Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 12-05-2016.
Geldend van 27-10-2006 t/m heden

Besluit van 14 februari 2006, houdende regels inzake voorzieningen in verband met de leveringszekerheid (Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 15 november 2005, nr. WJZ 5712882;

Gelet op de artikelen 16, negende lid, en 95f, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en op de artikelen 10a, vierde lid en 47, tweede lid, van de Gaswet;

De Raad van State gehoord (advies van 12 januari 2006, nr. W10.05.0503/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 8 februari 2006, nr. WJZ 6009332;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 De vergunninghouder doet, indien hij voorziet of behoort te voorzien dat hij niet langer in staat zal zijn om zijn plicht tot levering van elektriciteit aan zijn kleinverbruikers na te komen of indien hij surseance van betaling heeft aangevraagd dan wel te zijnen aanzien faillissement is aangevraagd, daarvan onverwijld mededeling aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en aan Onze Minister.

  • 2 Indien een netbeheerder uit de hem ter beschikking staande gegevens redenen heeft om te vermoeden, dat de continuïteit van de levering door een vergunninghouder in gevaar komt, meldt hij dat zo spoedig mogelijk aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en aan Onze Minister.

  • 3 De vergunninghouder dan wel, indien aan deze surseance van betaling is verleend onderscheidenlijk deze failliet is verklaard, de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen, onderscheidenlijk de curator, plegen op verzoek van Onze Minister overleg met hem en met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet met het oog op zijn leveringsplicht en de toepassing van dit artikel.

  • 4 Een beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning treedt ten hoogste tien werkdagen na de dag, waarop die beschikking is genomen, in werking. De vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator geeft daarvan onverwijld bericht aan de kleinverbruikers aan wie hij elektriciteit levert.

  • 5 Na het tijdstip, waarop een beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning is genomen,

    • a. zijn de kleinverbruikers van de betrokken vergunninghouder niet bevoegd hun verbintenis op te schorten, en voert een netbeheerder geen leverancierswisseling op een na dat tijdstip gedaan verzoek van die kleinverbruikers uit, tot de inwerkingtreding of intrekking van de betreffende beschikking;

    • b. draagt de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen, onderscheidenlijk de curator het bestand aan kleinverbruikers zo spoedig mogelijk geheel of in gedeelten over aan één of meer andere vergunninghouders, die de levering van elektriciteit aan de betrokken kleinverbruikers voortzetten;

    • c. neemt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat, gedurende de periode vanaf het tijdstip waarop de intrekkingsbeschikking is genomen tot aan het tijdstip waarop zij in werking treedt of wordt ingetrokken, de levering van elektriciteit aan de kleinverbruikers kan worden voortgezet, op verzoek van de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator de betalingsverplichting over met betrekking tot toelevering van elektriciteit ten behoeve van kleinverbruikers in die periode.

  • 6 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet draagt er zorg voor dat de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers, die op het tijdstip waarop de intrekkingsbeschikking in werking treedt nog een overeenkomst met de betrokken vergunninghouder hebben, met ingang van dat tijdstip wordt voortgezet door een andere vergunninghouder. Daartoe coördineert hij de verdeling van die kleinverbruikers over de andere vergunninghouders en geeft daartoe aanwijzingen aan de netbeheerders. De aldus aangewezen vergunninghouder zet de levering van elektriciteit aan de aan hem toegewezen kleinverbruikers vanaf dat tijdstip voort onder zijn voorwaarden. De verdeling geschiedt naar evenredigheid van het totale aantal kleinverbruikers dat de andere vergunninghouders reeds beleveren, tenzij Onze Minister tot een andere wijze van verdeling besluit. Netbeheerders verstrekken aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de gegevens, die deze nodig heeft voor de uitvoering van deze taak.

  • 7 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet brengt aan alle vergunninghouders, naar evenredigheid van het aantal kleinverbruikers dat zij beleveren, een deel van de te zijnen laste blijvende kosten, gemaakt ter uitvoering van zijn taak bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, in rekening. Elke vergunninghouder berekent het desbetreffende bedrag door aan de kleinverbruikers die hij elektriciteit levert, waarbij elke kleinverbruiker een gelijk bedrag in rekening wordt gebracht.

  • 8 Vergunninghouders hanteren in hun overeenkomsten met kleinverbruikers voorwaarden die in overeenstemming zijn met hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald.

  • 9 De inkoopcontracten van vergunninghouders bevatten geen beding tot ontbinding van rechtswege van die overeenkomsten ingeval aan de vergunninghouder surseance van betaling is verleend of deze failliet is verklaard, dan wel ingeval diens surseance of faillissement is aangevraagd, dan wel ingeval diens vergunning zal worden ingetrokken, noch bedingen die het de toeleverende producent of handelaar mogelijk maken in die gevallen de nakoming van de verbintenis op te schorten of te ontbinden of onder gewijzigde voorwaarden voort te zetten, een en ander voor zover betrekking hebbend op de levering van elektriciteit ten behoeve van kleinverbruikers.

Artikel 4

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 februari 2006

Beatrix

De Minister van Economische Zaken ,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de tweede maart 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner