Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-05-2012.
Geldend van 01-10-2010 t/m 30-06-2013

Wet van 2 februari 2006, houdende regels met betrekking tot de veiligheid van voor het wegverkeer toegankelijke tunnels (Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op richtlijn nr. 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEU L 167, gerectificeerd in PbEU L 201), noodzakelijk is regels te stellen voor het bereiken van een minimaal veiligheidsniveau van tunnels in het trans-Europese wegennet, en dat het wenselijk is in aanvulling op deze richtlijn regels te stellen ten aanzien van de veiligheid van deze en andere wegtunnels;

Dat het voorts wenselijk is dat de werkzaamheden van de beoogde Commissie voor de tunnelveiligheid zich mede uitstrekken tot andere tunnels dan wegtunnels;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. richtlijn: richtlijn nr. 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEU L 167, gerectificeerd bij PbEU L 201);

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • c. bevoegd college van burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een tunnel geheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen;

  • d. hulpverleningsdiensten: de politie, de brandweer en de GHOR, bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s;

  • e. bouwen: hetgeen onder bouwen wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet.

Artikel 2

  • 2 Bij besluit van Onze Minister kan het bepaalde bij of krachtens deze wet of het bepaalde ten aanzien van de veiligheid van tunnels bij of krachtens de Woningwet uit het oogpunt van veiligheid geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard op met een tunnel vergelijkbare bouwwerken boven of bij een weg die uitsluitend dan wel mede bestemd is voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 3

  • 1 Er is een Commissie voor de tunnelveiligheid die tot taak heeft in de bij of krachtens deze wet of de Woningwet aangegeven gevallen desgevraagd advies uit te brengen aan de tunnelbeheerder over de veiligheid van een tunnel.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van de Commissie voor de tunnelveiligheid.

Artikel 4

  • 1 Indien een tunnel op het grondgebied van meer dan één gemeente ligt of zal liggen, oefent het bevoegd college van burgemeester en wethouders zijn bevoegdheden, gegeven bij of krachtens deze wet of de Woningwet, uit in overeenstemming met het college van burgemeester en wethouders van die andere gemeente, dan wel met de colleges van burgemeester en wethouders van die andere gemeenten.

  • 2 Indien een tunnel de landsgrens overschrijdt of zal overschrijden, oefent het bevoegd college van burgemeester en wethouders zijn bevoegdheden, gegeven bij of krachtens deze wet of de Woningwet, ten aanzien van het deel van de tunnel dat in Nederland is gelegen uit in overeenstemming met het bestuursorgaan dat bevoegd is ten aanzien van het niet in Nederland gelegen deel van de tunnel.

Artikel 5

  • 1 Voor elke tunnel, alsmede voor elke tunnel ten aanzien waarvan de bouw overwogen wordt of die in aanbouw is, is er één tunnelbeheerder en één veiligheidsbeambte.

  • 2 De tunnelbeheerder is verantwoordelijk voor het beheer van de tunnel. De beheerder van de weg voor zover die in de tunnel ligt of zal liggen, of een andere rechtspersoon aan wie het wegbeheer voor de in de tunnel gelegen weg is of zal worden opgedragen, is tunnelbeheerder. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de taken van de tunnelbeheerder.

  • 3 De veiligheidsbeambte wordt aangesteld door de tunnelbeheerder, nadat het bevoegd college van burgemeester en wethouders met deze aanstelling heeft ingestemd. De veiligheidsbeambte coördineert voor de organisatie van de tunnelbeheerder alle preventieve en veiligheidsmaatregelen ter verzekering van de veiligheid van de tunnelgebruikers en het tunnelpersoneel. De veiligheidsbeambte is voor de uitoefening van de bij of krachtens deze wet aan hem opgedragen taken onafhankelijk.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de taken van de veiligheidsbeambte.

Artikel 6

  • 1 In geval overwogen wordt een tunnel te bouwen laat de tunnelbeheerder een risicoanalyse uitvoeren ten aanzien van het tracé van de tunnel, alternatieve tracés en mogelijke alternatieven voor een tunnel, alsmede een risicoanalyse ten aanzien van het ontwerp van de tunnel. In geval overwogen wordt een tunnel dan wel het gebruik van een tunnel te veranderen, laat de tunnelbeheerder een risicoanalyse uitvoeren ten aanzien van het ontwerp van deze verandering of ten aanzien van het voornemen tot het veranderen van het gebruik. De risicoanalyse wordt uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ten aanzien van de methode voor het uitvoeren van de risicoanalyse en de aspecten die in ieder geval bij de risicoanalyse worden betrokken.

  • 2 In geval overwogen wordt een tunnel te bouwen of het gebruik te veranderen, stelt de tunnelbeheerder na overleg met de veiligheidsbeambte een tunnelveiligheidsplan op waarin alle veiligheidsaspecten die een rol spelen bij de keuze van de locatie, het ontwerp en het beoogde gebruik, worden afgewogen. De risicoanalyses, bedoeld in het eerste lid, maken daarvan onderdeel uit. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten aanzien van de vorm en inhoud van het tunnelveiligheidsplan.

  • 4 In afwijking van artikel 2, eerste lid, eerste volzin, is het derde lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van tunnels, langer dan 250 meter, bestemd voor verkeer over spoorstaven of geleiderails.

Artikel 7

Voor de openstelling van een tunnel stelt de tunnelbeheerder na overleg met de veiligheidsbeambte en de burgemeester van de gemeente of van elk van de gemeenten waarin de tunnel is gelegen een veiligheidsbeheerplan op. Het plan omvat ten minste de organisatie van het tunnelbeheer, de afstemming van dit beheer met de hulpverleningsdiensten, de verkeersbegeleiding, de instandhoudingsactiviteiten en de bestrijding van rampen of andere gebeurtenissen in of bij een tunnel die een mensenleven, het milieu of de tunnel in gevaar kunnen brengen. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van het veiligheidsbeheerplan.

Artikel 8

  • 1 Het is verboden een tunnel voor het verkeer:

    • a. na het bouwen open te stellen zonder daartoe strekkende vergunning van het bevoegd college van burgemeester en wethouders;

    • b. in gebruik te hebben zonder of in afwijking van het veiligheidsbeheerplan, bedoeld in artikel 7.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om vergunning, bedoeld in het eerste lid, verstrekt, onderscheidenlijk overgelegd, worden.

  • 3 Aan de vergunning, bedoeld in het eerste lid, worden geen voorschriften verbonden. Zij wordt niet onder beperkingen verleend.

  • 4 De vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan slechts en moet geweigerd worden indien met betrekking tot de onderhavige tunnel niet voldaan wordt aan het bepaalde bij of krachtens deze wet of het bepaalde ten aanzien van de veiligheid van tunnels bij of krachtens de Woningwet.

Artikel 9

De tunnelbeheerder en de hulpverleningsdiensten houden in samenwerking met de veiligheidsbeambte gemeenschappelijke oefeningen voor het tunnelpersoneel en die diensten. De tunnelbeheerder stelt daartoe in overleg met de veiligheidsbeambte en de betrokken hulpverleningsdiensten een oefenprogramma op. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de oefenfrequentie en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het oefenen.

Artikel 10

De tunnelbeheerder draagt zorg voor een actueel tunnelveiligheidsdossier. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot inhoud van dit dossier, het aanleveren van gegevens en bescheiden door derden aan de tunnelbeheerder en het door hem ter inzage geven van het dossier of delen daarvan.

Artikel 11

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van het bevoegd college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2 Het bevoegd college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat elke tunnel ten minste eenmaal in de zes jaar wordt onderzocht ten einde vast te stellen of voldaan wordt aan de van toepassing zijnde bepalingen. Het college zendt de resultaten van dit onderzoek onverwijld naar de tunnelbeheerder, de veiligheidsbeambte, Onze Minister en Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en geeft daarbij aan welke maatregelen naar zijn oordeel genomen moeten worden om de gebleken tekortkomingen weg te nemen.

  • 3 In geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet of het bepaalde ten aanzien van de veiligheid van tunnels bij of krachtens de Woningwet:

    • a. doet het bevoegd college van burgemeester en wethouders daarvan onverwijld mededeling aan de tunnelbeheerder, de veiligheidsbeambte, Onze Minister en Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

    • b. kan het bevoegd college van burgemeester en wethouders de vergunning, bedoeld in artikel 8, eerste lid, intrekken.

Artikel 12

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de veiligheid nadere regels gegeven met betrekking tot het voornemen een tunnel te bouwen, het bouwen en het in gebruik nemen en hebben van tunnels, voor zover deze regels niet zijn gegeven bij of krachtens de Woningwet.

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16

Indien voor 2 mei 2006 een aanvraag om bouwvergunning met betrekking tot een tunnel is ingediend en de desbetreffende vergunning nog niet is verleend, wordt deze aanvraag beoordeeld overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet en het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

Artikel 17

Ten aanzien van tunnels ten behoeve waarvan de bouwvergunning voor 2 mei 2006 is verleend maar die op 1 mei 2006 nog niet voor het openbaar verkeer opengesteld zijn, beoordeelt het bevoegd college van burgemeester en wethouders of voldaan wordt aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, of het bepaalde bij of krachtens de Woningwet met betrekking tot tunnels. Indien het bevoegd college van burgemeester en wethouders van oordeel is dat hieraan niet wordt voldaan, stelt hij de tunnelbeheerder en de veiligheidsbeambte in kennis van de te nemen maatregelen.

Artikel 18

  • 1 Indien een tunnel voor 1 mei 2006 voor het openbare verkeer opengesteld is of opengesteld geweest is, beoordeelt het bevoegd college van burgemeester en wethouders voor 31 oktober 2006 of voldaan wordt aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, of het bepaalde bij of krachtens de Woningwet met betrekking tot de veiligheidseisen voor tunnels. Indien het bevoegd college van burgemeester en wethouders van oordeel is dat hieraan niet wordt voldaan, stelt hij de tunnelbeheerder en de veiligheidsbeambte in kennis van de te nemen maatregelen.

  • 2 Maatregelen ten aanzien van tunnels, bedoeld in het eerste lid, die nodig zijn om te voldoen aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, of het bepaalde bij of krachtens de Woningwet met betrekking tot de veiligheidseisen voor tunnels, worden genomen voor 1 mei 2014.

Artikel 19

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels.

Artikel 20

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 2 februari 2006

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat ,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de veertiende maart 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner