§ 2. Inkomenstoets vervoersvoorzieningen
Artikel 5. Inkomen echtgenoot
Bij de vaststelling van het inkomen van de persoon die de vervoersvoorziening aanvraagt
of aan wie de vervoersvoorziening is toegekend, wordt mede in aanmerking genomen het
inkomen van zijn echtgenoot.
Artikel 6. Aftrekbare kosten
Op het inkomen worden in mindering gebracht kosten ter zake van ziekte of arbeidsongeschiktheid
van de persoon die de vervoersvoorziening aanvraagt of aan wie de vervoersvoorziening
is toegekend, alsmede van zijn echtgenoot of van zijn gezinsleden indien zij voor
hun levensonderhoud mede afhankelijk zijn van zijn inkomen, voorzover die kosten niet
uit andere hoofde kunnen worden vergoed en naar het oordeel van het UWV als buitengewone
lasten zijn aan te merken.
Artikel 8. Vaststelling inkomen van personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet
hebben bereikt
-
1 Bij de vaststelling van het inkomen van de persoon die de vervoersvoorziening aanvraagt
of aan wie de vervoersvoorziening is toegekend en die de leeftijd van 18 jaar nog
niet heeft bereikt wordt in aanmerking genomen het gezamenlijk inkomen van de ouders
van die persoon dan wel, indien het een pleegkind betreft, het gezamenlijk inkomen
van de pleegouders indien laatstgenoemden het pleegkind als eigen kind opvoeden en
onderhouden.
Artikel 9. Vaststelling van het inkomen in het jaar van het bereiken van de leeftijd
van 18 jaar
Indien een persoon in het kalenderjaar waarin hij een vervoersvoorziening heeft of
aanvraagt, de leeftijd van 18 jaar bereikt, wordt:
-
a. tot de datum waarop hij 18 jaar wordt, het inkomen in aanmerking genomen dat in aanmerking
zou zijn genomen indien hij gedurende het gehele kalenderjaar nog niet de leeftijd
van 18 jaar had bereikt;
-
b. vanaf de datum waarop hij 18 jaar wordt, het inkomen in aanmerking genomen dat in
aanmerking zou zijn genomen indien hij gedurende het gehele kalenderjaar reeds de
leeftijd van 18 jaar had bereikt.
Artikel 10. Vaststelling van het inkomen in het jaar van het bereiken van de leeftijd
van 65 jaar
-
1 Indien een persoon aan wie een vervoersvoorziening is toegekend de leeftijd van 65
jaar bereikt, wordt voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit onder inkomen verstaan het inkomen dat deze persoon over dat kalenderjaar zou hebben
genoten indien hij in dat jaar niet de 65-jarige leeftijd had bereikt.
-
2 Indien de echtgenoot van de persoon, bedoeld in het eerste lid, in hetzelfde jaar
als het jaar, bedoeld in het eerste lid, de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt voor
de toepassing van artikel 3 van deze regeling onder inkomen van zijn echtgenoot verstaan,
het inkomen dat de echtgenoot over dat kalenderjaar zou hebben genoten indien de echtgenoot
in dat jaar niet de 65-jarige leeftijd had bereikt.
Artikel 11. Afwijking inkomensgrens
Voor de persoon die een vervoersvoorziening aanvraagt of aan wie een vervoersvoorziening
is toegekend en van wie de echtgenoot of een ander gezinslid aanspraak op een vervoersvoorziening
heeft, of van wie de echtgenoot of een ander gezinslid om een andere reden dan ziekte
of gebrek is aangewezen op het gebruik van een vervoermiddel, wordt het percentage,
bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit, vastgesteld op 105%.
Artikel 12. Buiten toepassing blijven van inkomensgrens
Artikel 5, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit is niet van toepassing bij de toekenning van een vervoersvoorziening die betreft:
-
1°. een vergoeding van de kosten van aanpassing van een vervoermiddel of een vergoeding
van een in een vervoermiddel aangebrachte faciliteit, voorzover de aanpassing of de
faciliteit noodzakelijk is in verband met ziekte of gebrek;
-
2°. een vergoeding voor de aanschaf, of een verstrekking, van een vervoermiddel voor het
vervoer buitenshuis dat is bestemd voor het gebruik door een persoon met een ziekte
of gebrek;
-
3°. een vergoeding van de meerkosten van de aanschaf en het gebruik van een bijzonder
type auto die samenhangt met ziekte of gebrek, voorzover deze meerkosten niet meer
bedragen dan het verschil tussen de kosten van de aanschaf en het gebruik van een
auto die door het UWV wordt beschouwd als een referentie-auto en de kosten van de
aanschaf en het gebruik van een auto die door het UWV zou zijn toegekend indien er
sprake zou zijn geweest van een bruikleensituatie;
-
4°. de vergoeding van het gebruik van een rolstoeltaxi en die vergoeding niet meer bedraagt
dan het verschil tussen het door het UWV vastgestelde normbedrag voor de vergoeding
van het gebruik van een rolstoeltaxi en het door het UWV werknemersverzekeringen vastgestelde
normbedrag voor de vergoeding van het gebruik van een taxi;
-
5°. de vergoeding van het gebruik van een taxi om de werkplek te kunnen bereiken en die
vergoeding niet meer bedraagt het verschil tussen de kosten van het gebruik van een
taxi en het door het UWV vastgestelde normbedrag voor het gebruik van een eigen auto;
-
6°. een vergoeding van de kosten die iemand moet maken voor het kunnen volgen van rijlessen
in een aangepaste auto en die vergoeding niet meer bedraagt dan het verschil tussen
de kosten van het volgen van autorijlessen in een niet aangepaste auto en het volgen
van autorijlessen in een aangepaste auto;
-
7°. een vergoeding van vervoerskosten in verband met het volgen van scholing.
§ 3. Fondsbelasting ten behoeve van het Reïntegratiefonds
Artikel 13. Verdeling werkloosheidsfondsen/arbeidsongeschiktheidsfondsen
Artikel 14. Onderlinge verdeling arbeidsongeschiktheidsfondsen
De ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds en het Arbeidsongeschiktheidsfonds
jonggehandicapten, komende bijdrage aan het Reïntegratiefonds in een bepaald kalenderjaar,
wordt voor elk van deze fondsen bepaald aan de hand van de volgende formule:
Bf t = [ Uf t–2 : U t-2] × B t
waarbij :
-
1. Bf t het bedrag is van de bijdrage uit een arbeidsongeschiktheidsfonds tot dekking
van de uitgaven in een bepaald kalenderjaar ten laste van het Reïntegratiefonds;
-
2. Uf t–2 het bedrag is van de uitkeringsuitgaven die in het tweede kalenderjaar voorafgaand
aan het genoemd bepaald kalenderjaar ten laste zijn gekomen van het desbetreffende
arbeidsongeschiktheidsfonds;
-
3. U t-2 het totaalbedrag is van de uitkeringsuitgaven die in het tweede kalenderjaar
voorafgaand aan genoemd bepaalde kalenderjaar ten laste zijn gekomen van de arbeidsongeschiktheidsfondsengezamenlijk;
-
4. B t 50 procent is van de benodigde middelen tot dekking van de uitgaven in genoemd
bepaald kalenderjaar ten laste van het Reïntegratiefonds.
Artikel 15. Onderlinge verdeling werkloosheidsfondsen
De ten laste van de werkloosheidsfondsen komende bijdrage aan het Reïntegratiefonds
in een bepaald kalenderjaar, wordt voor elk van deze fondsen bepaald aan de hand van
de volgende formule:
Bf t = [ Uf t–2 : U t-2] × B t
waarbij :
-
1. Bf t het bedrag is van de bijdrage uit een werkloosheidsfonds, tot dekking van de
uitgaven in een bepaald kalenderjaar ten laste van het Reïntegratiefonds;
-
2. Uf t–2 het bedrag is van de uitkeringsuitgaven die in het tweede kalenderjaar voorafgaand
aan genoemd bepaald kalenderjaar ten laste zijn gekomen van het desbetreffende werkloosheidsfonds;
-
3. U t–2 het totaalbedrag is van de uitkeringsuitgaven die in het tweede kalenderjaar
voorafgaand aan genoemd bepaald kalenderjaar ten laste zijn gekomen van de werkloosheidsfondsen
gezamenlijk;
-
4. B t 50 procent is van de benodigde middelen tot dekking van de uitgaven in genoemd
bepaald kalenderjaar ten laste van het Reïntegratiefonds.
Artikel 16. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 29 december 2005.
Deze regeling wordt aangehaald als: Reïntegratieregeling.