8.1.2. Bijzondere regimes. België
[Regeling vervallen per 08-03-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]
Ten aanzien van de Belgisch coördinatiecentrum (BCC)-regeling en de zogenoemde beleggingsvennootschap
met veranderlijk kapitaal (BEVEK-SICAV) is sprake van een bijzonder regime in de zin
van artikel 13g, eerste lid, Wet Vpb. Het aandelenbezit in zo’n vennootschap vormt
geen deelneming. Ik licht dat hierna toe.
BCC
De Belgische coördinatiecentrum (BCC)-regeling is alleen van toepassing voor bepaalde
activiteiten en alleen na erkenning via een separaat Koninklijk Besluit. Bij het BCC
vindt belastingheffing plaats over d.m.v. de cost-plusmethode bepaalde winsten. Bij
de cost-plusmethode stelt men een kostenbasis vast waarna vervolgens de winst wordt
bepaald door een percentage van deze kostenbasis te nemen. Het gehanteerde cost-pluspercentage
is meestal om en nabij de 8 (bruto-beloning is dan 108% × kostenbasis -/- kostenbasis
100% = winst 8%). Bij een BCC worden de financierings- en loonkosten niet in de kostenbasis
opgenomen. Het BCC is daarnaast onderworpen aan een speciale (loon-)belasting van
€ 10.000 per werknemer (met een maximum van € 100.000). Tevens is een BCC niet onderworpen
aan bronheffingen op dividenden, intresten en royalty’s en is het vrijgesteld van
onroerende zaakbelasting.
Bij de parlementaire behandeling is opgemerkt:
‘Voorts zij voor alle duidelijkheid nog vermeld dat een bijzonder regime in de zin
van deze bepaling zowel de situatie omvat waarin een verlaagd tarief geldt, als die
waarin een begunstiging in de sfeer van de bepaling van de belastbare grondslag is
toegekend.’ (MvT, blz. 10, Wet van 10 september 1992, Stb. 518).
‘Bij een bijzonder regime in de zin van de voorgestelde bepaling moet veeleer worden
gedacht aan specifiek geldende verlaagde belastingtarieven of vrijstellingen, waardoor
de desbetreffende lichamen in dat land in een fiscaal geprivileerde positie verkeren.’
(Nota naar aanleiding van het eindverslag, blz. 4, Wet van 10 september 1992, Stb.
518).
Gelet op het bovenstaande is gegeven dat voor de status van BCC een apart Koninklijk
Besluit nodig is. Vervolgens wordt de winst bepaald op basis van de cost-plusmethode,
waarbij echter de loon- en financierings-kosten niet terugkomen in de grondslag van
de cost-plusberekening. Indien bovenstaande voordelen (tezamen met de andere belastingvrijstellingen)
worden bezien kan de BCC-regeling niet als onderdeel worden gezien van het algemene
Belgische belastingregime, doch dient zij te worden beschouwd als een regeling waarin
een begunstiging in de sfeer van de bepaling van de belastbare grondslag wordt toegekend
waarmee een fiscaal geprivilegieerde positie wordt gecreëerd.
Bovendien is tijdens de parlementaire behandeling het volgende opgemerkt.
‘Naar aanleiding van de vraag van de leden van de CDA-fractie of de Belgische coördinatiecentrum
regeling als een bijzonder regime in de zin van het voorgestelde artikel 13g, eerste
lid, 1°, dient te worden beschouwd merk ik op dat ik met deze leden van oordeel ben,
dat in dit geval sprake is van een bijzonder regime. Overigens merk ik nog op dat
het voorgestelde artikel 13g slechts praktische betekenis heeft bij een deelneming
in een coördinatiecentrum indien de aandelen daarin ter belegging worden gehouden.
Is dat niet zo (…) dan geldt de deelnemingsvrijstelling zonder toets aan een bijzonder
regime.’ (Nota naar aanleiding van het eindverslag, blz. 3, Wet van 10 september 1992,
Stb. 518).
Uit het bovenstaande volgt dat bij de BCC-regeling sprake is van een bijzonder regime
in de zin van artikel 13g, eerste lid, van de Wet Vpb.
BEVEK-SICAV
België kent de zogenoemde ‘beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal’ (de Vlaamse
afkorting is BEVEK, de Waalse afkorting SICAV). Naar mijn oordeel worden aandelen
in een lichaam dat uitsluitend belegt qualitate qua als belegging gehouden. Uit het
bepaalde in artikel 13, tweede lid, Wet Vpb vloeit voort dat zo’n aandelenbezit niet
als een deelneming kwalificeert.
Naar mijn mening kan een aandelenbezit in een SICAV/BEVEK evenmin op grond van het
bepaalde in artikel 13g, eerste lid, Wet Vpb als een deelneming worden aangemerkt.
De beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal is weliswaar onderworpen aan de
vennootschapsbelasting naar het normale tarief, maar de belastbare grondslag is zeer
beperkt. Zo blijven zowel de gereserveerde als de uitgekeerde winst buiten beschouwing.
Ik ben dan ook van oordeel dat sprake is van een bijzonder regime. Dientengevolge
kan het aandelenbezit in zo’n vennootschap niet met een deelneming worden gelijkgesteld.