Draagkrachtinstrument
Ter bepaling van de vergoeding naar draagkracht door een bedrijf aan het bevoegd gezag
Wbb in het geval het bevoegd gezag op verzoek van het bedrijf de uitvoering van de
sanering op zich neemt
Van deze bijlage wordt afgeweken voor zover de regels gesteld bij of krachtens artikel 40a van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering daartoe verplichten.
|
Begrippenlijst:
|
1.
|
Inleiding
|
2.
|
Doelgroep
|
3.
|
Doelstelling draagkrachtinstrument
|
4.
|
Aanpak en criteria
|
5.
|
Stappen vaststellen vergoeding
|
6.
|
Condities lening door het bevoegd gezag
|
|
Bijlage 1. Rekenvoorbeeld
|
Bijlage 2. Dienstenpakket IMK Intermediair
|
Begrippenlijst
betaalcapaciteit: de vrije financiële ruimte van de onderneming of groep van ondernemingen die beschikbaar
is om aan de verschuldigde rente en aflossing van eventueel nieuw te verstrekken leningen
te kunnen voldoen.
bestendige gedragslijn: een constant gehanteerde wijze van kosten- en opbrengstentoedeling, afschrijvingen,
en winstpolitiek over de verslagjaren.
groep van ondernemingen: onder groep wordt, naar analogie van artikel 24 lid b Burgerlijk Wetboek 2, verstaan een economische eenheid waarin natuurlijke personen, rechtspersonen en
vennootschappen organisatorisch zijn verbonden.
minimale vergoeding door het bedrijf aan het bevoegd gezag: de waardestijging van het terrein minus 0,15 x de kosten van sanering.
«genormaliseerde» herinvesteringen: de afschrijvingskosten minus de afschrijving op onroerende zaken, voor zover dit
geen afschrijvingen op verbouwingen betreffen.
«genormaliseerde» exploitatierekening: een exploitatierekening waarin afwijkingen van een bestendige gedragslijn alsook
afwijkingen van de gebruikelijke fiscale afschrijvingsregimes worden geëlimineerd/gecorrigeerd.
overigens gezond bedrijf: de onderneming of groep van ondernemingen die, afgezien van een eventuele sanering,
in staat wordt geacht aan de normale kosten van bedrijfsvoering inclusief ondernemersbeloning
uit het resultaat van de onderneming(en) te kunnen voldoen.
voorliggende voorzieningen: interne financieringsbronnen en externe financieringsmogelijkheden, waarbij:
-
•
interne financieringsbronnen: beschikbare activa die niet noodzakelijk worden geacht voor de normale bedrijfsuitoefening.
-
•
externe financieringsmogelijkheden: door derden te verstrekken kredietfaciliteiten onder normale marktconforme condities
op basis van de beschikbare zekerheden (solvabiliteit) en de winstgevendheid (rentabiliteit)
binnen de onderneming of groep van ondernemingen.
waarde in schone staat: de onderhandse verkoopwaarde van het terrein (grond en opstallen).
De waarde wordt ontleend aan een door een ter zake deskundige vastgestelde waarde
in een taxatierapport. Dit rapport dient niet ouder te zijn dan 6 maanden voorafgaande
aan de indiening van de aanvraag.
waarde in verontreinigde staat: (de waarde vóór de noodzakelijke sanering van de grond en opstallen): de waarde
in schone staat onder aftrek van de geschatte kosten van de sanering. Bij een negatief
saldo bedraagt de waarde in verontreinigde staat € 1,=.
waardestijging door sanering: waarde in schone staat minus waarde in verontreinigde staat, waarbij als minimum
een bedrag van € 1,= geldt (zie definitie waarde in verontreinigde staat).
winstpolitiek: de directiebeloningen, dividendpolitiek en overige onttrekkingen aan de bedrijfsvoering
ten gunste van eigenaren en aandeelhouders.
1. Inleiding
De minister van VROM heeft toegezegd dat zoveel mogelijk zal worden voorkomen dat
«overigens gezonde» bedrijven failliet gaan als gevolg van een verplichte bodemsanering.
In deze notitie wordt ingegaan op de wijze waarop aan deze wens invulling gegeven
wordt, in situaties waarin sprake is van een ernstige verontreiniging waarvan het
bevoegd gezag de sanering noodzakelijk acht.
Over de bodemsanering van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen hebben het ministerie van VROM, het ministerie van Economische Zaken, de provincies
en de gemeenten die bevoegd gezag Wet bodembescherming zijn in 2001 een convenant
gesloten met VNO-NCW en MKB-Nederland. Hoofdafspraken zijn:
-
1. een saneringsplicht voor eigenaren en erfpachters van urgent te saneren ernstig verontreinigde
grond,
-
2. een recht op subsidie voor de saneringsplichtigen en
-
3. draagkrachtondersteuning voor overigens gezonde bedrijven die failliet zouden gaan
als gevolg van de saneringsplicht.
De saneringsplicht is opgenomen in artikel 55b van de Wet bodembescherming (Wbb). De subsidiegrondslag is in artikel 76j van de Wbb opgenomen en wordt bij AMvB geregeld in hoofdstuk 3 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering (bedrijvenregelingdeel). De grondslag voor draagkrachtondersteuning is opgenomen
in artikel 40 van dit besluit. Het artikel stelt dat indien naar het oordeel van het bevoegd gezag
de levensvatbaarheid van het bedrijf als gevolg van de verplichting tot sanering zodanig
in gevaar komt dat het voortbestaan van het bedrijf onzeker is, het bevoegd gezag
Wbb op verzoek van de eigenaar of erfpachter de uitvoering van de sanering op zich
kan nemen. De eigenaar of erfpachter vergoedt in dat geval aan het bevoegd gezag een
naar draagkracht te bepalen bedrag en het bevoegd gezag wordt opdrachtgever van de sanering.
Genoemd artikel in het Besluit financiële bepalingen is niet alleen van toepassing
op ernstig verontreinigde bedrijfsterreinen die bedrijfsterrein blijven. Immers: bodemverontreiniging
zal ook financiële gevolgen hebben voor de eigenaren en erfpachters van bedrijfsterreinen die moeten worden gesaneerd in het kader van stedelijke vernieuwing
of natuurontwikkeling. Hoewel in die gevallen de kosten van de bodemsanering veelal worden meegewogen in
een afspraak over beëindiging of uitplaatsing van het bedrijf, kan het draagkrachtinstrument
een rol vervullen bij de bepaling van de verdeling van de kosten over de belanghebbenden
bij het project. De hoogte van de bijdrage van de eigenaar of erfpachter is bepalend
voor de «multiplier» van de bodemsaneringsmiddelen van de overheid.
Teneinde de vergoeding naar draagkracht van een bedrijf te kunnen bepalen is een draagkrachttoets
ontwikkeld. Op grond van deze toets kan geobjectiveerd onderzoek worden uitgevoerd
naar de draagkracht van een bedrijfsmatige eigenaar van vervuilde grond die, naar
het oordeel van het bevoegd gezag, zijn bodem dient te saneren. Door te onderzoeken
hoeveel kosten redelijkerwijs ten laste van het bedrijf te brengen zijn, wordt gestreefd
zoveel mogelijk te voorkomen dat «overigens gezonde» bedrijven failliet gaan ten gevolge
van een opgelegde bodemsanering.
Aan de hand van de toets wordt de hoogte en samenstelling van de vergoeding door het
bedrijf vastgesteld. De overige saneringskosten komen voor rekening van het bevoegd
gezag. Voorzover deze niet uit de subsidieregeling voor bodemsanering van in gebruik
zijnde en blijvende bedrijfsterreinen gedekt kunnen worden, brengt het deze ten laste
van zijn ISV- of Wbb-bodemsaneringsbudget.
2. Doelgroep
Dit instrument is bedoeld voor «overigens gezonde» bedrijfsmatige eigenaars/erfpachters
van ernstig verontreinigde bedrijfsterreinen. Voorwaarde om in aanmerking te komen
is een noodzaak tot sanering. Door het bevoegd gezag moet zijn vastgesteld dat er
sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dat spoedig dient te worden gesaneerd.
Bij de beoordeling of van een bedrijfsmatige eigenaar of erfpachter van vervuilde
grond zijn sanering op verzoek kan worden overgenomen, wordt de groep van ondernemingen
in aanmerking genomen.
Een bedrijfsmatig eigenaar of erfpachter die een bedrijfsterrein verhuurt aan een
«derde» huurder, niet behorende tot de groep van ondernemingen, die de bodemverontreiniging
heeft veroorzaakt komt niet afzonderlijk in aanmerking. Hij dient de huurder aansprakelijk
te stellen. Het bevoegd gezag kan evt. een saneringsbevel opleggen aan de huurderveroorzaker.
Wanneer de eigenaar/erfpachter en huurder tezamen niet in staat zijn de bodemsanering
te financieren, zullen zij voor de draagkrachttoets worden behandeld als behorend
tot een groep. Ook een particuliere eigenaar die een bedrijfsterrein verhuurt aan
een huurder die bodemverontreiniging heeft veroorzaakt dient de huurder aansprakelijk
te stellen.
De uitvoering van de voorliggende methode voor vaststelling van de hoogte en samenstelling
van de vergoeding die een bedrijf dient bij te dragen is niet zonder meer toepasbaar
bij bedrijven waarvan de zeggenschap ligt bij niet voor de Nederlandse wet belastingplichtige
rechtspersonen. De regelgeving ten aanzien van financiële verslaglegging en de gehanteerde
winstpolitiek kan immers verschillen van wat in Nederland gebruikelijk is. In die
gevallen zal het bevoegd gezag een opdracht verstrekken aan een terzake kundig bureau,
met als doel om op gelijkwaardige wijze de vereiste bijdrage van het bedrijf vast
te stellen.
3. Doelstelling draagkrachtinstrument
Doelstelling is zoveel mogelijk te voorkomen dat – overigens gezonde – bedrijven failliet
gaan ten gevolge van de hen opgelegde verplichting tot het saneren van hun bedrijfsterrein.
Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de levensvatbaarheid van het bedrijf
als gevolg van deze verplichting zodanig in gevaar komt dat het voortbestaan van het
bedrijf onzeker is, kan het bevoegd gezag op verzoek van de eigenaar of erfpachter
de uitvoering van de sanering op zich nemen.
Voor de berekening van de minimale vergoeding die een bedrijf zelf moet betalen is
een formule afgeleid van het Milieusteunkader: het door het bevoegd gezag te financieren
deel mag in totaal niet hoger zijn dan 115% van de saneringskosten minus de waardestijging
van het betreffende terrein. Anders zou er – conform het EG-verdrag en dit beleidkader
van de Europese Commissie – sprake zijn van ongeoorloofde staatssteun. Hierbij moet
ook rekening worden gehouden met eventuele verstrekte subsidies in het kader van bodemsanering.
Volgens het milieusteunkader geldt:
Maximale bijdrage bevoegd gezag:
= 115% van de saneringskosten minus
de waardestijging door sanering van het betreffende terrein
Door middel van het draagkrachtinstrument wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld,
die het bedrijf aan het bevoegd gezag betaalt als afkoop van de saneringsplicht. Omdat
bij het vaststellen van de vergoeding ook rekening moet worden gehouden met dezelfde
Europese regelgeving, betekent dit dat bovenstaande formule als volgt gelezen dient
te worden:
Minimale vergoeding van het bedrijf aan het bevoegd gezag:
= de waardestijging door sanering van het betreffende terrein
minus 0,15 x de saneringskosten
Indien voor de kosten van sanering onvoldoende voorliggende voorzieningen aanwezig
zijn kan de onderneming het bevoegd gezag verzoeken de uitvoering van de sanering
op zich te nemen. De vergoeding die het bedrijf hiervoor aan het bevoegd gezag betaalt,
mag niet lager zijn dan het volgens de formule vastgestelde minimum.
4. Aanpak en criteria
Het draagkrachtinstrument is gebaseerd op de werkwijze die ook is toegepast bij het
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Het Bbz 2004 ondersteunt ondernemers die – door welke oorzaak dan ook – tijdelijk in financiële
problemen zijn geraakt of dreigen te raken. Voorwaarde is, dat het bedrijf na financiële
ondersteuning naar verwachting levensvatbaar is, en dat de ondernemer het wil voortzetten.
Bij de bepaling van de grondslagen voor de draagkrachttoets is, waar mogelijk en/of
voor zover van toepassing, uitgegaan van de regels en gebruikelijke praktijk die wordt
gehanteerd bij de toetsing van ondernemers die in aanmerking wensen te komen voor
een financiering in het kader van het Bbz 2004.
IMK Intermediair is als adviesorganisatie betrokken bij de uitvoering van het Bbz
en heeft in samenwerking met VROM de draagkrachttoets ontwikkeld en zal als uitvoerende
instantie door het bevoegd gezag worden ingeschakeld voor de toetsing van de draagkracht
i.c. de uitvoering van deze draagkrachttoets. In bijlage 2 bij deze notitie wordt een overzicht gegeven van het relevante dienstenpakket van
IMK Intermediair.
Het draagkrachtinstrument draagt een sluitstuk karakter. Om in aanmerking te komen
dient – naast het primaire criterium dat de eigenaar/erfpachter verplicht wordt zijn
grond te saneren – voldaan te worden aan de volgende (basis)criteria.
A. Overigens gezond
Onder een «overigens gezond bedrijf» wordt verstaan de onderneming of groep van ondernemingen
die, indien er geen sanering zou moeten plaatsvinden, in staat wordt geacht de normale
kosten van bedrijfsvoering inclusief ondernemersbeloning uit de exploitatie van de
onderneming(en) te kunnen dekken. Indien de levensvatbaarheid van het bedrijf als
gevolg van de verplichting tot sanering zodanig in gevaar komt dat het voortbestaan
van het bedrijf onzeker is, kan het bevoegd gezag op verzoek van de eigenaar of erfpachter
de uitvoering van de sanering op zich nemen.
B. Noodzakelijkheidcriterium
Indien een bedrijfsmatige eigenaar of erfpachter van een ernstig verontreinigd bedrijfsterrein
dat spoedig dient te worden gesaneerd, ten gevolge van de saneringskosten niet meer
aan haar normale verplichtingen t.a.v. rentekosten, aflossingen en de «genormaliseerde»
herinvesteringen kan voldoen, voldoet de aanvrager aan het noodzakelijkheidcriterium.
Onder eigenaar wordt de onderneming of groep van ondernemingen verstaan.
C. Complementair karakter
De regeling heeft een aanvullend karakter. Een bedrijf zal eerst zijn voorliggende
voorzieningen moeten aanspreken.
D. Eigen verantwoordelijkheid
Onder eigen verantwoordelijkheid wordt verstaan dat de onderneming op grond van redelijkheid
en billijkheid maximale inspanningen heeft gepleegd om niet in de omstandigheden te
geraken dat een beroep gedaan dient te worden op het bevoegd gezag de uitvoering van
de sanering op zich te nemen en dat de onderneming voldoende inspanning heeft gepleegd
om zelf maximaal bij te dragen in de kosten van sanering.
Deze draagkrachttoets is opgesteld ten behoeve van de objectivering van de bepaling
van de vergoeding naar draagkracht. Vaststelling vindt plaats op basis van algemeen
geldende bedrijfseconomische criteria.
5. Stappen vaststellen vergoeding
De hoogte van vergoeding naar draagkracht van een eigenaar of erfpachter te betalen
aan het bevoegd gezag voor het overnemen van de uitvoering van de sanering, wordt
aan de hand van de volgende stappen berekend:
I. Bepalen van de totale saneringskosten
•
|
op basis van een offerte of andere, voldoende betrouwbare schatting van de saneringskosten
|
II. Bepalen van de waardestijging van het terrein door de sanering
•
|
waarde terrein in schone staat (volgens taxatie)
|
|
|
saneringskosten
|
–/–
|
|
= waarde terrein in verontreinigde staat (minimaal € 1, nooit negatief)
|
|
|
|
|
|
•
|
en vervolgens:
|
waarde terrein schoon
|
|
|
|
waarde terrein verontreinigd
|
–/–
|
|
|
= waardestijging van het terrein door de sanering
|
III. Bepalen van de minimale vergoeding van een bedrijf aan het bevoegd gezag
•
|
waardestijging van het terrein door de sanering
|
|
|
(0,15 × saneringskosten)
|
–/–
|
|
= minimale vergoeding van een bedrijf aan het bevoegd gezag
|
|
IV. Bepalen van de vergoeding van het bedrijf
Om te kunnen bepalen welk bedrag een eigenaar of erfpachter dient te vergoeden, worden
twee sub-stappen genomen.
Sub i. normaliseren van gegevens
Teneinde objectief te toetsen welk bedrag een eigenaar of erfpachter dient te vergoeden,
wordt beoordeeld of er sprake is van:
-
• een overigens gezond bedrijf,
-
• noodzakelijkheid,
-
• complementair karakter van de gevraagde ondersteuning,
-
• voldoende besef van eigen verantwoordelijkheid (is er geen sprake van aantoonbaar
opportunistisch gedrag).
De beoordeling van de financiële positie van een eigenaar of erfpachter vindt plaats
op basis van de door hem te overleggen jaarrekeningen van de onderneming of groep
van ondernemingen over de vijf boekjaren die vooraf gaan aan het jaar van de draagkrachttoets.
Voor de toetsing of een bestendige gedragslijn is gevolgd in kostenpatroon en winstuitkeringen
dient tevens de jaarrekening overgelegd te worden van het boekjaar voorafgaand aan
de inwerkingtreding van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering.
De financiële positie en de exploitatie van de onderneming(en) van aanvrager wordt
beoordeeld op de volgende criteria:
-
1. bestendige gedragslijn in kosten, afschrijvingsregime, winstpolitiek en investerings-
en financieringsmethodiek;
-
2. solvabiliteit, rentabiliteit en liquiditeit.
Op grond hiervan wordt in eerste instantie beoordeeld of voorliggende voorzieningen
aanwezig worden geacht. De regeling heeft immers een complementair karakter. Ook wordt
beoordeeld of in de historie voldoende besef van verantwoordelijkheid is getoond om
zelf maximaal te kunnen bijdragen in de kosten van sanering.
Vervolgens wordt op grond van deze eerste beoordeling en op basis van de aanname van
de bestendige gedragslijn een genormaliseerde exploitatierekening opgesteld. Indien
bijvoorbeeld sprake is van een uitzonderlijke bovenmatige winstuitkeringspolitiek
dan wel van aantoonbaar opportunistisch gedrag, zullen ook deze kosten worden gecorrigeerd
tot hetgeen dat in de betreffende sector algemeen gebruikelijk en bedrijfseconomisch
verantwoord is.
Sub ii. vaststellen betaalcapaciteit van het bedrijf
De genormaliseerde exploitatierekening zal uitwijzen of de betaalcapaciteit van de
onderneming toereikend is om de kosten van de sanering geheel dan wel gedeeltelijk
uit de normale exploitatie te financieren. Op grond van de genormaliseerde betaalcapaciteit
worden de mogelijkheden bezien voor rente en aflossing van eventueel te verstrekken
financieringen door de huisbankier en/of door het bevoegd gezag.
De vervangingsinvesteringen worden gelijkgesteld aan de afschrijvingen minus de afschrijvingen
op de onroerende zaken, voor zover dit geen afschrijvingen op verbouwingskosten betreft,
waarbij wordt uitgegaan van de algemene fiscale beginselen ten aanzien van het afschrijvingsregime.
Op grond van de betaalcapaciteit die resteert na aftrek van de verplichtingen die
voortvloeien uit een eventuele aanbieding van de bank (externe financiering) zal de
looptijd van een te verstrekken lening door het bevoegd gezag worden bepaald. De betaalcapaciteit
wordt gelijk gesteld aan de annuïteit bij een financiering op basis van een krediet
met een looptijd van 10 jaar bij de rentevoet die op dat moment van toepassing is
krachtens het Bbz 2004 of daarvoor in de plaats tredende regelgeving. Op deze wijze wordt de vergoeding
door het bedrijf aanhet bevoegd gezag vastgesteld.
Indien de betaalcapaciteit ontoereikend blijkt om de kosten van een financiering ten
behoeve van de verplichte sanering te dragen, zal worden berekend of het bedrijf door
middel van een verlenging van de aflossingstermijn met maximaal 10 jaar wel boven
het bedrag van de minimale vergoeding kan uitkomen. In bijzondere gevallen kan de
termijn worden verlengd tot maximaal 20 jaar.
N.B.: In de draagkrachttoets wordt in eerste instantie uitsluitend rekening gehouden
met het bedrijfsmatige vermogen. Indien echter uit onderzoek blijkt dat door de eigenaar
van de onderneming, in de voorliggende jaren bovenmatige onttrekkingen zijn gepleegd,
behoudt het bevoegd gezag zich, op grond van het criterium eigen verantwoordelijkheid,
het recht voor het privé vermogen van de ondernemer(s) mede in aanmerking te nemen
voor het bepalen van de voorliggende voorzieningen en de draagkracht.
V. Definitief bepalen van de vergoeding door het bedrijf aan het bevoegd gezag
De vergoeding die bij stap IV is berekend, mag niet lager zijn dat het bedrag dat
uit de formule bij stap III komt.
In het geval dat uit het doorlopen van deze stappen blijkt dat de vergoeding door
het bedrijf onder het minimum uitkomt, kan het bevoegd gezag overwegen de constructie
ter beoordeling voor te leggen aan de Europese Commissie. Een andere mogelijkheid
is dat het bevoegd gezag bereid is het terrein tegen de op dat moment geldende waarde
aan te kopen (= waarde in schone staat minus kosten van sanering) en te verhuren aan
de voormalige eigenaar tegen de normaal geldende huurwaarde in schone staat.
In bijlage 1. van deze notitie wordt bovenstaande met een rekenvoorbeeld toegelicht.
6. Condities lening door het bevoegd gezag
Een financiering door het bevoegd gezag wordt verleend onder de volgende condities:
-
• Leningsvorm: annuïteit
-
• Looptijd: in beginsel 10 jaar, eventueel aan te passen naar draagkracht (zie paragraaf
6, stap IV)
-
• Aflossing en rentebetaling (annuïteit): per kwartaal achteraf
-
• Rente: de vigerende rente in het jaar van toekenning conform de Bbz regeling + 1,5%.
-
• Rentevaste periode: de rente is vast gedurende de gehele looptijd
-
• Inning: dient plaats te vinden door het bevoegd gezag of een door haar aangewezen
instantie als ware er sprake van inning door een normale bank.
Naar analogie van het Bbz 2004 (artikel 41) kunnen de aflossingsverplichtingen maximaal 3 jaar worden uitgesteld. Indien een
eigenaar of erfpachter geheel of gedeeltelijk niet in staat is aan de rente- en aflossingsverplichtingen
te voldoen, kan hij een met redenen omkleed verzoek om uitstel van betaling bij het
bevoegd gezag indienen. Uitstel van aflossing en betaling van rente wordt ten hoogste
voor een periode van een jaar verleend en kan zonodig tweemaal met ten hoogste een
jaar worden verlengd. Na het einde van de aflossingsvrije periode kan het bevoegd
gezag besluiten een hertoetsing uit te (laten) voeren naar de draagkracht op grond
waarvan nieuwe afspraken zullen worden gemaakt.
Zekerheden
Als zekerheid voor de kredietfaciliteit wordt een hypothecaire inschrijving vereist
op het terrein.
Als sprake is van één of meer hypotheekhouders van hogere rang, wordt van hen verlangd
dat zij de opbrengst van eventuele uitoefening van het recht op verkoop van het terrein
met de overheid delen conform de verhouding van de op dat moment uitstaande kredieten.
Hiermee wordt invulling gegeven aan het belang dat de hypotheekhouder heeft bij het
herstel van de waarde van zijn onderpand.
In het geval het bevoegd gezag zelf ook een deel van de financiering voor zijn rekening
neemt, wordt – teneinde ongerechtvaardigde verrijking te voorkomen – als aanvullende
voorwaarde een vervreemdingsclausule opgenomen, waarin de onderneming bij vervreemding
van de onroerende zaak binnen 3 jaar na uitvoering van de sanering, de meeropbrengst
boven de waarde die is vastgesteld als waarde in schone staat tot een maximum van
het bedrag dat door het bevoegd gezag is ingebracht dient te restitueren aan het bevoegd
gezag.