Asbestverwijderingsbesluit 2005

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2009 en zichtdatum 01-01-2010.
Geldend van 16-09-2008 t/m 30-09-2010

Besluit van 16 december 2005, houdende vaststelling van regels voor het inventariseren van asbest en het verwijderen van asbest in het algemeen en uit een bouwwerk in het bijzonder en in verband hiermee een wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Asbestverwijderingsbesluit 2005)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 april 2005, nr. MJZ2005029056, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 7 van richtlijn nr. 87/217/EEG van de Raad van 19 maart 1987 inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest (PbEG L 85), artikel 1, onderdelen 11, 13 en 14, voor zover het betreft artikel 12 ter, van richtlijn nr. 2003/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 maart 2003 (PbEU L 97) tot wijziging van richtlijn nr. 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling van asbest op het werk, de artikelen 24, 35, vierde lid, en 39, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, de artikelen 8, achtste lid, juncto 8, tweede lid, onderdelen d en h, en 120 van de Woningwet voorzover het betreft artikel 10, alsmede de artikelen 16, 20, 21, 22, 23 en 33, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 voorzover het betreft artikel 12 en artikel 8.44, eerste lid, van de Wet milieubeheer voorzover het betreft artikel 13;

De Raad van State gehoord (advies van 14 juli 2005, nr. W08.05.0120/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 december 2005, nr. DJZ2005215654, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsomschrijvingen en toepassingsbereik

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. asbest: de volgende vezelachtige silicaten: actinoliet (CAS-nummer 77536-66-4), amosiet (CAS-nummer 12172-73-5), anthofylliet (CAS-nummer 77536-67-5), chrysotiel (CAS-nummer 12001-29-5), crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4) en tremoliet (CAS-nummer 77536-68-6);

    • b. asbestinventarisatierapport: rapport dat voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 4.54a, eerste, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

    • c. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • d. object: constructie, installatie, apparaat of transportmiddel, niet zijnde een bouwwerk.

  • 2 In dit besluit wordt onder woning verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Woningwet.

Artikel 2

Dit besluit is niet van toepassing op:

§ 2. Asbestinventarisatie

Artikel 3

  • 1 Degene die:

    • a. anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf een bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk afbreekt of uit elkaar neemt, of

    • b. een bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk doet afbreken of uit elkaar doet nemen,

    beschikt met betrekking tot het bouwwerk of object, dan wel het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de handeling wordt verricht, over een asbestinventarisatierapport indien hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in het bouwwerk of object asbest of een asbesthoudend product bevindt.

  • 2 Degene die:

    • a. anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf asbest of een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object verwijdert, of

    • b. asbest of een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object doet verwijderen,

    beschikt met betrekking tot het bouwwerk of object over een asbestinventarisatierapport.

  • 3 Degene die materialen of producten doet opruimen die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen, beschikt met betrekking tot de materialen of producten over een asbestinventarisatierapport indien hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zich in de materialen of producten asbest of een asbesthoudend product bevindt.

Artikel 4

  • 2 Artikel 3 is voorts niet van toepassing op het in de uitoefening van een beroep of bedrijf geheel of gedeeltelijk:

    • a. verwijderen van waterleidingbuizen, gasleidingbuizen, rioolleidingbuizen en mantelbuizen, voorzover zij deel uitmaken van het ondergrondse openbare gas-, water- en rioolleidingnet;

    • b. verwijderen van geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen;

    • c. verwijderen van beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen;

    • d. verwijderen van pakkingen uit verbrandingsmotoren;

    • e. verwijderen van pakkingen uit procesinstallaties onderscheidelijk verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen dat lager is dan 2250 kilowatt.

  • 3 Artikel 3 is voorts niet van toepassing op het anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf in zijn geheel:

    • a. verwijderen van geschroefde, asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;

    • b. verwijderen van asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende vloerbedekking of vloertegels maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;

    • c. verwijderen van geschroefde, asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, of asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking uit een vaartuig, voorzover het vaartuig niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt of bedoeld is voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen maximaal vijfendertig vierkante meter bedraagt.

Artikel 5

Degene die een handeling doet verrichten waarop artikel 3 van toepassing is, verstrekt, voordat de handeling wordt verricht, een afschrift van het asbestinventarisatierapport aan degene die de handeling verricht.

§ 3. Asbestverwijdering

Artikel 6

  • 1 De volgende handelingen, indien de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2 of 3 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, mogen slechts worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit:

    • a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten indien in die bouwwerken of objecten asbest of een asbesthoudend product is verwerkt;

    • b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit bouwwerken of objecten;

    • c. het opruimen van asbest dat of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident is of zijn vrijgekomen.

  • 2 Artikel 4 is, met uitzondering van het eerste lid onder a, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het is verboden een handeling als bedoeld in het eerste lid te doen verrichten in strijd met het bepaalde in het eerste lid in verbinding met het tweede lid.

Artikel 7

Degene die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf asbest of een asbesthoudend product verwijdert, draagt er zorg voor dat:

  • a. de verwijderingshandeling, indien technisch mogelijk, wordt verricht alvorens het bouwwerk of object waarin het asbest of asbesthoudende product zich bevindt, geheel of gedeeltelijk wordt afgebroken of uit elkaar genomen;

  • b. verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product onmiddellijk van niet-asbesthoudende producten wordt gescheiden en verzameld;

  • c. het verzamelde asbest of de verzamelde asbesthoudende producten, tenzij dit door vorm of formaat niet mogelijk is, onmiddellijk wordt respectievelijk worden verpakt in niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal van zodanige dikte en sterkte dat deze niet scheurt;

  • d. niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal waarin verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product is verpakt onmiddellijk wordt afgesloten en opgeslagen in een afgesloten opslagplaats;

  • e. ingeval verzameld asbest of verzamelde asbesthoudende producten niet in niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal kan respectievelijk kunnen worden verpakt, dat asbest of die asbesthoudende producten onmiddellijk in een afgesloten container wordt respectievelijk worden opgeslagen;

  • f. niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal waarin verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product is verpakt op duidelijke wijze wordt voorzien van aanduidingen overeenkomstig artikel 7 van het Productenbesluit asbest;

  • g. opgeslagen verwijderd asbest of een opgeslagen verwijderd asbesthoudend product binnen twee weken na het vrijkomen hiervan wordt afgevoerd naar een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 8

  • 1 Degene die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf een handeling als bedoeld in artikel 7 verricht, doet dat op een zodanige wijze dat gevaren voor mens en milieu die door zodanige handelingen kunnen ontstaan, worden voorkomen.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister kunnen met het oog op het voorkomen van gevaren voor mens en milieu regels worden gegeven die ten minste bij het verrichten van zodanige handelingen in acht worden genomen.

Artikel 9

  • 3 Het is verboden andere werkzaamheden in een binnenruimte te verrichten of te doen verrichten met betrekking tot een bouwwerk of object ten aanzien waarvan een handeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is verricht, zolang niet een eindbeoordeling als bedoeld in het eerste lid is uitgevoerd of indien uit de eindbeoordeling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat er op de plaats van de handeling nog visueel waarneembaar asbest aanwezig is of de concentratie asbeststof in de lucht, bedoeld in artikel 4.51a, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt overschreden.

  • 4 Het is verboden andere werkzaamheden in de buitenlucht te verrichten of te doen verrichten met betrekking tot een bouwwerk of object ten aanzien waarvan een handeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, is verricht of op de plaats waar een handeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, is verricht, zolang niet een visuele inspectie als bedoeld in het tweede lid is uitgevoerd of indien uit de visuele inspectie, bedoeld in het tweede lid, volgt dat er op de plaats van de handeling nog visueel waarneembaar asbest aanwezig is.

§ 4. Bouwwerken

Artikel 10

In de bouwverordening worden regels gesteld inhoudende dat:

  • a. onverminderd het ter zake bepaalde in de bouwverordening het verboden is te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning), voorzover in het bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt asbest of een asbesthoudend product aanwezig is;

  • b. het onder a bepaalde niet van toepassing is op een handeling als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, indien die wordt verricht in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf;

  • c. het onder a bepaalde niet van toepassing is op een handeling als bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, indien die niet wordt verricht in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf en het voornemen tot slopen bij burgemeester en wethouders is gemeld en zij overeenkomstig bij de bouwverordening gegeven voorschriften binnen acht dagen na de dag waarop het voornemen tot slopen is gemeld, schriftelijk aan degene die heeft gemeld hebben medegedeeld dat geen sloopvergunning is vereist;

  • d. indien burgemeester en wethouders niet binnen de in onderdeel c genoemde termijn hebben medegedeeld dat geen sloopvergunning is vereist, de mededeling van rechtswege is gedaan;

  • e. burgemeester en wethouders aan een mededeling als bedoeld onder c voorschriften kunnen verbinden met betrekking tot de verwijdering, opslag en afvoer van asbest of asbesthoudende producten;

  • f. de houder van een mededeling als bedoeld onder c verplicht is de voorschriften, bedoeld onder e, in acht te nemen;

  • g. de houder van een mededeling als bedoeld onder c verplicht is de voorschriften, bij of krachtens de artikelen 7 en 8, in acht te nemen;

  • h. een aanvraag om een sloopvergunning tevens geldt als een melding als bedoeld onder c;

  • i. indien het slopen uitsluitend is bedoeld om asbest of asbesthoudende producten uit een bouwwerk te verwijderen, burgemeester en wethouders binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag om een sloopvergunning is ingediend, beslissen op die aanvraag;

  • j. bij een aanvraag om een sloopvergunning een afschrift van het asbestinventarisatierapport wordt overgelegd dat betrekking heeft op het af te breken of uit elkaar te nemen bouwwerk of gedeelte daarvan, dan wel onder opgave van redenen schriftelijk wordt aangegeven dat op het afbreken of uit elkaar nemen van het betrokken bouwwerk of gedeelte daarvan artikel 3 niet van toepassing is;

  • k. de houder van een sloopvergunning het slopen, voorzover dat betrekking heeft op asbest of asbesthoudende producten niet zijnde beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen en voorzover verplicht op grond van artikel 6, eerste lid, opdraagt aan een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

  • l. de houder van een sloopvergunning een afschrift van de sloopvergunning ter hand stelt aan het bedrijf, bedoeld onder k, dat het slopen zal uitvoeren;

  • m. de houder van de sloopvergunning, ten minste één week voorafgaand aan de aanvang van het slopen, burgemeester en wethouders schriftelijk op de hoogte stelt van de data en tijdstippen waarop het slopen, voorzover dat betrekking heeft op asbest of asbesthoudende producten, zal plaatsvinden;

  • n. de houder van een sloopvergunning binnen twee weken na de uitvoering van de werkzaamheden burgemeester en wethouders een afschrift stuurt van de resultaten van de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

P. L. B. A. van Geel

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner