Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-12-2007.
Geldend van 06-05-2006 t/m 30-06-2012

Regeling van de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. van der Laan, van 14 april 2006, nr. DJZ2006249520, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende nadere regels over de te geven inrichting aan de opleidingen tot architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect (Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect)

De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 9, tweede lid, 10, tweede lid, 11, tweede lid, en 12, tweede lid, van de Wet op de architectentitel;

Besluiten:

Hoofdstuk II. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als architect wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven

Artikel 2. Voorschriften inrichting opleiding architect

  • 1 Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als architect in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen tot architectonische vormgeving die zowel aan esthetische als aan technische en functionele eisen voldoet.

  • 2 De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van:

    • a. passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de architectuur en aanverwante kunstvormen, technologische vakken en menswetenschappen;

    • b. vaardigheid om een ontwerp en plan in beeld, geschrift en woord voor anderen inzichtelijk te maken;

    • c. inzicht in de problemen op het gebied van het constructief ontwerp, de constructie en de civiele bouwkunde in verband met het ontwerpen van gebouwen;

    • d. passende kennis van de natuurkundige en technologische vraagstukken die samenhangen met de functie van een bouwwerk met het oog op het verschaffen van comfort en bescherming tegen weersomstandigheden;

    • e. passende kennis van de industrieën, organisaties, voorschriften en procedures die een rol spelen bij het vertalen van ontwerpen in bouwwerken en het inpassen van plannen in de planologie;

    • f. passende kennis van stedenbouwkunde, planologie en daarbij gebruikte technieken;

    • g. passende kennis van de beeldende kunsten, voorzover deze van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de architectonische vormgeving;

    • h. inzicht en vaardigheid in de methoden van onderzoek en van voorbereiding bij het maken van architectonische projecten;

    • i. inzicht in het architectenberoep en de rol van de architect in de maatschappij, in het bijzonder bij het maken van projecten waarin rekening wordt gehouden met sociale factoren;

    • j. inzicht in de relatie tussen mensen en architectonische constructies en tussen architectonische constructies en hun omgeving, alsmede in de noodzaak om architectonische constructies en de ruimten daartussen af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven;

    • k. technische bekwaamheid als ontwerper, teneinde binnen de doo rbegrotingsfactoren en bouwvoorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van een gebouw, en

    • l. passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming.

Artikel 3. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Aan artikel 2 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van:

  • a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architecture, variant Architecture, de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, variant Architecture, dan wel de Masteropleiding Architecture, Urbanism and Building Sciences, variant Architecture, aan de Technische Universiteit Delft, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding;

  • b. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, mastertrack Architecture, aan de Technische Universiteit Eindhoven, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding;

  • c. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Amsterdam;

  • d. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architectuur aan de Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Rotterdam;

  • e. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architectuur aan de Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de examencommissie van de Fontys Academie voor Architectuur en Stedenbouw te Tilburg;

  • f. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architectuur aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Arnhem;

  • g. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architectuur aan de Hanzehogeschool Groningen, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Groningen, of

  • h. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architectuur aan de Hogeschool Zuyd, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Maastricht.

Artikel 4. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Voor inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van:

  • a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, afgegeven door de afdeling bouwkunde van de Technische Hogeschool dan wel Universiteit te Delft onderscheidenlijk te Eindhoven, indien betrokkene voor of in het studiejaar 1987–1988 een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift;

  • b. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Delft afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting architectuur;

  • c. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Eindhoven afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de differentiatie architectuur en urbanistiek, indien betrokkene in de studiejaren 1988–1989 tot en met 1992–1993 een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift, of de afstudeerdifferentiatie architectuur, indien betrokkene met ingang van of na het studiejaar 1993–1994 een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift;

  • d. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Eindhoven afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting architectuur;

  • e. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte diploma van het met goed gevolg afgelegd eindexamen van de afdeling architectuur aan:

    • 1°. de Academie van Bouwkunst te Amsterdam;

    • 2°. de Academie van Bouwkunst te Rotterdam;

    • 3°. de Academie van Bouwkunst dan wel de Academie voor Architectuur en Stedebouw te Tilburg;

    • 4°. de Academie van Bouwkunst te Arnhem;

    • 5°. de Academie van Bouwkunst te Groningen of

    • 6°. de (Limburgse) Academie van Bouwkunst te Maastricht;

  • f. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de opleiding van de tweede fase, opleiding voor beroepen op het terrein van architectuur, aan een in onderdeel e genoemde Academie van Bouwkunst dan wel aan een Hogeschool waarvan die Academie deel uitmaakt;

  • g. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding op het terrein van de architectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Amsterdam;

  • h. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de architectuur aan de Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Rotterdam;

  • i. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de architectuur aan de Hanzehogeschool Groningen of de rechtsvoorgangers daarvan, afgegeven door de desbetreffende examencommissie van de Hanzehogeschool te Groningen of de rechtsvoorgangers daarvan;

  • j. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de architectuur aan ArtEZ, Hogeschool voor Beeldende Kunst en Vormgeving, Bouwkunst, Muziek en Theater, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Arnhem;

  • k. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de architectuur aan de Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Tilburg, of

  • l. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de architectuur aan de Hogeschool Zuyd, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Maastricht.

Hoofdstuk III. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als stedenbouwkundige wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven

Artikel 5. Voorschriften inrichting opleiding stedenbouwkundige

  • 1 Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als stedenbouwkundige in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen om op verschillende schaalniveaus ruimtelijke concepten en stedenbouwkundige ontwerpen te vervaardigen die zowel aan esthetische als aan technische en functionele eisen voldoen.

  • 2 De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van:

    • a. passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de stedenbouw en van de relatie met andere bij de ruimtelijke ordening betrokken disciplines;

    • b. inzicht in processen die hebben geleid tot menselijke nederzettingen en occupatiepatronen in cultuur- en natuurhistorisch opzicht;

    • c. vaardigheden en methoden in beeld, geschrift en woord om een plan en ontwerp voor anderen inzichtelijk te maken;

    • d. vaardigheden op de gebieden van stedenbouwkundig onderzoek, inzicht in plannings- en ontwerpmethodieken en vaardigheid met de fysieke, structurele en historische analyse van stedenbouwkundige verschijnselen en oplossingen;

    • e. passende kennis van de ruimtelijke planning, de organisatie, de middelen en instrumenten van de ruimtelijke ordening en planningniveaus in Nederland;

    • f. passende kennis van de inhoud van en vaardigheid met andere bij de ruimtelijke vormgeving betrokken disciplines, te weten de architectuur en tuin- en landschapsarchitectuur;

    • g. passende kennis van de maatschappijwetenschappen, de economie, de sociale en historische geografie en de ecologie;

    • h. passende kennis van de stedenbouwfysica en van het ruimtelijke ordeningsrecht en het stedenbouwkundig recht;

    • i. passende kennis van de inrichtingstechnologie en civiele techniek, in het bijzonder die van waterhuishouding, cultuurtechniek, bouwrijp maken, nutsvoorzieningen en openbare werken;

    • j. passende kennis van management van de bebouwde omgeving en inzicht in en vaardigheid met de methoden van stedenbouwkundige managementprocessen;

    • k. inzicht in het beroep van stedenbouwkundige en de rol van de stedenbouwkundige in de maatschappij;

    • l. het vermogen om in de ontwikkeling van een ruimtelijk concept voor stedenbouw de relatie tussen mensen en ruimten en de afstemming daarvan op menselijke behoeften en maatstaven te betrekken;

    • m. vaardigheid in het toetsen van een stedenbouwkundig ontwerp aan normen en regels van vorm, functie, technische uitvoering, grondexploitatie en milieuvoorwaarden en

    • n. passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming.

Artikel 6. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Aan artikel 5 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van:

  • a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architecture, variant Urbanism, de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, variant Urbanism, dan wel de Masteropleiding Architecture, Urbanism and Building Sciences, variant Urbanism, aan de Technische Universiteit Delft, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding;

  • b. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, mastertrack Urban Design and Planning, aan de Technische Universiteit Eindhoven, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding;

  • c. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Stedenbouw aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Amsterdam;

  • d. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Stedenbouw aan de Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Rotterdam, of

  • e. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Stedenbouw aan de Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de examencommissie van de Academie voor Architectuur en Stedenbouw te Tilburg.

Artikel 7. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Voor inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van:

  • a. het op grond van artikel 29 van de Nijverheidsonderwijswet uitgereikte einddiploma Stedenbouwkundig Hoger Onderricht;

  • b. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte einddiploma Stedenbouwkundig Hoger Onderricht;

  • c. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, met specialisatie in de stedenbouwkunde, aan de Technische Hogeschool dan wel Universiteit te Delft, indien betrokkene voor of in het studiejaar 1981–1982 een aanvang gemaakt heeft met de studie voor dat getuigschrift;

  • d. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Delft afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting stedenbouwkunde;

  • e. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, afstudeerrichting urbanistiek en ruimtelijke organisatie dan wel differentiatie stedenbouwkundig ontwerpen aan de Technische Hogeschool dan wel Universiteit te Eindhoven, indien betrokkene voor of in het studiejaar 1985–1986 een aanvang gemaakt heeft met de studie voor dat getuigschrift;

  • f. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, afstudeerdifferentiatie stedenbouw, aan de Technische Universiteit te Eindhoven, indien betrokkene met ingang van of na het studiejaar 1993–1994 een aanvang gemaakt heeft met de studie voor dat getuigschrift;

  • g. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Eindhoven afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting stedenbouw;

  • h. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte diploma van het met goed gevolg afgelegd eindexamen van de afdeling stedenbouwkunde aan:

    • 1°. de Academie van Bouwkunst te Amsterdam;

    • 2°. de Academie van Bouwkunst te Rotterdam;

    • 3°. de Academie van Bouwkunst dan wel de Academie voor Architectuur en Stedebouw te Tilburg;

  • i. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de opleiding van de tweede fase, opleiding voor beroepen op het terrein van stedenbouw, aan een in onderdeel h genoemde Academie van Bouwkunst dan wel aan een Hogeschool waarvan de Academie deel uitmaakt.

  • j. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de stedenbouwkunde aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Amsterdam;

  • k. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de stedenbouwkunde aan de Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Rotterdam, of

  • l. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de deeltijdse voortgezette opleiding bouwkunst op het terrein van de stedenbouwkunde aan de Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Tilburg.

Hoofdstuk IV. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als tuin- en landschapsarchitect wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven

Artikel 8. Voorschriften inrichting opleiding tuin- en landschapsarchitect

  • 1 Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 11, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als tuin- en landschapsarchitect in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen om op verschillende schaalniveaus ruimtelijke plannen en concepten te ontwerpen voor de ontwikkeling en inrichting van de buitenruimte, die zowel aan esthetische als aan technische en functionele eisen voldoen.

  • 2 De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van:

    • a. passende kennis van en inzicht in de geschiedenis en theorie van de tuin- en landschapsarchitectuur in samenhang met de beeldende kunst en de andere architectonische disciplines;

    • b. passende kennis van en inzicht in de opbouw en ontwikkeling van de buitenruimte en de abiotische, biotische en antropogene processen die daaraan ten grondslag liggen, alsmede vaardigheid om die kennis toe te passen;

    • c. passende kennis van en inzicht in de materiële en immateriële betekenis van de buitenruimte en de effecten van verandering daarin voor de mens en de samenleving;

    • d. passende kennis van en inzicht in het ontwerp en de uitvoering van beplantingen en de civieltechnische aspecten van de buitenruimte, alsmede vaardigheid om die kennis toe te passen;

    • e. vaardigheid om ruimtelijke plannen en concepten in beeld, woord en geschrift voor anderen inzichtelijk te maken;

    • f. passende kennis van de architectuur en de stedenbouwkunde en hun relatie met de landschapsarchitectuur;

    • g. passende kennis van en inzicht in natuur-, ruimtelijke ordenings-, landinrichtings- en milieuwetgeving, de bijbehorende processen en de procedures van besluitvorming;

    • h. passende kennis van en inzicht in het planvormingsproces in zijn belangrijkste componenten: inventarisatie en analyse, doelformulering en programmering, ruimtelijk ontwerp en evaluatie, alsmede vaardigheid om die kennis toe te passen;

    • i. inzicht in het beroep van tuin- en landschapsarchitect en de rol van de tuin- en landschapsarchitect in de maatschappij en

    • j. passende kennis van en inzicht in de technieken om plannen te doen concretiseren.

Artikel 9. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Aan artikel 8 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van:

  • a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Landscape, Planning and Design, mits in de bijlage bij het getuigschrift is vermeld dat is voldaan aan artikel 8, dan wel het getuigschrift van de Masteropleiding Landscape Architecture and Planning, specialisatie landscape architecture, aan de Wageningen Universiteit, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de Landschapsarchitectuur, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding, of

  • b. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de Masteropleiding Landschapsarchitectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie voor Bouwkunst Amsterdam.

Artikel 10. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Voor inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van:

  • a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen in de tuin- en landschapsarchitectuur T 11, X, XIII of NM 20 aan de Landbouwhogeschool te Wageningen;

  • b. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen in de landschapsarchitectuur L 11, omvattende de oriëntatie urbaan, ruraal of landschapsarchitectuur in de niet gematigde klimaten, aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen;

  • c. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen Landinrichtingswetenschappen L 30 met specialisatie in de landschapsarchitectuur aan de Wageningen Universiteit;

  • d. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen Landinrichting L I met specialisatie in de landschapsarchitectuur aan de Wageningen Universiteit;

  • e. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de opleiding van de tweede fase, opleiding voor beroepen op het terrein van landschapsarchitectuur, aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam, of

  • f. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen van de deeltijdse voortgezette opleiding op het terrein van de landschapsarchitectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Amsterdam.

Hoofdstuk V. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als interieurarchitect wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven

Artikel 11. Voorschriften inrichting opleiding interieurarchitect

  • 1 Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als interieurarchitect in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen tot het ontwerpen van interieurs die aan esthetische, functionele en technische eisen voldoen.

  • 2 De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van:

    • a. passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de interieurarchitectuur, de architectuur en aanverwante kunstvormen, technologie en menswetenschappen;

    • b. passende kennis van de ontwerpmethodieken voor architectuur en interieurarchitectuur;

    • c. vaardigheid in het ontwerpen van objecten die een relatie leggen tussen mens en ruimte;

    • d. passende kennis van en inzicht in de eigenschappen van bouw- en afwerkingsmaterialen, producten en technieken ten behoeve van de afwerking, inrichting, meubilering en stoffering van het interieur;

    • e. inzicht in en vaardigheid met het betrekken van de relatie tussen mensen en ruimten in het ontwerpproces, door de vormgeving af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven;

    • f. passende kennis van en inzicht in bouwkundige constructies en technische installaties, alsmede de bouwfysische aspecten die daarmee samenhangen;

    • g. passende kennis van en inzicht in de factoren die de veiligheid, de gezondheid en het welbevinden van gebruikers van gebouwen en interieurs beschermen en bevorderen en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving;

    • h. inzicht in het beroep van interieurarchitect en de rol van de interieurarchitect in de maatschappij;

    • i. passende kennis van de organisatorische, financiële en juridische aspecten die betrekking hebben op het ontwerp en de realisatie daarvan;

    • j. technische bekwaamheid als ontwerper, teneinde binnen de door begrotingsfactoren en bouw- en andere voorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van het interieur;

    • k. vaardigheden om een ontwerp in beeld, geschrift en woord te communiceren;

    • l. inzicht in en vaardigheid met methoden van onderzoek en voorbereiding van een project en

    • m. passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming.

Artikel 12. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Aan artikel 11 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de bacheloropleiding Vormgeving, uitstroomprofiel Ruimtelijk Ontwerp, met in de bijlage van het getuigschrift de vermelding dat is voldaan aan artikel 11, afgegeven door:

  • a. de Gerrit Rietveld Academie;

  • b. ArtEZ hogeschool voor de kunsten;

  • c. de Avans Hogeschool;

  • d. de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans;

  • e. de Hanzehogeschool Groningen;

  • f. de Hogeschool Zuyd;

  • g. de Hogeschool Rotterdam of

  • h. de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.

Artikel 13. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen

Voor de inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van:

  • a. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen op het gebied van de interieurarchitectuur, afgegeven door:

    • 1°. de Gerrit Rietveld Academie;

    • 2°. de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem;

    • 3°. de Chr. Hogeschool voor de Kunsten ‘Constantijn Huygens’;

    • 4°. het Instituut voor Hoger Beeldend Kunstonderwijs Oost-Nederland;

    • 5°. de Hogeschool Brabant;

    • 6°. de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten;

    • 7°. de Rijkshogeschool Groningen;

    • 8°. de Rijkshogeschool Maastricht;

    • 9°. de Hogeschool Rotterdam en Omstreken of

    • 10°. de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht,

    dan wel een van de instellingen waaruit de genoemde instellingen ontstaan zijn, of

  • b. het op grond van artikel 29 van de Nijverheidsonderwijswet, artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 34, derde lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs uitgereikte einddiploma van een Academie voor Beeldende kunsten, afdeling architectonische vormgeving, waarop is aangeduid dat het examen betrekking had op de interieurvormgeving.

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 9 maart 2006 tot wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs in werking treedt en werkt terug tot en met 1 september 2002. Indien de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst samenvalt met of een latere datum is dan de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de in de eerste zin bedoelde wijzigingswet wordt geplaatst, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na die dagtekening en werkt zij terug tot en met 1 september 2002.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en tevens worden bekendgemaakt in ‘Uitleg OCW-Regelingen’.

Den Haag, 14 april 2006

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.C. van der Laan