Besluit samenwerking VO-BVE

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2009.
Geldend van 03-10-2007 t/m 31-07-2010

Besluit van 1 december 2005, houdende nadere voorschriften in verband met samenwerking tussen scholen voor voortgezet onderwijs en instellingen voor educatie en beroepsonderwijs (Besluit samenwerking VO-BVE)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 oktober 2005, nr. WJZ/2005/44254 (3800), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 25a, vierde lid, 29 en 106, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 9 november 2005, nr. W05.05.0464/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 november 2005, nr. WJZ2005/48453 (3800), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Voorwaarden om als VO-ingeschrevene ook onderwijs te kunnen ontvangen aan een andere school of aan een instelling

  • 1 Het bevoegd gezag van een school kan de volgende leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, ook onderwijs te ontvangen dat een school van een ander bevoegd gezag of een instelling verzorgt:

    • a. voor het in artikel 25a, tweede lid onder a, van de WVO bedoelde doel, leerlingen die het derde of het vierde leerjaar van het voorbereidend beroepsonderwijs of het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs volgen en naar het oordeel van het bevoegd gezag zonder gerichte ondersteuning een vergrote kans lopen om het onderwijs te verlaten zonder ten minste een diploma van een basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b, van de WEB;

    • b. voor het in artikel 25a, tweede lid, onderdeel b, van de WVO bedoelde doel, leerlingen die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om vervolgonderwijs met gunstig resultaat te volgen door extra verrijking, verdieping en oriëntatie naast hun reguliere opleiding, of door onderdelen van beroepsopleidingen of opleidingen educatie als bedoeld in de WEB te volgen, naast hun opleiding in het voortgezet onderwijs;

    • c. voor het in artikel 25a, tweede lid, onderdeel c, van de WVO bedoelde doel, iedere leerling.

  • 2 Een leerling als bedoeld in het eerste lid volgt per leerjaar voor ten hoogste de helft van het aantal klokuren per schooljaar die blijkens het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de WVO, worden besteed aan het volgen van lessen of stages, aan de andere school of aan de instelling. Toepassing van het eerste lid leidt er niet toe dat het bevoegd gezag zelf uitsluitend nog de stage van die leerling verzorgt.

Artikel 3. Voorwaarden om als VO-ingeschrevene deel te kunnen nemen aan een opleiding VAVO

  • 1 Het bevoegd gezag van een school kan de volgende leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, deel te nemen aan een opleiding VAVO en die opleiding met een examen af te sluiten:

    • a. leerlingen van 16 en 17 jaar die niet in het bezit zijn van een diploma als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de WVO, en naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om een diploma te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs;

    • b. leerlingen van 18 jaar of ouder die ononderbroken in het voortgezet onderwijs of daarmee op grond van de Leerplichtwet 1969 gelijkgesteld onderwijs ingeschreven zijn geweest zonder een eindexamen als bedoeld in artikel 29 van de WVO af te hebben gelegd, en die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om een diploma te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs;

    • c. leerlingen die zijn afgewezen voor een eindexamen als bedoeld in artikel 29 van de WVO, niet eerder al een diploma hebben behaald als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de WVO, en die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om een diploma te behalen indien zij aansluitend voor een of meer vakken VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs;

    • d. leerlingen van 16 of 17 jaar die een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de gemengde of theoretische leerweg hebben behaald en naar het oordeel van het bevoegd gezag van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs een grotere kans hebben om het diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onder b, vindt ten aanzien van de daar bedoelde leerlingen toepassing voor ten hoogste de periode van de resterende cursusduur van de opleiding, vermeerderd met een jaar.

  • 3 Het eerste lid, aanhef en onder c, vindt ten aanzien van de daar bedoelde leerlingen toepassing voor ten hoogste een jaar.

Artikel 4. Overdracht VO-bekostiging aan een andere school of aan een instelling

Overdracht van een deel van de bekostiging met toepassing van artikel 96s van de WVO is uitsluitend mogelijk voor een leerling:

  • a. ten aanzien van wie na 1 oktober van het schooljaar blijkt dat deze is aangewezen op onderwijs aan een andere school of aan een instelling,

  • b. die in verband daarmee in dat schooljaar wordt uitgeschreven aan de school, en

  • c. die aansluitend in dat schooljaar wordt ingeschreven als leerling aan een andere school of als deelnemer aan een instelling.

Artikel 5. Afwijking van de WVO

In afwijking van artikel 33, eerste lid, van de WVO kan onderwijs ook worden verzorgd door docenten van de instelling waarmee het bevoegd gezag van de school een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 25a, derde lid, van de WVO.

Artikel 6. Leerling geldt voor toepassing WMO 1992 ook als WEB-deelnemer

Voor de toepassing van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 gelden leerlingen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 ten aanzien van het onderwijs dat zij volgen aan een instelling tevens als deelnemer in de zin van de WEB.

Artikel 7. Wijziging Bekostigingsbesluit W.V.O.

[Red: Wijzigt het Bekostigingsbesluit W.V.O.]

Artikel 8. Wijziging Inrichtingsbesluit W.V.O.

[Red: Wijzigt het Inrichtingsbesluit W.V.O.]

Artikel 9. Wijziging Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.

[Red: Wijzigt het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.]

Artikel 11. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit samenwerking VO-BVE.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 december 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ,

C. P. Veerman

Uitgegeven de twintigste december 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner