Besluit verhandeling teeltmateriaal

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-06-2007.
Geldend van 01-02-2006 t/m 27-09-2007

Besluit van 8 december 2005, houdende regels met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal (Besluit verhandeling teeltmateriaal)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 september 2005, TRCJZ/2005/2593, Directie Juridische Zaken;

Gelet op de Europese richtlijnen met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal van verschillende soorten gewassen alsmede gelet op de artikelen 19, 39, eerste en tweede lid, 40, 41, 43, 85, en 87, tweede, derde en zesde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;

De Raad van State gehoord (advies van 14 oktober 2005, nr. W11.05.0400/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3569, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. wet: Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;

    • b. keuringsinstelling: privaatrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 19 van de wet;

    • c. NAK: de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen;

    • d. Naktuinbouw: de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw;

    • e. groenvoedergewassen: gewassen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder A, van richtlijn nr. 66/401/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (PbEG L 125);

    • f. zaaigranen: gewassen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder A, van richtlijn nr. 66/402/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (PbEG L 125);

    • g. bieten: gewassen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van richtlijn nr. 2002/54/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (PbEG L 193);

    • h. oliehoudende planten en vezelgewassen: gewassen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van richtlijn nr. 2002/57/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PbEG L 193);

    • i. fruitgewassen: gewassen, alsmede hybriden daarvan, die zijn opgenomen in bijlage II van richtlijn nr. 92/34/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PbEG L 157);

    • j. siergewassen: gewassen waarvan teeltmateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van richtlijn nr. 98/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG L 226), wordt voortgebracht, met uitzondering van bloembollen, bedoeld in artikel 1, onder c, van het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en snijbloemen;

    • k. groenteplanten: teeltmateriaal van gewassen, alsmede hybriden daarvan, die zijn opgenomen in bijlage II van richtlijn nr. 92/33/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PbEG L 157);

    • l. groentezaden: teeltmateriaal van de gewassen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van richtlijn nr. 2002/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PbEG L 193);

    • m. groentegewassen: gewassen waarvan groentezaden en groenteplanten worden voortgebracht;

    • n. bosbouwgewassen: boomsoorten en kunstmatige hybriden daarvan die in de gehele Europese Unie of in een deel daarvan voor de bosbouw van belang zijn en met name, die welke zijn opgenomen in bijlage I bij richtlijn nr. 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PbEG 2000 L 11);

    • o. tuinbouwgewassen: fruitgewassen, groentegewassen en siergewassen;

    • p. landbouwgewassen: bieten, groenvoedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen, pootaardappelen en zaaigranen.

  • 2 Een wijziging van de desbetreffende handelsrichtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Paragraaf 2. De keuringsinstellingen

Artikel 2

Als keuringsinstellingen worden aangewezen:

  • a. NAK, belast met de keuring van landbouwgewassen, het uitreiken van bewijsstukken of kentekenen en de erkenning of registratie van leveranciers van landbouwgewassen;

  • b. Naktuinbouw, belast met de keuring van tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen, het uitreiken van bewijsstukken of kentekenen en de erkenning of registratie van leveranciers van tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen.

Paragraaf 3. Het in de handel brengen van teeltmateriaal

Artikel 3

Het in de handel brengen van teeltmateriaal van landbouwgewassen, tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen is slechts toegestaan indien is voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde regels inzake de verhandeling en de kwaliteit van teeltmateriaal.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 3 bedoelde regels inzake de verhandeling van teeltmateriaal kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de voorwaarde dat slechts de bij deze regels aan te wijzen categorieën van teeltmateriaal in de handel worden gebracht;

    • b. de voorwaarde dat de bij deze regels aan te wijzen categorieën van teeltmateriaal uitsluitend in de handel worden gebracht door de houder van het kwekersrecht van het desbetreffende ras, of, indien voor het ras geen kwekersrecht bestaat, door de voor het ras bij de Raad geregistreerde instandhouders;

    • c. de voorwaarde dat teeltmateriaal van landbouwgewassen, bosbouwgewassen en groentegewassen uitsluitend in de handel wordt gebracht indien het afkomstig is van een ras dat of een opstand die is toegelaten en is ingeschreven in het rassenregister, dan wel is opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen;

    • d. de termijn waarbinnen teeltmateriaal van landbouwgewassen na beëindiging van de toelating en inschrijving in het rassenregister in de handel gebracht mag worden;

    • e. de erkenning of registratie van leveranciers als bedoeld in artikel 42 van de wet;

    • f. de uitvoering van het onderzoek naar de instandhouding van een ras;

    • g. voorwaarden voor de verhandeling van teeltmateriaal van een ras dat niet langer in stand gehouden wordt;

    • h. het in de handel brengen met het oog op uitvoer buiten het grondgebied van de Europese Unie van teeltmateriaal van rassen en opstanden die niet voldoen aan de bij of krachtens dit besluit gestelde voorwaarden.

  • 2 De regels inzake de erkenning of registratie van leveranciers, als bedoeld in het eerste lid, onder e, kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de technische inrichting en administratie van het bedrijf alsmede de technische bedrijfsvoering;

    • b. het productieproces, de productiemethoden en de opslag;

    • c. de documentatie met betrekking tot het productieproces, de opslag of de aflevering;

    • d. de voorzieningen ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit besluit inzake de erkenning of registratie.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde regels kunnen per gewas verschillen overeenkomstig de van toepassing zijnde handelsrichtlijnen.

Artikel 5

  • 1 De in artikel 3 bedoelde regels inzake de kwaliteit van het teeltmateriaal kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de rasechtheid, de gezondheid, de groeikracht, het vochtgehalte, de afmetingen en de zuiverheid van het teeltmateriaal;

    • b. de sortering, de classificatie, de verzorging, de verpakking, de verlading en de aanduiding of etikettering van het teeltmateriaal, voor zover verband houdende met de in onderdeel a bedoelde onderwerpen;

    • c. de wijze van keuring van het teeltmateriaal;

  • 2 De wijze van keuring van het teeltmateriaal, bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft onder meer betrekking op de voorwaarden waaronder leveranciers en laboratoria door de keuringsinstellingen erkend kunnen worden voor het verrichten van de bij ministeriële regeling aan te duiden keuringsactiviteiten.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde regels kunnen per gewas verschillen overeenkomstig de van toepassing zijnde handelsrichtlijnen.

Artikel 6

  • 1 Teeltmateriaal waarvan op basis van een keuring is komen vast te staan dat het voldoet aan de eisen die bij of krachtens dit besluit gesteld worden inzake de kwaliteit en verhandeling van teeltmateriaal, wordt voorzien van een bewijsstuk of kenteken. Een bewijsstuk of kenteken wordt aangebracht op het teeltmateriaal of de verpakking daarvan, dan wel bij het teeltmateriaal gevoegd.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vorm en inhoud van de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken en kentekenen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld betreffende het uitreiken, aanbrengen, vervaardigen, voorhanden en in voorraad hebben, alsmede het afleveren en gebruiken van bewijsstukken en kentekenen en van clichés, stempels en andere werktuigen tot het vervaardigen of aanbrengen van die bewijsstukken en kentekenen.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde regels kunnen per gewas verschillen overeenkomstig de van toepassing zijnde handelsrichtlijnen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 december 2005

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ,

C. P. Veerman

Uitgegeven de twintigste december 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner