Regeling GLB-inkomenssteun 2006

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2010 en zichtdatum 29-06-2011.
Geldend van 01-09-2010 t/m 31-12-2010

Regeling GLB-inkomenssteun 2006

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) Nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PbEU L 270);

Gelet op Verordening (EG) Nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

Gelet op Verordening (EG) Nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

Gelet op Verordening (EG) Nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PbEU L345);

Overwegende dat toepassing moet worden gegeven aan de hiervoor genoemde verordeningen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen;

Overwegende dat de bepalingen van genoemde verordeningen rechtstreekse werking hebben in de Nederlandse rechtssfeer, zij het dat ten behoeve van de juiste uitvoering en nadere invulling van deze bepalingen regelgeving noodzakelijk is;

Voorts gelet op de artikelen 15, 19, 23, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. DR: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b. AID: Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c. HPA: Hoofdproductschap Akkerbouw;

  • d. verordening 73/2009: Verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • e. verordening 795/2004: Verordening (EG) Nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

  • f. verordening 796/2004: Verordening (EG) Nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);

  • g. verordening 1973/2004: Verordening (EG) Nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PbEU L345);

  • h. landbouwer: landbouwer in de zin van artikel 2, onderdeel a, van verordening 73/2009;

  • i. bedrijf: bedrijf in de zin van artikel 2, onderdeel b, van verordening 73/2009 dat zich bevindt op Nederlands grondgebied;

  • j. betaalorgaan, grasland, kalf, rund, zaaizaad van vezelvlas, GVE, (slacht)premie, deelnamemelding, verzamelaanvraag, bedrijfsregister: hetgeen daaromtrent is bepaald in verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde commissieverordeningen;

  • k. I&R-systeem: gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;

  • l. Suikersysteem 2006: op de voet van artikel 19, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PbEU L178), respectievelijk op de voet van artikel 6, zesde lid, van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PbEU L58) door de Suikerbegeleidingcommissie van het HPA vastgestelde en door de minister goedgekeurde afwijking van het bepaalde in artikel 19, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 6, derde en vierde lid, van genoemde verordeningen;

  • m. [Red: vervallen;]

  • n. richtlijn 2008/71/EG: richtlijn 2008/71/EG van de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en registratie van varkens (PbEU L 213);

  • o. verordening (EG) nr. 1760/2000: Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG L 204);

  • p. verordening (EG) nr. 21/2004: Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PbEU L 5);

  • q. verordening (EG) nr. 183/2005: Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU L 35);

  • r. verordening (EG) nr. 852/2004: Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139);

  • s. verordening (EG) nr. 853/2004: Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 226);

  • t. richtlijn 91/629/EEG: Richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PbEG L 340);

  • u. richtlijn 91/630/EEG: Richtlijn 91/630/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PbEG L 340);

  • v. verordening 834/2007: Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU L 189);

  • w. verordening 889/2008: Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU L250);

  • x. verordening 885/2006: Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (PbEU L 171);

  • y. minister: minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • z. verordening 691/2009: Verordening (EG) nr. 691/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 tot vaststelling van de vanaf 16 oktober 2009 te betalen voorschotten in het kader van de melkpremie en extra betalingen, de areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen, de rechtstreekse betalingen voor de in het POSEI-programma en het programma voor de Egeïsche Eilanden vastgestelde maatregelen, de bedrijfstoeslagregeling, de gewasspecifieke betaling voor rijst, de premie voor eiwithoudende gewassen, de premies in de schapen- en geitenvleessectoren, de rund- en kalfsvleesbetalingen en de regeling inzake een enkele areaalbetaling (PbEU L 199);

  • za. verordening 639/2009: Verordening (EG) nr. 639/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft specifieke steun (PbEU L 191);

  • zb. verordening 1535/2007: Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337);

  • zc. verordening 1120/2009: Verordening (EG) Nr. 1120/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 316);

  • zd. verordening 1122/2009: Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PbEU L 316);

  • ze. verordening 1121/2009: Verordening (EG) nr. 1121/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en V van die verordening ingestelde steunregelingen (PbEU L 316);

  • zf. UBN: door de minister toegewezen uniek bedrijfsnummer als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren;

  • zg. verordening 674/2008: Verordening (EG) nr. 674/2008 van de Commissie van 16 juli 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad en Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad en tot vaststelling, voor 2008, van de begrotingsmaxima voor de gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en de jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet (PbEU L 189);

  • zh. verordening 552/2007: Verordening (EG) nr. 552/2007 van de Commissie van 22 mei 2007 tot vaststelling van het maximumbedrag van de communautaire bijdrage in de financiering van de activiteitenprogramma’s in de sector olijfolie, tot vaststelling, voor 2007, van de begrotingsmaxima voor de gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en de jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad voorziet, en tot wijziging van die verordening (PbEG L 131);

  • zi. verordening 1156/2006: Verordening (EG) nr. 1156/2006 van de Commissie van 28 juli 2006 tot vaststelling, voor 2006, van de begrotingsmaxima voor de gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling, de jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling en de maximumbedragen voor de toekenning van de afzonderlijke suikerbetaling waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad voorziet, en tot wijziging van die verordening (PbEGL 208).

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Overeenkomstig verordening 73/2009 en met inachtneming van ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen en deze regeling:

    • 1. wijst de minister op aanvraag aan landbouwers toeslagrechten op grond van artikel 33, eerste lid, onderdeel b, onder ii en iv, van verordening 73/2009 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling toe.

    • 2. verstrekt de minister op aanvraag aan landbouwers subsidie op grond van:

      • a. de bedrijfstoeslagregeling,

      • b. de productiesteun voor zetmeelaardappelen en zaaizaad van vezelvlas,

      • c. de specifieke steunregelingen als opgenomen in Hoofdstuk 2a van deze regeling.

  • 2 De Minister beslist op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onder 2, uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op het jaar van indiening van de aanvraag.

  • 3 Vanaf 16 oktober 2009 betaalt de minister op grond van artikel 1 van verordening 691/2009, voorschotten van 70% van de betalingen voor de steunaanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 2, subonderdeel a, die in 2009 zijn gedaan, op voorwaarde dat de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden overeenkomstig artikel 20 van Verordening 73/2009 is afgerond.

  • 4 Op de voet van verordening 1535/2007 betaalt de minister naast het voorschot, bedoeld in het derde lid, een aanvullend voorschot van 30% van de betalingen voor de steunaanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 2, subonderdeel a, die in 2009 zijn gedaan, op voorwaarde dat de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden overeenkomstig artikel 20 van Verordening 73/2009 is afgerond.

  • 5 Landbouwers die een aanvullend voorschot ontvangen op grond van het vierde lid, controleren per landbouwonderneming of zij met inbegrip van het rentevoordeel dat zij als gevolg van het aanvullend voorschot zouden genieten in 2007, 2008 en 2009 in totaal niet meer dan € 7.500 aan de minimis-steun hebben ontvangen op grond van verordening 1535/2007. Indien dit het geval is, retourneren zij dit rentevoordeel onverwijld aan DR en stellen zij DR daarvan op de hoogte.

  • 6 Betalingen, ontvangen op grond van het derde en vierde lid, komen in mindering op betalingen die de landbouwer op of na 1 december 2009 zou ontvangen op grond van artikel 29, tweede lid, van Verordening 73/2009.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een landbouwer die een aanvraag heeft ingediend voor één van de in artikel 2 genoemde steunregelingen neemt de volgende bepalingen in acht:

  • a. de in de artikelen 4 en 5 van verordening 73/2009 bedoelde beheerseisen, opgenomen in bijlage 1, en

  • b. de in artikel 6 van verordening 73/2009 bedoelde minimumeisen inzake de goede landbouw- en milieuconditie, opgenomen in bijlage 2.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister kan met inachtneming van artikel 4, eerste lid, van verordening 1122/2009 bepalen dat het landbouwers verboden is blijvend grasland om te zetten in land voor andere vormen van grondgebruik, behoudens voorafgaande ontheffing.

  • 2 Een verzoek tot ontheffing wordt ingediend op een door DR vastgesteld formulier dat door de landbouwer volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.

  • 3 Bij de indiening van het verzoek tot ontheffing legt de landbouwer alle bewijsstukken over die DR nodig acht voor de beoordeling van het verzoek.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien het aandeel van het blijvend grasland in de totale oppervlakte landbouwgrond als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening 1122/2009 met meer dan 10% dreigt af te nemen ten opzichte van het aandeel blijvend grasland in 2003, is de landbouwer die beschikt over land dat van blijvend grasland is omgezet in land voor andere vormen van grondgebruik, verplicht tot het opnieuw omzetten van land in blijvend grasland. De minister stelt de betrokken landbouwer in kennis van deze verplichting en de oppervlakte waarop deze betrekking heeft.

  • 2 De landbouwer aan wie de kennisgeving bedoeld in het eerste lid is gegeven, is verplicht tot het omzetten van land in blijvend grasland voor het moment van indienen van de eerstvolgende verzamelaanvraag en overeenkomstig de voorwaarden van de kennisgeving.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De bedragen die een landbouwer op grond van de in artikel 2 genoemde steunregelingen aan subsidies ontvangt, worden conform het bepaalde in artikel 7 van verordening 73/2009 procentueel verlaagd ten behoeve van modulatie.

  • 2 De minister past in voorkomend geval de lineaire verlaging toe, bedoeld in artikel 8, eerste lid, laatste volzin, van verordening 73/2009.

Hoofdstuk 2. Bedrijfstoeslagregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Toewijzen van toeslagrechten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van verordening 73/2009 verhoogt de minister de waarde van de toeslagrechten die landbouwers op 15 mei 2010 in eigendom hebben, of wijst de minister aan landbouwers nieuwe toeslagrechten toe, volgens de berekening, opgenomen in bijlage 4.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van Verordening 73/2009 verhoogt de minister de waarde van de toeslagrechten die landbouwers op 15 mei 2010 in eigendom hebben, of wijst de minister aan landbouwers nieuwe toeslagrechten toe die op grond van de volgende bepalingen in aanmerking komen voor toewijzing van toeslagrechten:

    • a. artikel 31 van verordening 73/2009,

    • b. artikel 26 van verordening 1120/2009, of

    • c. artikel 27 van verordening 1120/2009.

  • 2 Landbouwers kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, onderdeel a, indien hun productie gedurende een of meer relevante referentiejaren als bedoeld in bijlage 4, door een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 31 van verordening 73/2009, dat zich vóór of gedurende die periode heeft voorgedaan is verminderd, hetgeen rechtstreeks ertoe heeft geleid dat de ontvangen directe betalingen in enig jaar van de relevante periode met meer dan € 500,– zijn verminderd. In dat geval wijst de minister de toeslagrechten van de landbouwer toe op basis van referentiejaren als bedoeld in bijlage 4, waarvan de productie niet is beïnvloed door het geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. Indien de productie in alle relevante referentiejaren, bedoeld in bijlage 4, door een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden is beïnvloed, wijst de minister de toeslagrechten van de landbouwer toe op basis van een door de minister te bepalen periode waarin de productie niet is beïnvloed door het geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

  • 3 Landbouwers die hun aanspraak op toeslagrechten, bedoeld in artikel 10, voor 15 mei 2010 hebben overgedragen in combinatie met de overdracht van een onderneming met een UBN, kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, onderdeel b. Houders van volwassen runderen of kalveren kunnen alleen een beroep doen op dit artikel ten aanzien van de dieren die in de referentieperiode, bedoeld in bijlage 4 waren geconstateerd op het UBN.

  • 4 Landbouwers die hun aanspraak op toeslagrechten, bedoeld in artikel 10, voor 15 mei 2010 hebben verhuurd aan een onderneming met een UBN, kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, onderdeel c, als:

    • a. het aantal verhuurde toeslagrechten niet hoger is dan het aantal verhuurde hectaren grond,

    • b. de verhuurovereenkomst uiterlijk op 15 mei 2010 ingaat, en

    • c. de verhuurovereenkomst na 15 mei 2010 afloopt.

  • 5 De verhuurder kan toeslagrechten, bedoeld in het vierde lid, overdragen aan de huurder.

Paragraaf 2. Nationale reserve

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 2.2. Toewijzen van toeslagrechten uit de nationale reserve

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister wijst op grond van artikel 21 van verordening 1120/2009 toeslagrechten uit de nationale reserve toe aan landbouwers.

  • 2 Landbouwers kunnen verzoeken om toepassing van het eerste lid, indien zij ten genoegen van de minister aantonen dat:

    • a. zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 een investering in uitbreiding van nieuwe stalcapaciteit hebben gerealiseerd van meer dan € 100.000,

    • b. de investering rechtstreeks heeft geleid tot een stijging van het aantal dieren dat de landbouwer uiterlijk op 1 april 2010 houdt,

    • c. de investering uiterlijk op 31 december 2009 volledig is gerealiseerd en ten minste tot en met 31 december 2010 in stand wordt gehouden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De toewijzing van toeslagrechten op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel b, geschiedt aan de hand van de volgende berekening:

    • a. er worden vier diercategorieën en daarmee corresponderende vermenigvuldigingsfactoren vastgesteld, respectievelijk:

      • i. vleeskalveren voor witvlees en rosévlees, jonger dan 8 maanden, met vermenigvuldigingsfactor 1,9,

      • ii. vleeskalveren voor rosévlees, 8 maanden of ouder, met vermenigvuldigingsfactor 1,4,

      • iii. vleesstieren, met vermenigvuldigingsfactor 1,0, en

      • iv. overige volwassen runderen, met vermenigvuldigingsfactor 0,3,

    • b. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdeel i, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor vleeskalveren.

    • c. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdelen ii, iii en iv, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor volwassen runderen.

  • 2 Het op grond van het eerste lid berekende bedrag wordt met 0,90 vermenigvuldigd, vervolgens verminderd met het door de landbouwer ontvangen bedrag op grond van artikel 10 voor volwassen runderen of kalveren, daarna verminderd met € 500 en verder evenredig verlaagd indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 4.000.000 overstijgt.

  • 3 Indien het op grond van het eerste en tweede lid berekende bedrag, met uitzondering van het door de landbouwer ontvangen bedrag op grond van artikel 10 voor volwassen runderen of kalveren, toegepast op het extra aantal dieren dat door de investering in stalcapaciteit kan worden gehouden, lager is dan het op grond van het eerste en tweede lid berekende bedrag, geldt het lagere bedrag voor de toewijzing op grond van artikel 16, eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De toewijzing van toeslagrechten op grond van artikel 16, eerste lid, geschiedt aan de hand van de volgende berekening:

  • a. er worden vier diercategorieën en daarmee corresponderende vermenigvuldigingsfactoren vastgesteld, respectievelijk:

    • i. vleeskalveren voor witvlees en rosévlees, jonger dan 8 maanden, met vermenigvuldigingsfactor 1,9,

    • ii. vleeskalveren voor rosévlees, 8 maanden of ouder, met vermenigvuldigingsfactor 1,4,

    • iii. vleesstieren, met vermenigvuldigingsfactor 1,0, en

    • iv. overige volwassen runderen, met vermenigvuldigingsfactor 0,3,

  • b. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdeel i, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor vleeskalveren.

  • c. de vermenigvuldigingsfactor, bedoeld in onderdeel a, onderdelen ii, iii en iv, wordt vermenigvuldigd met het aantal dieren dat binnen de totale stalcapaciteit kan worden gehouden en vervolgens vermenigvuldigd met het bedrag dat overeenstemt met het op grond van artikel 10 berekende bedrag voor volwassen runderen.

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

2 Het op grond van het eerste lid berekende bedrag wordt met 0,90 vermenigvuldigd, vervolgens verminderd met het door de landbouwer ontvangen bedrag op grond van artikel 10 voor volwassen runderen of kalveren, daarna verminderd met € 500 en verder evenredig verlaagd indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 8.500.000 overstijgt.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien artikel 16 van toepassing is, verhoogt de minister de waarde van de toeslagrechten die landbouwers op 15 mei 2010 in eigendom hebben, of wijst de minister nieuwe toeslagrechten toe aan landbouwers overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van verordening 73/2009.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien als gevolg van overheidsinterventie de omvang van een bedrijf is verkleind, waardoor een landbouwer over minder hectaren subsidiabele grond beschikt dan het aantal dat overeenstemt met de toeslagrechten die hij in het kader van artikel 41, derde lid, van verordening 73/2009 zou krijgen, of heeft gekregen, komt de betrokken landbouwer overeenkomstig artikel 18 van verordening 1120/2009 in aanmerking voor toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve.

Paragraaf 3. Gebruik van toeslagrechten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Voor betalingen op basis van toeslagrechten komen uitsluitend in aanmerking landbouwers die:

    • a. hun toeslagrechten activeren als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 73/2009 en daartoe subsidiabele hectaren aangeven, overeenkomstig artikel 35, eerste lid, van deze verordening,

    • b. deze subsidiabele hectaren tot hun beschikking hebben op 15 mei van enig jaar,

    • c. deze subsidiabele hectaren gebruiken in overeenstemming met artikel 39 van verordening 73/2009 indien het de productie van hennep betreft.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 57, tweede lid, van verordening 1122/2009, worden toeslagrechten in een zodanige volgorde uitbetaald, dat het behoud van toeslagrechten zoveel mogelijk voorgaat op uitbetaling van toeslagrechten met de hoogste waarde.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 57, derde lid, van verordening 1122/2009, vindt de betaling op basis van toeslagrechten, in afwijking van het tweede lid, op verzoek van de landbouwer plaats volgens een door hem bepaalde volgorde, welke hij uiterlijk op 15 mei kenbaar maakt.

  • 4 De minimumoppervlakte, bedoeld in artikel 13, negende lid, van verordening 1122/2009 bedraagt 0,01 ha.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 20 komen in aanmerking voor betalingen op basis van toeslagrechten, landbouwers die, zonder opgave van subsidiabele hectaren:

    • a. beschikken over bijzondere toeslagrechten waarop artikel 44 van verordening 73/2009 van toepassing is;

    • b. minimaal 50% van de tijdens de referentieperiode uitgeoefende landbouwactiviteit, uitgedrukt in GVE, handhaven; en

    • c. uiterlijk op 15 mei een verzoek doen, overeenkomstig artikel 14, derde lid, van verordening 1120/2009, tot toepassing van de speciale voorwaarden.

  • 2 Ten bewijze van het voldoen aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voorzover het schapen betreft, doet de landbouwer uiterlijk op 15 mei opgave op basis van zijn bedrijfsregister van het betrokken aantal dieren uitgedrukt in GVE.

  • 3 Aan het minimumpercentage bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geacht te zijn voldaan indien het gemiddelde aantal GVE 50%, doch gedurende een periode van 6 maanden, in geen geval minder dan 25% is.

  • 4 Als bijzondere toeslagrechten als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden overgedragen kan de verkrijger slechts in aanmerking komen voor het bepaalde in het eerste lid, indien:

    • a. de bijzondere toeslagrechten in 2009, 2010 of 2011 worden overgedragen, en

    • b. alle bijzondere toeslagrechten van de vervreemder worden overgedragen.

  • 5 In zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, wordt de te handhaven landbouwactiviteit, uitgedrukt in GVE, voor landbouwers die toeslagrechten krijgen toegewezen op basis van artikel 16, berekend volgens de formule, opgenomen in bijlage 5.

Artikel 21a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Heide en natuurlijk grasland worden als subsidiabele hectare als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening 73/2009 in aanmerking genomen indien deze percelen gedurende het betreffende premiejaar door gemiddeld minimaal 0,15 GVE per hectare worden begraasd door schapen, geiten of runderen.

  • 2 Overeenkomstig artikel 34, vierde en vijfde lid, van verordening 1122/2009 worden met bomen beplante oppervlakten binnen een perceel landbouwgrond, met een plantdichtheid van meer dan 50 bomen per hectare, niet voor steun in aanmerking genomen.

  • 3 Onder hakhout met een korte omlooptijd als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder a, van verordening 73/2009 wordt verstaan woudbomen met omlooptijd van maximaal 10 jaar en bestemd voor de energieproductie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

4 Indien naar het oordeel van de minister blijkt dat een perceel waarvoor steun is aangevraagd geheel of ten dele kennelijk niet voor de uitvoering van de landbouw wordt gebruikt of beschikbaar gehouden, dan komt de desbetreffende oppervlakte niet in aanmerking als subsidiabele landbouwgrond, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 73/2009.

Artikel 21b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van artikel 9 van verordening 1120/2009 wordt landbouwgrond die niet meer dan 90 dagen per jaar voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, aangemerkt als overwegend voor landbouwdoeleinden gebruikte landbouwgrond.

Paragraaf 4. Overdracht van toeslagrechten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Overdracht van toeslagrechten geschiedt met inachtneming van artikel 43 van verordening 73/2009 en de artikelen 26 en 27 van verordening 1120/2009.

  • 2 Onverminderd de in verordening 73/2009, 1120/2009, 1122/2009 en 1121/2009 aan de betaling op basis van toeslagrechten gestelde voorwaarden kan de aanspraak op betaling in enig premiejaar op basis van de overgedragen toeslagrechten slechts worden gemaakt indien de cedent de minister uiterlijk op 31 maart van het desbetreffende premiejaar in kennis stelt van de overdracht.

Hoofdstuk 2a. Specifieke steun

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Premiesteun voor brede weersverzekering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt specifieke steun aan landbouwers in de vorm van een financiële bijdrage voor premies ten behoeve van verzekeringen, die overeenkomstig artikel 26, derde lid, zijn goedgekeurd.

  • 2 De steun bedraagt 65% van de verzekeringspremie, met dien verstande dat het steunpercentage evenredig wordt verlaagd voor alle voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 13.000.000 per jaar overstijgt.

  • 3 De steun betreft uitsluitend de premie, exclusief belastingen.

  • 4 Geen steun wordt verstrekt indien de landbouwer van overheidswege een andere bijdrage ontvangt voor de premie, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Geen steun wordt verstrekt indien de landbouwer zijn teelt niet tegen alle ongunstige weersomstandigheden, bedoeld in artikel 26, derde lid, onderdeel b, heeft verzekerd.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De landbouwer verstrekt jaarlijks voor 1 augustus de volgende gegevens aan de minister:

    • a. het polisnummer van de verzekering,

    • b. een kopie van de verzekeringsvoorwaarden, en

    • c. een bewijs van betaling van de definitieve verzekeringspremie.

  • 2 De landbouwer is van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vrijgesteld indien de gegevens, bedoeld in het eerste lid, door de verzekeraar worden verstrekt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De landbouwer verstrekt jaarlijks voor 1 augustus de volgende gegevens aan de minister:

  • a. het polisnummer van de verzekering,

  • b. een kopie van de verzekeringspolis, en

  • c. een bewijs van betaling van de definitieve verzekeringspremie.

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De landbouwer verstrekt jaarlijks voor 1 augustus de volgende gegevens aan de minister:

  • a. het polisnummer van de verzekering,

  • b. een kopie van de verzekeringspolis, en

  • c. een bewijs van betaling van de definitieve verzekeringspremie.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorwaarden van de verzekeringen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, worden goedgekeurd door de minister.

  • 2 De aanvraag om goedkeuring van de verzekeringsvoorwaarden wordt door de verzekeraar uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de premie voor steun in aanmerking wordt gebracht, ingediend bij de minister. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een onderbouwing van de premie;

    • b. een verklaring dat de verzekeraar vooraf toestemming verleent aan de minister om persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling;

    • c. een verklaring van de verzekeraar dat hij zijn administratie die betrekking heeft op de verzekeringsvoorwaarden ten minste 4 kalenderjaren na afloop van de verzekering ter beschikking houdt van de minister;

    • d. het standaardmodel van de verzekeringspolis, en

    • e. documenten waarin de verzekeraar ten genoegen van de minister aantoont dat de verzekeringsvoorwaarden voldoen aan het bepaalde in deze regeling.

  • 3 De minister verleent uitsluitend goedkeuring aan de verzekeringsvoorwaarden indien:

    • a. het financieel verlies van de landbouwer wordt gedekt:

      • i. voor zover dat meer is dan 30% van de gemiddelde jaarproductie in de laatste drie jaar,

      • ii. als gevolg van een lagere opbrengst in kwantiteit of kwaliteit,

      • iii. dat optreedt op een aaneengesloten stuk grond waarop één enkel gewas wordt geteeld, en

      • iv. redelijkerwijs is toe te rekenen aan ongunstige weersomstandigheden,

    • b. onder ongunstige weersomstandigheden in elk geval zijn begrepen:

      • i. weersomstandigheden die volgens een schade-expert of het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, en

      • ii. de volgende ongunstige weersomstandigheden: regenval; droogte; (nacht)vorst; sneeuw; ijzel; storm; hagel; erosie en brand door blikseminslag;

    • c. alle open teelten verzekerd kunnen worden;

    • d. geen eisen worden gesteld aan de aard of hoeveelheid van de toekomstige productie door de verzekerde;

    • e. de voorwaarde wordt gesteld dat de schade wordt vastgesteld door een schade-expert;

    • f. niet wordt uitgekeerd voorzover de landbouwer van overheidswege een tegemoetkoming in de schade ontvangt die ertoe leidt dat hij meer compensatie ontvangt dan hij schade heeft geleden;

    • g. slechts één keer tot uitkering wordt gekomen voor een en de zelfde gebeurtenis bij dezelfde teelt,

    • h. de verzekering wordt aangegaan per kalenderjaar, en

    • i. de verzekering geen dekking biedt voor:

      • i. genomen preventiemaatregelen, en

      • ii. bereddingsmaatregelen die genomen zijn op grond van de verzekeringspolis of artikel 7:957 BW, maar waarbij geen verlies, bedoeld in onderdeel a, is opgetreden.

  • 4 De weersomstandigheden bedoeld in het derde lid, onderdeel b, worden geacht vooraf te zijn erkend door de minister, als bedoeld in artikel 70, vierde lid, tweede alinea, van verordening 73/2009. De minister kan in aanvulling daarop, na overleg met de brancheorganisatie van verzekeraars, ook andere ongunstige weersomstandigheden erkennen.

  • 5 In afwijking van het derde lid, onderdeel a, mag een verzekering ook tot uitkering komen bij een financieel verlies van minder dan 30%, mits de verzekeraar ten genoegen van de minister onderscheidt welk deel van de premie betrekking heeft op vergoeding van het financieel verlies van de landbouwer van minder dan 30%. In dat geval heeft de steun slechts betrekking op het gedeelte van de premie dat ziet op verzekeringsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze paragraaf.

  • 6 Het onderscheid, bedoeld in het vijfde lid, moet helder zijn omschreven in de verzekeringsvoorwaarden.

  • 7 In afwijking van het derde lid, onderdeel h, mag een verzekering voor meer dan een kalenderjaar worden aangegaan, mits de premie jaarlijks wordt betaald en de jaarlijkse premie betrekking heeft op de productie van één kalenderjaar.

  • 8 De minister publiceert de goedgekeurde verzekeringsvoorwaarden op www.minlnv.nl.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Het rekenmodel wordt tezamen met de verzekeringsvoorwaarden goedgekeurd door de minister.

  • 3 De minister keurt het rekenmodel uitsluitend goed indien de verzekeraar aantoont dat de uitkomsten van het rekenmodel vergelijkbaar zijn met een schadebeoordeling door een schade-expert. Het rekenmodel bevat daartoe tenminste de noodzakelijke gegevens om de schade vast te kunnen stellen aan de hand van bedrijfsspecifieke gegevens van het landbouwbedrijf zoals het gewas en grondsoort op perceelsniveau en de feitelijke weersomstandigheid die de schade veroorzaakt.

  • 4 De verzekeraar onderzoekt elk gebruik van het rekenmodel met behulp van een steekproef. De resultaten worden ter beschikking gehouden van de minister.

Paragraaf 2. Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder integraal duurzame stal of houderijsysteem: stal of houderijsysteem dat voldoet aan bovenwettelijke normen op het gebied van dierenwelzijn en minimaal voldoet aan wettelijke normen op de gebieden: milieu, energie, diergezondheid, landschappelijke inpasbaarheid en arbeidsomstandigheden.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag steun aan melkvee-, vleesvee-, schapen-, geiten-, varkens-, vleeskalveren-, pluimvee-, eenden-, kalkoenen- of konijnenhouders voor:

    • a. de bouw van een integraal duurzame stal of houderijsysteem,

    • b. de verbouwing van een bestaande stal of houderijsysteem tot een integraal duurzame stal of houderijsysteem, of

    • c. de installatie van het noodzakelijke materieel voor de werking van de integraal duurzame en diervriendelijke stal of het integraal duurzame en diervriendelijke houderijsysteem.

  • 2 Het steunpercentage bedraagt 50% voor onderdelen van het investeringsplan die zijn gerealiseerd in de periode vanaf de datum van de aanvraag tot steunverlening tot 1 maart van het daaropvolgende jaar.

  • 3 Indien artikel 34, vierde lid, onderdeel c, van toepassing is, bedraagt het steunpercentage 40% voor onderdelen van het investeringsplan die zijn gerealiseerd in de periode die begint na de in het tweede lid bedoelde periode, tot 1 maart van het daaropvolgende jaar.

  • 4 De minister verstrekt ten hoogste € 400.000 steun per aanvraag tot steunverlening.

  • 5 Het steunplafond, bedoeld in het eerste lid, bedraagt jaarlijks € 11.000.000, verminderd met het bedrag waarvoor nog aanspraak kan worden gemaakt op grond van beschikkingen tot steunverlening die in een voorgaand jaar zijn genomen.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer dient de aanvraag tot steunverlening in:

    • a. vanaf 1 februari tot en met 28 februari in het jaar 2010, of

    • b. vanaf 1 januari tot en met 31 januari in de daaropvolgende jaren.

  • 2 De aanvraag tot steunverlening bevat een investeringsplan waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a. een omschrijving van de investeringen die de landbouwer wil doen om een integraal duurzame stal of houderijsysteem te realiseren,

    • b. een omschrijving van de meerkosten van de integraal duurzame stal of houderijsysteem, ten opzichte van een stal of houderijsysteem gebouwd volgens gangbare technieken of alleen in overeenstemming met de wettelijke normen,

    • c. een omschrijving van de integraal duurzame stal of houderijsysteem, de installatieprocedure en het onderscheid tussen de kostenonderdelen, en

    • d. de fasen, periodes of tijdstippen waarin de landbouwer de investeringen zal realiseren, en

    • e. een verklaring van een bank, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, dat de landbouwonderneming levensvatbaar is.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer kan slechts één aanvraag tot steunverlening per jaar indienen op grond van deze paragraaf.

  • 2 De landbouwer mag niet zijn begonnen met het realiseren van onderdelen van het investeringsplan voor de aanvraag tot steunverlening is ingediend.

  • 3 De landbouwer realiseert het investeringsplan of de door de minister bepaalde onderdelen daarvan binnen de termijn die de minister heeft gesteld in de beschikking tot steunverlening.

  • 4 De landbouwer dient de aanvragen op grond van deze paragraaf in bij de Directeur DR met gebruikmaking van een daartoe door DR verstrekt formulier en verklaart daarbij dat hij zich bewust is van de voorwaarden voor verkrijging van deze steun.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Aanvragen voor steunverlening worden niet in behandeling genomen:

    • a. indien deze zijn ingediend na de daarvoor gestelde periode, of

    • b. indien de aanvraag tijdig is ingediend maar indien de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 2 Indien het eerste lid, onderdeel b, van toepassing is, stelt de minister de landbouwer eerst in de gelegenheid om de ontbrekende gegevens binnen 14 werkdagen aan te vullen, alvorens op de aanvraag te beslissen.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In aanmerking komende kosten zijn de meerkosten van investeringen in:

    • a. de bouw of inrichting van integraal duurzame en diervriendelijke stallen en houderijsystemen,

    • b. de verbetering van bestaande stallen en houderijsystemen tot integraal duurzame en diervriendelijke stallen en houderijsystemen, of

    • c. de kosten voor de montage en installatie van het noodzakelijke materieel voor de werking van integraal duurzame en diervriendelijke stallen of houderijsystemen.

  • 2 Een investering komt alleen voor steun op grond van deze paragraaf in aanmerking indien deze noodzakelijk is voor de realisatie van een integraal duurzame stal of houderijsysteem.

  • 3 Gangbare, reguliere of vervangingsinvesteringen en investeringen die gericht zijn op het voldoen aan bestaande wettelijke eisen, komen niet voor steun in aanmerking op grond van deze paragraaf.

  • 4 Een investering die al uit hoofde van andere openbare middelen is gesubsidieerd of gefinancierd komt niet voor steun in aanmerking.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister stelt een commissie in die advies uitbrengt over de onderdelen van het investeringsplan en over de rangschikking van de aanvragen voor steunverlening.

  • 2 De minister rangschikt een aanvraag hoger naarmate:

    • a. de integraal duurzame stal of houderijsysteem waarin de landbouwer investeert in de beginfase van marktintroductie verkeert,

    • b. de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft,

    • c. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde steunbedrag en de verbetering van het dierenwelzijn, en

    • d. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde steunbedrag en de verbetering van het milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden of landschappelijke inpasbaarheid.

  • 3 De minister beslist binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 De beschikking tot steunverlening bevat de volgende onderdelen:

    • a. het goedgekeurde investeringsplan, inclusief de essentiële onderdelen daarin,

    • b. de termijnen voor realisatie van onderdelen van het investeringsplan,

    • c. de toestemming om bij uitzondering bepaalde onderdelen van het investeringsplan te realiseren in het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend, waarbij de landbouwer tevens verplicht wordt om:

      • i. tenminste een aantal omschreven essentiële onderdelen van het investeringsplan te realiseren in het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend,

      • ii. een aanvraag in te dienen, bedoeld in artikel 36, eerste lid,

    • d. de ten hoogste te verstrekken steun.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Op aanvraag kan de minister de beschikking tot steunverlening wijzigen ten behoeve van een aanpassing van het investeringsplan. De steun die met de beschikking op grond van dit artikel wordt verstrekt is nooit hoger dan de steun die zou worden verstrekt op grond van de beschikking tot steunverlening.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt ingediend in de periode van 1 december van het jaar waarin de steun is verleend, tot 1 maart van het daaropvolgend jaar, en

    • b. gaat in ieder geval vergezeld van documenten waaruit blijkt dat de landbouwer heeft voldaan aan de op grond van artikel 34, vierde lid, onderdeel c, subonderdeel i, gestelde verplichtingen en wat daarvoor de gemaakte kosten zijn,

  • 3 De steun, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste gelijk aan de steun die op grond van de beschikking tot steunverlening kan worden verstrekt, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de kosten van alle subsidiabele investeringen en de gerealiseerde subsidiabele investeringen.

  • 4 De minister kan aanvullende documenten vragen alvorens te beslissen op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 De minister behandelt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid als een aanvraag tot steunvaststelling indien blijkt dat alle subsidiabele investeringen zijn gerealiseerd.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 De steun, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste gelijk aan de steun die op grond van de beschikking tot steunverlening kan worden verstrekt, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de kosten van de gerealiseerde subsidiabele investeringen en alle subsidiabele investeringen.

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 De steun, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste gelijk aan de steun die op grond van de beschikking tot steunverlening kan worden verstrekt, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de kosten van de gerealiseerde subsidiabele investeringen en alle subsidiabele investeringen.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Op aanvraag stelt de minister de steun vast.

  • 2 De aanvraag tot steunvaststelling wordt ingediend:

    • a. in de periode tussen 1 december van het jaar waarin de steun is verleend tot 1 maart van het daaropvolgende jaar, of

    • b. in de periode tussen 1 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend en waarop artikel 34, vierde lid, onderdeel c, van toepassing is, tot 1 maart van het daaropvolgende jaar.

  • 3 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat in ieder geval vergezeld van de documenten waaruit blijkt dat de landbouwer het investeringsplan heeft gerealiseerd en wat daarvoor de gemaakte kosten zijn.

  • 4 Bij de steunvaststelling moet ten genoegen van de minister gebleken zijn dat de landbouwer heeft voldaan aan alle voorwaarden die bij de steunverlening zijn gesteld.

  • 5 De minister vermindert het bedrag van de steun dat bij vaststelling wordt betaald, met steun die de aanvrager heeft of kon ontvangen op grond van artikel 36, eerste lid.

  • 6 De minister stelt de steun ambtshalve vast indien er geen aanvraag is ingediend na afloop van de in het tweede lid gestelde termijn.

Paragraaf 3. Specifieke steun voor het elektronisch merken van schapen of geiten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 38a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt éénmalig specifieke steun aan landbouwers in de vorm van een financiële bijdrage voor het elektronisch merken van schapen of geiten.

  • 2 De specifieke steun bedraagt € 4 per schaap of geit, met dien verstande dat dit bedrag evenredig wordt verlaagd voor alle voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 2.000.000 overstijgt.

Artikel 38b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De minister verstrekt alleen steun voor het elektronisch merken van schapen en geiten die zijn geboren tot en met 31 december 2009.

  • 3 De minister verleent uitsluitend steun indien 90% van de voor 1 januari 2010 geboren dieren die op 30 juni 2010 aanwezig zijn op het UBN, omgemerkt zijn op 30 juni 2010.

  • 4 De minister betaalt de steun per schaap of geit dat tot en met 30 juni 2010 op naam van de landbouwer is geregistreerd in het I&R-systeem schapen en geiten.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

3 De minister verleent uitsluitend steun indien 90% van de voor 1 januari 2010 geboren dieren die op 30 juni 2010 aanwezig zijn op het UBN, elektronisch gemerkt zijn op 30 juni 2010.

Paragraaf 4. Tegemoetkoming voor de schapen- en geitensector

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 38c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister verstrekt steun in de vorm van een jaarlijkse financiële bijdrage van € 650.

  • 2 De steun wordt evenredig verlaagd voor alle voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor tegemoetkoming in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 1.500.000 per kalenderjaar overstijgt.

Artikel 38d

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De steun, bedoeld in artikel 38c, kan in enig jaar alleen worden aangevraagd door landbouwers die in het desbetreffende jaar op 15 mei eigenaar of huurder zijn van een landbouwonderneming waaraan een UBN is toegekend en waarvan op grond van artikel 37, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren op 1 november van het voorafgaande jaar is gebleken dat er op dat moment op dat UBN in totaal meer dan 100 schapen of geiten werden gehouden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

De steun, bedoeld in artikel 38c, kan in enig jaar alleen worden aangevraagd door landbouwers die in het desbetreffende jaar op 15 mei eigenaar of huurder zijn van een landbouwonderneming waaraan een UBN is toegekend en ter zake waarvan in het desbetreffende jaar het bedrag, bedoeld in artikel 43i, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren verschuldigd is.

Paragraaf 5. Vaarvergoeding

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 38e

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. vaarvergoeding: vergoeding voor het verrichten van landbouwactiviteiten, als bedoeld in artikel 2, onder c, van verordening 73/2009, op een vaarperceel.

  • b. vaarperceel: perceel dat als zodanig is aangewezen in bijlage 3.

Artikel 38f

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister verstrekt specifieke steun aan landbouwers in de vorm van een vaarvergoeding van € 500 per hectare per jaar voor vaarpercelen.

  • 2 De vaarvergoeding wordt evenredig verlaagd voor alle voor vaarvergoeding in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor steun in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 1.000.000 per kalenderjaar overstijgt.

  • 3 Indien voor het desbetreffende perceel reeds subsidie voor het uitrijden van ruige mest uit hoofde van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies wordt toegekend, bedraagt de steun, bedoeld in het eerste lid, € 405,50 per hectare per jaar.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Het derde lid vervalt.

Stcrt. 2011, 11132, datum inwerkingtreding 29-06-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De minister verstrekt specifieke steun aan landbouwers in de vorm van een vaarvergoeding van € 500 per hectare per jaar voor vaarpercelen.

2 Indien voor het desbetreffende perceel reeds subsidie voor het uitrijden van ruige mest uit hoofde van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van de onderscheiden provincies, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies wordt toegekend, bedraagt de steun, bedoeld in het eerste lid, € 405,50 per hectare per jaar.

3 De vaarvergoeding wordt evenredig verlaagd voor alle voor vaarvergoeding in aanmerking te nemen aanvragen indien het totaal van de voor steun in aanmerking te nemen aanvragen het bedrag van € 1.000.000 per kalenderjaar overstijgt.

Artikel 38g

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een landbouwer komt uitsluitend in aanmerking voor steun op grond van deze paragraaf indien:

  • a. de totale oppervlakte van de vaarpercelen waarvoor hij steun op grond van deze paragraaf ontvangt tenminste 0,5 hectare bedraagt;

  • b. hij in de verzamelaanvraag heeft aangegeven in te stemmen met de verwerking door DR van de persoonsgegevens die betrekking hebben op de subsidie voor het uitrijden van ruige mest die DR heeft verkregen in het kader van de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies.

Paragraaf 6. Specifieke marktondersteunende maatregel in de zuivelsector

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 38h

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1233/2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2009 tot vaststelling van een specifieke marktondersteunende maatregel in de zuivelsector (PbEU L 330) kent de minister ambtshalve een uitkering toe aan producenten als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Regeling superheffing 2008.

  • 2 De uitkering, bedoeld in het tweede lid, bedraagt € 2,123 per 1000 kilogram aan melkquotum dat de producent die de uitkering ontvangt op 31 maart 2010 ter beschikking heeft volgens de administratie van het Productschap Zuivel, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de Regeling superheffing 2008.

  • 3 De producent met een melkquotum kleiner dan 500 kg komt niet in aanmerking voor de uitkering als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 3. Steun voor aardappelzetmeel en zaaizaad van vezelvlas

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer die voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen produceert overeenkomstig de artikelen 77 en 78 van verordening 73/2009 en hoofdstuk 3 van verordening 1121/2009, komt in aanmerking voor subsidie op grond van de productiesteun voor zetmeelaardappelen als bedoeld in artikel 2.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een landbouwer die zaaizaad van vezelvlas produceert komt in aanmerking voor subsidie op grond van de productiesteun voor zaaizaad als bedoeld in artikel 2, indien:

    • a. het ingezaaide perceel een oppervlakte van ten minste 0,3 ha heeft;

    • b. de productie plaatsvindt op basis van een vermeerderingscontract tussen de landbouwer en het zaaizaadhandelsbedrijf of de kweker;

    • c. de betrokken zaaizaadhandelsbedrijven of kwekers geregistreerd zijn bij het HPA;

    • d. het zaaizaad uiterlijk op 15 juni van het jaar volgend op de aanvraag in de handel is gebracht.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, overlegt de landbouwer een verklaring omtrent de productie in het geval hij ook zaaizaadhandelsbedrijf of kweker is voor het geproduceerde zaaizaad van vezelvlas.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Er worden geen rechtstreekse betalingen toegekend aan landbouwers indien het totaalbedrag van de in een bepaald kalenderjaar aangevraagde of toe te kennen rechtstreekse betalingen vóór toepassing van de in de artikelen 21 en 23 van verordening 73/2009 vastgestelde verlagingen en uitsluitingen lager is dan € 500.

Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Paragraaf 1. Procedurele bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Voor de verzamelaanvraag maakt de landbouwer gebruik van een door de minister vastgesteld formulier dat door de landbouwer volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.

  • 3 De verzamelaanvraag wordt in de periode van 1 april tot en met 15 mei ingediend bij DR.

  • 4 Bij de verzamelaanvraag legt de landbouwer alle bewijsstukken over die het betrokken betaalorgaan nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 5 Van de wijziging, verbetering of intrekking van de verzamelaanvraag overeenkomstig Deel II, Titel II, van verordening 1122/2009 stelt de landbouwer DR schriftelijk in kennis.

  • 6 In afwijking van het derde lid geldt als uiterste datum voor het indienen van teeltcontracten voor zetmeelaardappelen 15 juni.

  • 7 De landbouwer die aanspraak maakt op steun, bedoeld in artikel 24, eerste lid, verstrekt tevens de volgende informatie bij de verzamelaanvraag:

    • a. toestemming aan de minister om persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling,

    • b. een verklaring dat hij zich bewust is van de voorwaarden voor verkrijging van deze steun, en

    • c. de naam van de verzekeraar met wie de verzekering is afgesloten.

  • 9 De landbouwer die in aanmerking wil komen voor steun, bedoeld in de artikelen 38a, eerste lid en 38d, eerste lid, verleent de minister toestemming om de gegevens die zijn opgenomen in het I&R-systeem schapen en geiten en die betrekking hebben op zijn UBN te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling.

Artikel 55a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 10, maar geen toeslagrechten in eigendom heeft op 15 mei 2010, vraagt toeslagrechten aan door het indienen van een door DR vastgesteld aanvraagformulier bij de Directeur DR.

  • 2 De landbouwer dient het aanvraagformulier, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk in op 15 mei 2010.

Artikel 55b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, verstrekt ten genoegen van de minister de benodigde informatie voor het vaststellen van het relevante referentiejaar of referentiejaren.

  • 2 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, verstrekt het een kopie van het verkoopcontract en een omschrijving van de overgedragen aanspraken op toeslagrechten, bedoeld in artikel 10. Daarbij worden ook de overgedragen landbouwondernemingen waaraan een UBN is toegekend en het aantal overgedragen hectares omschreven.

  • 3 Een aanvraag en de gegevens, bedoeld in het tweede lid, mogen met expliciete toestemming van de verkoper ook met aanvraag van de koper worden ingediend.

  • 4 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, verstrekt een kopie van het verhuurcontract en het aantal hectaren waarvoor hij de toeslagrechten verhuurt.

  • 5 De landbouwer die gebruik wil maken van artikel 16, eerste lid, verstrekt ten genoegen van de minister de benodigde informatie voor het vaststellen van het voldoen aan de voorwaarden van deze regeling.

  • 6 De landbouwer dient de gegevens, bedoeld in dit artikel in voor 15 mei 2010, met een door DR vastgesteld formulier, bij de Directeur DR.

Artikel 55c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de aanvraag behandeld als een aanvraag die is ontvangen op 11 juni 2010.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 20725, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bewijsstukken als bedoeld in artikel 55, vierde lid, overlegt de landbouwer schriftelijk voor zover deze niet elektronisch overgelegd kunnen worden.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer is verplicht op verzoek van DR en het HPA alle gewenste nadere inlichtingen, ter zake van de gegevens verschaft bij de ingediende aanvragen op grond van deze regeling, terstond en naar waarheid te verstrekken.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De landbouwer is verplicht in zijn bedrijfsadministratie alle in de betrokken verordening, deze regeling en door DR en het HPA voorgeschreven bewijsstukken te bewaren.

  • 2 De bedrijfsadministratie wordt door de landbouwer op eerste vordering aan de met toezicht op de naleving van deze regeling belaste persoon ter inzage gegeven.

  • 3 De landbouwer bewaart de bedrijfsadministratie op zijn bedrijf ten minste drie jaar na afloop van het jaar waarin subsidie is aangevraagd.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat een verzamelaanvraag is ingediend en voordat aan alle voorwaarden voor het verstrekken van subsidie is voldaan, of indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat de voor de toekenning van de steun vereiste handelingen zijn begonnen, maar voordat aan alle voorwaarden voor de toekenning van de steun is voldaan, wordt de aangevraagde subsidie overeenkomstig het tweede en derde lid verstrekt aan de overnemer, bedoeld in artikel 82 van verordening 1122/2009, dan wel aan de oorspronkelijke aanvrager.

  • 2 De desbetreffende aangevraagde subsidie wordt verstrekt aan de overnemer indien:

    • a. DR de schriftelijke melding van de overdracht uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 55, derde lid, bedoelde termijn voor het indienen van de verzamelaanvraag ontvangt van de overnemer,

    • b. de overnemer het betrokken betaalorgaan uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 55, derde lid, bedoelde termijn verzoekt om betaling van de door de wederpartij aangevraagde subsidie,

    • c. de overnemer alle door DR verlangde bewijsstukken overlegt, en

    • d. wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de steun.

  • 3 De desbetreffende aangevraagde subsidie wordt verstrekt aan de oorspronkelijke aanvrager indien:

    • a. DR de in het tweede lid, onder a, bedoelde melding niet of na de in artikel 55 derde lid bedoelde termijn van de overnemer heeft ontvangen,

    • b. wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de steun, en

    • c. de oorspronkelijke aanvrager alle door DR verlangde bewijsstukken overlegt.

Artikel 59a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een uitvoerende instantie zoals genoemd in de artikelen 63 tot en met 65 is voor de regelingen die zij uitvoert bevoegd om het bedrag aan subsidie dat aan de landbouwer is toegekend te verrekenen met bestuursrechtelijke geldschulden die de desbetreffende landbouwer aan haar is verschuldigd.

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen een beroep op overmacht of uitzonderlijke omstandigheden mogelijk maken in verband met het niet nakomen van voorwaarden of verplichtingen, meldt de landbouwer een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 75 van verordening 1122/2009 schriftelijk aan DR met betrekking tot de in artikel 63, bedoelde regelingen en aan het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen binnen 10 werkdagen na de dag vanaf welke dit voor hem mogelijk is.

  • 2 De landbouwer voegt bij de melding bewijsstukken bij ter ondersteuning van zijn beroep op overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien een bedrag aan subsidie ten onrechte is uitbetaald, wordt dit bedrag en de rente daarover overeenkomstig artikel 80 van verordening 1122/2009 teruggevorderd.

  • 2 De rente, bedoeld in het eerste lid, is de wettelijke rente in Nederland geldende op de laatste dag van de kalendermaand waarin de subsidie is betaald.

  • 3 Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, niet meer bedraagt dan € 100,– exclusief rente, wordt overeenkomstig artikel 5 bis van verordening 885/2006 afgezien van terugvordering.

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

DR, het HPA en de ondernemingen die betrokken zijn bij de uitvoering van steunverstrekking op grond van Hoofdstuk 2a, paragraaf 1, alsmede de instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving van de in artikel 3 en Hoofdstuk 2a, paragraaf 1, bedoelde voorwaarden wisselen de gegevens uit betreffende aanvragers die relevant zijn in het kader van bedoeld toezicht. DR en het HPA wisselen tevens de gegevens uit die relevant zijn voor de in artikel 9 bedoelde modulatie.

Paragraaf 2. Uitvoerende instanties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

DR is belast met de uitvoering van

  • a. de bedrijfstoeslagregeling;

  • b. de specifieke steun, bedoeld in Hoofdstuk 2a.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het HPA is belast met de uitvoering van:

    • a. de steun voor zetmeelaardappeltelers, bedoeld in artikel 77 van verordening 73/2009;

    • b. de steun voor zaaizaad van vezelvlas, bedoeld in artikel 87 van verordening 73/2009.

  • 2 Het HPA regelt, met inachtneming van verordening 73/2009, verordening 1122/2009 en verordening 1121/2009 en zo nodig de aanwijzingen van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van de in het eerste lid bedoelde steunregelingen is vereist.

Artikel 65

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het bestuur van het Productschap Zuivel is belast met de uitvoering van de steun voor melkveehouders, bedoeld in artikel 38h.

Artikel 66

[Vervallen per 01-04-2007]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 Bij de constatering van de oppervlakte van percelen landbouwgrond worden voor sloten die zijn gelegen tussen percelen landbouwgrond en die niet breder zijn dan 4 meter overeenkomstig door de Europese Commissie aanvaarde meetmethoden gerekend tot de volledig gebruikte oppervlakte van de desbetreffende percelen, waarbij de breedte van de sloot voor de helft aan elk van de aan weerskanten van de sloot gelegen percelen wordt toegerekend.

2 Bij de constatering van de oppervlakte van percelen landbouwgrond worden sloten die zijn gelegen in een perceel landbouwgrond en die niet breder zijn dan 2 meter overeenkomstig door de Europese Commissie aanvaarde meetmethoden gerekend tot de volledig gebruikte oppervlakte van het desbetreffende perceel.

3 De minimumoppervlakte, bedoeld in artikel 13, negende lid, van verordening 1122/2009 van sloten, bedraagt 0,01 ha.

Artikel 67

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De AID is verantwoordelijk voor de coördinatie van de controles ter plaatse op de naleving van de regeling als bedoeld in de artikelen 20 en 22 van verordening 73/2009.

Paragraaf 3. Sancties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 68

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien een landbouwer één of meer verplichtingen op grond van artikel 3 niet naleeft, wordt overeenkomstig Deel II, Titel IV, hoofdstuk III van verordening 1122/2009 een korting opgelegd op het totale bedrag dat op grond van de in artikel 2 bedoelde steunregelingen aan de landbouwer is of moet worden toegekend.

  • 2 Onverminderd artikel 77 van verordening 1122/2009, bedraagt de hoogte van de korting 1, 3 of 5% van het totale bedrag dat op grond van de in artikel 3 bedoelde steunregelingen aan de landbouwer is of moet worden toegekend en wordt in geval van herhaalde of opzettelijke niet-naleving verhoogd overeenkomstig artikel 71 en 72 van verordening 1122/2009.

Artikel 69

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien een landbouwer andere dan de in artikel 68 bedoelde voorwaarden of verplichtingen voortvloeiend uit verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen niet naleeft, wordt door DR met betrekking tot de in artikel 63, eerste lid, bedoelde regelingen en het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen, overeenkomstig Deel II, Titel IV, hoofdstuk I van verordening 1122/2009 een korting opgelegd op het bedrag dat op grond van de betrokken steunregeling aan de landbouwer is of moet worden toegekend.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2010, 17359, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Indien een landbouwer andere dan de in artikel 68 bedoelde voorwaarden of verplichtingen voortvloeiend uit verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen niet naleeft, wordt door DR met betrekking tot de in artikel 63, eerste lid, bedoelde regelingen en het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen, overeenkomstig Deel II, Titel IV, hoofdstuk II van verordening 1122/2009 een korting opgelegd op het bedrag dat op grond van de betrokken steunregeling aan de landbouwer is of moet worden toegekend.

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien een landbouwer niet alle in artikel 13, achtste lid, van verordening 1122/2009 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3% van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan, als volgt verlaagd:

  • a. indien het verschil groter is dan 3% en kleiner dan of gelijk aan 10% bedraagt de verlaging 1%;

  • b. indien het verschil groter is dan 10% en kleiner dan of gelijk aan 20% bedraagt de verlaging 2%;

  • c. indien het verschil groter is dan 20% bedraagt de verlaging 3%.

Artikel 70a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De steun, bedoeld in Hoofdstuk 2a, paragraaf 1, wordt verlaagd overeenkomstig artikel 23 van verordening 1122/2009, indien de in artikel 25 bedoelde kopieën en documenten worden verstrekt na de in dat artikel gestelde termijn.

Artikel 70b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van de artikelen 7, 8, 23 en 28 van verordening 73/2009 en artikel 55 van verordening 1122/2009, gelden aanvragen voor betalingen op grond van artikel 36, eerste lid, en 37, eerste lid, als ingediend in de periode van 1 tot en met 31 december van het jaar waarin de steun is verleend, respectievelijk als ingediend in de periode van 1 tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag tot steunverlening is ingediend.

Artikel 70c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De steun, bedoeld in Hoofdstuk 2a, paragraaf 5, wordt verlaagd overeenkomstig artikel 58 van verordening 1122/2009, indien blijkt dat de oppervlakte van de gezamenlijke vaarpercelen waarvoor de steun is aangevraagd groter is dan de oppervlakte van de vaarpercelen die op grond van artikel 57 van verordening 1122/2009 zijn geconstateerd.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 71

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Regeling GLB-inkomenssteun wordt ingetrokken, maar blijft evenwel van toepassing op aanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling waarop nog niet onherroepelijk is beslist en, in geval van slacht, op slachtingen en export verricht vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling.

Artikel 71a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Regeling GLB-inkomenssteun 2006 zoals die luidde vóór 1 januari 2009 blijft van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2009.

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Overdrachtsregeling bevoegdheden Landbouwwet 1966 Algemeen.]

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.]

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Subsidieregeling natuurbeheer 2000.]

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Wijzigt de Regeling superheffing en melkpremie 2004.]

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling wordt aangehaald als: ‘Regeling GLB-inkomenssteun 2006’.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 december 2005

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Bijlage 1. Beheerseisen als bedoeld in artikel 3, onderdeel a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dierenwelzijn

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 11132, datum inwerkingtreding 29-06-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

 

EU-wetgevingskader

Nederlands wetgevingskader

Artikel(en)

Onderwerp van controle

Randvoorwaardenterrein

Milieu

1. Vogelrichtlijn (richtlijn 2009/147/EG van 2 april 1979, artikel 3, leden 1 en 2, onder b, artikel 4 leden 1, 2 en 4, artikel 5, onderdelen a, b en d)

1.1

Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG)

Natuurbeschermingswet 1998

artikel 19d

Het verbod om zonder geldige vergunning een project of handeling uit te voeren in een aangewezen Vogelrichtlijngebied of in strijd met de vergunningvoorwaarden te handelen

milieu

1.2

Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG)

Flora- en faunawet

artikel 9 in samenhang met artikel 31, eerste lid

Het verbod op doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse vogels

milieu

1.3

Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG)

Flora- en faunawet

artikel 10 in samenhang met artikel 31, tweede lid

Het verbod op het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse vogels

milieu

1.4

Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG)

Flora- en faunawet

artikel 11

Het verbod op het verstoren of vernielen van nesten van beschermde inheemse vogels

milieu

1.5

Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG)

Flora- en faunawet

artikel 14

Het verbod op het uitzetten van vogels en eieren in de vrije natuur

milieu

2. Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG van 17 december 1979, artikel 4 en 5)

2.1

Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG)

Lozingenbesluit Bodembescherming

artikel 25

Het verbod op het lozen van niet huishoudelijk afvalwater of koelwater in of op de bodem zonder geldige vergunning

milieu

3. Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG van 12 juni 1986, artikel 3)

3.1

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 1b, eerste lid in samenhang artikel 1b, derde lid, eerste alinea, en artikel 1c, eerste lid

De verplichting om bij gebruik van zuiveringsslib op landbouwgrond, te voldoen aan toetsingswaarden na bemonstering en analyse

milieu

3.2

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 1b, eerste lid in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel a

Het verbod op het gebruik van vloeibaar zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden

milieu

3.3

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel b, en vierde lid

Het verbod op het gebruik van steekvast zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden alsmede de verplichting om voor het betreffende aantal hectaren gedurende bepaalde perioden het grondgebruik ongewijzigd te laten

milieu

3.4

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 1b, eerste lid

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op andere grond dan landbouwgrond

milieu

3.5

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 3

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op bevroren of besneeuwde grond

milieu

3.6

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 1d

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib als dit de gezondheid van dieren en mensen schaadt

milieu

3.7

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 3a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib indien de bovenste bodemlaag met water verzadigd is

milieu

3.8

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 3b

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib tegelijkertijd met het beregen of bevloeien of infiltreren van de grond.

milieu

3.9

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 4

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib van 1 september t/m 31 januari

milieu

3.10

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 5

De verplichting om zuiveringsslib emissiearm aan te wenden

milieu

3.11

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6

De verplichting om zuiveringsslib gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

3.12

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

3.13

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6b

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

3.14

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6d

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

4. Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG van 12 december 1991, artikel 4 en artikel 5)

4.1

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 2

Het verbod op gebruik van dierlijke meststoffen op natuurterrein en op andere grond dan landbouwgrond of natuurterrein

milieu

4.2

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 3

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op bevroren of besneeuwde grond

milieu

4.3

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 3a

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op natte of ondergelopen grond (waterverzadigde grond)

milieu

4.4

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 3b

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest tegelijkertijd met het beregen of bevloeien of infiltreren van de grond

milieu

4.5

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 4

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest van 1 september t/m 31 januari

milieu

4.6

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 4a

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest van 16 september t/m 31 januari

milieu

4.7

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 4b

Het verbod om op grasland de graszode te vernietigen

milieu

4.8

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 5

De verplichting om de dierlijke mest emissiearm aan te wenden

milieu

4.9

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6

De verplichting om de dierlijke mest of stikstofkunstmest gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

4.10

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6a

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

4.11

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6b

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

4.12

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6c

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

4.13

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 6d

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

4.14

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

artikel 8a

De verplichting omtrent het vanggewas na de teelt van maïs op zand- en lössgronden

milieu

4.15

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

artikel 16 in samenhang met artikel 13

Het verbod op toepassing van meststoffen in de mestvrije zone of de mestvrije zone is niet gelijk aan de teeltvrije zone

milieu

4.16

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Meststoffenwet

artikel 7 in samenhang met artikel 8 onder a en b, 9 en 10 en in samenhang met artikel 24, 25, 26 en 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnormen in acht zijn genomen

milieu

4.17

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

artikel 28 in samenhang met artikel 27, 29, 30 en in samenhang met artikel 36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De verplichting voldoende opslagcapaciteit voor dierlijke mest op het bedrijf te hebben die in de periode september t/m februari wordt geproduceerd

milieu

5. Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992, artikel 6 en 13, eerste lid, onder a)

5.1

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Natuurbeschermingswet 1998

artikel 19d

Het verbod om zonder geldige vergunning een project of handeling uit te voeren in een aangewezen Habitatrichtlijngebied of in strijd met de vergunningvoorwaarden te handelen

milieu

5.2

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

artikel 8

Het verbod op plukken, vernielen, in bezit hebben, verkopen, etc. van beschermde inheemse planten

milieu

5.3

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

artikel 9 in samenhang met artikel 31, eerste lid

Het verbod op doden, verstoren, in bezit hebben, verkopen etc. van beschermde inheemse diersoorten

milieu

5.4

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

artikel 10 in samenhang met artikel 31, tweede lid

Het verbod op het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse diersoorten

milieu

5.5

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

artikel 11

Het verbod op het verstoren of vernielen van rustplaatsen of holen van beschermde inheemse dieren

milieu

5.6

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

artikel 12

Het verbod op het rapen of bezitten van eieren van beschermde inheemse diersoorten.

milieu

Gezondheid (mens, dier en plant)

6. I&R varkens (Richtlijn 2008/71/EG van 15 juli 2008, art 3, 4 en 5)

6.1

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 2, lid 1 tot en met 3 en 5, in samenhang met artikel 4, eerste lid

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van varkens en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

6.2

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Regeling identificatie en registratie van dieren en Richtlijn 2008/71/EG

artikel 5, lid 1, onder a, van Richtlijn 2008/71/EG en artikel 8, lid 2, in samenhang met artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor varkens te gebruiken, deze te verkrijgen zoals toegestaan en varkens binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen

gezondheid

6.3

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 Regeling identificatie en registratie van dieren

Het verbod op het merken of hermerken van varkens, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

6.4

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 31, lid 1, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en lid 3

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

7. I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000 van 17 juli 2000, artikel 4 en 7)

7.1

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 2, lid 1 tot en met 3, in samenhang met artikel 4, lid 1

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van runderen en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

7.2

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren en Verordening (EG) 1760/2000

artikel 4, eerste, tweede en derde lid, Vo. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, lid 1, en artikel 12 Regeling identificatie en registratie van dieren

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor runderen te gebruiken, deze te verkrijgen zoals toegestaan en runderen binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

gezondheid

7.3

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11 Regeling identificatie en registratie van dieren

Het verbod op het merken of hermerken van runderen, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

7.4

I & R Runderen (Verordening (EG) 911/2004, Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren en Verordening (EG) 1760/2000

artikel 7, lid 1, verordening 1760/2000 in samenhang artikel 19, eerste lid, tot en met ‘verordening 1760/2000’, en tweede tot en met vijfde lid, Regeling identificatie en registratie van dieren

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

7.5

I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000

Verordening (EG) 1760/2000

artikel 7, lid 1, tweede gedachtestreepje

De verplichting ten aanzien van runderen tot het centraal melden van mutaties aan het I&R gegevensbestand

gezondheid

8. I&R schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004 van 17 december 2003, artikel 3, 4 en 5)

8.1

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 2, lid 1 tot en met 3 en lid 6, in samenhang met artikel 4 van de Regeling identificatie en registratie van dieren

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van schapen en geiten en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

8.2

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 4, lid 1 en 4 van Verordening (EG) 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, lid 5, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor schapen en geiten te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan en de schapen en geiten binnen een bepaalde termijn te voorzien van deze identificatiemiddelen.

gezondheid

8.3

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 Regeling identificatie en registratie van dieren

Het verbod op het merken of hermerken van schapen en geiten tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

9. Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG van 15 juli 1991, artikel 3, eerste en derde lid)

9.1

Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

artikel 20

Het is verboden een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel te gebruiken, voorhanden of in voorraad te hebben.

gezondheid

9.2

Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

artikel 22

Het verbod op handelen in strijd met gebruiksvoorschriften die bij toelating zijn vastgesteld

gezondheid

9.3

Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Artikel 26, eerste en tweede lid

De verplichting om te beschikken over een gewasbeschermingsplan en de voorschriften met betrekking tot goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding toe te passen. Deze verplichting geldt niet voor biologische landbouwers.

gezondheid

10. Hormonen & bèta-agonisten (richtlijn 96/22 van 29 april 1996, artikel 3, onder a en b, 4 en 5)

10.1

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenwet

artikel 2 lid 1

Het verbod een niet geregistreerd diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen indien dit verboden groeibevorderaars bevat.

gezondheid

10.2

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenwet

artikel 44 in samenhang met artikel 82 Diergeneesmiddelenregeling

Het verbod om door de minister aangewezen substanties voorhanden of in voorraad te hebben

gezondheid

10.3

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenwet

artikel 46 in samenhang met artikel 81 lid 1 Diergeneesmiddelenregeling

Het verbod om genoemde substanties (o.a. met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking of bèta-agonisten) toe te dienen aan landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren

gezondheid

10.4

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten ¹

artikel 3 lid 1, onder a

De verplichting om alleen landbouwhuisdieren op het bedrijf te houden die zijn behandeld volgens de regels van de Diergeneesmiddelenwet

gezondheid

10.5

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Verordening PVV Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede bèta-agonisten 1997 (2005-I) ¹

artikel 2, eerste lid, onder a

Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede beta-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen

gezondheid

11. General Food Law (Verordening (EG) 178/2002 van 28 januari 2002, artikel 15, 17 lid 1, 19 en 20)

11.1

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

artikel 2 in samenhang met artikel 15, 17, eerste lid, en 20 van Verordening (EG) 178/2002

Het verbod onveilige diervoeders, toevoegingsmiddelen en voormengsels te bereiden, te be- of verwerken, te verpakken, te etiketteren, voorhanden of in voorraad te hebben, te vervoeren of in het verkeer te brengen en de verplichting dat alle diervoeders in alle stadia van de productie traceerbaar zijn, alsmede de verplichting onveilige diervoeders terug te halen.

gezondheid

11.2

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

artikel 4, lid 3

Het verbod diervoeders – met andere dan bij communautaire maatregel aangewezen bijzondere voedingsdoelen – voorhanden of in voorraad te hebben of in het verkeer te brengen

gezondheid

11.3

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Regeling diervoeders 2010

artikel 20 in samenhang met artikel 15 van Verordening (EG) 178/2002

Het verbod om onveilige diervoeders te voederen aan landbouwhuisdieren

gezondheid

11.4

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen

artikel 2, lid 10 in samenhang met artikel 19 van Verordening (EG) 178/2002

Het verbod eet- en drinkwaren in de handel te brengen en de verplichting dat alle eet- en drinkwaren in alle stadia van de productie traceerbaar zijn, alsmede de verplichting onveilige eet- en drinkwaren terug te halen.

gezondheid

11a. Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005 van 12 januari 2005)

11a.1

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders 2010

artikel 13 in samenhang met artikel 5 lid 1 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder I onder 4e en 4g van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven afval en gevaarlijke stoffen apart en veilig op te slaan en rekening te houden met de resultaten van analyses van monsters van primaire producten of andere monsters die van belang zijn voor de voederveiligheid

gezondheid

11a.2

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders 2010

artikel 13 in samenhang met artikel 5 lid 1 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven een registratie bij te houden van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het gebruik van genetisch gemodificeerd zaai- en pootgoed en de bron en hoeveelheid van elk diervoeder dat het bedrijf binnenkomt en de bestemming en hoeveelheid van elk diervoeder dat het bedrijf verlaat

gezondheid

11a.3

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders 2010

artikel 13 in samenhang met artikel 5 lid 5 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage III, onder 1, 1e alinea, 1e zin en 3e alinea van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor veehouders diervoeder gescheiden op te slaan van chemische stoffen en andere voor diervoeder verboden producten en gemedicineerde en niet-gemedicineerde diervoeders zo op te slaan dat het risico van vervoedering aan dieren waarvoor zij niet zijn bestemd, wordt beperkt

gezondheid

11a.4

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders 2010

artikel 13 in samenhang met artikel 5 lid 5 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage III, onder 2, 3e zin van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor veehouders om niet-gemedicineerde diervoeders gescheiden te hanteren van gemedicineerde diervoeders

gezondheid

11a.5

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders 2010

artikel 13 in samenhang met artikel 5 lid 6 van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven en veehouders alleen diervoeders te gebruiken van veevoederbedrijven die zijn geregistreerd en/of erkend

gezondheid

11b. Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004 van 29 april 2004)

11b.1

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 1 in samenhang met artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4g, 4h en 5f van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven afval en gevaarlijke stoffen apart op te slaan en voorzorgsmaatregelen te nemen de insleep en verspreiding van besmettelijke, via levensmiddelen op de mens overdraagbare ziekten te voorkomen

gezondheid

11b.2

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 1 in samenhang met artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4j en 5h, m.u.v. zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddelen en’ van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met artikel 6 lid 3 en artikel 7 lid 1 van de Diergeneesmiddelenwet

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven toevoegingsmiddelen voor diervoeders en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en biociden correct toe te passen

gezondheid

11b.3

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 1 in samenhang met artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 6 van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven om passende herstelmaatregelen nemen als tijdens officiële controles hygiëneproblemen zijn vastgesteld

gezondheid

11b.4

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 1 in samenhang met artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven om registers bij te houden over de aard en de oorsprong van aan de dieren gevoerde diervoeders, de resultaten van analyses van bij de dieren genomen monsters of van andere monsters voor diagnosedoeleinden en alle toepasselijke controles van dieren of producten van dierlijke oorsprong

gezondheid

11b.5

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 1 in samenhang met artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven een registratie bij te houden van alle gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en van biociden en van alle resultaten van voor de volksgezondheid relevante analyses van bij planten genomen monsters of van andere monsters

gezondheid

11b.6

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Diergeneesmiddelenwet

artikel 40 lid 2 in samenhang met artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 en in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b van Verordening (EG) 852/2004 en in samenhang met artikel 96 van de Diergeneesmiddelenregeling

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven een registratie bij te houden van de ontvangst, de toepassing of de vervoedering van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders, evenals andere behandelingen die de dieren hebben ondergaan, data van toediening of behandeling en wachttijden

gezondheid

11c. Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004

11c.1

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 2 in samenhang met artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 1b, 1c, 1d en 1e van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting bij de productie van rauwe melk de algemene gezondheidsvoorschriften in acht te nemen

gezondheid

11c.2

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 2 in samenhang met artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 2a, 2b en 2c en in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 3a, 3b en 3c van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting bij de productie van rauwe melk de gezondheidsvoorschriften m.b.t. tuberculose en/of brucellose in acht te nemen

gezondheid

11c.3

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 2 in samenhang met artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 4 van Verordening (EG) 853/2004

Het verbod om rauwe melk van dieren die niet voldoen aan de (algemene) gezondheidsvoorschriften, in het bijzonder dieren die individueel positief hebben gereageerd op de preventieve test op tuberculose of op brucellose, voor menselijke consumptie te (laten) gebruiken

gezondheid

11c.4

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 2 in samenhang met artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 5 van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting om dieren die besmet zijn of waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn met een ziekte, op doeltreffende wijze worden geïsoleerd om negatieve gevolgen voor de melk van andere dieren te vermijden

gezondheid

11c.5

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 2 in samenhang met artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel II, onder A, onder 1, 2, 3 en 4 van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting om melkinstallaties en de lokalen waar melk wordt opgeslagen zo te bouwen, in te richten en te onderhouden dat verontreiniging van de melk zoveel mogelijk wordt beperkt

gezondheid

11c.6

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 2 in samenhang met artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel II, onder B, onder 1a, 1d, 2, 4a en 4b van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting het melken onder hygiënische omstandigheden te verrichten en de melk onmiddellijk gekoeld op te slaan, behalve als koeling niet noodzakelijk is i.v.m. (snelle) verwerkingsmethoden

gezondheid

11c.7

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

artikel 2 lid 2 in samenhang met artikel 3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie X, Hoofdstuk I, onder 1 m.u.v. de zinsnede ‘en tot op het moment van verkoop aan de consument’ van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting eieren op het bedrijf schoon, droog en vrij van vreemde geuren te houden en op afdoende wijze te beschermen tegen schokken en rechtstreeks zonlicht.

gezondheid

11d. Gebruik diergeneesmiddelen (verordening 37/2010 van 22 december 2009)

11d.1

Gebruik diergeneesmiddelen (verordening (EG) 37/2010)

Diergeneesmiddelenwet

artikel 2 lid 1 in samenhang met tabel 2 van Verordening (EG) 37/2010

Het verbod een niet geregistreerd diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen, indien dit de verboden stoffen uit de verordening bevat.

gezondheid

11e. residuen gewasbeschermingsmiddelen (verordening 396/2005 van 23 februari 2005; art 18, eerste lid)

11e.1

Residuen gewasbeschermingsmiddelen (verordening (EG) 396/2005)

Kaderwet diervoeders

artikel 2 lid 1 in samenhang met artikel 3,eerste lid, onder b, van de Regeling diervoeders 2010

Het verbod om diervoeders te vervoederen die te hoge residuen van gewasbeschermingsmiddelen bevatten.

gezondheid

12. BSE (Verordening (EG) 999/2001 van 22 mei 2001, artikel 7, eerste en tweede lid, 12 en 13 )

12.1

BSE (Verordening (EG) 999/2001)

Regeling diervoeders 2010

artikel 7

Het verbod om eiwitten of daarvan afgeleide producten afkomstig van zoogdieren, aan herkauwers te voeren evenals het verbod om gesmolten vet van herkauwers aan herkauwers te voeren.

gezondheid

13/14/15. Kennisgeving van ziekten: MKZ (Richtlijn 2003/85/EEG van 29 september 2003 (vervangt Richtlijn 85/511/EEG), artikel 3), Varkenspest (Richtlijn 92/119/EEG van 17 december 1992, artikel 3) BSE (Verordening (EG) 999/2001 van 22 mei 2001, artikel 11) en Bluetongue (Richtlijn 2000/75/EEG van 20 november 2000, artikel 3)

13/14/15.1

MKZ (Richtlijn 2003/85/EEG), Varkenspest (Richtlijn 92/119/EEG), BSE (Verordening (EG) 999/2001), Bluetongue (Richtlijn 2000/75/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

artikel 19 lid 1

De verplichting (het vermoeden van) de aanwezigheid van een besmettelijke dierzieke terstond te melden

gezondheid

Dierenwelzijn

16. Minimumnormen kalveren (Richtlijn 2008/119/EG van 18 december 2008, artikel 3 en artikel 4)

16.1

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 1

De verplichting bij de bouw van de stallen en met name voor de boxen en de uitrusting materialen te gebruiken die niet schadelijk zijn voor de kalveren en moeten grondig kunnen worden gereinigd en ontsmet

dierenwelzijn

16.2

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 2

De verplichting elektrische leidingen en apparatuur zo te installeren dat de kalveren geen elektrische schokken kunnen krijgen

dierenwelzijn

16.3

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 3

De verplichting te zorgen voor een zodanige isolatie, verwarming en ventilatie van de stal dat deze niet schadelijk is voor de kalveren

dierenwelzijn

16.4

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 4

De verplichting alle electrische en mechanische apparatuur dagelijks te controleren en het mechanische ventilatiesysteem te voorzien van een alarmsysteem dat regelmatig wordt getest

dierenwelzijn

16.5

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 6

De verplichting kalveren een goede verzorging te geven

dierenwelzijn

16.6

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 8

Het verbod op het aangebonden houden van kalveren

dierenwelzijn

16.7

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 9

De verplichting lokalen, hokken, uitrusting en gereedschap voor kalveren op passende wijze te reinigen en te ontsmetten

dierenwelzijn

16.8

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 11

De verplichting kalveren te laten beschikken over op hun leeftijd en gewicht afgestemd voederen dat beantwoordt aan de met hun gedrag samenhangende en hun fysiologische behoeften

dierenwelzijn

16.9

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 13

De verplichting kalveren te voorzien van voldoende vers water van passende kwaliteit

dierenwelzijn

16.10

Minimumnormen kalveren

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 14

De verplichting voeder- en drinkinstallaties zo te ontwerpen, bouwen, plaatsen en onderhouden dat gevaar voor verontreiniging van voer en water wordt beperkt

dierenwelzijn

16.11

Minimumnormen kalveren Richtlijn 2008/119/EG

Richtlijn 2008/119/EG

artikel 4 in samenhang met Bijlage onder 15

De verplichting kalveren zo spoedig mogelijk na hun geboorte en in elk geval binnen zes uur koebiest te geven

dierenwelzijn

16.12

Minimumnormen kalveren

Kalverenbesluit

artikel 3

Het verbod kalveren te huisvesten in eenlingboxen indien de kalveren ouder zijn dan 8 weken

dierenwelzijn

16.13

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 2008/119/EG)

Kalverenbesluit

artikel 4 lid 1

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van eenlingboxen voor kalveren

dierenwelzijn

16.14

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 2008/119/EG)

Kalverenbesluit

artikel 4 lid 2

De verplichting te voldoen aan de minimale vloeroppervlakte per kalf in andere huisvestingssystemen dan eenlingboxen

dierenwelzijn

16.15

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 2008/119/EG)

Kalverenbesluit

artikel 5

De verplichting dat als kalveren zijn gehuisvest in een stal met ligboxen, het aantal ligboxen ten minste gelijk is aan het aantal kalveren

dierenwelzijn

16.16

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 2008/119/EG)

Kalverenbesluit

artikel 6

De verplichting te voldoen aan de inrichtingseisen m.b.t. voedersystemen voor kalveren

dierenwelzijn

16.17

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 2008/119/EG)

Kalverenbesluit

artikel 7

De verplichting dat kalveren naast elkaar gehouden in eenlingboxen, elkaar kunnen zien en aanraken

dierenwelzijn

16.18

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 2008/119/EG)

Kalverenbesluit

artikel 8

De verplichting te voldoen aan de minimale ligruimte per kalf in andere huisvestingssystemen dan eenlingboxen

dierenwelzijn

16.19

Minimumnormen kalveren Bijlage 1, punt 5, 2008/119/EG)

Kalverenbesluit

artikel 9

De verplichting te zorgen voor voldoende dag- of kunstlicht voor kalveren

dierenwelzijn

17. Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008, artikel 3 en artikel 4, lid 1)

17.1

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

artikel 3 lid 1 onder a

De verplichting te voldoen aan de minimale vrije vloerruimte per gespeend varken of gebruiksvarken

dierenwelzijn

17.2

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

artikel 3 lid 1 onder b eerste volzin in samenhang met artikel 4 lid 4 van het Varkensbesluit en in samenhang met artikel 3 lid 9 van Richtlijn 2008/120/EG

De verplichting te voldoen aan de minimale vrije vloerruimte per gelte na dekking en per zeug wanneer gelten en/of zeugen in groep gehouden worden

dierenwelzijn

17.3

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

artikel 3 lid 2 onder a in samenhang met artikel 3 lid 9

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van gedeeltelijk dichte vloeren voor gelten na dekking en drachtige zeugen

dierenwelzijn

17.4

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

artikel 3 lid 2 onder b in samenhang met artikel 3 lid 9

De verplichting om, ingeval betonnen roostervloeren worden gebruikt voor varkens die in groepen worden gehouden, te voldoen aan bepaalde minimale afmetingen

dierenwelzijn

17.5

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

artikel 3, lid 4, eerste alinea in samenhang met artikel 3 lid 9

De verplichting zeugen en gelten in groepen te houden vanaf vier weken na het dekken tot één week vóór de verwachte werpdatum

dierenwelzijn

17.6

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

artikel 3, lid 4, tweede alinea, in samenhang met artikel 3 lid 9

De verplichting dat zeugen en gelten zich gemakkelijk kunnen draaien indien zij – bij uitzondering – apart gehouden mogen worden

dierenwelzijn

17.7

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

artikel 3 lid 6

De verplichting er voor te zorgen dat ieder dier voldoende voedsel tot zich kan nemen

dierenwelzijn

17.8

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120EG

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 5, 2e zin

De verplichting dat vloeren stevig, vlak en stabiel zijn en aangepast aan het gewicht en de grootte van de dieren

dierenwelzijn

17.9

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin t/m het 1e gedachtenstreepje, in samenhang met tweede alinea, tweede zin en in samenhang met artikel 2 lid 1 onder q van het Ingrepenbesluit

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het verkleinen van tanden van biggen en beren

dierenwelzijn

17.10

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin, 2e gedachtenstreepje, in samenhang met Bijlage, onder 8, 2e alinea

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het couperen van de staart

dierenwelzijn

17.11

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin, 4e gedachtenstreepje in samenhang met artikel 2 lid 1 onder l van het Ingrepenbesluit

Het is slechts toegestaan om alleen een roestvrijstalen neusring in te brengen bij mannelijke varkens bestemd voor de fokkerij die worden gehouden in een systeem met vrije uitloop

dierenwelzijn

17.12

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EG

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 3e alinea, 2e zin

De verplichting het castreren en couperen van de staart bij dieren ouder dan zeven dagen onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie uitsluitend te laten uitvoeren door een dierenarts

dierenwelzijn

17.13

Minimumnormen varkens

Richtlijn 2008/120/EGx

Bijlage 1, Hoofdstuk II, onderdeel D, punt 2 en punt 4

Naleving van de voorschriften voor het plaatsen van een gespeend varken of gebruiksvarken in een groep, eventueel na het toedienen van kalmeermiddelen.

dierenwelzijn

17.14

Minimumnormen varkens Richtlijn 2008/120/EG

Varkensbesluit

artikel 2aa

Agressie in groepen zeugen, gelten, gespeende varkens en gebruiksvarkens wordt beperkt.

dierenwelzijn

17.15

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 2b, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid

De verplichting dat dieren die apart gehouden worden i.v.m. agressie, verwondingen of ziekte zich gemakkelijk kunnen draaien

dierenwelzijn

17.16

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 3 lid 1

Het verbod op het aangebonden houden van gelten of zeugen

dierenwelzijn

17.17

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 3 lid 2 van het Varkensbesluit in samenhang met Bijlage I, Hoofdstuk 1, punt 3, derde gedachtestreepje van Richtlijn 2008/120/EG

de verplichting om varkensstallen op een bepaalde manier in te richten

dierenwelzijn

17.18

Minimumnormen varkens Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 3, lid 3 en lid 4

Er is voldoende ruimte achter de zeug die moet werpen. Biggen worden beschermd tegen bewegingen van de zeug en kunnen ongehinderd zogen.

dierenwelzijn

17.19

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 4a, lid 1

Een beer wordt op zodanige wijze gehuisvest dat hij zich kan omdraaien en andere varkens kan horen, ruiken en zien.

dierenwelzijn

17.20

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 4a, lid 2, punt c en d en lid 3.

Het berenhok heeft een vrij vloeroppervlak van 6 m2, en 10 m2 als het hok tevens wordt gebuikt voor het dekken en moet tevens vrij beschikbaar zijn.

dierenwelzijn

17.21

Minimumnormen varkens

(Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 5, lid 6

Biggen hebben de beschikking over een dichte vloer of een vloer met een rubber mat. De oppervlakte is 0,6 m2 per toom biggen

 

17.22

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 5 lid 7

De verplichting vloeren van de stal zo te ontwerpen, bouwen of onderhouden dat bij de varkens geen letsel of pijn kan worden veroorzaakt

dierenwelzijn

17.23

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 9, lid 2 en lid 3

1. De verplichting te zorgen dat alle varkens permanent beschikken over voldoende materiaal om te onderzoeken en te spelen en dat de diergezondheid niet in gevaar brengt.

2. In aanvulling hebben

zeugen en gelten permanent los materiaal en in de laatste week vóór het werpen voldoende en adequaat nestmateriaal tenzij dit technisch niet mogelijk is door de mengmestmethode.

dierenwelzijn

17.24

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 10 lid 1

De verplichting de stal te voorzien van voldoende licht met een intensiteit van minimaal 40 lux gedurende 8 uur per dag.

dierenwelzijn

17.25

Minimumnormen varkens (2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 10 lid 2

Het verbod op een te hoog geluidsniveau of constant of plotseling lawaai in de stal

dierenwelzijn

17.26

Minimumnormen varkens (2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 11 lid 2

De verplichting te zorgen dat bij een individueel of niet-ad libitum voersysteem alle varkens tegelijkertijd kunnen eten

dierenwelzijn

17.27

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel . 12

De hygiënevoorschriften voor drachtige zeugen en gelten worden nageleefd.

dierenwelzijn

17.28

Minimumnormen varkens (2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 13 lid 1

De verplichting alle varkens ten minste eenmaal per dag te voeren

dierenwelzijn

17.29

Minimumnormen varkens (2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 13 lid 2

De verplichting alle varkens ouder dan twee weken permanent van vers water te voorzien

dierenwelzijn

17.30

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 13 lid 3

De verplichting om aan guste en drachtige zeugen en gelten voldoende bulk- of vezelrijk en energierijk voer te verstrekken

dierenwelzijn

17.31

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel 15

De verplichting het castreren door het scheuren van weefsel van mannelijke varkens en als zij ouder zijn dan zeven dagen, uitsluitend te laten uitvoeren onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie en uitsluitend door een dierenarts

dierenwelzijn

17.32

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Varkensbesluit

artikel . 16

Biggen worden niet gespeend voordat zij 28 dagen oud zijn, tenzij daarvoor veterinaire redenen voor zijn, of gespecialiseerde voorzieningen zijn getroffen.

dierenwelzijn

17.33

Minimumnormen varkens (Richtlijn 2008/120/EG)

Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde

artikel 2 in samenhang met artikel 7 lid 2 onder c

Het verbod op het castreren van mannelijke biggen anders dan door een dierenarts of door een bevoegde houder van de dieren

dierenwelzijn

18. Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG van 20 juli 1998, artikel 4)

18.1

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 3 lid 1

Het verbod op het zo ver beperken van de bewegingsruimte van een dier dat het onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht

dierenwelzijn

18.2

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 3 lid 2

De verplichting dieren indien aangebonden voldoende ruimte te laten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften

dierenwelzijn

18.3

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 3 lid 3

De verplichting dieren indien buiten gehouden te beschermen tegen slechte weersomstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s

dierenwelzijn

18.4

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 4 lid 1

De verplichting dieren te laten verzorgen door personen die beschikken over voldoende kennis en vaardigheden of vakbekwaam zijn

dierenwelzijn

18.5

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 4 lid 2

De verplichting een gehouden dier regelmatig dan wel tenminste dagelijks te controleren

dierenwelzijn

18.6

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 4 lid 3

De verplichting dieren die ziek of gewond lijken onmiddellijk op passende wijze te verzorgen of een dierenarts te raadplegen

dierenwelzijn

18.7

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 4 lid 4

De verplichting een dier voldoende, gezond en geschikt voer te geven

dierenwelzijn

18.8

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 4 lid 5

De verplichting erop toe te zien dat door het voer, het drinken of de wijze van toediening het dier niet onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht

dierenwelzijn

18.9

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 4 lid 6

De verplichting een dier te voederen met tussenpozen die bij zijn fysiologische behoeften passen

dierenwelzijn

18.10

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 1

De verplichting te zorgen voor voldoende verlichting voor een grondige controle van het dier op elk willekeurig tijdstip

dierenwelzijn

18.11

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 2

De verplichting een ziek of gewond dier zo nodig af te zonderen in een passend onderkomen

dierenwelzijn

18.12

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 3

De verplichting voor de behuizing materiaal te gebruiken dat niet schadelijk is voor het dier en grondig gereinigd en ontsmet kan worden

dierenwelzijn

18.13

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 4

De verplichting behuizingen en inrichtingen voor de beschutting van een dier zo te ontwerpen, maken en onderhouden dat het dier zich niet kan verwonden

dierenwelzijn

18.14

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 5

Het verbod op een luchtcirculatie, stofgehalte van de lucht, temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en gasconcentraties in de omgeving van het dier die schadelijk zijn voor het dier

dierenwelzijn

18.15

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 6

Het verbod om dieren die in een gebouw worden gehouden permanent in het donker of permanent in kunstlicht te houden

dierenwelzijn

18.16

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 7

De verplichting kunstmatig ventilatiesystemen te voorzien van een noodsysteem zodat als hoofdsysteem uitvalt een alarmsysteem in werking treedt en het alarmsysteem regelmatig te testen

dierenwelzijn

18.17

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 8

De verplichting een dier voldoende schoon water te geven of anderszins aan zijn behoefte aan water te voldoen

dierenwelzijn

18.18

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 9

De verplichting een voeder- of drinkinstallatie zo te ontwerpen, bouwen en plaatsen dat verontreiniging van voeder en water wordt voorkomen

dierenwelzijn

18.19

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 5 lid 10

De verplichting automatische of mechanische apparatuur ten minste eenmaal per dag te controleren en defecten onmiddellijk te herstellen

dierenwelzijn

18.20

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 6 lid 1

De verplichting een register bij te houden van alle medische zorg en het aantal sterfgevallen en het register ten minste drie jaar te bewaren

Dierenwelzijn

18.21

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

artikel 6 lid 2

Het verbod om stoffen aan dieren toe te dienen of te voeren die schadelijk zijn voor de gezondheid of het welzijn van een dier

dierenwelzijn

18.22

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

artikel 34 in samenhang met het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren

Het verbod om niet-aangewezen dieren voor landbouwdoeleinden te houden

dierenwelzijn

18.23

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

artikel 40 in samenhang met het Ingrepenbesluit

Het verbod een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten, tenzij dit onder voorwaarden is toegestaan

dierenwelzijn

18.24

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

artikel 55 in samenhang met het Besluit voortplantingstechnieken bij dieren

De verplichting om alleen gebruik te maken van toegestane methoden van fokken met dieren

dierenwelzijn

Bijlage 2. Minimumeisen inzake de goede landbouw- en milieuconditie, bedoeld in artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Minimale bodembedekking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. De landbouwer die percelen uit productie neemt en deze percelen in aanmerking wil laten komen voor steun, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 2, onder a, is verplicht deze percelen in te zaaien met een groenbemester onder de navolgende voorwaarden:

    • 1°. Het betreft een groenbemester, genoemd in het tweede subonderdeel, die uiterlijk op 31 mei wordt ingezaaid.

    • 2°. Groenbemesters zijn:

      • mengsels van grassen,

      • phacelia,

      • spurrie,

      • vlinderbloemigen met uitzondering van bonen en erwten,

      • kruisbloemigen, uitgezonderd koolzaad,

      • afrikaantjes (Tagetes), of

      • solanum sisymbriifolium.

      Tevens zijn in mengsels van één of meer groenbemesters toegestaan:

      • tweezaadlobbige cultuurgewassen in een dichtheid per gewas van ten hoogste 10% van de zaaizaadhoeveelheid die gebruikt wordt bij de gangbare teelt van het desbetreffende gewas,

      • eenzaadlobbige cultuurgewassen met uitzondering van maïs, in een dichtheid van maximaal 7 kg per hectare zaaizaad per soort, met een maximum van 35 kg per hectare in totaal, of

      • Akkerkruiden zoals aangemerkt in de Standaardlijst van de Nederlandse Flora (van der Meijden, 1990) met uitzondering van duist, grote windhalm, oot, melganzevoet, knolcyperus, hanepoot, kweek, kleefkruid, akkermunt, veenwortel, perzikkruid en klein kruiskruid.

    • 3°. De groenbemester wordt niet voor 31 augustus door enigerlei vorm van bewerking vernietigd.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien:

    • 1°. De landbouwer voor zijn gehele productie voldoet aan de voorschriften die zijn vastgesteld in verordening 834/2007 en verordening 889/2008,

    • 2°. Op last van de Plantenziektenkundige Dienst deze percelen onbegroeid worden gehouden ter bestrijding van quarantaineorganismen, of

    • 3°. Op last van het HPA of het Productschap Tuinbouw deze percelen onbegroeid worden gehouden ter bestrijding van knolcyperus.

§ 2. Minimaal landbeheer op basis van de specifieke omstandigheden ter plaatse

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer is verplicht de volgende bepalingen in acht te nemen:

  • 1°. de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van de Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008,

  • 2°. de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 8 van de Verordening PT erosiebestrijding Zuid-Limburg 2009.

§ 3. Stoppelbeheer op bouwland

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. Het is verboden om gewasresten op bouwland na de oogst te verbranden.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien de landbouwer beschikt over een vergunning van het College van Burgemeester en Wethouders.

§ 4. Instandhouding van landschapselementen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De landbouwer is verplicht de volgende bepalingen in acht te nemen:

  • 1°. de artikelen 2, 3 en 13 van de Boswet, en

  • 2°. de artikelen 2 en 3 van het Besluit van 20 juni 1962, houdende regelen ten aanzien van de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet.

§ 5. Het voorkomen van verstruiking van de landbouwgrond door ongewenste vegetatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. De landbouwer is verplicht om zijn landbouwgrond tenminste één keer per twee jaar te maaien, te keren of te laten begrazen.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien de landbouwer niet aan deze verplichting hoeft te voldoen op grond van verplichtingen die hem zijn opgelegd:

    • 1°. op grond van artikel 36, onderdeel a, onder ii of iv, verordening 1698/2005, of

    • 2°. verplichtingen die de overheid heeft gesteld bij de verstrekking van staatssteun die op grond van beschikking N 577/2006 is goedgekeurd door de Europese Commissie.

  • C. Onderdeel A is niet van toepassing op blijvend grasland.

§ 6. Bescherming van blijvend grasland

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • A. De landbouwer is verplicht om zijn blijvend grasland tenminste één keer per jaar te maaien of te laten begrazen.

  • B. Onderdeel A is niet van toepassing indien de landbouwer niet aan deze verplichting hoeft te voldoen op grond van verplichtingen die hem zijn opgelegd:

    • 1°. op grond van artikel 36, onderdeel a, onder ii of iv, verordening 1698/2005, of

    • 2°. verplichtingen die de overheid heeft gesteld bij de verstrekking van staatssteun die op grond van beschikking N 577/2006 is goedgekeurd door de Europese Commissie.

§ 7. Naleving van vergunningsprocedures wanneer voor het gebruik van water voor bevloeiingsdoeleinden een vergunning nodig is.

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het is de landbouwer verboden om zonder vergunning landbouwgronden te bevloeien met water, indien deze vergunning op basis van enig algemeen verbindend voorschrift vereist is.

Bijlage 4. Berekening, bedoeld in artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De berekening bestaat uit de vermenigvuldiging van onderstaande componenten:

(A / B) X (C / D)

waarin:

de component (A / B) bestaat uit de deling van:

A: het totale aantal geconstateerde dieren of geconstateerde oppervlakten van de landbouwer in alle referentiejaren voor betalingen op grond van de onderscheidenlijke artikelen 76, 83, 130, eerste lid, onderdeel a en 130, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1782/2003, en

B: de som van het aantal onderscheidenlijke referentiejaren,

vermenigvuldigd met:

de component (C / D), die bestaat uit de deling van:

C: het nationaal plafond,

D: gemiddeld aantal geconstateerde dieren of geconstateerde oppervlakten in Nederland voor betalingen op grond van de onderscheidenlijke artikelen 76, 83, 130, eerste lid, onderdeel a en 130, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1782/2003,

en waarin wordt verstaan onder:

referentiejaren:

  • de jaren 2007 en 2008 voor betalingen op grond van de artikelen 76, 83 en 130, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1782/2003, onderscheidenlijk

  • de jaren 2006, 2007 en 2008 voor betalingen op grond van artikel 130, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1782/2003;

nationaal plafond:

voor volwassen runderen: het gemiddelde van de voor Nederland beschikbare bedragen voor volwassen runderen, bedoeld in Bijlage I van verordening 552/2007 en Bijlage I van verordening 674/2008;

voor kalveren: het gemiddelde van de voor Nederland beschikbare bedragen voor geconstateerde kalveren, bedoeld in Bijlage I van verordening 1156/2006, respectievelijk Bijlage I van verordening 552/2007 en Bijlage I van verordening 674/2008;

voor eiwithoudende gewassen: het voor Nederland beschikbare bedrag voor de geconstateerde oppervlakten met eiwithoudende gewassen, bedoeld in Bijlage XII van verordening 73/2009;

voor noten: het voor Nederland beschikbare bedrag voor de areaalbetaling voor noten, bedoeld in Bijlage XII van verordening 73/2009.

Bijlage 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De tenminste voor 50% te handhaven landbouwactiviteit, uitgedrukt in GVE, wordt als volgt berekend voor landbouwers die toeslagrechten ontvangen op basis van artikel 16:

De som voor alle diercategorieën van de formule A x B x C = D

waarin:

  • A: het aantal dierplaatsen per diercategorie bedraagt, dat is gerealiseerd na de investering,

  • B: de in onderstaande tabel genoemde vermenigvuldigingsfactor per diercategorie bedraagt,

  • C: de in onderstaande tabel genoemde GVE-waarde per diercategorie bedraagt,

  • D: de GVE per diercategorie bedraagt.

Diercategorie

Diercode

Omschrijving

Vermenigvuldigingsfactor

GVE van de diercategorie

Vleeskalveren jonger dan 8 maanden

112

Vleeskalveren witvlees

1,9

0,25

Vleeskalveren jonger dan 8 maanden

116

Vleeskalveren rosé 3-8 maanden

1,9

0,25

Vleeskalveren jonger dan 8 maanden

117

Vleeskalveren rosé 14 dagen-8 maanden

1,9

0,25

Vleeskalveren 8 maanden en ouder

116/117

Vleeskalveren rosé 8 maanden en ouder

1,4

0,25

Vleesstieren

122

Roodvleesstieren vanaf 3 maanden

1,0

0,7

Overige volwassen runderen

100

Melk en kalfkoeien

0,3

0,7

Overige volwassen runderen

120

Weide- en zoogkoeien

0,3

0,7

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 11132, datum inwerkingtreding 29-06-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

De tenminste voor 50% te handhaven landbouwactiviteit, uitgedrukt in GVE, wordt als volgt berekend voor landbouwers die toeslagrechten ontvangen op basis van artikel 16:

De som voor alle diercategorieën van de formule A x B = C

waarin:

  • A: het aantal dierplaatsen per diercategorie bedraagt, dat is gerealiseerd na de investering,

  • B: de in onderstaande tabel genoemde GVE-waarde per diercategorie bedraagt, en

  • C: de GVE per diercategorie bedraagt.

Diercategorie

Diercode

Omschrijving

GVE van de diercategorie

Vleeskalveren jonger dan 8 maanden

112

Vleeskalveren witvlees

0,25

Vleeskalveren jonger dan 8 maanden

116

Vleeskalveren rosé 3-8 maanden

0,25

Vleeskalveren jonger dan 8 maanden

117

Vleeskalveren rosé 14 dagen-8 maanden

0,25

Vleeskalveren 8 maanden en ouder

116/117

Vleeskalveren rosé 8 maanden en ouder

0,25

Vleesstieren

122

Roodvleesstieren vanaf 3 maanden

0,7

Overige volwassen runderen

100

Melk en kalfkoeien

0,7

Overige volwassen runderen

120

Weide- en zoogkoeien

0,7