In artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
is een vrijstelling van overdrachtsbelasting opgenomen wegens de verkrijging bij inbreng
van een onderneming in een personen- of kapitaalvennootschap. De vrijstelling is slechts
van toepassing indien alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva
worden ingebracht.
De regeling is nader uitgewerkt in de artikelen 4 en 5 van het Uitvoeringsbesluit
belastingen van rechtsverkeer (het uitvoeringsbesluit). Naar aanleiding van mijn brief
van 18 februari 2005 (Kamerstuk 28207, nr. 10) heeft de vaste commissie voor Financiën
een nadere vraag gesteld over het vereiste dat alle tot het ondernemingsvermogen behorende
activa en passiva moeten worden ingebracht. Ook heeft de commissie de vraag gesteld
of bij inbreng van een onroerende zaak binnen een onderneming kan worden volstaan
met de inbreng van enkel de economische eigendom.
In mijn antwoord van 26 september 2005, nr. WV 2005-00171 U, heb ik aangegeven dat
het kan zijn dat door omstandigheden bepaalde activa en passiva niet (meer) dienstbaar
zijn aan de onderneming. In de huidige situatie is vereist dat deze activa en passiva
tóch meegaan in de nieuwe personen- of kapitaalvennootschap. In sommige gevallen kan
dit onwenselijke gevolgen hebben. Naar mijn mening kan deze voorwaarde voor toepassing
van de vrijstelling van overdrachtsbelasting worden versoepeld, in die zin dat de
‘functieloze’ activa of passiva (bijvoorbeeld geld) buiten de inbreng in de personen-
of kapitaalvennootschap kunnen blijven.
Een onderneming bezit veelal zowel de juridische- als economische eigendom van een
onroerende zaak. In geval van een inbreng van een onderneming speelt daarbij de vraag
of kan worden volstaan met inbreng van de economische eigendom. In de huidige tekst
van het uitvoeringsbesluit is aangegeven dat alle tot het ondernemingsvermogen behorende
activa en passiva moeten worden ingebracht. Op grond hiervan wordt het standpunt ingenomen
dat zowel de juridische- als de economische eigendom moeten worden ingebracht. In
het bovenvermelde antwoord heb ik evenwel aangegeven dat het bij deze vrijstelling
met name van belang is dat de onderneming als zodanig kan worden voortgezet; daarbij
is doorgaans de omstandigheid of de onroerende zaak in juridische eigendom tot de
onderneming behoort niet van doorslaggevend belang. Ik acht het wenselijk dat in een
dergelijke situatie kan worden volstaan met inbreng van de economische eigendom.
Het bovenstaande geeft mij aanleiding om de tekst van het uitvoeringsbesluit dienovereenkomstig
te wijzigen. Vooruitlopend daarop kan de bevoegde inspecteur van de Belastingdienst
het volgende goedkeuren. De vrijstelling van overdrachtsbelasting wegens de verkrijging
bij inbreng van een onderneming is ook van toepassing indien de ‘functieloze’ activa
en passiva van de onderneming buiten de inbreng blijven. Daarnaast kan de inspecteur
goedkeuren dat voor de toepassing van de bedoelde vrijstelling kan worden volstaan
met de inbreng van de economische eigendom van de onroerende zaak.
Bij het laatste merk ik nog op dat indien later alsnog de juridische eigendom van
die onroerende zaak in de onderneming wordt ingebracht, dit leidt tot heffing van
overdrachtsbelasting. Er wordt dan namelijk geen onderneming (met bijbehorende onroerende
zaken) ingebracht, maar alleen een los activum.