-
a. Een te vormen vrachtautocombinatie bestaat uit een trekkende eenheid van de categorie
N2 of N3 en een of meerdere eenheden van de categorie O3 of O4 als bedoeld in bijlage
II, van richtlijn nr. 70/156/EEG;
-
b. De totale lengte van een vrachtautocombinatie mag inclusief uitrustingsdelen niet
meer bedragen dan 25,25 m;
-
c. Een vrachtautocombinatie heeft een minimale lengte van de laadruimte, bedoeld in bijlage
1, onder 1.7 als bedoeld in richtlijn nr. 96/53/EGRichtlijn nr. 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer
binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale
verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal
toegestane gewichten (PbEG L 235)., van tenminste 18,00 m bedragen. Indien als laadeenheden
containers worden gebruikt, dient het samenstel geschikt te zijn voor het vervoer
van 3 TEUTEU = Twenty Feet Equivalent, de standaardmaat van een ISO-container.;
-
d. De vrachtautocombinatie vertoont onder alle omstandigheden een stabiel weggedrag;
-
e. Het remsysteem van de voertuigen van een vrachtautocombinatie is voorzien van een
antiblokkeersysteem en voldoet voor het overige tenminste aan richtlijn nr. 71/320/EEGRichtlijn nr. 71/320/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van
bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 202)., zoals
gewijzigd bij richtlijn nr. 88/194/EEGRichtlijn nr. 88/194/EEG van de Commissie van 24 maart 1988 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de
techniek van Richtlijn 71/320/EEG..
-
f. Een combinatie van oplegger en dolly wordt, met uitzondering van de totale lengte,
beschouwd als een autonome aanhangwagen, bedoeld in bijlage 1, punt 2.2.3, van richtlijn 97/27/EGRichtlijn nr. 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juli 1997 betreffende
de massa’s en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens
daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG (PbEG L 233). en dient te voldoen aan de eisen met betrekking tot de bijbehorende
reminrichting.
-
g. De breedte van het zichtveld, aansluitend aan de rechterzijde van een vrachtautocombinatie,
bedraagt bij naar rechts doorrijden van een cirkel met een buitenstraal van 14,50
m, ten minste 5 m over de gehele lengte van de vrachtautocombinatie; .
-
h. Een vrachtautocombinatie is geschikt voor de in de combinatie optredende krachten
en belastingen. Indien de totale massa van de vrachtautocombinatie meer bedraagt dan
50.000 kg, zijn de trekkende voertuigen voorzien van een ontheffingsattest, waaruit
de geschiktheid van het voertuig moet blijken voor de opgegeven waarde van de aangevraagde
ontheffing.
-
i. De totale massa van de vrachtautocombinatie mag niet meer bedragen dan bedoeld in
artikel 5.18.18, tweede lid, onderdeel b, van het Voertuigreglement, tenzij het trekkende motorvoertuig is voorzien van een hulpwegrij-inrichting, bedoeld
in bijlage I. punt 2.14, van richtlijn nr. 97/27/EG.
-
j. Een samenstel van voertuigen beschikt over ten hoogste twee draaipunten.
-
k. De voertuigen van een samenstel zijn voorzien van zijdelingse afscherming, die voldoet
aan het bepaalde in richtlijn 89/297/EEGRichtlijn nr. 89/297/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 april 1989 inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgeving van de Lid-Staten betreffende de zijdelingse bescherminginrichtingen
bij bepaalde morvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 124)., en is uitgevoerd
als een doorlopend vlak.
-
l. Het trekkend motorvoertuig van een samenstel is voorzien van een afscherming aan
de voorzijde als bedoeld in richtlijn nr. 2000/40/EGRichtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2000 inzake
de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting
aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van richtlijn 70/156/EEG van de Raad (Pb EG L 203). dan wel van een afscherming die dezelfde veiligheid biedt.
-
m. De voertuigen van een samenstel zijn voorzien van opspatafschermingen, die voldoen
aan richtlijn 91/226/EG.
-
n. Het trekkend motorvoertuig beschikt over een motorvermogen van ten minste 5 x 10-3
kW per kg van de toegestane totale massa van een vrachtautocombinatie.
-
o. Het trekkend motorvoertuig beschikt over een motor die voldoet aan de emissie-eisen
voor voertuigen die een eerste registratie hadden na 1 oktober 2001 (Euro-III, eisen,
zoals vermeld in Rij A, van de tabellen onder 6.2.1, van richtlijn nr. 1999/96/EGRichtlijn nr. 1999/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 inzake de onderlinge aanpassing
van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van
verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking
en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas
lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking en tot wijziging van richtlijn 88/77/EEG van de Raad (PbEG L 44).) met uitzondering van trekkende voertuigen die hebben deelgenomen
aan de eerder gehouden proef en voldeden aan de ‘Voorwaarden voor proeven met langere
en/of zwaardere vrachtwagens’ (Stcrt. 1999, nr. 218).
-
p. Indien het trekkende motorvoertuig is voorzien van zogenoemde ‘super-singles’ op de
aangedreven as, is deze as voorzien van een Electronic Stability Programme (of daarmee
gelijk te stellen inrichting) of een zogenaamde ‘Inner Safety Tube’.
-
q. Het trekkend motorvoertuig is voorzien van een brandstofverbruikmeter of on-boardcomputer
of boordcomputer, die in staat is per afgelegd traject het brandstofverbruik tot in
tienden van liters nauwkeurig weer te geven.
-
r. De voertuigen in een vrachtautocombinatie zijn voorzien van een doorlopende zijmarkering,
bedoeld in ECE-reglement nr. 104VN ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende
de goedkeuring van retroreflecterende markering voor zware en lange voertuigen en
hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige
technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, en onderdelen die kunnen
worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse
erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen., inclusief Amendment
1.
-
s. De stuurinrichting van trekkende eenheden is aan de linkerzijde in de cabine aangebracht,
bedoeld in bijlage I, punt 1.3, van richtlijn nr. 70/311/EEGRichtlijn nr. 70/311/EEG van de Raad van 8 juni 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van
de Lid-Staten betreffende de stuurinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens
daarvan (Pb EG: 133)..
-
t. Het achterste voertuig van een vrachtautocombinatie is aan de achterzijde voorzien
van een in retroreflecterend materiaal uitgevoerd waarschuwingsbord waarop de tekst
‘Let op’ en de totale lengte in meters van de vrachtautocombinatie is vermeld.
-
u. Een vrachtautocombinatie heeft een bestreken baan van ten hoogste 8 m, wanneer deze
een cirkel rijdt met een buitenstraal van 14,50 m.
-
v. De voertuigen die deel uitmaken van een vrachtautocombinatie zijn zonder aanpassingen
in te zetten in een standaard toegelaten combinatie met uitzondering van voertuigen
die hebben deelgenomen aan de eerder gehouden proef en voldeden aan de ‘Voorwaarden
voor proeven met langere en/of zwaardere vrachtwagens’ (Stcrt. 1999, nr. 218).