Regeling GLB-inkomenssteun 2006

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 01-01-2011.
Geldend van 01-01-2010 t/m 28-02-2010

Regeling GLB-inkomenssteun 2006

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) Nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PbEU L 270);

Gelet op Verordening (EG) Nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

Gelet op Verordening (EG) Nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

Gelet op Verordening (EG) Nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PbEU L345);

Overwegende dat toepassing moet worden gegeven aan de hiervoor genoemde verordeningen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen;

Overwegende dat de bepalingen van genoemde verordeningen rechtstreekse werking hebben in de Nederlandse rechtssfeer, zij het dat ten behoeve van de juiste uitvoering en nadere invulling van deze bepalingen regelgeving noodzakelijk is;

Voorts gelet op de artikelen 15, 19, 23, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. DR: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b. AID: Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c. HPA: Hoofdproductschap Akkerbouw;

  • d. verordening 73/2009: Verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • e. verordening 795/2004: Verordening (EG) Nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

  • f. verordening 796/2004: Verordening (EG) Nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

  • g. verordening 1973/2004: Verordening (EG) Nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PbEU L345);

  • h. landbouwer: landbouwer in de zin van artikel 2, onderdeel a, van verordening 73/2009;

  • i. bedrijf: bedrijf in de zin van artikel 2, onderdeel b, van verordening 73/2009 dat zich bevindt op Nederlands grondgebied;

  • j. betaalorgaan, grasland, kalf, rund, zaaizaad van vezelvlas, GVE, (slacht)premie, deelnamemelding, verzamelaanvraag, bedrijfsregister: hetgeen daaromtrent is bepaald in verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde commissieverordeningen;

  • k. I&R-systeem: gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;

  • l. Suikersysteem 2006: op de voet van artikel 19, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PbEU L178), respectievelijk op de voet van artikel 6, zesde lid, van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PbEU L58) door de Suikerbegeleidingcommissie van het HPA vastgestelde en door de minister goedgekeurde afwijking van het bepaalde in artikel 19, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 6, derde en vierde lid, van genoemde verordeningen;

  • m. [Red: vervallen;]

  • n. richtlijn 2008/71/EG: richtlijn 2008/71/EG van de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en registratie van varkens (PbEU L 213);

  • o. verordening (EG) nr. 1760/2000: Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG L 204);

  • p. verordening (EG) nr. 21/2004: Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PbEU L 5);

  • q. verordening (EG) nr. 183/2005: Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU L 35);

  • r. verordening (EG) nr. 852/2004: Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139);

  • s. verordening (EG) nr. 853/2004: Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 226);

  • t. richtlijn 91/629/EEG: Richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PbEG L 340);

  • u. richtlijn 91/630/EEG: Richtlijn 91/630/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PbEG L 340);

  • v. verordening 834/2007: Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU L 189);

  • w. verordening 889/2008: Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU L250);

  • x. verordening 885/2006: Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (PbEU L 171);

  • y. minister: minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • z. verordening 691/2009: Verordening (EG) nr. 691/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 tot vaststelling van de vanaf 16 oktober 2009 te betalen voorschotten in het kader van de melkpremie en extra betalingen, de areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen, de rechtstreekse betalingen voor de in het POSEI-programma en het programma voor de Egeïsche Eilanden vastgestelde maatregelen, de bedrijfstoeslagregeling, de gewasspecifieke betaling voor rijst, de premie voor eiwithoudende gewassen, de premies in de schapen- en geitenvleessectoren, de rund- en kalfsvleesbetalingen en de regeling inzake een enkele areaalbetaling (PbEU L 199);

  • za. verordening 639/2009: Verordening (EG) nr. 639/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft specifieke steun (PbEU L 191);

  • zb. verordening 1535/2007: Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337);

  • zc. verordening 1120/2009: Verordening (EG) Nr. 1120/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 316);

  • zd. verordening 1122/2009: Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PbEU L 316);

  • ze. verordening 1121/2009: Verordening (EG) nr. 1121/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en V van die verordening ingestelde steunregelingen (PbEU L 316);

  • zf. UBN: door de minister toegewezen uniek bedrijfsnummer als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren;

  • zg. verordening 674/2008: Verordening (EG) nr. 674/2008 van de Commissie van 16 juli 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad en Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad en tot vaststelling, voor 2008, van de begrotingsmaxima voor de gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en de jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet (PbEU L 189);

  • zh. verordening 552/2007: Verordening (EG) nr. 552/2007 van de Commissie van 22 mei 2007 tot vaststelling van het maximumbedrag van de communautaire bijdrage in de financiering van de activiteitenprogramma’s in de sector olijfolie, tot vaststelling, voor 2007, van de begrotingsmaxima voor de gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en de jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad voorziet, en tot wijziging van die verordening (PbEG L 131);

  • zi. verordening 1156/2006: Verordening (EG) nr. 1156/2006 van de Commissie van 28 juli 2006 tot vaststelling, voor 2006, van de begrotingsmaxima voor de gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling, de jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling en de maximumbedragen voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad voorziet, en tot wijziging van die verordening (PbEGL 208).

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Overeenkomstig verordening 73/2009 en met inachtneming van ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen en deze regeling:

    • 1. wijst de minister op aanvraag aan landbouwers toeslagrechten op grond van artikel 33, eerste lid, onderdeel b, onder ii en iv, van verordening 73/2009 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling toe.

    • 2. verstrekt de minister op aanvraag aan landbouwers subsidie op grond van:

      • a. de bedrijfstoeslagregeling,

      • b. de productiesteun voor zetmeelaardappelen en zaaizaad van vezelvlas,

      • c. de specifieke steunregelingen als opgenomen in Hoofdstuk 2a van deze regeling.

  • 2 De Minister beslist op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onder 2, uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op het jaar van indiening van de aanvraag.

  • 3 Vanaf 16 oktober 2009 betaalt de minister op grond van artikel 1 van verordening 691/2009, voorschotten van 70% van de betalingen voor de steunaanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 2, subonderdeel a, die in 2009 zijn gedaan, op voorwaarde dat de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden overeenkomstig artikel 20 van Verordening 73/2009 is afgerond.

  • 4 Op de voet van verordening 1535/2007 betaalt de minister naast het voorschot, bedoeld in het derde lid, een aanvullend voorschot van 30% van de betalingen voor de steunaanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 2, subonderdeel a, die in 2009 zijn gedaan, op voorwaarde dat de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden overeenkomstig artikel 20 van Verordening 73/2009 is afgerond.

  • 5 Landbouwers die een aanvullend voorschot ontvangen op grond van het vierde lid, controleren per landbouwonderneming of zij met inbegrip van het rentevoordeel dat zij als gevolg van het aanvullend voorschot zouden genieten in 2007, 2008 en 2009 in totaal niet meer dan € 7.500 aan de minimis-steun hebben ontvangen op grond van verordening 1535/2007. Indien dit het geval is, retourneren zij dit rentevoordeel onverwijld aan DR en stellen zij DR daarvan op de hoogte.

  • 6 Betalingen, ontvangen op grond van het derde en vierde lid, komen in mindering op betalingen die de landbouwer op of na 1 december 2009 zou ontvangen op grond van artikel 29, tweede lid, van Verordening 73/2009.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een landbouwer die een aanvraag heeft ingediend voor één van de in artikel 2 genoemde steunregelingen neemt de volgende bepalingen in acht:

  • a. de in de artikelen 4 en 5 van verordening 73/2009 bedoelde beheerseisen, opgenomen in bijlage 1, en

  • b. de in artikel 6 van verordening 73/2009 bedoelde minimumeisen inzake de goede landbouw- en milieuconditie, opgenomen in bijlage 2.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister kan met inachtneming van artikel 4, eerste lid, van verordening 1122/2009 bepalen dat het landbouwers verboden is blijvend grasland om te zetten in land voor andere vormen van grondgebruik, behoudens voorafgaande ontheffing.

  • 2 Een verzoek tot ontheffing wordt ingediend op een door DR vastgesteld formulier dat door de landbouwer volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.

  • 3 Bij de indiening van het verzoek tot ontheffing legt de landbouwer alle bewijsstukken over die DR nodig acht voor de beoordeling van het verzoek.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien het aandeel van het blijvend grasland in de totale oppervlakte landbouwgrond als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening 1122/2009 met meer dan 10% dreigt af te nemen ten opzichte van het aandeel blijvend grasland in 2003, is de landbouwer die beschikt over land dat van blijvend grasland is omgezet in land voor andere vormen van grondgebruik, verplicht tot het opnieuw omzetten van land in blijvend grasland. De minister stelt de betrokken landbouwer in kennis van deze verplichting en de oppervlakte waarop deze betrekking heeft.

  • 2 De landbouwer aan wie de kennisgeving bedoeld in het eerste lid is gegeven, is verplicht tot het omzetten van land in blijvend grasland voor het moment van indienen van de eerstvolgende verzamelaanvraag en overeenkomstig de voorwaarden van de kennisgeving.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De bedragen die een landbouwer op grond van de in artikel 2 genoemde steunregelingen aan subsidies ontvangt, worden conform het bepaalde in artikel 7 van verordening 73/2009 procentueel verlaagd ten behoeve van modulatie.

  • 2 De minister past in voorkomend geval de lineaire verlaging toe, bedoeld in artikel 8, eerste lid, laatste volzin, van verordening 73/2009.

Hoofdstuk 2. Bedrijfstoeslagregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Toewijzen van toeslagrechten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van verordening 73/2009 verhoogt de minister de waarde van de toeslagrechten die landbouwers op 15 mei 2010 in eigendom hebben, of wijst de minister aan landbouwers nieuwe toeslagrechten toe, volgens de berekening, opgenomen in bijlage 4.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van Verordening 73/2009 verhoogt de minister de waarde van de toeslagrechten die landbouwers op 15 mei 2010 in eigendom hebben, of wijst de minister aan landbouwers nieuwe toeslagrechten toe die op grond van de volgende bepalingen in aanmerking komen voor toewijzing van toeslagrechten:

    • a. artikel 31 van verordening 73/2009,

    • b. artikel 26 van verordening 1120/2009, of

    • c. artikel 27 van verordening 1120/2009.

  • 2 Landbouwers kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, onderdeel a, indien hun productie gedurende een of meer relevante referentiejaren als bedoeld in bijlage 4, door een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 31 van verordening 73/2009, dat zich vóór of gedurende die periode heeft voorgedaan is verminderd, hetgeen rechtstreeks ertoe heeft geleid dat de ontvangen directe betalingen in enig jaar van de relevante periode met meer dan € 500,– zijn verminderd. In dat geval wijst de minister de toeslagrechten van de landbouwer toe op basis van referentiejaren als bedoeld in bijlage 4, waarvan de productie niet is beïnvloed door het geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. Indien de productie in alle relevante referentiejaren, bedoeld in bijlage 4, door een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden is beïnvloed, wijst de minister de toeslagrechten van de landbouwer toe op basis van een door de minister te bepalen periode waarin de productie niet is beïnvloed door het geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

  • 3 Landbouwers die hun aanspraak op toeslagrechten, bedoeld in artikel 10, voor 15 mei 2010 hebben overgedragen in combinatie met de overdracht van een onderneming met een UBN, kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, onderdeel b. Houders van volwassen runderen of kalveren kunnen alleen een beroep doen op dit artikel ten aanzien van de dieren die in de referentieperiode, bedoeld in bijlage 4 waren geconstateerd op het UBN.

  • 4 Landbouwers die hun aanspraak op toeslagrechten, bedoeld in artikel 10, voor 15 mei 2010 hebben verhuurd aan een onderneming met een UBN, kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, onderdeel c, als:

    • a. het aantal verhuurde toeslagrechten niet hoger is dan het aantal verhuurde hectaren grond,

    • b. de verhuurovereenkomst uiterlijk op 15 mei 2010 ingaat, en

    • c. de verhuurovereenkomst na 15 mei 2010 afloopt.

  • 5 De verhuurder kan toeslagrechten, bedoeld in het vierde lid, overdragen aan de huurder.

Paragraaf 2. Nationale reserve

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 2.2. Toewijzen van toeslagrechten uit de nationale reserve

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister wijst op grond van artikel 21 van verordening 1120/2009 toeslagrechten uit de nationale reserve toe aan landbouwers.

  • 2 Landbouwers kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, indien zij ten genoegen van de minister aantonen dat:

    • a. zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 een investering in uitbreiding van stalcapaciteit hebben gerealiseerd van meer dan € 100.000,

    • b. de investering rechtstreeks heeft geleid tot een stijging van het aantal dieren dat de landbouwer kan houden, en

    • c. de investering uiterlijk op 31 december 2009 volledig is gerealiseerd en ten minste tot en met 31 december 2010 in stand wordt gehouden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De toewijzing van toeslagrechten op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel b, geschiedt aan de hand van de volgende berekening:

    • a. er worden vier diercategorieën en daarmee corresponderende vermenigvuldigingsfactoren vastgesteld, respectievelijk:

      • i. vleeskalveren voor witvlees en rosévlees, jonger dan 8 maanden, met vermenigvuldigingsfactor 1,9,

      • ii. vleeskalveren voor rosévlees, 8 maanden of ouder, met vermenigvuldigingsfactor 1,4,

      • iii. vleesstieren, met vermenigvuldigingsfactor 1,0, en

      • iv. overige volwassen runderen, met vermenigvuldigingsfactor 0,3,

    • b. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdeel i, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor vleeskalveren.

    • c. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdelen ii, iii en iv, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor volwassen runderen.

  • 2 Het op grond van het eerste lid berekende bedrag wordt met 0,90 vermenigvuldigd, vervolgens verminderd met het door de landbouwer ontvangen bedrag op grond van artikel 10 voor volwassen runderen of kalveren, daarna verminderd met € 500 en verder evenredig verlaagd indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 4.000.000 overstijgt.

  • 3 Indien het op grond van het eerste en tweede lid berekende bedrag, met uitzondering van het door de landbouwer ontvangen bedrag op grond van artikel 10 voor volwassen runderen of kalveren, toegepast op het aantal dieren dat door de investering in stalcapaciteit kan worden gehouden, lager is dan het op grond van het eerste en tweede lid berekende bedrag, geldt het lagere bedrag voor de toewijzing op grond van artikel 16, eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De toewijzing van toeslagrechten op grond van artikel 16, eerste lid, geschiedt aan de hand van de volgende berekening:

  • a. er worden vier diercategorieën en daarmee corresponderende vermenigvuldigingsfactoren vastgesteld, respectievelijk:

    • i. vleeskalveren voor witvlees en rosévlees, jonger dan 8 maanden, met vermenigvuldigingsfactor 1,9,

    • ii. vleeskalveren voor rosévlees, 8 maanden of ouder, met vermenigvuldigingsfactor 1,4,

    • iii. vleesstieren, met vermenigvuldigingsfactor 1,0, en

    • iv. overige volwassen runderen, met vermenigvuldigingsfactor 0,3,

  • b. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdeel i, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor vleeskalveren.

  • c. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdelen ii, iii en iv, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor volwassen runderen.

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

2 Het op grond van het eerste lid berekende bedrag wordt met 0,90 vermenigvuldigd, vervolgens verminderd met het door de landbouwer ontvangen bedrag op grond van artikel 10 voor volwassen runderen of kalveren, daarna verminderd met € 500 en verder evenredig verlaagd indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 8.500.000 overstijgt.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien artikel 16 van toepassing is, verhoogt de minister de waarde van de toeslagrechten die landbouwers op 15 mei 2010 in eigendom hebben, of wijst de minister nieuwe toeslagrechten toe aan landbouwers overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van verordening 73/2009.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien als gevolg van overheidsinterventie de omvang van een bedrijf is verkleind, waardoor een landbouwer over minder hectaren subsidiabele grond beschikt dan het aantal dat overeenstemt met de toeslagrechten die hij in het kader van artikel 41, derde lid, van verordening 73/2009 zou krijgen, of heeft gekregen, komt de betrokken landbouwer overeenkomstig artikel 18 van verordening 1120/2009 in aanmerking voor toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve.

Paragraaf 3. Gebruik van toeslagrechten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Voor betalingen op basis van toeslagrechten komen uitsluitend in aanmerking landbouwers die:

    • a. hun toeslagrechten activeren als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 73/2009 en daartoe subsidiabele hectaren aangeven, overeenkomstig artikel 35, eerste lid, van deze verordening,

    • b. deze subsidiabele hectaren tot hun beschikking hebben op 15 mei van enig jaar,

    • c. deze subsidiabele hectaren gebruiken in overeenstemming met artikel 39 van verordening 73/2009 indien het de productie van hennep betreft.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 57, tweede lid, van verordening 1122/2009, worden toeslagrechten in een zodanige volgorde uitbetaald, dat het behoud van toeslagrechten zoveel mogelijk voorgaat op uitbetaling van toeslagrechten met de hoogste waarde.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 57, derde lid, van verordening 1122/2009, vindt de betaling op basis van toeslagrechten, in afwijking van het tweede lid, op verzoek van de landbouwer plaats volgens een door hem bepaalde volgorde, welke hij uiterlijk op 15 mei kenbaar maakt.

  • 4 De minimumoppervlakte, bedoeld in artikel 13, negende lid, van verordening 1122/2009 bedraagt 0,01 ha.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 20 komen in aanmerking voor betalingen op basis van toeslagrechten, landbouwers die, zonder opgave van subsidiabele hectaren:

    • a. beschikken over bijzondere toeslagrechten waarop artikel 44 van verordening 73/2009 van toepassing is;

    • b. minimaal 50% van de tijdens de referentieperiode uitgeoefende landbouwactiviteit, uitgedrukt in GVE, handhaven; en

    • c. uiterlijk op 15 mei een verzoek doen, overeenkomstig artikel 14, derde lid, van verordening 1120/2009, tot toepassing van de speciale voorwaarden.

  • 2 Ten bewijze van het voldoen aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voorzover het schapen betreft, doet de landbouwer uiterlijk op 15 mei opgave op basis van zijn bedrijfsregister van het betrokken aantal dieren uitgedrukt in GVE.

  • 3 Aan het minimumpercentage bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geacht te zijn voldaan indien het gemiddelde aantal GVE 50%, doch gedurende een periode van 6 maanden, in geen geval minder dan 25% is.

  • 4 Als bijzondere toeslagrechten als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden overgedragen kan de verkrijger slechts in aanmerking komen voor het bepaalde in het eerste lid, indien:

    • a. de bijzondere toeslagrechten in 2009, 2010 of 2011 worden overgedragen, en

    • b. alle bijzondere toeslagrechten van de vervreemder worden overgedragen.

Artikel 21a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Heide en natuurlijk grasland worden als subsidiabele hectare als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening 73/2009 in aanmerking genomen indien deze percelen gedurende het betreffende premiejaar door gemiddeld minimaal 0,15 GVE per hectare worden begraasd door schapen, geiten of runderen.

  • 2 Overeenkomstig artikel 34, vierde en vijfde lid, van verordening 1122/2009 worden met bomen beplante oppervlakten binnen een perceel landbouwgrond, met een plantdichtheid van meer dan 50 bomen per hectare, niet voor steun in aanmerking genomen.

  • 3 Onder hakhout met een korte omlooptijd als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder a, van verordening 73/2009 wordt verstaan woudbomen met omlooptijd van maximaal 10 jaar en bestemd voor de energieproductie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

4 Indien naar het oordeel van de minister blijkt dat een perceel waarvoor steun is aangevraagd geheel of ten dele kennelijk niet voor de uitvoering van de landbouw wordt gebruikt of beschikbaar gehouden, dan komt de desbetreffende oppervlakte niet in aanmerking als subsidiabele landbouwgrond, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 73/2009.

Paragraaf 4. Overdracht van toeslagrechten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Overdracht van toeslagrechten geschiedt met inachtneming van artikel 43 van verordening 73/2009 en de artikelen 26 en 27 van verordening 1120/2009.

  • 2 Onverminderd de in verordening 73/2009, 1120/2009, 1122/2009 en 1121/2009 aan de betaling op basis van toeslagrechten gestelde voorwaarden kan de aanspraak op betaling in enig premiejaar op basis van de overgedragen toeslagrechten slechts worden gemaakt indien de cedent de minister uiterlijk op 31 maart van het desbetreffende premiejaar in kennis stelt van de overdracht.

Hoofdstuk 2a. Specifieke steun

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Premiesteun voor brede weersverzekering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt specifieke steun aan landbouwers in de vorm van een financiële bijdrage voor premies ten behoeve van verzekeringen, die overeenkomstig artikel 26, derde lid, zijn goedgekeurd.

  • 2 De steun bedraagt 65% van de verzekeringspremie, met dien verstande dat het steunpercentage evenredig wordt verlaagd voor alle voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 13.000.000 per jaar overstijgt.

  • 3 De steun betreft uitsluitend de premie, exclusief belastingen.

  • 4 Geen steun wordt verstrekt indien de landbouwer van overheidswege een andere bijdrage ontvangt voor de premie, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Geen steun wordt verstrekt indien de landbouwer zijn teelt niet tegen alle ongunstige weersomstandigheden, bedoeld in artikel 26, derde lid, onderdeel b, heeft verzekerd.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De landbouwer verstrekt jaarlijks voor 1 augustus de volgende gegevens aan de minister:

    • a. het polisnummer van de verzekering,

    • b. een kopie van de verzekeringsvoorwaarden, en

    • c. een bewijs van betaling van de definitieve verzekeringspremie.

  • 2 De landbouwer is van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vrijgesteld indien de gegevens, bedoeld in het eerste lid, door de verzekeraar worden verstrekt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De landbouwer verstrekt jaarlijks voor 1 augustus de volgende gegevens aan de minister:

  • a. het polisnummer van de verzekering,

  • b. een kopie van de verzekeringspolis, en

  • c. een bewijs van betaling van de definitieve verzekeringspremie.

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De landbouwer verstrekt jaarlijks voor 1 augustus de volgende gegevens aan de minister:

  • a. het polisnummer van de verzekering,

  • b. een kopie van de verzekeringspolis, en

  • c. een bewijs van betaling van de definitieve verzekeringspremie.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorwaarden van de verzekeringen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, worden goedgekeurd door de minister.

  • 2 De aanvraag om goedkeuring van de verzekeringsvoorwaarden wordt door de verzekeraar uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de premie voor steun in aanmerking wordt gebracht, ingediend bij de minister. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een onderbouwing van de premie;

    • b. een verklaring dat de verzekeraar vooraf toestemming verleent aan de minister om persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling;

    • c. een verklaring van de verzekeraar dat hij zijn administratie die betrekking heeft op de verzekeringsvoorwaarden ten minste 4 kalenderjaren na afloop van de verzekering ter beschikking houdt van de minister;

    • d. het standaardmodel van de verzekeringspolis, en

    • e. documenten waarin de verzekeraar ten genoegen van de minister aantoont dat de verzekeringsvoorwaarden voldoen aan het bepaalde in deze regeling.

  • 3 De minister verleent uitsluitend goedkeuring aan de verzekeringsvoorwaarden indien:

    • a. het financieel verlies van de landbouwer wordt gedekt:

      • i. voor zover dat meer is dan 30% van de gemiddelde jaarproductie in de laatste drie jaar,

      • ii. als gevolg van een lagere opbrengst in kwantiteit of kwaliteit,

      • iii. dat optreedt op een aaneengesloten stuk grond waarop één enkel gewas wordt geteeld, en

      • iv. redelijkerwijs is toe te rekenen aan ongunstige weersomstandigheden,

    • b. onder ongunstige weersomstandigheden in elk geval zijn begrepen:

      • i. weersomstandigheden die volgens een schade-expert of het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, en

      • ii. de volgende ongunstige weersomstandigheden: regenval; droogte; (nacht)vorst; sneeuw; ijzel; storm; hagel; erosie en brand door blikseminslag;

    • c. alle open teelten verzekerd kunnen worden;

    • d. geen eisen worden gesteld aan de aard of hoeveelheid van de toekomstige productie door de verzekerde;

    • e. de voorwaarde wordt gesteld dat de schade wordt vastgesteld door een schade-expert;

    • f. niet wordt uitgekeerd voorzover de landbouwer van overheidswege een tegemoetkoming in de schade ontvangt die ertoe leidt dat hij meer compensatie ontvangt dan hij schade heeft geleden;

    • g. slechts één keer tot uitkering wordt gekomen voor een en de zelfde gebeurtenis bij dezelfde teelt,

    • h. de verzekering wordt aangegaan per kalenderjaar, en

    • i. de verzekering geen dekking biedt voor genomen bereddings- en preventiemaatregelen.

  • 4 De weersomstandigheden bedoeld in het derde lid, onderdeel b, worden geacht vooraf te zijn erkend door de minister, als bedoeld in artikel 70, vierde lid, tweede alinea, van verordening 73/2009. De minister kan in aanvulling daarop, na overleg met de brancheorganisatie van verzekeraars, ook andere ongunstige weersomstandigheden erkennen.

  • 5 In afwijking van het derde lid, onderdeel a, mag een verzekering ook tot uitkering komen bij een financieel verlies van minder dan 30%, mits de verzekeraar ten genoegen van de minister onderscheidt welk deel van de premie betrekking heeft op vergoeding van het financieel verlies van de landbouwer van minder dan 30%. In dat geval heeft de steun slechts betrekking op het gedeelte van de premie dat ziet op verzekeringsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze paragraaf.

  • 6 Het onderscheid, bedoeld in het vijfde lid, moet helder zijn omschreven in de verzekeringsvoorwaarden.

  • 7 In afwijking van het derde lid, onderdeel h, mag een verzekering voor meer dan een kalenderjaar worden aangegaan, mits de premie jaarlijks wordt betaald en de jaarlijkse premie betrekking heeft op de productie van één kalenderjaar.

  • 8 De minister publiceert de goedgekeurde verzekeringsvoorwaarden op www.minlnv.nl.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Het rekenmodel wordt tezamen met de verzekeringsvoorwaarden goedgekeurd door de minister.

  • 3 De minister keurt het rekenmodel uitsluitend goed indien de verzekeraar aantoont dat de uitkomsten van het rekenmodel vergelijkbaar zijn met een schadebeoordeling door een schade-expert. Het rekenmodel bevat daartoe tenminste de noodzakelijke gegevens om de schade vast te kunnen stellen aan de hand van bedrijfsspecifieke gegevens van het landbouwbedrijf zoals het gewas en grondsoort op perceelsniveau en de feitelijke weersomstandigheid die de schade veroorzaakt.

  • 4 De verzekeraar onderzoekt elk gebruik van het rekenmodel met behulp van een steekproef. De resultaten worden ter beschikking gehouden van de minister.

Paragraaf 2. Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder integraal duurzame stal of houderijsysteem: stal of houderijsysteem dat voldoet aan bovenwettelijke normen op het gebied van dierenwelzijn en minimaal voldoet aan wettelijke normen op de gebieden: milieu, energie, diergezondheid, landschappelijke inpasbaarheid en arbeidsomstandigheden.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag steun aan melkvee-, vleesvee-, schapen-, geiten-, varkens-, vleeskalveren-, pluimvee-, eenden-, kalkoenen- of konijnenhouders voor:

    • a. de bouw van een integraal duurzame stal of houderijsysteem,

    • b. de verbouwing van een bestaande stal of houderijsysteem tot een integraal duurzame stal of houderijsysteem, of

    • c. de installatie van het noodzakelijke materieel voor de werking van de integraal duurzame en diervriendelijke stal of het integraal duurzame en diervriendelijke houderijsysteem.

  • 2 Het steunpercentage bedraagt 50% voor onderdelen van het investeringsplan die zijn gerealiseerd in de periode vanaf de datum van de aanvraag tot steunverlening tot 1 maart van het daaropvolgende jaar.

  • 3 Indien artikel 34, vierde lid, onderdeel c, van toepassing is, bedraagt het steunpercentage 40% voor onderdelen van het investeringsplan die zijn gerealiseerd in de periode die begint na de in het tweede lid bedoelde periode, tot 1 maart van het daaropvolgende jaar.

  • 4 De minister verstrekt ten hoogste € 400.000 steun per aanvraag tot steunverlening.

  • 5 Het steunplafond, bedoeld in het eerste lid, bedraagt jaarlijks € 11.000.000, verminderd met het bedrag waarvoor nog aanspraak kan worden gemaakt op grond van beschikkingen tot steunverlening die in een voorgaand jaar zijn genomen.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer dient de aanvraag tot steunverlening in:

    • a. vanaf 1 februari tot en met 28 februari in het jaar 2010, of

    • b. vanaf 1 januari tot en met 31 januari in de daaropvolgende jaren.

  • 2 De aanvraag tot steunverlening bevat een investeringsplan waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a. een omschrijving van de investeringen die de landbouwer wil doen om een integraal duurzame stal of houderijsysteem te realiseren,

    • b. een omschrijving van de meerkosten van de integraal duurzame stal of houderijsysteem, ten opzichte van een stal of houderijsysteem gebouwd volgens gangbare technieken of alleen in overeenstemming met de wettelijke normen,

    • c. een omschrijving van de integraal duurzame stal of houderijsysteem, de installatieprocedure en het onderscheid tussen de kostenonderdelen, en

    • d. de fasen, periodes of tijdstippen waarin de landbouwer de investeringen zal realiseren, en

    • e. een verklaring van een bank, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, dat de landbouwonderneming levensvatbaar is.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer kan slechts één aanvraag tot steunverlening per jaar indienen op grond van deze paragraaf.

  • 2 De landbouwer mag niet zijn begonnen met het realiseren van onderdelen van het investeringsplan voor de aanvraag tot steunverlening is ingediend.

  • 3 De landbouwer realiseert het investeringsplan of de door de minister bepaalde onderdelen daarvan binnen de termijn die de minister heeft gesteld in de beschikking tot steunverlening.

  • 4 De landbouwer dient de aanvragen op grond van deze paragraaf in bij de Directeur DR met gebruikmaking van een daartoe door DR verstrekt formulier en verklaart daarbij dat hij zich bewust is van de voorwaarden voor verkrijging van deze steun.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Aanvragen voor steunverlening worden niet in behandeling genomen:

    • a. indien deze zijn ingediend na de daarvoor gestelde periode, of

    • b. indien de aanvraag tijdig is ingediend maar indien de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 2 Indien het eerste lid, onderdeel b, van toepassing is, stelt de minister de landbouwer eerst in de gelegenheid om de ontbrekende gegevens binnen 14 werkdagen aan te vullen, alvorens op de aanvraag te beslissen.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In aanmerking komende kosten zijn de meerkosten van investeringen in:

    • a. de bouw of inrichting van integraal duurzame en diervriendelijke stallen en houderijsystemen,

    • b. de verbetering van bestaande stallen en houderijsystemen tot integraal duurzame en diervriendelijke stallen en houderijsystemen, of

    • c. de kosten voor de montage en installatie van het noodzakelijke materieel voor de werking van integraal duurzame en diervriendelijke stallen of houderijsystemen.

  • 2 Een investering komt alleen voor steun op grond van deze paragraaf in aanmerking indien deze noodzakelijk is voor de realisatie van een integraal duurzame stal of houderijsysteem.

  • 3 Gangbare, reguliere of vervangingsinvesteringen en investeringen die gericht zijn op het voldoen aan bestaande wettelijke eisen, komen niet voor steun in aanmerking op grond van deze paragraaf.

  • 4 Een investering die al uit hoofde van andere openbare middelen is gesubsidieerd of gefinancierd komt niet voor steun in aanmerking.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister stelt een commissie in die advies uitbrengt over de onderdelen van het investeringsplan en over de rangschikking van de aanvragen voor steunverlening.

  • 2 De minister rangschikt een aanvraag hoger naarmate:

    • a. de integraal duurzame stal of houderijsysteem waarin de landbouwer investeert in de beginfase van marktintroductie verkeert,

    • b. de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft,

    • c. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde steunbedrag en de verbetering van het dierenwelzijn, en

    • d. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde steunbedrag en de verbetering van het milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden of landschappelijke inpasbaarheid.

  • 3 De minister beslist binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 De beschikking tot steunverlening bevat de volgende onderdelen:

    • a. het goedgekeurde investeringsplan, inclusief de essentiële onderdelen daarin,

    • b. de termijnen voor realisatie van onderdelen van het investeringsplan,

    • c. de toestemming om bij uitzondering bepaalde onderdelen van het investeringsplan te realiseren in het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend, waarbij de landbouwer tevens verplicht wordt om:

      • i. tenminste een aantal omschreven essentiële onderdelen van het investeringsplan te realiseren in het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend,

      • ii. een aanvraag in te dienen, bedoeld in artikel 36, eerste lid,

    • d. de ten hoogste te verstrekken steun.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Op aanvraag kan de minister de beschikking tot steunverlening wijzigen ten behoeve van een aanpassing van het investeringsplan. De steun die met de beschikking op grond van dit artikel wordt verstrekt is nooit hoger dan de steun die zou worden verstrekt op grond van de beschikking tot steunverlening.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt ingediend in de periode van 1 december van het jaar waarin de steun is verleend, tot 1 maart van het daaropvolgend jaar, en

    • b. gaat in ieder geval vergezeld van documenten waaruit blijkt dat de landbouwer heeft voldaan aan de op grond van artikel 34, vierde lid, onderdeel c, subonderdeel i, gestelde verplichtingen en wat daarvoor de gemaakte kosten zijn,

  • 3 De steun, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste gelijk aan de steun die op grond van de beschikking tot steunverlening kan worden verstrekt, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de kosten van alle subsidiabele investeringen en de gerealiseerde subsidiabele investeringen.

  • 4 De minister kan aanvullende documenten vragen alvorens te beslissen op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 De minister behandelt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid als een aanvraag tot steunvaststelling indien blijkt dat alle subsidiabele investeringen zijn gerealiseerd.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 De steun, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste gelijk aan de steun die op grond van de beschikking tot steunverlening kan worden verstrekt, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de kosten van de gerealiseerde subsidiabele investeringen en alle subsidiabele investeringen.

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 De steun, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste gelijk aan de steun die op grond van de beschikking tot steunverlening kan worden verstrekt, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de kosten van de gerealiseerde subsidiabele investeringen en alle subsidiabele investeringen.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Op aanvraag stelt de minister de steun vast.

  • 2 De aanvraag tot steunvaststelling wordt ingediend:

    • a. in de periode tussen 1 december van het jaar waarin de steun is verleend tot 1 maart van het daaropvolgende jaar, of

    • b. in de periode tussen 1 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend en waarop artikel 34, vierde lid, onderdeel c, van toepassing is, tot 1 maart van het daaropvolgende jaar.

  • 3 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat in ieder geval vergezeld van de documenten waaruit blijkt dat de landbouwer het investeringsplan heeft gerealiseerd en wat daarvoor de gemaakte kosten zijn.

  • 4 Bij de steunvaststelling moet ten genoegen van de minister gebleken zijn dat de landbouwer heeft voldaan aan alle voorwaarden die bij de steunverlening zijn gesteld.

  • 5 De minister vermindert het bedrag van de steun dat bij vaststelling wordt betaald, met steun die de aanvrager heeft of kon ontvangen op grond van artikel 36, eerste lid.

  • 6 De minister stelt de steun ambtshalve vast indien er geen aanvraag is ingediend na afloop van de in het tweede lid gestelde termijn.

Paragraaf 3. Specifieke steun voor het elektronisch merken van schapen of geiten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 38a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt éénmalig specifieke steun aan landbouwers in de vorm van een financiële bijdrage voor het elektronisch merken van schapen of geiten.

  • 2 De specifieke steun bedraagt € 4 per schaap of geit, met dien verstande dat dit bedrag evenredig wordt verlaagd voor alle voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 2.000.000 overstijgt.

Artikel 38b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De minister verstrekt alleen steun voor het elektronisch merken van schapen en geiten die zijn geboren tot en met 31 december 2009.

  • 3 De minister verleent uitsluitend steun indien 90% van de voor 1 januari 2010 geboren dieren die op 30 juni 2010 aanwezig zijn op het UBN, omgemerkt zijn op 30 juni 2010.

  • 4 De minister betaalt de steun per schaap of geit dat tot en met 30 juni 2010 op naam van de landbouwer is geregistreerd in het I&R-systeem schapen en geiten.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 De minister verleent uitsluitend steun indien 90% van de voor 1 januari 2010 geboren dieren die op 30 juni 2010 aanwezig zijn op het UBN, elektronisch gemerkt zijn op 30 juni 2010.

Paragraaf 4. Tegemoetkoming voor de schapen- en geitensector

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 38c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt steun in de vorm van een jaarlijkse financiële bijdrage van € 650.

  • 2 De steun wordt evenredig verlaagd voor alle voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 1.500.000 per kalenderjaar overstijgt.

Artikel 38d

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De steun, bedoeld in artikel 38c, kan in enig jaar alleen worden aangevraagd door landbouwers die in het desbetreffende jaar op 15 mei eigenaar of huurder zijn van een landbouwonderneming waaraan een UBN is toegekend en waarvan op grond van artikel 37, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren op 1 november van het voorafgaande jaar is gebleken dat er op dat moment op dat UBN in totaal meer dan 100 schapen of geiten werden gehouden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

De steun, bedoeld in artikel 38c, kan in enig jaar alleen worden aangevraagd door landbouwers die in het desbetreffende jaar op 15 mei eigenaar of huurder zijn van een landbouwonderneming waaraan een UBN is toegekend en ter zake waarvan in het desbetreffende jaar het bedrag, bedoeld in artikel 43i, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren verschuldigd is.

Paragraaf 5. Vaarvergoeding

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 38e

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. vaarvergoeding: vergoeding voor het verrichten van landbouwactiviteiten, als bedoeld in artikel 2, onder c, van verordening 73/2009, op een vaarperceel.

  • b. vaarperceel: perceel dat als zodanig is aangewezen in bijlage 3.

Artikel 38f

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister verstrekt specifieke steun aan landbouwers in de vorm van een vaarvergoeding van € 500 per hectare per jaar voor vaarpercelen.

  • 2 De vaarvergoeding wordt evenredig verlaagd voor alle voor vaarvergoeding in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor steun in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 1.000.000 per kalenderjaar overstijgt.

  • 3 Indien voor het desbetreffende perceel reeds subsidie voor het uitrijden van ruige mest uit hoofde van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies wordt toegekend, bedraagt de steun, bedoeld in het eerste lid, € 405,50 per hectare per jaar.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Het derde lid vervalt.

Artikel 38g

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een landbouwer komt uitsluitend in aanmerking voor steun op grond van deze paragraaf indien:

  • a. de totale oppervlakte van de vaarpercelen waarvoor hij steun op grond van deze paragraaf ontvangt tenminste 0,5 hectare bedraagt;

  • b. hij in de verzamelaanvraag heeft aangegeven in te stemmen met de verwerking door DR van de persoonsgegevens die betrekking hebben op de subsidie voor het uitrijden van ruige mest die DR heeft verkregen in het kader van de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies.

Hoofdstuk 3. Steun voor aardappelzetmeel en zaaizaad van vezelvlas, aardappelzetmeel en zaaizaad van vezelvlas

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit hoofdstuk is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 4008, datum inwerkingtreding 17-03-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Steun voor aardappelzetmeel en zaaizaad van vezelvlas

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer die voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen produceert overeenkomstig de artikelen 77 en 78 van verordening 73/2009 en hoofdstuk 3 van verordening 1121/2009, komt in aanmerking voor subsidie op grond van de productiesteun voor zetmeelaardappelen als bedoeld in artikel 2.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een landbouwer die zaaizaad van vezelvlas produceert komt in aanmerking voor subsidie op grond van de productiesteun voor zaaizaad als bedoeld in artikel 2, indien:

    • a. het ingezaaide perceel een oppervlakte van ten minste 0,3 ha heeft;

    • b. de productie plaatsvindt op basis van een vermeerderingscontract tussen de landbouwer en het zaaizaadhandelsbedrijf of de kweker;

    • c. de betrokken zaaizaadhandelsbedrijven of kwekers geregistreerd zijn bij het HPA;

    • d. het zaaizaad uiterlijk op 15 juni van het jaar volgend op de aanvraag in de handel is gebracht.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, overlegt de landbouwer een verklaring omtrent de productie in het geval hij ook zaaizaadhandelsbedrijf of kweker is voor het geproduceerde zaaizaad van vezelvlas.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Er worden geen rechtstreekse betalingen toegekend aan landbouwers indien het totaalbedrag van de in een bepaald kalenderjaar aangevraagde of toe te kennen rechtstreekse betalingen vóór toepassing van de in de artikelen 21 en 23 van verordening 73/2009 vastgestelde verlagingen en uitsluitingen lager is dan € 500.

Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Procedurele bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Voor de verzamelaanvraag maakt de landbouwer gebruik van een door de minister vastgesteld formulier dat door de landbouwer volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.

  • 3 De verzamelaanvraag wordt in de periode van 1 april tot en met 15 mei ingediend bij DR.

  • 4 Bij de verzamelaanvraag legt de landbouwer alle bewijsstukken over die het betrokken betaalorgaan nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 5 Van de wijziging, verbetering of intrekking van de verzamelaanvraag overeenkomstig Deel II, Titel II, van verordening 1122/2009 stelt de landbouwer DR schriftelijk in kennis.

  • 6 In afwijking van het derde lid geldt als uiterste datum voor het indienen van teeltcontracten voor zetmeelaardappelen 15 juni.

  • 7 De landbouwer die aanspraak maakt op steun, bedoeld in artikel 24, eerste lid, verstrekt tevens de volgende informatie bij de verzamelaanvraag:

    • a. toestemming aan de minister om persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling,

    • b. een verklaring dat hij zich bewust is van de voorwaarden voor verkrijging van deze steun, en

    • c. de naam van de verzekeraar met wie de verzekering is afgesloten.

