Stcrt. 2006, 252, datum inwerkingtreding 01-01-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 De bezoldiging van de voorzitter bedraagt maximaal de bezoldiging van een lid van
de topmanagementgroep van een departement van algemeen bestuur als bedoeld in Bijlage
A van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, hierna BBRA, met dien
verstande dat deze bezoldiging geldt voor een veertig-urige werkweek.
2 De bezoldiging van een bestuurslid bedraagt maximaal schaal 17 van het BBRA, met dien
verstande dat deze bezoldiging geldt voor een veertig-urige werkweek.
3 De voorzitter en de leden hebben recht op een vakantie-uitkering overeenkomstig de
artikelen 21 en 22 van het BBRA. De opbouw van vakantie-uren, de opname en het overboeken
daarvan naar een volgend jaar vinden plaats overeenkomstig de artikelen 22 en 23 van
het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
4 De voorzitter en de leden hebben recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig artikel
20a van het BBRA.
5 De bezoldiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt uitbetaald in gelijke maandelijkse
termijnen. De vakantie- en eindejaarsuitkering worden eens per jaar uitbetaald, in
de maanden mei respectievelijk december van ieder jaar.
6 De voorzitter en de leden worden aangemeld als volwaardig deelnemer bij het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds.