Besluit samenwerking VO-BVE

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2017.
Geldend van 01-08-2016 t/m heden

Besluit van 1 december 2005, houdende nadere voorschriften in verband met samenwerking tussen scholen voor voortgezet onderwijs en instellingen voor educatie en beroepsonderwijs (Besluit samenwerking VO-BVE)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 oktober 2005, nr. WJZ/2005/44254 (3800), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 25a, vierde lid, 29 en 106, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 9 november 2005, nr. W05.05.0464/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 november 2005, nr. WJZ2005/48453 (3800), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 2. Uit ’s Rijks kas bekostigde scholen en instellingen

Artikel 1a. Begripsbepalingen hoofdstuk 2

In hoofdstuk 2 wordt verstaan onder:

Artikel 2. Voorwaarden om als VO-ingeschrevene ook onderwijs te kunnen ontvangen aan een andere school of aan een instelling

  • 1 Het bevoegd gezag van een school kan de volgende leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, ook onderwijs te ontvangen dat een school van een ander bevoegd gezag of een instelling verzorgt:

    • a. voor het in artikel 25a, tweede lid onder a, van de WVO bedoelde doel, leerlingen die het derde of het vierde leerjaar van het voorbereidend beroepsonderwijs of het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs volgen en naar het oordeel van het bevoegd gezag zonder gerichte ondersteuning een vergrote kans lopen om het onderwijs te verlaten zonder ten minste een diploma van een basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b, van de WEB;

    • b. voor het in artikel 25a, tweede lid, onderdeel b, van de WVO bedoelde doel, leerlingen die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om vervolgonderwijs met gunstig resultaat te volgen door extra verrijking, verdieping en oriëntatie naast hun reguliere opleiding, of door onderdelen van beroepsopleidingen of opleidingen educatie als bedoeld in de WEB te volgen, naast hun opleiding in het voortgezet onderwijs;

    • c. voor het in artikel 25a, tweede lid, onderdeel c, van de WVO bedoelde doel, iedere leerling.

  • 2 Een leerling als bedoeld in het eerste lid volgt voor ten hoogste de helft van het aantal klokuren van het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de WVO, lessen of stages aan de andere school of aan een instelling.

  • 3 Bij de toepassing van het eerste lid dient op elke school die betrokken is bij de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 25a, derde lid, van de WVO, ten minste een deel van het onderwijs in de bovenbouw op de eigen school te worden verzorgd. Voor de verschillende schoolsoorten gelden de volgende voorschriften:

    • a. indien het betreft een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, dient op de eigen school het onderwijs te worden verzorgd in ten minste één van de profielen bedoeld in artikel 12, derde lid, van de WVO;

    • b. indien het betreft een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, dient op de eigen school het onderwijs te worden verzorgd in ten minste één van de profielen bedoeld in artikel 10, derde lid, van de WVO;

    • c. indien het betreft een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, dient op de eigen school het onderwijs te worden verzorgd in ten minste één van de profielen bedoeld in artikel 10b, derde lid, van de WVO;

    • d. indien het betreft onderwijs in de gemengde leerweg als bedoeld in artikel 10d van de WVO aan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, dient op de eigen school het onderwijs te worden verzorgd in ten minste één van de profielen bedoeld in het derde lid van dat artikel.

  • 4 In de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 25a van de WVO, worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de school geregeld contact onderhoudt met de leerlingen die aan die school zijn ingeschreven.

Artikel 3. Voorwaarden om als VO-ingeschrevene deel te kunnen nemen aan een opleiding VAVO

  • 1 Het bevoegd gezag van een school kan de volgende leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, deel te nemen aan een opleiding VAVO en die opleiding met een examen af te sluiten:

    • a. leerlingen van 16 en 17 jaar die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben een diploma of volgend diploma als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de WVO te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs;

    • b. leerlingen van 18 jaar of ouder die ononderbroken in het voortgezet onderwijs of daarmee op grond van de Leerplichtwet 1969 gelijkgesteld onderwijs ingeschreven zijn geweest en die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om een diploma of volgend diploma als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de WVO te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onder b, vindt ten aanzien van de daar bedoelde leerlingen toepassing voor ten hoogste de periode van de resterende cursusduur van de opleiding waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, vermeerderd met een jaar.

Artikel 4. Overdracht VO-bekostiging aan een andere school of aan een instelling

Overdracht van een deel van de bekostiging met toepassing van artikel 96s van de WVO is uitsluitend mogelijk voor een leerling:

  • a. ten aanzien van wie na 1 oktober van het schooljaar blijkt dat deze is aangewezen op onderwijs aan een andere school of aan een instelling,

  • b. die in verband daarmee in dat schooljaar wordt uitgeschreven aan de school, en

  • c. die aansluitend in dat schooljaar wordt ingeschreven als leerling aan een andere school of als deelnemer aan een instelling.

Artikel 5. Afwijking van de WVO

In afwijking van artikel 33, eerste lid, van de WVO kan onderwijs ook worden verzorgd door docenten van de instelling waarmee het bevoegd gezag van de school een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 25a, derde lid, van de WVO.

Artikel 6. Leerling geldt voor toepassing medezeggenschap ook als WEB-deelnemer

Voor de toepassing van hoofdstuk 8a van de WEB gelden leerlingen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 ten aanzien van het onderwijs dat zij volgen aan een instelling tevens als deelnemer in de zin van de WEB.

Hoofdstuk 3. Niet uit ’s Rijks kas bekostigde scholen en onbekostigd VAVO

Artikel 7. Voorwaarden om als ingeschrevene van een onbekostigde VO-school deel te kunnen nemen aan een onbekostigde opleiding VAVO

Het bevoegd gezag van een ingevolge artikel 56 van de WVO aangewezen school kan leerlingen van 16 en 17 jaar die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben een diploma of volgend diploma als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de WVO te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onderwijs, in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, deel te nemen aan een opleiding VAVO aan een instelling waarvoor wat betreft genoemde opleiding toepassing is gegeven aan artikel 1.4a.1, eerste lid, van de WEB, en die opleiding met een examen van genoemde opleiding af te sluiten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 december 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ,

C. P. Veerman

Uitgegeven de twintigste december 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner