding van deze regeling aan het college bekendgemaakt.

  • 7 De beschikking tot verlening van het voorschot met betrekking tot de periode van 1 juli tot en met 31 december 2006 wordt voor 1 juli 2006 aan het college bekendgemaakt.

Hoofdstuk 3. Inburgeringsprogramma en overeenkomst

Artikel 4

  • 1 Het college of het bestuur stelt het inburgeringsprogramma vast, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de persoonlijke situatie van de desbetreffende oudkomer.

  • 2 Het inburgeringsprogramma vangt aan in 2006 en is op uiterlijk 31 december 2007 afgerond.

  • 3 Het college of het bestuur draagt er zorg voor dat een inburgeringsprogramma ten minste 300 contacturen omvat.

Artikel 5

  • 1 Het college of het bestuur sluit een overeenkomst met de oudkomer die een inburgeringsprogramma gaat volgen. De datum van ondertekening van de overeenkomst geldt als aanvangsdatum van het inburgeringsprogramma.

  • 2 De overeenkomst bevat ten minste bepalingen met betrekking tot:

    • a. het doel van het inburgeringsprogramma;

    • b. de onderdelen van het inburgeringsprogramma;

    • c. het aantal contacturen van het inburgeringsprogramma;

    • d. de aard en de omvang van de individuele begeleiding;

    • e. de verplichtingen van het college of het bestuur;

    • f. de verplichtingen van de oudkomer;

    • g. de informatieoverdracht tussen het college of het bestuur, de bij het aanbieden van het inburgeringsprogramma betrokken instellingen en de oudkomer met betrekking tot de voortgang van het inburgeringsprogramma;

    • h. de gevolgen welke zijn verbonden aan niet-nakoming van de overeenkomst door de oudkomer.

  • 3 Het college of het bestuur sluit op grond van deze regeling met een oudkomer slechts één overeenkomst.

Artikel 6

  • 1 Het college of het bestuur draagt er zorg voor dat de oudkomer met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 5 is gesloten een begintoets en een eindtoets aflegt aan de hand waarvan het niveau Nederlands als tweede taal van de oudkomer wordt vastgesteld.

  • 2 Voor de begintoets en de eindtoets wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de hierna volgende combinaties van toetsen:

    • a. de Intaketoets NT2 als begintoets met de NT2-Profieltoets als eindtoets; of

    • b. de Intaketoets Alfabetisering NT2 als begintoets met de NT2-Profieltoets Alfabetisering als eindtoets.

Hoofdstuk 4. Monitor, vaststelling en verlening bijdrage

Artikel 7

  • 1 Het college of het bestuur aan wie voorschotten als bedoeld in artikel 3 zijn verleend, verstrekt de Minister de informatie over de gegevens die in de monitor worden gevraagd, uiterlijk 1 april 2007 over de periode 1 januari tot en met 31 december 2006, en 1 april 2008 over de periode 1 januari tot en met 31 december 2007.

  • 2 In de monitor worden per gemeente ten minste de volgende prestatiegegevens gevraagd:

    • a. het aantal oudkomers met wie in 2006 een overeenkomst als bedoeld in artikel 5 is gesloten;

    • b. het aantal oudkomers dat een inburgeringsprogramma heeft afgerond;

    • c. het aantal oudkomers dat een inburgeringsprogramma voortijdig heeft beëindigd;

    • d. het niveau Nederlands als tweede taal van de oudkomers, bedoeld in onderdeel b, bij afronding van het inburgeringsprogramma ten opzichte van het niveau Nederlands als tweede taal bij de aanvang van het inburgeringsprogramma.

  • 3 De verstrekte informatie, bedoeld in het eerste lid, heeft alleen betrekking op inburgeringsprogramma’s die geheel of gedeeltelijk zijn bekostigd door de bijdrage.

  • 5 Ten behoeve van de verklaring omtrent de getrouwheid, bedoeld in het vierde lid, stelt de Minister een controleprotocol vast.

  • 6 Het college of het bestuur draagt er zorg voor dat de door hem ingeschakelde accountant meewerkt aan de door of namens de auditdienst van het Ministerie van Justitie in te stellen onderzoeken naar de verrichte controlewerkzaamheden door die accountant. De daaraan verbonden kosten zijn inbegrepen in de bijdrage.

Artikel 8

  • 1 De Minister stelt de bijdrage voor een gemeente of een samenwerkingsverband vast aan de hand van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde informatie en de in artikel 7, vierde lid, bedoelde verklaring omtrent de getrouwheid.

  • 2 De hoogte van de bijdrage voor de vaste kosten voor een gemeente of samenwerkingsverband wordt als volgt vastgesteld: € 1.200 voor iedere oudkomer met wie in 2006 een overeenkomst als bedoeld in artikel 5 is gesloten, tot ten hoogste het bedrag van de verleende voorschoten voor de vaste kosten.

  • 3 De hoogte van de bijdrage voor de variabele kosten voor een gemeente of samenwerkingsverband wordt als volgt vastgesteld:

    • a. € 1.375 voor iedere oudkomer met wie in 2006 een overeenkomst als bedoeld in artikel 5 is gesloten; en

    • b. € 6.000 voor iedere oudkomer die, evenals het college, aan de verplichtingen, genoemd in de overeenkomst, bedoeld in artikel 5, heeft voldaan en die een begintoets en uiterlijk 31 december 2007 een eindtoets als bedoeld in artikel 6 is afgenomen.

  • 4 Het aantal oudkomers dat de Minister bij het vaststellen van de bijdrage betrekt, kan het in de beschikkingen tot verlening van het voorschot genoemde aantal oudkomers niet overtreffen.

Artikel 9

  • 1 De Minister stelt de bijdrage uiterlijk 1 juli 2008 vast.

  • 2 De vastgestelde bijdrage wordt binnen 12 maanden na de vaststelling ervan betaald.

  • 3 Indien de verleende voorschotten hoger zijn dan de vastgestelde bijdrage, is de Minister bevoegd het verschil terug te vorderen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006.

De

Minister

voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk