Veilingcoöperaties treden niet op als kopers en verkopers van de door telers aangevoerde
producten, maar als dienstverleners. De verleende diensten bestaan uiteraard in de
eerste plaats uit het veilen van de aangevoerde producten. Daarnaast worden ook andere
prestaties verricht, zoals verhuur van emballage, koelhuizen en loodsen. Ook verkoop
van goederen komt voor, met name van éénmaal te gebruiken verpakkingsmiddelen.
Voor de bepaling van het gedeelte van de winst dat bij uitdeling ten hoogste in aftrek
komt dient te worden vastgesteld welk gedeelte van de totale kosten van de coöperatie
over het jaar betrekking heeft op jegens de leden verrichte prestaties. Ik heb er
geen bezwaar tegen, dat hierbij wordt aangenomen, dat dit gedeelte zich tot de totale
kosten verhoudt als de opbrengst van de prestaties jegens de leden – eventueel gecorrigeerd
tot het niveau van de marktprijs – zich verhoudt tot de som van alle opbrengsten (baten)
van de coöperatie. Tot deze opbrengsten dient daarbij niet alleen te worden gerekend
de veilingprovisie, maar ook de genoten huur voor emballage, koelhuizen en loodsen,
alsmede de omzet van door de coöperatie zelf verkochte goederen. Bij deze wijze van
kostensplitsing zal de hiervoor bedoelde maximale aftrekbare uitdeling, afgezien van
de verhoging met € 2269, zich derhalve tot de winst verhouden als de prestaties jegens
de leden van de coöperatie zich verhouden tot de totale baten van de coöperatie.
Niet aanvaardbaar acht ik de opvatting, dat veilingcoöperaties uitsluitend kosten
maken ten behoeve van het veilen van de producten van telers en dat daarom alle andere
opbrengsten dan veilingprovisie niet als beloning voor prestaties van de coöperatie
worden beschouwd, maar in mindering dienen te worden gebracht op de kosten van het
veilen (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 17 april 1957, BNB 1957/192). Voor
de toepassing van artikel 9, tweede lid, van de Wet VPB 1969 dient te worden bepaald
welk deel van de prestaties is geleverd jegens leden en welk deel jegens niet-leden.
Indien en voor zolang een coöperatie niet of slechts met onevenredig hoge kosten zou
kunnen vaststellen in hoeverre de van telers ontvangen emballagehuur afkomstig is
van leden en in hoeverre van niet-leden, kan worden aangenomen, dat deze verhouding
gelijk is aan de verhouding tussen de omzet van geveilde producten van leden en van
niet-leden.