Antwoord
[Regeling vervallen per 04-01-2008]
Verrekening van buitenlandse (bron)belasting kan alleen aan de orde komen voorzover
de aandelen waarop het dividend is uitgekeerd, bij de belastingplichtige tot de rendementsgrondslag
behoren (grondslag-eis). In dit verband wordt de te verrekenen buitenlandse (bron)belasting
bij de fiscale partners in dezelfde verhouding in aanmerking genomen als de toerekening
van de bestanddelen van de rendementsgrondslag. Als de buitenlandse aandelen op de
voet van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 aan B worden toegerekend, kan alleen B de
buitenlandse (bron)belasting verrekenen.
Fiscale partners die op grond van artikel 2.17, tweede lid, van de Wet IB 2001 kiezen
voor vrije toerekening van (buitenlandse) gemeenschappelijke inkomensbestanddelen
of (buitenlandse) bestanddelen van de rendementsgrondslag dienen de daarop betrekking
hebbende te verrekenen buitenlandse (bron)belasting in dezelfde verhouding als de
desbetreffende bestanddelen in aanmerking te nemen.
Deze wijze van verrekening bij vrije toerekening van (buitenlandse) gemeenschappelijke
inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag geldt voor (bron)belasting
die is ingehouden of is voldaan op dividenden, interest en royalty’s uit vermogensbestanddelen
die onder hoofdstuk 4 (Heffingsgrondslag bij aanmerkelijk belang) en hoofdstuk 5 (Heffingsgrondslag
bij sparen en beleggen) van de Wet IB 2001 vallen. In totaal mag uiteraard niet meer
dan 100% van de (bron)belasting die op grond van de regelingen ter voorkoming van
dubbele belasting voor verrekening in aanmerking komt, worden verrekend. Daarnaast
geldt dat deze verdeling van (buitenlandse) inkomensbestanddelen en bestanddelen van
de rendementsgrondslag alleen is toegestaan als sprake is van fiscaal partnerschap
gedurende het gehele jaar. Van fiscaal partnerschap gedurende het gehele jaar is in
dit geval eveneens sprake als de partners hebben verzocht om op basis van artikel
2.17, zevende lid, van de Wet IB 2001, voor de toepassing van de toerekeningsregels
het gehele jaar als fiscale partners te worden aangemerkt. De gekozen verdeling kan
worden herzien tot het moment dat de aanslag van de belastingplichtige of zijn fiscale
partner onherroepelijk vaststaat (artikel 2.17, vierde lid, van de Wet IB 2001).
Nadrukkelijk merk ik op dat deze wijze van in aanmerking nemen van buitenlandse (bron)belasting
niet ziet op het op grond van artikel 20 of artikel 25a van het Besluit voorkoming
dubbele belasting 2001 bij beschikking vastgestelde bedrag aan niet verrekende buitenlandse
belasting dat wordt voortgewenteld. Deze belasting is slechts verrekenbaar bij de
persoon op wiens naam de beschikking staat