Besluit getuigenbescherming

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2016 en zichtdatum 01-07-2016.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Besluit van 21 december 2005, houdende regels ter uitvoering van artikel 226l van het Wetboek van Strafvordering (Besluit getuigenbescherming)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 augustus 2001, nr. 5116667/01/6;

Gelet op artikel 226l van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 2001, no. W03.01.0454/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 december 2005, nr. 5390597/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • b. College: het College van procureurs-generaal;

  • c. hoofdofficier van justitie: de hoofdofficier van justitie die verantwoordelijk is voor het opsporingsonderzoek of de vervolging in het kader waarvan een verzoek tot het treffen van beschermingsmaatregelen is gedaan;

  • d. officier van justitie: de officier van justitie bij het landelijk parket, belast met getuigenbescherming;

  • e. onderdeel getuigenbescherming: het onderdeel bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

  • a. het opstellen van dreigingsanalyses;

  • b. het adviseren van het bevoegde gezag omtrent de bescherming van personen als bedoeld in artikel 3;

  • c. de uitvoering van beschermingsmaatregelen.

  • 2 Dit onderdeel getuigenbescherming staat onder gezag van de officier van justitie.

Artikel 3

Beschermingsmaatregelen kunnen worden getroffen ten aanzien van een getuige als bedoeld in artikel 226a, 226g of 226k van het Wetboek van Strafvordering of van een andere persoon die medewerking heeft verleend aan de met de opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten, voor zover daartoe een dringende noodzaak is ontstaan als gevolg van die medewerking en daarmee verband houdend overheidsoptreden.

Artikel 4

  • 1 Het College kan het onderdeel getuigenbescherming opdragen ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 3 een dreigingsanalyse op te stellen en advies uit te brengen omtrent de te treffen beschermingsmaatregelen en de uitvoerbaarheid daarvan.

  • 2 De opdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt schriftelijk en kan zonodig mede betrekking hebben op de echtgenoot of levensgezel van de bedreigde persoon, diens kinderen, naaste familieleden of andere personen, voor zover zij een nauwe betrekking onderhouden met de bedreigde persoon.

Artikel 5

  • 1 Indien uit de dreigingsanalyse een dringende noodzaak tot het treffen van beschermingsmaatregelen blijkt en het onderdeel getuigenbescherming over de uitvoerbaarheid van de maatregelen advies heeft uitgebracht, kan het College het onderdeel getuigenbescherming opdragen maatregelen te treffen ter bescherming van de bedreigde persoon. In de bij besluit van Onze Minister aangewezen gevallen stelt het College Onze Minister terstond in kennis van het voornemen tot het verstrekken van een opdracht tot het treffen van beschermingsmaatregelen.

  • 2 De opdracht tot het treffen van beschermingsmaatregelen geschiedt schriftelijk en vermeldt haar geldigheidsduur. De opdracht kan zonodig mede betrekking hebben op de personen, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

Artikel 6

In afwijking van de artikelen 4 en 5, kan in spoedeisende gevallen Onze Minister, het College of een lid daarvan het onderdeel getuigenbescherming mondeling opdracht verstrekken tot het treffen van tijdelijke noodmaatregelen. Zo spoedig mogelijk na de mondelinge opdracht wordt deze op schrift gesteld en wordt een opdracht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, verstrekt.

Artikel 7

  • 1 Indien een opdracht tot het treffen van beschermingsmaatregelen is verstrekt, sluit de officier van justitie met de te beschermen persoon een schriftelijke overeenkomst waarin in ieder geval bepalingen zijn opgenomen omtrent de verplichtingen van de te beschermen persoon en van het onderdeel getuigenbescherming alsmede de gevolgen van niet-nakoming daarvan.

  • 2 Behoudens spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 6, vangt de uitvoering van de beschermingsmaatregelen niet aan alvorens een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid is gesloten.

Artikel 8

  • 1 Uiterlijk een maand voordat de geldigheidsduur van de opdracht tot het treffen van beschermingsmaatregelen zal verstrijken rapporteert het onderdeel getuigenbescherming aan het College omtrent de uitvoering van de beschermingsmaatregelen. Van deze rapportage maken een geactualiseerde dreigingsanalyse en een advies omtrent de verlenging, wijziging of beëindiging van de opdracht deel uit. Het College beslist terzake.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, rapporteert het onderdeel getuigenbescherming aan het College, op zijn verzoek of uit eigen beweging, zodra daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 9

  • 1 Op verzoek van een internationaal gerecht tot bescherming van een getuige kan Onze Minister, na advies van de officier van justitie, het onderdeel getuigenbescherming opdracht geven tot het uitvoeren van beschermingsmaatregelen.

  • 2 Op verzoek van een bevoegde autoriteit van een vreemde staat kan de officier van justitie het onderdeel getuigenbescherming opdragen beschermingsmaatregelen te treffen of voort te zetten ten aanzien van een daartoe door die autoriteit aangewezen persoon.

  • 3 De opdracht, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt schriftelijk en vermeldt haar geldigheidsduur. Uiterlijk een maand voordat de geldigheidsduur zal verstrijken, rapporteert het onderdeel getuigenbescherming aan de officier van justitie omtrent de uitvoering van de beschermingsmaatregelen. Onze Minister beslist over de verlenging, wijziging of beëindiging van de opdracht in de gevallen bedoeld in het eerste lid; de officier van justitie beslist in de gevallen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 december 2005

Beatrix

De Minister van Justitie

,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zeventiende januari 2006

De Minister van Justitie

J. P. H. Donner