Regeling politiehonden

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2013 en zichtdatum 17-12-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2015

Regeling politiehonden

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie;

Gelet op artikel 49 van de Politiewet 1993;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

Artikel 3. Uitrusting met politiespeurhond

  • 1 Uitrusting met een politiespeurhond menselijke geur geschiedt uitsluitend voor de speurtaak of geuridentificatietaak, voor zover de desbetreffende politiespeurhond voor die taak is gecertificeerd.

  • 2 Uitrusting met een politiespeurhond verdovende middelen geschiedt uitsluitend voor het opsporen van verdovende middelen.

  • 3 Uitrusting met een politiespeurhond explosieven geschiedt uitsluitend voor het opsporen van explosieven, vuurwapens en munitie.

  • 4 Uitrusting met een politiespeurhond stoffelijke resten geschiedt uitsluitend voor het opsporen van stoffelijke resten van mensen.

  • 5 Uitrusting met een politiespeurhond brandversnellende middelen geschiedt uitsluitend voor het opsporen van brandversnellende middelen.

Artikel 4. Bewapening met politiesurveillancehond

Bewapening met een politiesurveillancehond geschiedt uitsluitend bij het optreden van de surveillancedienst of de mobiele eenheid.

Artikel 5. Bewapening met AOE-hond

Bewapening met een AOE-hond geschiedt uitsluitend bij het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid.

Paragraaf 3. Keuring en certificering

Artikel 6. Keuringscommissies

  • 1 Er is een keuringscommissie voor de politiespeurhond, waarvan de leden worden aangewezen door de rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond. De rijksgecommitteerden bepalen voor welke keuring van geleider en politiespeurhond de verschillende leden van de keuringscommissie worden ingezet.

  • 2 Er is een keuringscommissie voor de politiesurveillancehond waarvan de leden worden aangewezen door de rijksgecommitteerden voor de politiesurveillancehond, bedoeld in artikel 7. De aanwijzing vindt plaats nadat het aan te wijzen lid is aangemeld bij een door de korpschef getroffen voorziening voor de organisatie en administratie van keuringen. Aanwijzing vindt niet plaats dan nadat het aan te wijzen lid het examen, bedoeld in het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond, met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 3 Er is een keuringscommissie voor de AOE-hond waarvan de leden, uit de kring van leden van de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, worden aangewezen door de rijksgecommitteerden voor de AOE-hond, bedoeld in artikel 7.

  • 4 De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhond, van de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond en van de keuringscommissie voor de AOE-hond zijn ambtenaar van politie. Van de keuringscommissie voor de politiespeurhond kunnen tevens lid zijn buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

  • 5 De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhonden, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond beschikken over een ruime dressuur-technische ervaring en praktische politie-ervaring op het gebied van de inzet en het gebruik van de politiespeurhond, respectievelijk de politiesurveillancehond, respectievelijk de AOE-hond. De leden van de keuringscommissie voor de politiespeurhond beschikken tevens over kennis van de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 7. Rijksgecommitteerden

  • 1 De minister wijst rijksgecommitteerden aan voor de politiespeurhond, de politiesurveillancehond en de AOE-hond.

  • 2 Artikel 6, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond, respectievelijk voor de politiesurveillancehond en voor de AOE-hond.

  • 3 De rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond, respectievelijk de rijksgecommitteerden voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de rijksgecommitteerden voor de AOE-hond houden toezicht op de kwaliteit en de objectiviteit van de keuringen en herkeuringen door de keuringscommissie voor de politiespeurhond, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond en de juiste naleving van de regels terzake.

  • 4 De rijksgecommitteerden rapporteren jaarlijks over hun activiteiten aan de minister.

Artikel 8. Algemene keuringsvoorschriften

Voor een keuring komen in aanmerking honden die:

  • a. door een gediplomeerd dierenarts gezond zijn verklaard; en

  • b. ingeënt zijn tegen de in het keuringsreglement aangewezen ziekten.

Artikel 9. Keuringsvoorschriften politiespeurhond

  • 1 Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond kunnen deelnemen ambtenaren van politie die zijn aangewezen als geleider.

  • 2 De keuring vindt niet plaats dan nadat de geleider politiespeurhond het examen, bedoeld in artikel 10, met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 3 De keuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond geschiedt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond op basis van het keuringsreglement voor de politiespeurhond.

  • 4 Het keuringsreglement voor de politiespeurhond bevat ten minste de volgende eisen:

    • a. voor alle politiespeurhonden met uitzondering van de politiespeurhonden menselijke geur:

      • 1°. gehoorzaamheid van de politiespeurhond aan de geleider;

      • 2°. een goede samenwerking van de politiespeurhond met de geleider;

      • 3°. het niet agressief zijn ten opzichte van mensen en dieren; en

      • 4°. de vaardigheid van het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk geen belemmering mogen zijn;

    • b. voor de speurtaak van de politiespeurhonden menselijke geur:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken van kleine en grote voorwerpen met menselijke geur;

      • 2°. het opsporen en lokaliseren van een persoon; en

      • 3°. het speuren over gecombineerde terreinen;

    • c. voor de geuridentificatietaak van de politiespeurhond menselijke geur: het uitvoeren van een tweetal geuridentificatieproeven, zoals in het keuringsreglement omschreven;

    • d. voor de politiespeurhond verdovende middelen:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken van verdovende middelen; en

      • 2°. het vermogen om binnen een redelijke tijd alleen die soorten verdovende middelen, die in het keuringsreglement zijn aangewezen, op te sporen;

    • e. voor de politiespeurhond explosieven:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar explosieven, wapens en munitie; en

      • 2°. het vermogen om binnen redelijke tijd explosieven, wapens en munitie op te sporen en te lokaliseren;

    • f. voor de politiespeurhond stoffelijke resten: het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar stoffelijke resten van mensen;

    • g. voor de politiespeurhond brandversnellende middelen:

      • 1°. het zelfstandig willen en kunnen zoeken naar brandversnellende middelen; en

      • 2°. het vermogen om binnen een redelijke tijd alleen die brandversnellende middelen, die in het keuringsreglement zijn aangewezen, op te sporen;

    • h. voor de politiespeurhond geld: het zelfstandig willen en kunnen zoeken van een aantal bankbiljetten van verschillende soorten, verborgen bij personen, in handbagage, in kluisjes, in kasten en andere plaatsen.

  • 5 De politiespeurhond menselijke geur voert geuridentificatieproeven uit op de wijze waarop deze hond gecertificeerd zal worden.

  • 6 De verdovende middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, onder 2°, worden geplaatst en verborgen in kleine hoeveelheden, op locaties en in verpakkingen overeenkomstig de praktijk.

  • 7 De politiespeurhond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

  • 8 Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen. Voor een combinatie van een geleider en een politiespeurhond menselijke geur die wordt gekeurd voor de geuridentificatietaak bestaat de mogelijkheid van meer herkansingen.

  • 9 De rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond stellen de voor de keuring en opleiding van geleiders en politiespeurhonden benodigde hoeveelheden verdovende middelen en explosieven vast.

Artikel 10. Examen geleider politiespeurhond

  • 1 De geleider speurhond menselijke geur wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. zijn kennis met betrekking tot de veiligstelling van goederen en het afnemen van geurmonsters ten behoeve van een geuridentificatieproef;

    • b. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond menselijke geur; en

    • c. de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2 De geleider politiespeurhond verdovende middelen wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. de bekende methoden van verbergen en verpakken van verdovende middelen;

    • b. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond verdovende middelen;

    • c. de inhoud van de Opiumwet; en

    • d. de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

  • 3 De geleider politiespeurhond explosieven wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. de bekende methoden van plaatsen, verbergen en verpakken van explosieven, wapens en munitie;

    • b. de opslag en het vervoer van explosieven;

    • c. de factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond explosieven;

    • d. de inhoud van de Wet wapens en munitie en de Wet gevaarlijke stoffen; en

    • e. de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

  • 4 De geleider politiespeurhond stoffelijke resten wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd met betrekking tot:

    • a. de theorie inzake het werken met een speurhond stoffelijke resten;

    • b. factoren die van invloed zijn op het functioneren van de politiespeurhond stoffelijke resten; en

    • c. toepasselijke bepalingen van het Wetboek van strafvordering en van de Wet op de lijkbezorging.

  • 5 De geleider van de politiespeurhond geld wordt door de keuringscommissie voor de politiespeurhond geëxamineerd over kennis van:

    • a. bankbiljetten;

    • b. de zoekmogelijkheden van de politiespeurhond geld;

    • c. het africhten van de politiespeurhond geld;

    • d. de inzetbaarheid van de politiespeurhond geld bij opsporingsonderzoeken;

    • e. de toepasselijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

  • 6 De examenvragen en de examenstof worden door de keuringscommissie voor de politiespeurhond in overeenstemming met de rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond vastgesteld.

  • 7 Indien het examen niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 11. Keuringsvoorschriften politiesurveillancehond

  • 1 Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond kunnen deelnemen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, vanaf de rang van surveillant van politie die zijn aangewezen als geleider.

  • 2 De keuring van een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond geschiedt door de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond op basis van het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond, met dien verstande dat de leden die keuren afkomstig zijn uit een andere regionale of landelijke eenheid dan die waarin de geleider feitelijk is tewerkgesteld.

  • 3 Het keuringsreglement voor de politiesurveillancehond bevat tenminste de volgende eisen:

    • a. gehoorzaamheid van de politiesurveillancehond aan de geleider;

    • b. een goede samenwerking van de politiesurveillancehond met de geleider;

    • c. de vaardigheid van de politiesurveillancehond in het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk noodzakelijk zijn; en

    • d. het vermogen van de surveillancehond om op commando van de geleider geweld tegen derden toe te passen respectievelijk te beëindigen.

  • 4 De politiesurveillancehond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

  • 5 Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 12. Keuringsvoorschriften AOE-hond

  • 1 Aan een keuring van een combinatie van een geleider en een AOE-hond kunnen deelnemen ambtenaren van politie die sedert tenminste twee jaar behoren tot een aanhoudings- en ondersteuningseenheid en die zijn aangewezen als geleider.

  • 2 De keuring van een combinatie van geleider en AOE-hond geschiedt door de keuringscommissie voor de AOE-hond op basis van het keuringsreglement voor de AOE-hond.

  • 3 Het keuringsreglement voor de AOE-hond bevat ten minste de volgende eisen:

    • a. volgzaamheid en gehoorzaamheid van de AOE-hond aan de geleider;

    • b. het kunnen participeren in procedures temidden van de leden van de aanhoudings- en ondersteuningseenheid;

    • c. het onder bepaalde omstandigheden, op een bepaalde afstand, niet hoorbaar zijn;

    • d. de vaardigheid van de AOE-hond in het kunnen nemen van alle hindernissen die voor een goed functioneren in de praktijk noodzakelijk zijn; en

    • e. het vermogen van de AOE-hond om op commando van de geleider geweld tegen derden toe te passen respectievelijk te beëindigen.

  • 4 De AOE-hond wordt gedurende de keuring geleid door zijn geleider.

  • 5 Indien de keuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, bestaat de mogelijkheid van maximaal twee herkansingen.

Artikel 13. Certificering

  • 1 De desbetreffende keuringscommissie verstrekt aan de geleider politiespeurhond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd, respectievelijk aan de geleider politiesurveillancehond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd, respectievelijk aan de geleider AOE-hond van de combinatie die de keuring met goed gevolg heeft afgelegd een certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de hond.

  • 2 Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, heeft een geldigheidsduur van twee jaar en drie maanden te rekenen vanaf de datum van afgifte van het certificaat.

  • 3 Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend voor de combinatie van geleider en hond op naam waarvan het is afgegeven.

  • 4 De geleider van een politiespeurhond menselijke geur krijgt een certificaat waarop staat aangegeven voor welke taak de politiespeurhond is gecertificeerd:

    • a. de speurtaak van de politiespeurhonden menselijke geur; of

    • b. de geuridentificatietaak van de politiespeurhond menselijk geur.

Paragraaf 4. Herkeuringen

Artikel 14. Herkeuring

  • 1 Een combinatie van een geleider en een politiespeurhond, respectievelijk een combinatie van een geleider en een politiesurveillancehond, respectievelijk een combinatie van een geleider en een AOE-hond, wordt binnen twee jaar na het behalen van het certificaat, bedoeld in artikel 13, opnieuw gekeurd door de keuringscommissie voor de politiespeurhond, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond.

  • 2 De herkeuring van een combinatie van een geleider en een politiespeurhond vindt alleen plaats als de geleider aantoont dat hij sinds de laatste keuring of herkeuring jaarlijks een door de rijksgecommitteerden voor de politiespeurhond aangewezen bijscholingscursus heeft gevolgd.

  • 3 Indien de herkeuring met goed gevolg wordt afgelegd, wordt het certificaat verlengd met de duur van twee jaar en drie maanden.

  • 4 Indien de herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd, kan binnen de geldigheidsduur van het certificaat een tweede of derde herkeuring plaatsvinden.

  • 5 Indien een eerste, tweede of derde herkeuring niet met goed gevolg wordt afgelegd kan het certificaat voor het verstrijken van de geldigheidsduur worden ingetrokken, indien het naar het oordeel van de keuringscommissie voor de politiespeurhond, respectievelijk de keuringscommissie voor de politiesurveillancehond, respectievelijk de keuringscommissie voor de AOE-hond noodzakelijk is de inzet in politiedienst van de desbetreffende combinatie van geleider en hond met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Paragraaf 4a. Protest

Artikel 14a

  • 1 Betrokkenen bij de keuring of herkeuring kunnen bij de voorzitter van de rijksgecommitteerden die toezicht houden op de betreffende keuring of herkeuring, een gemotiveerd schriftelijk protest indienen tegen het keurings- of herkeuringsbesluit van de keuringscommissie. Het protest kan tot acht dagen na ontvangst van het keuringsrapport worden ingediend.

  • 2 Om het protest te beoordelen wijst de voorzitter van de rijksgecommitteerden die het protest ontvangt drie rijksgecommitteerden aan die niet betrokken zijn geweest bij de desbetreffende keuring of herkeuring.

  • 3 De aangewezen rijksgecommitteerden onderzoeken de gronden van het protest en beslissen binnen drie maanden schriftelijk over het protest.

  • 4 De aangewezen rijksgecommitteerden kunnen het besluit van de keuringscommissie bekrachtigen of vernietigen. Bij vernietiging kunnen zij in de plaats van de keuringscommissie een nieuw besluit nemen of bepalen dat er een nieuwe keuring of herkeuring zal plaatsvinden. De rijksgecommitteerden nemen hierbij de keuringsreglementen in acht.

Paragraaf 5. Overgangsrecht

Artikel 15

Na inwerkingtreding van deze regeling berust het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie van 29 oktober 2003 tot aanwijzing van rijksgecommitteerden politiespeurhond en politiesurveillancehond en samenstelling keuringscommissies op de artikelen 6, eerste lid, en 7, eerste lid, van deze regeling.

Artikel 16

Na inwerkingtreding van deze regeling berusten de op grond van de Regeling politiespeurhonden 1997 en de Regeling politiesurveillancehonden 1999 afgegeven certificaten op artikel 13 van deze regeling.

Artikel 17

Na inwerkingtreding van deze regeling berust het certificaat voor de combinatie van een geleider en een AOE-hond, dat op grond van de Regeling pilot AOE-hond is afgegeven en nadien is verlengd, op artikel 13 van deze regeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Bijlage 1

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 2

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 3

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 4

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 5

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 6

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 7

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]

Bijlage 8

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.]