  • 9 De landbouwer die in aanmerking wil komen voor steun, bedoeld in de artikelen 38a, eerste lid en 38d, eerste lid, verleent de minister toestemming om de gegevens die zijn opgenomen in het I&R-systeem schapen en geiten en die betrekking hebben op zijn UBN te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling.

Artikel 55a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 10, maar geen toeslagrechten in eigendom heeft op 15 mei 2010, vraagt toeslagrechten aan door het indienen van een door DR vastgesteld aanvraagformulier bij de Directeur DR.

  • 2 De landbouwer dient het aanvraagformulier, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk in op 15 mei 2010.

Artikel 55b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, verstrekt ten genoegen van de minister de benodigde informatie voor het vaststellen van het relevante referentiejaar of referentiejaren.

  • 2 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, verstrekt het een kopie van het verkoopcontract en een omschrijving van de overgedragen aanspraken op toeslagrechten, bedoeld in artikel 10. Daarbij worden ook de overgedragen landbouwondernemingen waaraan een UBN is toegekend en het aantal overgedragen hectares omschreven.

  • 3 Een aanvraag en de gegevens, bedoeld in het tweede lid, mogen met expliciete toestemming van de verkoper ook met aanvraag van de koper worden ingediend.

  • 4 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, verstrekt een kopie van het verhuurcontract en het aantal hectaren waarvoor hij de toeslagrechten verhuurt.

  • 5 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 16, eerste lid, verstrekt ten genoegen van de minister de benodigde informatie voor het vaststellen van het voldoen aan de voorwaarden van deze regeling.

  • 6 De landbouwer dient de gegevens, bedoeld in dit artikel in voor 15 mei 2010, met een door DR vastgesteld formulier, bij de Directeur DR.

Artikel 55c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de aanvraag behandeld als een aanvraag die is ontvangen op 11 juni 2010.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bewijsstukken als bedoeld in artikel 55, vierde lid, overlegt de landbouwer schriftelijk voor zover deze niet elektronisch overgelegd kunnen worden.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer is verplicht op verzoek van DR en het HPA alle gewenste nadere inlichtingen, ter zake van de gegevens verschaft bij de ingediende aanvragen op grond van deze regeling, terstond en naar waarheid te verstrekken.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer is verplicht in zijn bedrijfsadministratie alle in de betrokken verordening, deze regeling en door DR en het HPA voorgeschreven bewijsstukken te bewaren.

  • 2 De bedrijfsadministratie wordt door de landbouwer op eerste vordering aan de met toezicht op de naleving van deze regeling belaste persoon ter inzage gegeven.

  • 3 De landbouwer bewaart de bedrijfsadministratie op zijn bedrijf ten minste drie jaar na afloop van het jaar waarin subsidie is aangevraagd.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat een verzamelaanvraag is ingediend en voordat aan alle voorwaarden voor het verstrekken van subsidie is voldaan, of indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat de voor de toekenning van de steun vereiste handelingen zijn begonnen, maar voordat aan alle voorwaarden voor de toekenning van de steun is voldaan, wordt de aangevraagde subsidie overeenkomstig het tweede en derde lid verstrekt aan de overnemer, bedoeld in artikel 82 van verordening 1122/2009, dan wel aan de oorspronkelijke aanvrager.

  • 2 De desbetreffende aangevraagde subsidie wordt verstrekt aan de overnemer indien:

    • a. DR de schriftelijke melding van de overdracht uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 55, derde lid, bedoelde termijn voor het indienen van de verzamelaanvraag ontvangt van de overnemer,

    • b. de overnemer het betrokken betaalorgaan uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 55, derde lid, bedoelde termijn verzoekt om betaling van de door de wederpartij aangevraagde subsidie,

    • c. de overnemer alle door DR verlangde bewijsstukken overlegt, en

    • d. wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de steun.

  • 3 De desbetreffende aangevraagde subsidie wordt verstrekt aan de oorspronkelijke aanvrager indien:

    • a. DR de in het tweede lid, onder a, bedoelde melding niet of na de in artikel 55 derde lid bedoelde termijn van de overnemer heeft ontvangen,

    • b. wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de steun, en

    • c. de oorspronkelijke aanvrager alle door DR verlangde bewijsstukken overlegt.

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen een beroep op overmacht of uitzonderlijke omstandigheden mogelijk maken in verband met het niet nakomen van voorwaarden of verplichtingen, meldt de landbouwer een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 75 van verordening 1122/2009 schriftelijk aan DR met betrekking tot de in artikel 63, bedoelde regelingen en aan het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen binnen 10 werkdagen na de dag vanaf welke dit voor hem mogelijk is.

  • 2 De landbouwer voegt bij de melding bewijsstukken bij ter ondersteuning van zijn beroep op overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien een bedrag aan subsidie ten onrechte is uitbetaald, wordt dit bedrag en de rente daarover overeenkomstig artikel 80 van verordening 1122/2009 teruggevorderd.

  • 2 De rente, bedoeld in het eerste lid, is de wettelijke rente in Nederland geldende op de laatste dag van de kalendermaand waarin de subsidie is betaald.

  • 3 Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, niet meer bedraagt dan € 100,– exclusief rente, wordt overeenkomstig artikel 5 bis van verordening 885/2006 afgezien van terugvordering.

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

DR, het HPA en de ondernemingen die betrokken zijn bij de uitvoering van steunverstrekking op grond van Hoofdstuk 2a, paragraaf 1, alsmede de instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving van de in artikel 3 en Hoofdstuk 2a, paragraaf 1, bedoelde voorwaarden wisselen de gegevens uit betreffende aanvragers die relevant zijn in het kader van bedoeld toezicht. DR en het HPA wisselen tevens de gegevens uit die relevant zijn voor de in artikel 9 bedoelde modulatie.

Paragraaf 2. Uitvoerende instanties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

DR is belast met de uitvoering van

  • a. de bedrijfstoeslagregeling;

  • b. de specifieke steun, bedoeld in Hoofdstuk 2a.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het HPA is belast met de uitvoering van:

    • a. de steun voor zetmeelaardappeltelers, bedoeld in artikel 77 van verordening 73/2009;

    • b. de steun voor zaaizaad van vezelvlas, bedoeld in artikel 87 van verordening 73/2009.

  • 2 Het HPA regelt, met inachtneming van verordening 73/2009, verordening 1122/2009 en verordening 1121/2009 en zo nodig de aanwijzingen van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van de in het eerste lid bedoelde steunregelingen is vereist.

Artikel 66

[Vervallen per 01-04-2007]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 Bij de constatering van de oppervlakte van percelen landbouwgrond worden voor sloten die zijn gelegen tussen percelen landbouwgrond en die niet breder zijn dan 4 meter overeenkomstig door de Europese Commissie aanvaarde meetmethoden gerekend tot de volledig gebruikte oppervlakte van de desbetreffende percelen, waarbij de breedte van de sloot voor de helft aan elk van de aan weerskanten van de sloot gelegen percelen wordt toegerekend.

2 Bij de constatering van de oppervlakte van percelen landbouwgrond worden sloten die zijn gelegen in een perceel landbouwgrond en die niet breder zijn dan 2 meter overeenkomstig door de Europese Commissie aanvaarde meetmethoden gerekend tot de volledig gebruikte oppervlakte van het desbetreffende perceel.

3 De minimumoppervlakte, bedoeld in artikel 13, negende lid, van verordening 1122/2009 van sloten, bedraagt 0,01 ha.

Artikel 67

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De AID is verantwoordelijk voor de coördinatie van de controles ter plaatse op de naleving van de regeling als bedoeld in de artikelen 20 en 22 van verordening 73/2009.

Paragraaf 3. Sancties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 68

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien een landbouwer één of meer verplichtingen op grond van artikel 3 niet naleeft, wordt overeenkomstig Deel II, Titel IV, hoofdstuk III van verordening 1122/2009 een korting opgelegd op het totale bedrag dat op grond van de in artikel 2 bedoelde steunregelingen aan de landbouwer is of moet worden toegekend.

  • 2 Onverminderd artikel 77 van verordening 1122/2009, bedraagt de hoogte van de korting 1, 3 of 5% van het totale bedrag dat op grond van de in artikel 3 bedoelde steunregelingen aan de landbouwer is of moet worden toegekend en wordt in geval van herhaalde of opzettelijke niet-naleving verhoogd overeenkomstig artikel 71 en 72 van verordening 1122/2009.

Artikel 69

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien een landbouwer andere dan de in artikel 68 bedoelde voorwaarden of verplichtingen voortvloeiend uit verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen niet naleeft, wordt door DR met betrekking tot de in artikel 63, eerste lid, bedoelde regelingen en het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen, overeenkomstig Deel II, Titel IV, hoofdstuk I van verordening 1122/2009 een korting opgelegd op het bedrag dat op grond van de betrokken steunregeling aan de landbouwer is of moet worden toegekend.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Indien een landbouwer andere dan de in artikel 68 bedoelde voorwaarden of verplichtingen voortvloeiend uit verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen niet naleeft, wordt door DR met betrekking tot de in artikel 63, eerste lid, bedoelde regelingen en het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen, overeenkomstig Deel II, Titel IV, hoofdstuk II van verordening 1122/2009 een korting opgelegd op het bedrag dat op grond van de betrokken steunregeling aan de landbouwer is of moet worden toegekend.

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien een landbouwer niet alle in artikel 13, achtste lid, van verordening 1122/2009 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3% van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan, als volgt verlaagd:

  • a. indien het verschil groter is dan 3% en kleiner dan of gelijk aan 10% bedraagt de verlaging 1%;

  • b. indien het verschil groter is dan 10% en kleiner dan of gelijk aan 20% bedraagt de verlaging 2%;

  • c. indien het verschil groter is dan 20% bedraagt de verlaging 3%.

Artikel 70a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De steun, bedoeld in Hoofdstuk 2a, paragraaf 1, wordt verlaagd overeenkomstig artikel 23 van verordening 1122/2009, indien de in artikel 25 bedoelde kopieën en documenten worden verstrekt na de in dat artikel gestelde termijn.

Artikel 70b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van de artikelen 7, 8, 23 en 28 van verordening 73/2009 en artikel 55 van verordening 1122/2009, gelden aanvragen voor betalingen op grond van artikel 36, eerste lid, en 37, eerste lid, als ingediend in de periode van 1 tot en met 31 december van het jaar waarin de steun is verleend, respectievelijk als ingediend in de periode van 1 tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend.

Artikel 70c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De steun, bedoeld in Hoofdstuk 2a, paragraaf 5, wordt verlaagd overeenkomstig artikel 58 van verordening 1122/2009, indien blijkt dat de oppervlakte van de gezamenlijke vaarpercelen waarvoor de steun is aangevraagd groter is dan de oppervlakte van de vaarpercelen die op grond van artikel 57 van verordening 1122/2009 zijn geconstateerd.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 71

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Regeling GLB-inkomenssteun wordt ingetrokken, maar blijft evenwel van toepassing op aanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling waarop nog niet onherroepelijk is beslist en, in geval van slacht, op slachtingen en export verricht vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling.

Artikel 71a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Regeling GLB-inkomenssteun 2006 zoals die luidde vóór 1 januari 2009 blijft van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2009.

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Overdrachtsregeling bevoegdheden Landbouwwet 1966 Algemeen.]

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.]

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Subsidieregeling natuurbeheer 2000.]

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Regeling superheffing en melkpremie 2004.]

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling wordt aangehaald als: ‘Regeling GLB-inkomenssteun 2006’.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 december 2005

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Bijlage 1. Beheerseisen als bedoeld in artikel 3, onderdeel a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dierenwelzijn

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 4008, datum inwerkingtreding 17-03-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Milieu

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Artikel 8, artikel 9 in samenhang met artikel 31, eerste lid, artikel 10, in samenhang met artikel 31, tweede lid, en artikel 11, 12,14, van de Flora- en faunawet.

  • 2. Artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998.

  • 3. Artikel 25 van het Lozingenbesluit bodembescherming.

  • 4. Artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, eerste alinea en artikel 1c, eerste lid, artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel a, artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel b en vierde lid, artikel 1d van het Besluit gebruik meststoffen.

  • 5. Artikel 2, 3, 3a, 3b, 4, 4a, 4b, 5, 6, 6a, 6b, 6c, 6d en 8a, van het Besluit gebruik meststoffen.

  • 6. Artikel 16 in samenhang met artikel 13, van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij.

  • 7. Artikel 7 in samenhang met artikel 8 onder a en b, 9 en 10, van de Meststoffenwet in samenhang met artikel 24 tot en met 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

  • 8. Artikel 28 in samenhang met artikel 27, 29 en 30, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in samenhang met artikel 36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

Volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 9. Artikel 2 in samenhang met artikel 4 en 7 van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 10. Artikel 8, eerste, tweede en vijfde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren, in samenhang met artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1760/2000 en de artikelen 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 11. Artikel 5, eerste lid, onder a, richtlijn 2008/71/EG, artikel 4, tweede en derde lid, van verordening 1760/2000 en artikel 4, eerste en vierde lid, van verordening (EG) nr. 21/2004.

  • 12. Artikel 19, eerste lid, artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 29, vijfde lid, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 12a. De artikelen 38d en 38e van de Regeling identificatie en registratie van dieren.

  • 13. Artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, 36, eerste lid, tot aan het woord ‘alsmede’ en tweede en vierde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren, artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1760/2000 in samenhang met artikel 19, eerste lid, tot en met ‘verordening 1760/2000’, en tweede tot en met vijfde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 14. Artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van verordening (EG) nr. 1760/2000.

  • 15. De artikelen 20 en 22 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

  • 16. Artikel 26, eerste en tweede lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

  • 17. Artikel 2 van de Kaderwet diervoeders in samenhang met artikel 15, 17, eerste lid en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002, artikel 4, derde lid, van de Kaderwet diervoeders.

  • 18. Artikel 2, eerste lid, van de Kaderwet diervoeders in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder b, van de Regeling diervoeders.

  • 19. Artikel 68 en 74 van de Regeling diervoeders in samenhang met artikel 15 van verordening (EG) nr. 178/2002.

  • 20. Artikel 2, tiende lid, Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen.

  • 21. Artikel 73a, van de Regeling diervoeders in samenhang met artikel 5, eerste lid, in samenhang met Bijlage I, deel A, onder I, onder 4e en 4g, en onder II, onder 2a, 2b en 2e, artikel 5, vijfde lid in samenhang met Bijlage III, onder 1, eerste alinea, eerste zin en derde alinea, en onder 2, derde zin, en artikel 5, zesde lid, van Verordening (EG) nr. 183/2005.

  • 22. Artikel 2, eerste lid van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in samenhang met artikel 4, eerste lid, in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4g, 4h, 5f en 5h, m.u.v. de zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddelen en’, onder 6, en onder III, onder 8a, 8d, 8e, 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004.

  • 23. Artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in samenhang met artikel 4, eerste lid, in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4j van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met artikel 6, derde lid, en artikel 7, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet.

  • 24. Artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet in samenhang met artikel 4, eerste lid, en de Bijlage I, deel A, onder III, onderdeel 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004 in samenhang met artikel 91 en 92, van de Diergeneesmiddelenregeling.

  • 25. Artikel 2, tweede lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in samenhang met artikel 3, eerste lid, in samenhang met Bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, onderdeel I, onder 1b, 1c, 1d, 1e, 2a, 2b, 2c, 3a, 3b, 3c, 4 en 5 en onderdeel II, onder A onder 1, 2, 3, 4, en onder B onder 1a, 1d, 2, 4a en 4b, sectie X, hoofdstuk I onder 1, m.u.v. de zinsnede ‘en tot op het moment van verkoop aan de consument’ van Verordening (EG) nr. 853/2004.

  • 26. Artikel 2, eerste lid en 44, van de Diergeneesmiddelenwet in samenhang met artikel 82 van de Diergeneesmiddelenregeling.

  • 27. Artikel 46 van het Diergeneesmiddelenbesluit in samenhang met artikel 81, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenregeling.

  • 28. Artikel 2, eerste lid, onder a, en 3, eerste lid, onder a, van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten.

  • 29. Artikel 2, eerste lid, onder a, van Verordening PVV Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede bèta-agonisten 1997 (2005-I).

Dierenwelzijn

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 30. Artikel 4 in samenhang met bijlage, onder 1 tot en met 4, onder 6, onder 8, onder 9, onder 11 en onder 13 tot en met 15, van Richtlijn 2008/119/EG.

  • 31. Artikel 3, artikel 4, eerste en tweede lid, en artikel 5 tot en met 9, van het Kalverenbesluit

  • 32. Artikel 3, eerste lid, onder a; artikel 3, tweede lid, onder a en b, in samenhang met negende lid; artikel 3, vierde lid, in samenhang met negende lid; artikel 3, zesde lid; Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 5, tweede zin; Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, eerste zin, tweede gedachtestreepje, in samenhang met bijlage, tweede alinea, onder 8; Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, derde alinea, tweede zin, van Richtlijn 2008/120/EG; Bijlage 1, Hoofdstuk II, onderdeel D, punt 2 en punt 4.

  • 33. Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, eerste zin tot en met het eerste gedachtestreepje, in samenhang met tweede alinea, tweede zin van Richtlijn 2008/120/EG, in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder q, van het Ingrepenbesluit.

  • 34. Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, eerste zin, vierde gedachtenstreepje, van Richtlijn 2008/120/EG in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder l, van het Ingrepenbesluit.

  • 35. De artikelen 2aa, 2b, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, 3, 4a, eerste lid, tweede lid, onderdelen c en d. derde lid, 5, zesde en zevende lid, 9, tweede en derde lid, 10, 11, tweede lid, 12, 13, 15 en 16 van het Varkensbesluit.

  • 36. Artikel 3, eerste lid, onder b, eerste volzin, van Richtlijn 2008/120/EG in samenhang met artikel 4, vierde lid, van het Varkensbesluit, in samenhang met artikel 3, negende lid, van Richtlijn 2008/120/EG.

  • 37. Artikel 2 in samenhang met artikel 7, tweede lid, onder c, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

  • 38. Artikel 3 tot en met 6, van het Besluit welzijn productiedieren.

  • 39. Artikel 34 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in samenhang met het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren.

  • 40. Artikel 40 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in samenhang met het Ingrepenbesluit.

  • 41. Artikel 55 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in samenhang met het Besluit voortplantingstechnieken bij dieren.

Bijlage 2. Minimumeisen inzake de goede landbouw- en milieuconditie, bedoeld in artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Minimale bodembedekking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. De landbouwer die percelen uit productie neemt en deze percelen in aanmerking wil laten komen voor steun, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 2, onder a, is verplicht deze percelen in te zaaien met een groenbemester onder de navolgende voorwaarden:

    • 1°. Het betreft een groenbemester, genoemd in het tweede subonderdeel, die uiterlijk op 31 mei wordt ingezaaid.

    • 2°. Groenbemesters zijn:

      • mengsels van grassen,

      • phacelia,

      • spurrie,

      • vlinderbloemigen met uitzondering van bonen en erwten,

      • kruisbloemigen, uitgezonderd koolzaad,

      • afrikaantjes (Tagetes), of

      • solanum sisymbriifolium.

      Tevens zijn in mengsels van één of meer groenbemesters toegestaan:

      • tweezaadlobbige cultuurgewassen in een dichtheid per gewas van ten hoogste 10% van de zaaizaadhoeveelheid die gebruikt wordt bij de gangbare teelt van het desbetreffende gewas,

      • eenzaadlobbige cultuurgewassen met uitzondering van maïs, in een dichtheid van maximaal 7 kg per hectare zaaizaad per soort, met een maximum van 35 kg per hectare in totaal, of

      • Akkerkruiden zoals aangemerkt in de Standaardlijst van de Nederlandse Flora (van der Meijden, 1990) met uitzondering van duist, grote windhalm, oot, melganzevoet, knolcyperus, hanepoot, kweek, kleefkruid, akkermunt, veenwortel, perzikkruid en klein kruiskruid.

    • 3°. De groenbemester wordt niet voor 31 augustus door enigerlei vorm van bewerking vernietigd.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien:

    • 1°. De landbouwer voor zijn gehele productie voldoet aan de voorschriften die zijn vastgesteld in verordening 834/2007 en verordening 889/2008,

    • 2°. Op last van de Plantenziektenkundige Dienst deze percelen onbegroeid worden gehouden ter bestrijding van quarantaineorganismen, of

    • 3°. Op last van het HPA of het Productschap Tuinbouw deze percelen onbegroeid worden gehouden ter bestrijding van knolcyperus.

§ 2. Minimaal landbeheer op basis van de specifieke omstandigheden ter plaatse

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer is verplicht de volgende bepalingen in acht te nemen:

  • 1°. de artikelen 3, 4, 6 en 7 van de Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008, en

  • 2°. de artikelen 3, 4, 6 en 8 van de Verordening PT erosiebestrijding Zuid-Limburg 2009.

§ 3. Stoppelbeheer op bouwland

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. Het is verboden om gewasresten op bouwland na de oogst te verbranden.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien de landbouwer beschikt over een vergunning van het College van Burgemeester en Wethouders.

§ 4. Instandhouding van landschapselementen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer is verplicht de volgende bepalingen in acht te nemen:

  • 1°. de artikelen 2, 3 en 13 van de Boswet, en

  • 2°. de artikelen 2 en 3 van het Besluit van 20 juni 1962, houdende regelen ten aanzien van de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet.

§ 5. Het voorkomen van verstruiking van de landbouwgrond door ongewenste vegetatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. De landbouwer is verplicht om zijn landbouwgrond tenminste één keer per twee jaar te maaien, te keren of te laten begrazen.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien de landbouwer niet aan deze verplichting hoeft te voldoen op grond van verplichtingen die hem zijn opgelegd:

    • 1°. op grond van artikel 36, onderdeel a, onder ii of iv, verordening 1698/2006, of

    • 2°. verplichtingen die de overheid heeft gesteld bij de verstrekking van staatssteun die op grond van beschikking N 577/2006 is goedgekeurd door de Europese Commissie.

  • C. Onderdeel A is niet van toepassing op blijvend grasland.

§ 6. Bescherming van blijvend grasland

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. De landbouwer is verplicht om zijn blijvend grasland tenminste één keer per jaar te maaien of te laten begrazen.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien de landbouwer niet aan deze verplichting hoeft te voldoen op grond van verplichtingen die hem zijn opgelegd:

    • 1°. op grond van artikel 36, onderdeel a, onder ii of iv, verordening 1698/2006, of

    • 2°. verplichtingen die de overheid heeft gesteld bij de verstrekking van staatssteun die op grond van beschikking N 577/2006 is goedgekeurd door de Europese Commissie.

§ 7. Naleving van vergunningsprocedures wanneer voor het gebruik van water voor bevloeiingsdoeleinden een vergunning nodig is.

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het is de landbouwer verboden om zonder vergunning landbouwgronden te bevloeien met water, indien deze vergunning op basis van enig algemeen verbindend voorschrift vereist is.

Bijlage 3. Subsidiabele oppervlakten grasland, bedoeld in artikel 38h, eerste lid, onderdeel c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bijlage 245878.png
Bijlage 245879.png
Bijlage 245880.png
Bijlage 245881.png
Bijlage 245882.png
Bijlage 245883.png
Bijlage 245884.png
Bijlage 245885.png

Bijlage 4. Berekening, bedoeld in artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De berekening bestaat uit de vermenigvuldiging van onderstaande componenten:

(A / B) X (C / D)

waarin:

de component (A / B) bestaat uit de deling van:

A: het totale aantal geconstateerde dieren of geconstateerde oppervlakten van de landbouwer in alle referentiejaren voor betalingen op grond van de onderscheidenlijke artikelen 76, 83, 130, eerste lid, onderdeel a en 130, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1782/2003, en

B: de som van het aantal onderscheidenlijke referentiejaren,

vermenigvuldigd met:

de component (C / D), die bestaat uit de deling van:

C: het nationaal plafond,

D: gemiddeld aantal geconstateerde dieren of geconstateerde oppervlakten in Nederland voor betalingen op grond van de onderscheidenlijke artikelen 76, 83, 130, eerste lid, onderdeel a en 130, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1782/2003,

en waarin wordt verstaan onder:

referentiejaren:

  • de jaren 2007 en 2008 voor betalingen op grond van de artikelen 76, 83 en 130, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1782/2003, onderscheidenlijk

  • de jaren 2006, 2007 en 2008 voor betalingen op grond van artikel 130, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1782/2003;

nationaal plafond:

voor volwassen runderen: het gemiddelde van de voor Nederland beschikbare bedragen voor volwassen runderen, bedoeld in Bijlage I van verordening 552/2007 en Bijlage I van verordening 674/2008;

voor kalveren: het gemiddelde van de voor Nederland beschikbare bedragen voor geconstateerde kalveren, bedoeld in Bijlage I van verordening 1156/2006, respectievelijk Bijlage I van verordening 552/2007 en Bijlage I van verordening 674/2008;

voor eiwithoudende gewassen: het voor Nederland beschikbare bedrag voor de geconstateerde oppervlakten met eiwithoudende gewassen, bedoeld in Bijlage XII van verordening 73/2009;

voor noten: het voor Nederland beschikbare bedrag voor de areaalbetaling voor noten, bedoeld in Bijlage XII van verordening 73/2009.