U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-01-2009.]Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2008. Geldend van 07-08-2008 t/m 31-12-2008
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 2005, nr. DWJZ/BWJP-2645507, houdende algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies en artikel 10 van de Welzijnswet 1994;
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de Stichting: de Stichting Fonds PGO, gevestigd te Haarlem;
b. de minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
c. organisatie: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;
d. de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;
e. instellingssubsidie: per boekjaar verstrekte subsidie in de kosten van structurele activiteiten van een organisatie;
f. projectsubsidie: subsidie met een incidenteel karakter in de kosten van activiteiten.
1 De Stichting kan subsidies verstrekken aan organisaties die tot doel hebben de positie en invloed van patiënten, gehandicapten en ouderen in de Nederlandse samenleving te versterken of de samenwerking, innovatie en werkontwikkeling op dat terrein te bevorderen.
2 Deze regeling is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen als bedoeld in het eerste lid, voor zover daarvan niet is afgeweken in regels als bedoeld in het derde lid.
3 De minister kan nadere, aanvullende of afwijkende regels stellen ten aanzien van categorieën van subsidies in de kosten van bepaalde activiteiten.
4 In de beschikking tot subsidieverlening kan de Stichting de subsidieontvanger, naast de bij deze regeling opgelegde verplichtingen, verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Een subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de Stichting van oordeel is dat de verstrekking past in het door de Stichting bekendgemaakte beleid.
1 Een subsidie ten laste van een begroting van de Stichting die nog niet is goedgekeurd door de minister kan worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Awb.
2 De Stichting kan voor het verstrekken van bepaalde subsidies subsidieplafonds vaststellen en daarbij bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
1 Een subsidie is bedoeld als aanvulling op eigen inkomsten en middelen en wordt slechts verstrekt voor zover:
a. naar het oordeel van de Stichting mag worden verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden zullen worden bereikt;
b. de aanvrager naar het oordeel van de Stichting de behoefte aan subsidie heeft aangetoond; en
c. de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, voldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.
2 Het eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing op rechtspersonen krachtens publiekrecht ingesteld.
1 De Stichting kan voor het in artikel 2 omschreven doel instellingssubsidies of projectsubsidies verstrekken. Een instellingssubsidie strekt zich uit over ten hoogste één kalenderjaar. Een projectsubsidie kan zich over meer dan één kalenderjaar uitstrekken.
2 In incidentele gevallen kan de Stichting een subsidie, anders dan een instellingssubsidie of projectsubsidie verstrekken. In dat geval vermeldt de Stichting in de beschikking tot subsidieverlening de vorm van de subsidie alsmede het bedrag van de subsidie of de wijze waarop dat bedrag wordt bepaald.
1 Een instellingssubsidie bestaat uit een door de Stichting te bepalen bedrag voor de uitvoering van activiteiten overeenkomstig een door de Stichting goedgekeurd activiteitenplan en goedgekeurde begroting. De Stichting kan jaarlijks voor een bepaalde categorie activiteiten en organisaties een bedrag bekendmaken dat per activiteit of organisatie ten hoogste aan subsidie kan worden verstrekt.
2 Het in de eerste volzin van het eerste lid bedoelde bedrag wordt verlaagd met het bedrag waarmee het maximaal toegestane bedrag van de in het derde lid bedoelde reservering wordt overschreden.
3 Voor zover het bedrag van de verleende instellingssubsidie, zonder toepassing van de in het tweede lid bedoelde vermindering, na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de geldende verplichtingen niet is besteed aan de doeleinden waarvoor het is verstrekt, wordt het gereserveerd. De reservering kan uitsluitend worden besteed aan doeleinden waarvoor de subsidie werd verstrekt.
4 Voor de berekening van het in het derde lid bedoelde te reserveren bedrag wordt het totaal van de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten, bestaande uit de verleende instellingssubsidie en de gerealiseerde overige baten, verminderd met de lasten van de gesubsidieerde activiteiten. Deze uitkomst wordt toegerekend naar rato van de verleende instellingssubsidie en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende gerealiseerde subsidies van andere subsidiënten. Het te reserveren bedrag is het aan de instellingssubsidie toegerekende deel.
5 Het totaal van de door een organisatie opgebouwde reservering bedraagt ten hoogste 10% van de som van:
a. de verleende instellingssubsidie, zonder toepassing van de in het tweede lid bedoelde vermindering, en
b. de in het betrokken subsidiejaar gerealiseerde inkomsten uit contributies van leden of donaties van jaarlijks betalende donateurs.
6 Subsidiabele voorzieningen als bedoeld in artikel 36 blijven voor de toepassing van het derde lid buiten beschouwing. Indien de Stichting van oordeel is dat een voorziening als bedoeld in artikel 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet voor subsidie in aanmerking komt, maakt zij dat bij de subsidieverlening kenbaar.
7 Op de balans worden de in het derde lid bedoelde reservering en de voorzieningen als bedoeld in artikel 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afzonderlijk opgenomen. In de toelichting op de balans worden de toevoegingen en de onttrekkingen aan de reservering en de voorzieningen toegelicht.
Een projectsubsidie bestaat uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke lasten, voor zover opgenomen in een door de Stichting goedgekeurde begroting, en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke baten. De subsidie bedraagt niet meer dan een door de Stichting vast te stellen maximum.
1 De organisatie die een subsidie verlangt dient daartoe bij de Stichting een aanvraag in. Deze aanvraag wordt ingediend:
a. ten minste acht weken vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten, indien het een projectsubsidie betreft;
b. ten minste acht weken vóór de aanvang van het desbetreffende kalenderjaar, indien het een instellingssubsidie betreft.
2 In afwijking van het eerste lid kan de Stichting bepalen dat aanvragen vóór een of meer door haar vastgestelde data worden ingediend.
3 Aanvragen die worden ingediend na de in het eerste of tweede lid bedoelde aanvraagtermijn worden niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vertraging aan de aanvrager verweten kan worden.
4 De Stichting kan, indien bijzondere omstandigheden daar aanleiding toe geven, ontheffing verlenen van de in het eerste of tweede lid bedoelde aanvraagtermijn.
1 De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor een instellingssubsidie betreft, onderbouwd met een activiteitenplan en begroting. Indien het een aanvraag voor een projectsubsidie betreft, wordt de aanvraag onderbouwd met een projectplan en een begroting.
2 In het activiteitenplan, onderscheidenlijk projectplan, worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling de organisatie met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroep de activiteiten zijn bestemd.
3 De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de activiteiten in het betreffende kalenderjaar, onderscheidenlijk in de projectperiode. De begroting is voorzien van een toelichting per begrotingspost. Baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voor zover hierin afschrijvingslasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschafprijzen van die activa berekend.
4 Ingeval de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die is opgebouwd uit verschillende onderdelen, bevat de begroting van een aanvraag voor een instellingssubsidie tevens zowel de baten en de lasten van de organisatie als geheel als de baten en lasten van elk te onderscheiden onderdeel van de organisatie.
5 Voor zover de subsidieaanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of instellingen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
1 Bij de aanvraag voor subsidie door een privaatrechtelijke rechtspersoon worden tevens overgelegd:
a. een afschrift van de oprichtingsakte of de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;
b. een afschrift waaruit de inschrijving van de organisatie in het geldende openbare register blijkt;
c. een afschrift van het laatst opgemaakte jaarverslag alsmede de laatst opgemaakte jaarrekening;
d. indien de aanvraag is ondertekend door een of meerdere andere personen dan de persoon of personen die op grond van de statuten bevoegd is/zijn de organisatie te vertegenwoordigen: een afschrift van de volmacht op grond waarvan de aanvraag door de andere persoon of personen is ondertekend.
2 De Stichting kan in aanvulling op de in het eerste lid genoemde bescheiden van de subsidieaanvrager een volledig overzicht van de financiële toestand van de organisatie op het tijdstip van de aanvraag verlangen.
3 Overlegging van de in het eerste lid bedoelde afschriften kan achterwege blijven indien deze reeds eerder aan de Stichting zijn toegezonden en er geen wijzigingen zijn opgetreden, die de Stichting niet zijn medegedeeld.
Indien zich aan de zijde van de subsidieaanvrager omstandigheden voordoen of aan de subsidieaanvrager omstandigheden bekend worden die van invloed kunnen zijn op de beslissing van de Stichting inzake (de hoogte van) de gevraagde subsidie, doet de aanvrager daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Stichting. Daarbij worden eventuele relevante stukken overgelegd.
1 De Stichting geeft een beschikking op een aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag in geval van een projectsubsidie en vóór 1 januari van het betrokken kalenderjaar in geval van een instellingssubsidie. Indien toepassing is gegeven aan artikel 9, tweede lid, geeft de Stichting een beschikking binnen acht weken na afloop van de daarin bedoelde aanvraagtermijn.
2 Met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen kan de Stichting bepalen dat op aanvragen wordt beslist na een of meer bepaalde data in een kalenderjaar.
De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:
a. een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend;
b. het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;
c. het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verleend;
d. indien bij de subsidieverlening verplichtingen als bedoeld in artikel 2, vierde lid, worden opgelegd: de opgelegde verplichtingen;
e. indien de subsidie wordt verleend onder voorwaarden: de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend.
1 Wanneer door onvoorziene omstandigheden bepaalde activiteiten uit het goedgekeurde activiteiten- of projectplan niet of slechts gedeeltelijk kunnen worden uitgevoerd dan wel de kosten van een goedgekeurde activiteit lager zijn dan begroot, kan de Stichting op verzoek van de subsidieontvanger de subsidieverlening zodanig wijzigen dat het niet bestede bedrag voor andere activiteiten binnen het goedgekeurde activiteiten- of projectplan kan worden aangewend.
2 Substitutie zonder toepassing van het eerste lid is toegestaan indien het aan substitutie verbonden bedrag in dat kalenderjaar of die projectperiode in totaal lager is dan 20% van het verleende subsidiebedrag, doch ten hoogste € 5.000,– bedraagt, en wordt besteed aan andere activiteiten binnen het goedgekeurde activiteiten- of projectplan.
1 Bij de verlening van een subsidie kan de Stichting bepalen dat het subsidiebedrag wordt bijgesteld, rekening houdend met de ontwikkeling in de kosten van de arbeidsvoorwaarden.
2 Met het oog op de toepassing van het eerste lid kan de Stichting bij de verlening van de subsidie tevens bepalen welk deel van het subsidiebedrag in aanmerking zal worden genomen voor een bijstelling als bedoeld in het eerste lid.
3 Indien een subsidie met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.
De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:
a. de doeleinden gesteld in het activiteitenplan, onderscheidenlijk projectplan, op doelmatige wijze worden nagestreefd, en
b. de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd.
De subsidieontvanger zorgt er voor dat:
a. de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;
b. de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de organisatie;
c. van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn, waaruit de aard en de omvang van de geleverde goederen of van de verrichte diensten duidelijk blijken; en
d. de administratie en de daarbij behorende bewijsstukken gedurende ten minste zeven jaar worden bewaard.
Bij organisaties die een instellingssubsidie ontvangen is het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Stichting van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie of van de bevoorschotting. Daarbij worden relevante bewijsstukken overgelegd.
1 De privaatrechtelijke rechtspersoon die een instellingssubsidie ontvangt, verzekert haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen diefstal en brand alsmede tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden.
2 De subsidieontvanger verzekert voor vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde activiteiten hun wettelijke aansprakelijkheid.
3 De Stichting kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste of tweede lid.
1 Indien de gesubsidieerde activiteit leidt tot een publicatie, draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat bij de publicatie wordt aangegeven wie de uitvoerder(s) en subsidiënt(en) van de activiteit zijn geweest.
2 Indien een subsidie gericht is of mede gericht is op de totstandkoming van een werk als bedoeld in artikel 10, onder 1°, van de Auteurswet, draagt de subsidieontvanger er zorg voor auteursrechthebbende te zijn ter zake van dat werk.
3 Indien sprake is van geheime of vertrouwelijke gegevens dient de subsidieontvanger bij publicatie de nodige beperkingen in acht te nemen.
4 Indien de subsidieontvanger niet tot publicatie wenst over te gaan, draagt de subsidieontvanger op verzoek van de Stichting het recht tot publicatie over aan de Stichting.
De subsidieontvanger vrijwaart de Stichting voor aanspraken van derden ter zake van alle schade die zij lijden ten gevolge van door de subsidieontvanger verrichte activiteiten en de door of vanwege de subsidieontvanger verrichte publicaties.
1 In de gevallen, genoemd in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb is de subsidieontvanger een door de Stichting te bepalen vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd. In voorkomende gevallen doet de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Stichting.
2 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken, wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.
3 Het eerste lid is niet van toepassing indien de activiteiten van de subsidieontvanger, na toestemming van de Stichting, door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa tegen boekwaarde aan die andere rechtspersoon in eigendom worden overgedragen.
1 De vergoeding die de subsidieontvanger betaalt aan een instelling die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde organisaties ten doel stelt, voor door die instelling aan de subsidieontvanger ter beschikking gestelde goederen, is niet hoger dan het bedrag dat op grond van de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs verminderd met de ontvangen investeringssubsidies en bestemmingsgiften berekend wordt, rekening houdend met de geldende afschrijvingspercentages.
2 De vergoeding die de subsidieontvanger betaalt aan een instelling die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde organisaties ten doel stelt, voor door die instelling aan de subsidieontvanger geleverde diensten, is niet hoger dan het bedrag dat voor het doen verrichten van dergelijke diensten door andere instellingen gebruikelijk kan worden geacht.
3 Indien bij de Stichting het vermoeden is gerezen dat het bepaalde in een van de voorgaande leden niet is nageleefd, spant de subsidieontvanger zich desgevraagd in de jaarrekening van de desbetreffende instelling te overleggen.
De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn. De Stichting kan gevallen aanwijzen waarvoor de bepaling niet van toepassing is.
1 De subsidieontvanger verstrekt aan de Stichting of door de Stichting aangewezen personen op hun verzoek alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak. De bescheiden worden op één adres getoond en de inlichtingen, op verzoek, schriftelijk verstrekt. Indien de subsidieontvanger slechts kan voldoen aan deze verplichting door inbreuk te maken op het recht van enig persoon op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, verstrekt de subsidieontvanger de verlangde gegevens op zodanige wijze dat deze niet tot personen herleidbaar zijn.
2 Ook anderszins wordt zoveel mogelijk medewerking verleend teneinde de Stichting of door de Stichting aangewezen personen in staat te stellen hun taak op een juiste wijze te vervullen.
3 De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Stichting ingestelde onderzoekendie erop zijn gericht de Stichting inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid op het in artikel 2, eerste lid, bedoelde terrein.
1 De Stichting kan tussentijdse rapportages verlangen over de voortgang van de activiteiten waarvoor een subsidie is verleend of over de besteding van de subsidie. Deze rapportages worden binnen één maand na daartoe strekkend verzoek van de Stichting door de subsidieontvanger verstrekt.
2 De tussentijdse rapportages sluiten aan op en maken een vergelijking met het goedgekeurde activiteiten- of projectplan en de begroting. Belangrijke verschillen met het goedgekeurde activiteiten- of projectplan en begroting worden in de rapportage toegelicht.
1 Binnen zes maanden na afloop van de activiteiten waarvoor een subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger bij de Stichting een aanvraag in voor de subsidievaststelling.
2 De aanvraag voor subsidievaststelling gaat vergezeld van:
a. een inhoudelijk verslag;
b. een subsidiedeclaratie;
c. de jaarrekening;
d. indien de aanvraag is ondertekend door een of meerdere andere personen dan de persoon of personen die op grond van de statuten bevoegd is/zijn de aanvrager te vertegenwoordigen: een afschrift van de volmacht op grond waarvan de aanvraag door die andere persoon of personen is ondertekend.
3 Een subsidiedeclaratie kan achterwege blijven indien de daarmee te verstrekken informatie reeds afzonderlijk in de in te zenden jaarrekening is opgenomen.
4 De jaarrekening hoeft, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, niet te worden ingezonden, indien het gaat om:
a. een projectsubsidie;
b. een subsidie aan een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
5 Indien na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan de Stichting de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.
6 Indien na afloop van de in het vorige lid gestelde termijn geen aanvraag is ingediend, kan de Stichting de subsidie ambtshalve vaststellen.
1 Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig het door de Stichting goedgekeurde activiteitenplan of projectplan en de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
2 Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Het in artikel 29, tweede lid, onder a, genoemde inhoudelijk verslag bestaat bij een instellingssubsidie uit een jaarverslag en bij een projectsubsidie uit een projectverslag. Het verslag geeft inzicht in de aard, duur, wijze van aanpak, omvang en resultaten van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Het verslag sluit aan op het goedgekeurde activiteitenplan, onderscheidenlijk projectplan, en vergelijkt de verrichte activiteiten met de in het activiteitenplan, onderscheidenlijk projectplan, beschreven voorgenomen activiteiten. Belangrijke verschillen worden daarbij toegelicht.
1 De subsidiedeclaratie en jaarrekening zijn ondertekend door de persoon of personen die op grond van de statuten bevoegd is/zijn de subsidieontvanger te vertegenwoordigen.
2 De subsidiedeclaratie en de jaarrekening geven een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de aanwending en de besteding van de subsidie door de subsidieontvanger en geven de nodige informatie om de subsidie vast te stellen. De baten en lasten die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden duidelijk weergegeven.
3 De subsidiedeclaratie en de jaarrekening sluiten aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende en door de Stichting goedgekeurde begroting. Belangrijke verschillen ten opzichte van de begroting worden toegelicht.
1 Tenzij uit deze regeling anders voortvloeit, zijn de afdelingen 2 tot en met 8 van Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing op de jaarrekening, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt door een exploitatierekening; op deze rekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bepalingen omtrent winst en verlies zijn van overeenkomstige toepassing op het exploitatiesaldo.
2 De grondslag voor de waardering van activa en passiva is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de ontvangen investeringssubsidies en bestemmingsgiften.
3 De Stichting kan bepalen dat bepalingen van de in het eerste lid bedoelde Titel of onderdelen daarvan niet van toepassing zijn op bepaalde organisaties of categorieën organisaties.
De baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend, dienen te zijn bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voor zover hierin afschrijvingslasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschafprijzen van die activa berekend.
1 De jaarrekening en subsidiedeclaratie zijn ieder afzonderlijk voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2 De jaarrekening of de subsidiedeclaratie gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger, opgesteld door de accountant overeenkomstig het door de Stichting gehanteerde protocol.
3 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de Stichting in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle-)werkzaamheden. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn begrepen in de subsidie.
4 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de verleende subsidie minder dan € 125.000,– bedraagt, tenzij de Stichting anders heeft bepaald.
1 De subsidieontvanger kan ten laste van een verleende instellingssubsidie voorzieningen treffen.
2 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen kunnen uitsluitend worden getroffen voor zover deze reeds in de bij de subsidieaanvraag overgelegde begroting waren opgenomen en daarvoor de schriftelijke goedkeuring van de Stichting is verkregen. Een voorziening is een voorzienbare kostenpost ten behoeve van een specifiek toekomstig doel dan wel een voorzienbaar verlies of risico dat de subsidieontvanger in de toekomst loopt. Voorzieningen vallen onder het vreemde vermogen en dienen altijd ten laste van de exploitatierekening te worden gebracht.
3 Het totaal van de ten laste van een instellingssubsidie getroffen voorzieningen bedraagt per jaar ten hoogste 5% van de som van verleende instellingssubsidie en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten in de vorm van gerealiseerde inkomsten uit contributies of structurele donaties.
4 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen mogen uitsluitend worden gevormd ten behoeve van activiteiten die liggen op het terrein waarvoor de instellingssubsidie is verstrekt.
5 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden binnen vijf jaar nadat zij zijn getroffen besteed aan het doel waarvoor zij zijn gevormd.
6 De herkomst, omvang, toevoegingen en onttrekkingen aan de in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden apart in de jaarrekening opgenomen.
1 Het staat de subsidieontvanger vrij om uit giften, erfstellingen en legaten bestemmingsreserves op te bouwen. De bestemmingsreserves mogen niet voor subsidiëring in aanmerking komen.
2 De herkomst, omvang, toevoegingen en onttrekkingen aan de in het eerste lid bedoelde reserves worden apart in de jaarrekening opgenomen.
Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling, geeft de Stichting een beschikking tot vaststelling van de subsidie.
1 De Stichting kan nadat een subsidieaanvraag is ingediend voorschotten op de subsidie verlenen.
2 Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening van de Stichting betaald.
3 De minister kan nadere regels opstellen omtrent het verlenen en betalen van voorschotten.
4 Indien de subsidieaanvraag te laat wordt ingediend en de Stichting de aanvraag desondanks in behandeling neemt, kan de Stichting het verlenen van voorschotten later doen plaatsvinden.
Indien op enig moment nadat een voorschot is uitbetaald en voordat de subsidie is vastgesteld blijkt dat de subsidieontvanger te veel voorschot heeft ontvangen, stort de subsidieontvanger het te veel ontvangen voorschot terstond terug.
De Stichting kan nadere voorschriften geven ten aanzien van de inrichting van en de wijze van indiening van aanvragen, het werk- of projectplan, de begroting, de liquiditeitsprognose, de administratie, de jaarrekening, de subsidiedeclaratie, verslagen, tussentijdse rapportages bedoeld in artikel 28, de verantwoording en de verklaring van de accountant.
De Stichting kan bij beschikking artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing van die artikelen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
1 Deze regeling is niet van toepassing op subsidies die door de Stichting vóór 1 januari 2006 zijn verleend en op voornoemde datum nog niet zijn vastgesteld, tenzij deze subsidies uitsluitend betrekking hebben op een periode na 1 januari 2006.
2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden afgehandeld op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in de door de Stichting vastgestelde en door de minister goedgekeurde subsidiereglementen, zoals deze luidden op de datum waarop die subsidies zijn verleend.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO.
Deze regeling wordt in de Staatscourant geplaatst.
Minister
J.F. Hoogervorst
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.