Metrologiewet

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2015. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 31-12-2016.
Geldend van 20-04-2016 t/m heden

Wet van 2 februari 2006, houdende regels omtrent meeteenheden en omtrent het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten (Metrologiewet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels met betrekking tot meeteenheden en het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten op een aan de eisen van deze tijd aangepaste en overzichtelijke wijze vast te stellen, daarbij onder meer rekening houdend met de implementatie van EG-regelgeving op het terrein van de metrologie en in het bijzonder van richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEU L 135);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • b. EU-besluit: bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europese Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie;

  • c. meetinstrument: apparaat of systeem met een meetfunctie;

  • d. onderdeel: apparaat dat onafhankelijk functioneert en dat samen met andere compatibele onderdelen of een compatibel meetinstrument, een meetinstrument vormt;

  • e. geregelde meettaak: meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

  • f. geregeld meetinstrument: meetinstrument bestemd voor een geregelde meettaak ten aanzien waarvan krachtens artikel 5, eerste lid, regels zijn gesteld;

  • g. conformiteitsbeoordeling: beoordeling van de overeenstemming van een meetinstrument of van een onderdeel, met de gestelde eisen;

  • h. in de handel brengen: het voor het eerst in de Europese Unie op de markt aanbieden van een meetinstrument;

  • i. op de markt aanbieden: het al dan niet tegen betaling in het kader van een handelsactiviteit verstrekken van een meetinstrument met het oog op distributie of gebruik op de markt van de Europese Unie;

  • j. in gebruik nemen: eerste gebruik van een voor een eindgebruiker bestemd meetinstrument voor het doel waarvoor het was bestemd;

  • k. aangewezen instantie: ingevolge artikel 12 aangewezen instantie;

  • l. marktdeelnemer: fabrikant, gemachtigde, importeur of distributeur;

  • m. fabrikant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een meetinstrument vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en het onder zijn naam of merknaam in de handel brengt of het voor eigen doeleinden in gebruik neemt;

  • n. gemachtigde: een in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

  • o. importeur: een in de Europese Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een meetinstrument uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

  • p. distributeur: een natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die een meetinstrument op de markt aanbiedt;

  • q. interne instantie: een afzonderlijk en te onderscheiden onderdeel binnen de onderneming van de fabrikant dat niet is betrokken bij het ontwerp, de productie, de levering, de installatie, het gebruik of het onderhoud van de meetinstrumenten, dat zij moet beoordelen.

Hoofdstuk 2. Meeteenheden en standaarden

Artikel 2

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor grootheden meeteenheden worden vastgesteld en kunnen tevens regels worden gesteld betreffende:

  • a. het symbool, de aanduiding, de omschrijving en het gebruik van een meeteenheid;

  • b. de benaming en de meetstandaard van een grootheid.

Artikel 3

  • 1 Indien krachtens artikel 2 een nationale meetstandaard van een grootheid wordt verwezenlijkt of beheerd, wijst Onze Minister één in Nederland gevestigde instelling aan die tot taak heeft zorg te dragen voor het verwezenlijken en beheren van die nationale meetstandaard.

  • 2 Voor een aanwijzing komt in aanmerking een instelling die

    • a. wat betreft organisatie, personeel en materieel zodanig is ingericht dat de verwezenlijking of het beheer van de nationale meetstandaard van de betrokken grootheid kan worden verricht met inachtneming van hetgeen terzake door de bevoegde organen van het op 20 mei 1875 te Parijs gesloten verdrag ter verzekering van de internationale eenheid en de volmaking van het metrieke stelsel (Stb. 1929, 219) in het kader van dat verdrag is bepaald of in overeenstemming met het terzake bepaalde in een EU-besluit en

    • b. de in het eerste lid bedoelde taak onafhankelijk kan vervullen.

  • 3 De aanwijzing kan worden ingetrokken indien:

    • a. de betrokken instelling daarom verzoekt;

    • b. blijkt dat de instelling de op grond van deze wet gestelde regels ten aanzien van de meetstandaard niet naleeft;

    • c. de instelling niet meer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde eisen;

    • d. de instelling niet voldoet aan andere uit deze wet voortvloeiende verplichtingen.

  • 4 Een op grond van het eerste lid aangewezen instelling herleidt de meetstandaarden van aangewezen instanties en toezichthouders op hun verzoek naar de nationale meetstandaard van de betrokken grootheid.

  • 5 Onze Minister kan een instelling aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van haar taak.

Artikel 4

  • 1 Er is een Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden die tot taak heeft:

    • a. toezicht uit te oefenen op de verwezenlijking en het beheer van nationale meetstandaarden en omtrent dat toezicht jaarlijks verslag uit te brengen aan Onze Minister en hem overigens van raad te dienen;

    • b. advies uit te brengen over aangelegenheden in verband met de meetstandaarden van grootheden.

  • 2 De raad wordt door Onze Minister in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over het voornemen tot een aanwijzing of tot een intrekking van een aanwijzing op grond van artikel 3.

  • 3 De raad bestaat uit ten hoogste negen leden.

Hoofdstuk 3. Meetinstrumenten

Artikel 5

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen uit hoofde van openbaar belang, volksgezondheid, openbare veiligheid, openbare orde, milieubescherming en consumentenbescherming of ten behoeve van eerlijke handel, van heffing van belastingen of van andere heffingen, regels worden gesteld omtrent meetinstrumenten met een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing, onder meer betreffende:

    • a. de eisen waaraan een meetinstrument, dan wel een onderdeel van een meetinstrument, moet voldoen;

    • b. de omstandigheden waaronder een meetinstrument wordt gebruikt;

    • c. de EU-conformiteitsverklaring waarin wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de gestelde eisen is voldaan;

    • d. de merktekens waaruit blijkt dat een meetinstrument voldoet aan de gestelde eisen, alsmede andere merktekens.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de conformiteitsbeoordelingen van meetinstrumenten, alsmede met betrekking tot het aanbrengen van de merktekens, de aanwijzing van degenen die daartoe bevoegd zijn, en de verplichtingen van marktdeelnemers ten aanzien van de uitvoering van de in het eerste lid juncto het derde lid bedoelde regels.

  • 3 In de in het eerste en tweede lid bedoelde regels kan onderscheid worden gemaakt tussen het in de handel brengen, in gebruik nemen, op de markt aanbieden en het gebruik van meetinstrumenten.

Artikel 6

  • 1 Een geregeld meetinstrument ondergaat een voor dat meetinstrument op grond van artikel 5 voorgeschreven conformiteitsbeoordeling voordat het in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

  • 2 Met meetinstrumenten die een in het eerste lid bedoelde conformiteitsbeoordeling hebben ondergaan, worden gelijkgesteld meetinstrumenten die in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht en die door een gelijkwaardige, door die staat erkende instantie op hun overeenstemming met de gestelde eisen zijn beoordeeld, mits bij die beoordeling aan gelijkwaardige eisen is voldaan.

Artikel 7

Een in gebruik genomen geregeld meetinstrument ondergaat een op grond van artikel 5 voor dat meetinstrument voorgeschreven conformiteitsbeoordeling:

  • a. voordat het meetinstrument weer wordt gebruikt na een reparatie of een verandering die van invloed kan zijn op de meetfunctie;

  • b. na schending van de merktekens;

  • c. op verzoek van de eigenaar of de gebruiker;

  • d. telkens na afloop van een bepaalde periode voor zover dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald.

Artikel 8

Een meetinstrument dat bij de conformiteitsbeoordeling voldoet aan de aan dat meetinstrument gestelde eisen, wordt overeenkomstig de krachtens artikel 5 gestelde regels voorzien van de voor dat meetinstrument vastgestelde merktekens.

Artikel 9

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het in de handel brengen, op de markt aanbieden of in gebruik nemen van andere meetinstrumenten dan geregelde meetinstrumenten, in verband met de uitvoering van een EU-besluit, regels als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met d, en tweede lid, worden vastgesteld.

Hoofdstuk 4. Toetsende instanties bij conformiteitsbeoordelingen

Paragraaf 1. Aangewezen instanties en erkenningen

Artikel 10

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de eisen vastgesteld waaraan instanties moeten voldoen die een toetsende taak in het kader van een conformiteitsbeoordeling uitvoeren.

Artikel 11

  • 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een aangewezen instantie volgens bij die regeling vastgestelde regels een natuurlijke persoon of een rechtspersoon een erkenning kan verlenen om bepaalde werkzaamheden uit te voeren in het kader van een conformiteitsbeoordeling van in gebruik genomen meetinstrumenten.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde regels wordt bepaald op welke wijze bekendheid wordt gegeven aan een verleende of ingetrokken erkenning.

Artikel 12

  • 1 Onze Minister wijst de instanties aan die bevoegd zijn tot het uitvoeren van een toetsende taak in het kader van een conformiteitsbeoordeling van een meetinstrument. Hij kan daarbij bepalen dat de instantie een bevoegdheid heeft een erkenning als bedoeld in artikel 11, eerste lid, te verlenen.

  • 2 Voor aanwijzing komt in aanmerking een instantie die een daartoe strekkende aanvraag doet en die voldoet aan de krachtens artikel 10 gestelde eisen.

  • 3 Aan een aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 Indien door de Europese Commissie een kenmerk of identificatienummer voor de aangewezen instantie is vastgesteld, wordt dit opgenomen in de aanwijzing. Voorts kan in de aanwijzing een vastgesteld nationaal kenmerk of identificatienummer voor de aangewezen instantie worden opgenomen.

  • 5 Onze Minister trekt een aanwijzing al dan niet tijdelijk in indien:

    • a. de aangewezen instantie daarom verzoekt;

    • b. de aangewezen instantie niet langer voldoet aan de krachtens artikel 10 gestelde eisen;

    • c. de aangewezen instantie de haar op grond van deze wet toegekende taken verwaarloost.

  • 6 Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de overdracht van dossiers van een aangewezen instantie wier aanwijzing wordt ingetrokken.

Artikel 13

  • 1 Onze Minister doet van de aanwijzing van een instantie mededeling in de Staatscourant onder vermelding van de procedures van conformiteitsbeoordeling, het meetinstrument waarvoor de bevoegdheid is verleend en in voorkomend geval van de bevoegdheid een erkenning als bedoeld in artikel 11, eerste lid, te verlenen.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de intrekking van een aanwijzing.

Artikel 14

Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de taakuitoefening en de werkwijze van aangewezen instanties en van personen aan wie een erkenning als bedoeld in artikel 11 is verleend.

Artikel 15

Onze Minister kan ook na de aanwijzing van een instantie voorschriften verbinden aan de aanwijzing of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien dat als gevolg van een EU-besluit of de technische ontwikkeling noodzakelijk is.

Artikel 16

  • 1 Een aangewezen instantie verstrekt Onze Minister alle informatie die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Onze Minister kan inzage vorderen van de zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2 Een aangewezen instantie is verplicht Onze Minister of een door hem daartoe aangezochte deskundige of instelling gelegenheid te geven, na te gaan of de aangewezen instantie voldoet aan de gestelde eisen en voorschriften.

Artikel 17

Met een aangewezen instantie als bedoeld in artikel 12 wordt gelijkgesteld een door een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte bij de Europese Commissie aangemelde instantie die bevoegd is tot het uitvoeren van toetsende werkzaamheden in het kader van dezelfde procedures van conformiteitsbeoordeling van het desbetreffende meetinstrument.

Paragraaf 2. Aanwijzing ingevolge wederzijdse erkenningsovereenkomst

Artikel 18

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het aanwijzen van instanties in verband met de uitvoering van een overeenkomst tussen de Europese Unie en een derde land betreffende de wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordelingen van meetinstrumenten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regels kunnen onder meer betreffen:

    • a. de eisen waaraan instanties voor aanwijzing moeten voldoen;

    • b. de gronden voor schorsing of intrekking van een aanwijzing;

    • c. de door instanties te hanteren tarieven;

    • d. het toezicht op de instanties;

    • e. de vergoeding van kosten van aanwijzing en toezicht.

Paragraaf 3. Tarieven en jaarverslag

Artikel 20

  • 1 Onze Minister kan tarieven vaststellen die de aangewezen instanties ten hoogste mogen berekenen voor de door hen verrichte werkzaamheden in het kader van de conformiteitsbeoordeling van een meetinstrument. Daarbij kunnen voor verschillende werkzaamheden verschillende tarieven worden vastgesteld.

  • 2 Onze Minister kan tarieven vaststellen die de aangewezen instanties ten hoogste mogen berekenen voor hun werkzaamheden in verband met het verlenen van een erkenning als bedoeld in artikel 11.

Artikel 21

  • 1 Een aangewezen instantie zendt jaarlijks voor 1 juni een verslag van de werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar aan Onze Minister.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan het verslag.

Paragraaf 3a. Interne instantie

Artikel 21a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden eisen vastgesteld waaraan een interne instantie die werkzaamheden uitvoert in het kader van een conformiteitsbeoordeling moet voldoen en waaraan de fabrikant waar de interne instantie onderdeel van uitmaakt moet voldoen inzake het verstrekken van inlichtingen aan Onze Minister over deze instantie.

Hoofdstuk 5. Verboden

Paragraaf 1. Verboden

Artikel 22

  • 1 Het is een ieder verboden:

    • a. een grootheid uit te drukken in een andere meeteenheid dan de meeteenheid die krachtens artikel 2 voor die grootheid is vastgesteld;

    • b. voor een grootheid een benaming te bezigen in strijd met de krachtens artikel 2 gestelde regels.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen gevallen of omstandigheden worden bepaald waarin het in het eerste lid bedoelde verbod niet geldt.

Artikel 23

  • 1 Het is een marktdeelnemer en een eindgebruiker verboden een geregeld meetinstrument in de handel te brengen, in gebruik te nemen of voordat het in gebruik is genomen op de markt aan te bieden, indien het niet overeenstemt met de eisen die terzake aan dat instrument krachtens artikel 5, eerste lid, onderdeel a, zijn gesteld.

  • 2 Het is een marktdeelnemer en een eindgebruiker verboden een geregeld meetinstrument in de handel te brengen, in gebruik te nemen of voordat het in gebruik is genomen, op de markt aan te bieden indien dat niet is voorzien van de merktekens waaruit de overeenstemming met de aan dat instrument krachtens artikel 5, eerste lid, onderdeel a, terzake gestelde eisen blijkt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat in daarbij aangegeven gevallen of omstandigheden een vrijstelling geldt van het in het eerste, onderscheidenlijk het tweede lid, opgenomen verbod.

  • 4 Onze Minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, onderscheidenlijk, het tweede lid, opgenomen verbod.

  • 5 Een vrijstelling of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vrijstelling of een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de vergoeding van de kosten voor de behandeling van een aanvraag om ontheffing, alsmede omtrent de wijze van betaling.

Artikel 24

  • 1 Het is een ieder verboden een meetinstrument te gebruiken, te bezitten of voorhanden te hebben voor een geregelde meettaak indien dat meetinstrument:

    • a. niet een geregeld meetinstrument is dat overeenstemt met de eisen die terzake krachtens artikel 5, eerste lid, onderdeel a, aan dat meetinstrument zijn gesteld of

    • b. niet is voorzien van de vereiste merktekens.

  • 2 Het is een ieder verboden een meetinstrument te gebruiken voor een geregelde meettaak indien dat meetinstrument

  • 3 Het is een ieder verboden anders dan overeenkomstig de krachtens artikel 5, eerste lid, onderdeel b, gestelde regels gebruik te maken van een geregeld meetinstrument voor de geregelde meettaak waarvoor het is bestemd.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor een meetinstrument, al dan niet in daarbij aangegeven gevallen of omstandigheden, zonodig onder beperkingen, een vrijstelling geldt of een ontheffing kan worden verleend van het in het eerste, tweede, of derde lid, opgenomen verbod. Aan een vrijstelling of een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de vergoeding van de kosten voor de behandeling van een aanvraag om ontheffing, alsmede omtrent de wijze van betaling.

Artikel 25

  • 2 Het is een ieder verboden een meetinstrument te voorzien van een merkteken dat kan leiden tot verwarring met krachtens de artikelen 5, eerste lid, onderdeel d, of 9 voorgeschreven merktekens.

Artikel 26

De in artikel 9 bedoelde regels kunnen een verbod inhouden om meetinstrumenten die niet aan de daarin gestelde eisen voldoen, in de handel te brengen, in gebruik te nemen of te op de markt aanbieden.

Hoofdstuk 6. Toezicht en maatregelen

Paragraaf 1. Toezicht

Artikel 27

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 en artikel 39 van deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Indien ambtenaren worden aangewezen die ressorteren onder een andere Minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister in overeenstemming met die andere Minister.

  • 3 Van een besluit tot aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 28

  • 2 De ambtenaren, bedoeld in artikel 27 mogen bij het toezicht in hun oordeel betrekken de bevindingen van personen, die in de uitoefening van een beroep of bedrijf meetinstrumenten controleren of onderhouden, indien de ambtenaren zich er van hebben verzekerd dat die personen over de vereiste deskundigheid beschikken en de onafhankelijkheid van het toezicht niet in het geding is.

Artikel 29

Volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels kunnen voor werkzaamheden ter uitvoering van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 en artikel 39 van deze wet, kosten ten laste worden gebracht van degene ten behoeve van wie deze werkzaamheden worden verricht.

Artikel 31

[Vervallen per 01-01-2016]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2015. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 33

[Vervallen per 01-01-2016]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2015. Zie het overzicht van wijzigingen]

Paragraaf 2. Maatregelen

Artikel 34

  • 2 Het model van het in het eerste lid bedoelde afkeurmerkteken wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 35

  • 2 De te betalen geldsom van een verbeurde dwangsom komt toe aan de Staat.

  • 3 Bij gebreke van betaling van de dwangsom binnen de door Onze Minister gestelde termijn kan Onze Minister het verschuldigde bedrag invorderen bij dwangbevel.

Artikel 36

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van te nemen maatregelen en te volgen procedures ingeval sprake is van overtreding van de artikelen 23 of 24 of van een krachtens artikel 26 vastgesteld verbod bij alle of een deel van de meetinstrumenten van een specifiek model, waarvoor ingevolge een EU-besluit regels krachtens artikel 5 of artikel 9 zijn gesteld.

Hoofdstuk 7. Rechtsbescherming

Artikel 37

Beslissingen van een aangewezen instantie of van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon aan wie op grond van artikel 11 een erkenning is verleend, bij de uitvoering van toetsende werkzaamheden in het kader van een conformiteitsbeoordeling van een meetinstrument, die als gevolg of als strekking hebben dat het instrument niet voldoet aan de gestelde eisen, worden aan de betrokkenen schriftelijk en onder opgave van redenen medegedeeld.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 39

Indien krachtens artikel 5 regels zijn gesteld ten aanzien van een onderdeel van een meetinstrument, zijn de hoofdstukken 3, 4, 5 en 6 van overeenkomstige toepassing op dat onderdeel.

Artikel 40

  • 1 Onze Minister zendt elke vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid van het functioneren van de aangewezen instanties.

  • 2 [Red: Vervallen.]

Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen

Paragraaf 1. Overgangsbepalingen

Artikel 45

  • 1 In afwijking van artikel 23 mogen geregelde meetinstrumenten waarop richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten van toepassing is, in de handel worden gebracht, in gebruik worden genomen of voor ingebruikneming verder worden verhandeld, indien uiterlijk 29 oktober 2006 overeenkomstig artikel 11a van de IJkwet een model van die instrumenten is toegelaten en zij voldoen aan de regels die op die datum bij of krachtens de IJkwet ten behoeve van het in de handel brengen of in gebruik nemen van toepassing waren op die instrumenten.

  • 2 Het eerste lid is van toepassing tot de datum waarop de geldigheidsduur van de op grond van artikel 11a van de IJkwet afgegeven verklaring inzake de toelating van het model van het meetinstrument is verstreken, dan wel bij gebreke daaraan, tot 1 november 2016 of een door Onze Minister te bepalen eerdere datum.

  • 3 Indien voor een meetinstrument als bedoeld in het eerste lid op grond van artikel 21b van de IJkwet een vrijstelling of ontheffing is verleend, blijft deze vrijstelling of ontheffing geldig tot 1 november 2016.

Artikel 46

  • 1 In afwijking van artikel 23 mogen andere geregelde meetinstrumenten dan bedoeld in artikel 45 in de handel worden gebracht, in gebruik worden genomen of voor ingebruikneming verder worden verhandeld indien uiterlijk 29 oktober 2006 overeenkomstig artikel 11a van de IJkwet een model van die instrumenten is toegelaten en zij voldoen aan de regels die op die datum bij of krachtens de IJkwet ten behoeve van het in de handel brengen of in gebruik nemen van toepassing waren op die instrumenten.

  • 2 Indien voor een ander geregeld meetinstrument dan bedoeld in artikel 45, eerste lid, regels worden gesteld, worden daarbij de verkregen rechten uit een op grond van artikel 21b of 21c, van de IJkwet verleende ontheffing voor het desbetreffende meetinstrument die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 44 geldig was, geëerbiedigd.

Artikel 47

  • 1 Indien krachtens artikel 5 regels gelden inzake het gebruik van een meetinstrument wordt bij de toepassing van artikel 24, eerste lid, onderdelen a en b, een voor de desbetreffende meettaak bestemd meetinstrument, dat onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel 44 voldeed aan de bij of krachtens de IJkwet gestelde regels betreffende het gebruik, beschouwd als een geregeld meetinstrument dat voldoet aan de krachtens artikel 5 gestelde regels.

  • 2 Het eerste lid geldt tenzij bij een conformiteitsbeoordeling op grond van artikel 7 of anderszins blijkt dat het instrument niet aan de bij of krachtens de IJkwet gestelde regels voldoet.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een meetinstrument worden bepaald dat het eerste lid na een daarbij te bepalen termijn niet meer geldt.

Artikel 49

  • 1 Een erkenning als bedoeld in artikel 26 van de IJkwet van een bevoegdheid tot het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot een meetinstrument blijft geldig tot uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van artikel 44.

  • 2 De artikelen 26c tot en met 26g van de IJkwet en de daaruit voortvloeiende voorschriften en beperkingen blijven gedurende de periode bedoeld in het eerste lid van toepassing en Onze Minister wijst één aangewezen instantie aan die de in die artikelen bedoelde taken en bevoegdheden van de ijkinstelling uitoefent.

  • 3 De ijkbevoegde, die beschikt over een erkenning als bedoeld in artikel 26 van de IJkwet is gedurende de in het eerste lid bedoelde periode bevoegd de werkzaamheden die ingevolge de IJkwet tot zijn bevoegdheid behoorden, ten aanzien van de in artikel 45, eerste lid, bedoelde meetinstrumenten voordat deze in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, slechts uit te oefenen voorzover deze volgens de regels en voorschriften van de IJkwet worden beoordeeld.

  • 4 De in het derde lid bedoelde ijkbevoegde die beschikt over een krachtens artikel 11 verleende erkenning, is bevoegd:

    • a. de in het derde lid bedoelde werkzaamheden tot 1 november 2016 te verrichten;

    • b. de werkzaamheden die ingevolge de IJkwet tot zijn bevoegdheid behoorden ten aanzien van de in artikel 47 bedoelde meetinstrumenten te verrichten.

  • 5 De rechtspersoon die op grond van artikel 22 van de IJkwet was aangewezen als ijkinstelling draagt ten behoeve van de uitvoering van dit artikel of op verzoek van de ijkbevoegde, de archiefbescheiden inzake een erkenning op grond van artikel 26 van de IJkwet over aan de aangewezen instantie, bedoeld in het tweede lid, of aan de aangewezen instantie bij wie degene die over de erkenning beschikte een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 11 doet.

Paragraaf 2. Slotbepalingen

Artikel 52

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 2 februari 2006

Beatrix

De Minister van Economische Zaken ,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zestiende maart 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner