Vaststellingsbesluit selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Studiefinanciering [...] (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

Geraadpleegd op 03-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2012 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 06-07-2006 t/m heden

Vaststellingsbesluit selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Studiefinanciering vanaf 1945 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 28 februari 2006 (nr. arc-2006.02763/3);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 19 april 2006

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

Algemene Rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
namens deze:
de

plv. Secretaris-Generaal

,

P.H.A.M. Huijts

Basisselectiedocument studiefinanciering 1995–2003

(actualisatie)

Vastgestelde versie juni 2006

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Directie Informatisering/afdeling InformatieDiensten

Hans ’t Hoen

Afkortingen

BaMa: Bachelor Masterstructuur

Bsd: basisselectiedocument

Bve: beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

hbo: hoger beroeps onderwijs

EU: Europese Unie

HOOP: Hoger Onderwijs- en Onderzoeksplan

IB-Groep: Informatie Beheer Groep

IBO: Interdepartementaal beleidsonderzoek

ISO: Interstedelijk Studenten Overleg

LCW: Les- en cursusgeld Wet

LSVb: Landelijke Studenten Vakbond

OER: onderwijs- en examenreglement

OV-jaarkaart: Openbaar Vervoer Jaarkaart voor studenten

Stoeb: Student op eigen benen

VO 18+: tegemoetkoming studiekosten 18 jaar en ouder

VSNU: Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten

WHW: Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek

wo: wetenschappelijk onderwijs

WSF: Wet op de studiefinanciering

WSF2000: Wet op de Studiefinanciering 2000

WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WTS: Wet tegemoetkoming studiekosten

WVO: Wet op het Voortgezet Onderwijs

Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven

Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Onder ‘archiefbescheiden' worden niet slechts papieren documenten verstaan, maar alle bescheiden – ongeacht de drager – die door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten. Ook digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de werking van de archiefwetgeving.

Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband schrijft de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als overbrengingsplicht (art. 12) voor. Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.

De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats het Nationaal Archief in Den Haag. Het Nationaal Archief is een onderdeel van de Rijksarchiefdienst (RAD). Deze dienst ressorteert onder de Minister van OCW en staat onder leiding van de Algemeen Rijksarchivaris.

In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers op grond van artikel 5 van de Archiefwet 1995 verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven, waarna de te vernietigen bestanddelen dienen te worden vernietigd.

Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast maar (zonodig in geactualiseerde vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:

  • de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;

  • de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;

  • de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

  • het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht- of bewijszoekenden en historisch onderzoek.

Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn:

  • een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan;

  • een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan; en

  • (een vertegenwoordiger van) de Algemeen Rijksarchivaris.

Wat betreft de geldigheidsduur van de selectielijst wordt uitgegaan van de wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst. Elke selectielijst wordt na advies van de Raad voor Cultuur vastgesteld door de Minister van OCW en de minister wie het mede aangaat. De vastgestelde lijsten worden in de Staatscourant gepubliceerd.

Het doel en de werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In een Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken actoren op dat beleidsterrein. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale' BSD's. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad van Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijziging van het ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (tegenwoordig de Minister van OCW) en de betrokken zorgdrager(s).

Vaststelling BSD Studiefinanciering

Op 19 oktober 2005 door de Minister van Algemene Zaken, op 17 oktober 2006 door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 11 oktober 205 door de Minister van Buitenlandse Zaken, op 20 september 2005 door de Minister van Economische Zaken, op 7 oktober 2005 door de Minister van Financiën, op 18 oktober 2005 door de Minister van Justitie, op 15 november 2005 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op 12 oktober 2005 door de Minister van Verkeer en Waterstaat, op 21 september door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op 12 december door de Informatie Beheer Groep is het ontwerp-BSD aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 2 januari 2006 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de zorgdragers en de rijksarchieven in de provincie / regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant van en in het Archievenblad.

Op 28 februari 2006 bracht de RvC advies uit [arc-2006.02763/3), hetwelk aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:

De selectielijst Studiefinanciering van de Minister van OCW zal worden vastgesteld voor de periode vanaf 1994.

Daarop werd het BSD op 19 april 2006 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Algemene Zaken [C/S&A/06/897], en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (C/S&A/06/899, en de Minister van Buitenlandse Zaken (C/S&A/06/898), en de Minister van Economische Zaken (C/S&A/06/900), en de Minister van Financiën (C/S&A/06/901), en de Minister van Justitie (C/S&A/06/902), en de Minister van Verkeer en Waterstaat (C/S&A/06/903) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S&A/06/904) en voor de Informatie Beheer Groep (C/S&A/06/896) en voor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (C/S&A/06/895) vastgesteld.

Doelstelling en criteria van de selectie

De selectie richt zich op de administratieve neerslag van het handelen van overheidsorganen die vallen onder de werking van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276). De hoofddoelstelling van de selectie is een onderscheid te maken tussen archiefbescheiden die in aanmerking komen voor overbrenging naar het Algemeen Rijksarchief en archiefbescheiden die op den duur door de zorgdrager kunnen worden vernietigd. Dit basisselectiedocument is opgesteld tegen de achtergrond van de selectiedoelstelling van de Rijksarchiefdienst/PIVOT: het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring.

Leeswijzer

De handelingen zijn verwerkt in de volgende standaard gegevensblokken

Actor: Het orgaan dat formeel verantwoordelijk is voor de uitvoering van de handeling

Handeling: Het geheel aan activiteiten dat een actor verricht ter invulling van een taak of op grond van een bevoegdheid.

Periode: Het tijdvak gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling op het moment van het verschijnen van het onderzoek nog steeds uitgevoerd.

Grondslag of bron: De grondslag is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht. Een handeling zonder wettelijke grondslag vindt meestal zijn oorsprong in een bron (bijvoorbeeld een beleidsplan of toezeggingen gedaan in de Tweede Kamer der Staten-Generaal).

Product: Hier staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou kunnen resulteren. Dit wordt meestal op juridisch-bestuurlijk niveau verwoord, zoals een algemene maatregel van bestuur of een besluit.

Waardering: ‘B’ voor bewaren, met een verwijzing naar de selectiecriteria.

‘V’ voor vernietigen, met daaraan gekoppeld een vernietigingstermijn.

Opmerking: Waar relevant wordt in het handelingenblok een korte toelichting gegeven om de context van de handeling te verklaren.

Selecteren is het aanmerken van de neerslag van een handeling voor bewaren of vernietigen.

Als de neerslag aangewezen wordt ter bewaring, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, voor eeuwig bewaard moet worden. De bewaarplaats waar deze neerslag na het verlopen van de wettelijke overbrengingstermijn van twintig jaar moet worden overgebracht, is het Algemeen Rijksarchief. Bij de handeling in dit bsd staat in dit geval bij waardering een B (van bewaren).

Als de neerslag van een handeling wordt aangewezen ter vernietiging, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, na verloop van de in het bsd vastgestelde termijn kan worden vernietigd. De vernietigingstermijn is een minimumeis: stukken mogen niet eerder dan na het verstrijken van die termijn worden vernietigd door de voor het beheer verantwoordelijke dienst. De duur van de vernietigingstermijn wordt bepaald door de administratieve belangen en de belangen van de burgers, enerzijds ten behoeve van het adequaat uitvoeren van de overheidsadministratie en de verantwoordingsplicht van de overheid en anderzijds voor de recht- en bewijszoekende burger. Bij de handeling in dit bsd staat in dit geval bij waardering een V (van vernietigen).

Het aanwijzen van handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven gebeurt op grond van criteria die tot stand zijn gekomen in overleg tussen zorgdrager en Rijksarchiefdienst.

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B (Bewaren)

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd. Bewerkingsplannen, aan de hand waarvan de daadwerkelijke selectie van archieven plaatsvindt, dienen te voorzien in procedures daarvoor.

Dit Basisselectiedocument Studiefinanciering behandelt de periode 1995–2003; bij de nummering is de volgorde aangehouden van het eerste basisselectiedocument. Bij de formulering van nieuwe handelingen en verwerking ervan in het bsd begint de nummering vanaf 200.

Het basisselectiedocument geldt als de selectielijst zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de Archiefwet 1995 (Stb. 276). De procedure tot vaststelling van een BSD is als volgt:

  • a. Het concept-BSD wordt besproken in het zogenaamde driehoeksoverleg. Deelnemers hieraan zijn vertegenwoordigers (deskundigen) van actoren op het beleidsterrein, een vertegenwoordiger namens de zorgdrager in verband met het archiefbeheer en een vertegenwoordiger namens de Rijksarchiefdienst. Tijdens dit overleg wordt rekening gehouden met het administratieve belang, het belang van de recht- en bewijszoekende burger en het historisch belang van de archiefbescheiden met betrekking tot het beleidsterrein.

  • b. Het concept-BSD wordt, tezamen met het verslag van het driehoeksoverleg, ter vaststelling ingediend bij de minister waaronder Cultuur ressorteert.

  • c. Het concept-BSD ligt gedurende een periode van 8 weken ter inzage.

  • d. De minister waaronder Cultuur ressorteert hoort de Raad voor Cultuur.

  • e. De minister waaronder Cultuur ressorteert en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stellen het BSD vast.

  • f. De beschikking tot vaststelling van het BSD wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Het is niet de intentie om met de actualisatie van (op dit moment) de bestaande selectielijst in te trekken.

De historicus namens het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, de heer prof. dr. L.J. Dorsman, is in de aanloop naar het driehoeksoverleg gevraagd zijn oordeel over het basisselectiedocument te geven. Zijn opmerkingen en aanbevelingen zullen worden opgenomen in het verslag van het driehoeksoverleg en zijn, voorzover overgenomen in tussentijds afstemmingsoverleg met het Nationaal Archief en de Informatie Beheer Groep, reeds verwerkt in de voorliggende versie van het basisselectiedocument.

De totstandkoming van het geactualiseerde RIO/BSD Studiefinanciering 1995–2003

De actualisatie maakt deel uit van de Pivot-methode (project invoering verkorting overbrengingstermijn). PIVOT is een samenwerkingverband van de Rijksarchiefdienst en de ministeries.

Bij de actualisatie van het rio/bsd studiefinanciering is gebruik gemaakt van zowel wetgevingsbronnen, Kamerstukken (bijvoorbeeld toezeggingen door bewindslieden) als beleidsstukken op het terrein van studiefinanciering. Ook is geput uit de beleidsagenda en het ordeningsplan van de directie Studiefinancieringbeleid en zijn gesprekken gevoerd met beleidsdeskundigen. Niet in de laatste plaats is uitgegaan van de werkprocessen van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Daarnaast zijn vele handelingen uit het vorige basisselectiedocument afgesloten. De actualisatie kent het karakter van een geïntegreerd rapport institutioneel onderzoek (rio) en basisselectiedocument.

Daarnaast is gekeken naar de overheidsorganen en andere organen die taken uitvoeren op het gebied van studiefinanciering en de doelstellingen van het overheidsbeleid bij studiefinanciering. Alle uitvoerende handelingen op het studiefinancieringbeleid horen bijvoorbeeld thuis in het basisselectiedocument van de Informatie Beheer Groep. OCW heeft met de Informatie Beheer Groep afgesproken bij de vaststellingsprocedure gezamenlijk op te trekken, met dien verstande dat de Informatie Beheer Groep een eigen selectielijst indient, die breder is dan het studiefinancieringbeleid.

Met de directie Studiefinancieringbeleid is een aantal malen overleg gevoerd over de actualisatie, mede naar aanleiding van de veranderde verantwoordelijkheidstoedeling voor studiefinanciering sinds het vorige basisselectiedocument. Ook is met drie projectleiders over de afzonderlijke handelingen gesproken en is er afstemming geweest met de Informatie Beheer Groep en het Nationaal Archief. Op grond van die gesprekken, en op basis van voortschrijdend inzicht is de actualisatie van het basisselectiedocument uiteindelijk afgerond.

De belangrijkste punten die met de directie Studiefinancieringbeleid zijn overeengekomen:

  • zo weinig mogelijk handelingen over (aansturing van) de Informatie Beheer Groep. Enkel handelingen die betrekking hebben op afspraken tussen OCW en de Informatie Beheer Groep (Prestatiecontract) over de uitvoering van het studiefinancieringbeleid (OCW in de rol van opdrachtgever). De overige handelingen zouden te zijner tijd in principe moeten worden ondergebracht onder het hoofdstuk ‘Zelfstandige bestuursorganen’ van het bsd Organisatie Rijksoverheid.

  • Strikte scheiding tussen zaken die in het bsd Studiefinanciering of in andere bsd’s thuishoren (studentenmonitor, onderwijsnummer, collegegelden, studentenhuisvesting, harmonisatie inkomensafhankelijke regelingen, etc.)

  • handelingen op basis van oude wetgeving afsluiten, tenzij zij nog doorlopen of in nieuwe wetgeving terugkeren

  • waar in handelingen werd gesproken over ‘fraude’ is dit vervangen door ‘oneigenlijk gebruik’

In de actualisatie zijn handelingen toegevoegd die te maken hebben met de belangen van de rechtzoekende burger (bijvoorbeeld ‘Het beantwoorden van brieven van burgers met betrekking tot (de uitvoering van) het studiefinancieringbeleid’). Het belang van adequate omgang met burgerbrieven is door de afzonderlijke bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de actualisatieperiode regelmatig benadrukt.

Verder is er nog een slag gemaakt op handelingen die elkaar (deels) overlappen of die op hetzelfde neerkomen. Besloten is verwante handelingen, waarvan echter verschillende archiefneerslag bestaat, te handhaven, en handelingen die elkaar overlappen (inclusief archiefneerslag) samen te voegen tot één handeling.

Handelingen met gelijksoortige inhoud zijn ‘het treffen van compenserende maatregelen met betrekking tot de gevolgen van het studiefinancieringbeleid op inkomenseffecten’ (handeling 227, blz. 31) en de aanvankelijke handeling ‘het voorbereiden van regelgeving ter opheffing van de armoedeval als gevolg van de invoering Wet tegemoetkoming studiekosten’. Deze laatste handeling is geschrapt, omdat deze in de algemener geformuleerde compensatiehandeling kan worden ondergebracht.

Kan-bepalingen

Wetgeving op het terrein van studiefinanciering vergt veel onderhoud. Vaak worden voor specifieke situaties en specifieke doelgroepen even specifieke regelingen in het leven geroepen. De handelingen in de actualisatie van het basisselectiedocument Studiefinanciering zijn toch zo algemeen mogelijk gehouden. Gedetailleerde regelgeving voor specifieke onderdelen van beleid of voor speciale doelgroepen (bijvoorbeeld categorieën leerlingen) is ondergebracht in ruim geformuleerde handelingen, tenzij het politiek gewicht van bepaalde handelingen aanleiding is hiervan af te wijken. Algemeen geformuleerde handelingen maken het basisselectiedocument ook makkelijker te onderhouden. Het beleidsterrein studiefinanciering is immers al complex genoeg.

Zo is er sprake (geweest) van tal van ‘kan-bepalingen’. Het betreft bepalingen in de wet die de minister kan benutten indien daar aanleiding toe is, m.a.w. de mogelijkheid wordt in de wet aangegeven, maar dat wil niet zeggen dat toepassing van deze bepaling dwingend is. Op advies van het Nationaal Archief is besloten handelingen op basis van kan-handelingen op studiefinancieringterrein (voorlopig) wel op te nemen. Juridisch en theoretisch gezien kunnen er bijvoorbeeld uit kan-bepalingen beroepsprocedures volgen, uit beroepsprocedures kan weer jurisprudentie ontstaan. Of de neerslag bij deze handeling nu een B of V (voorkeur Nationaal Archief) als waardering moet krijgen, is dan weer vers 2. Het Nationaal Archief zal aan kunnen geven dat een kan-bepaling geen hoofdlijn van beleid is. Een historicus kan stellen dat het juist handig kan zijn voor toekomstig juridisch en historisch onderzoek te weten waarom op zeker moment wel gebruik is gemaakt van een kan-bepaling en de argumenten die daaraan ten grondslag hebben gelegen.

De rechtzoekende burger

In dit basisselectiedocument is tevens een aantal algemene of in het voorgaande basisselectiedocument Studiefinanciering ontbrekende handelingen toegevoegd. Bijvoorbeeld ‘het beantwoorden van brieven van burgers met betrekking tot studiefinanciering’, of ‘het opstellen van beleidsreacties op onderzoeken en adviezen’ van instellingen als de Onderwijsraad, de Algemene Rekenkamer en de Inspectie.

Bij de PIVOT-procedure is het belang van de rechtzoekende burger een belangrijk uitgangspunt (zie art. 2.1. van het Archiefbesluit); het (recente) verleden heeft uitgewezen dat juist op het terrein van studiefinanciering de rechtzoekende burger vaak aan de bel heeft getrokken. In andere bsd’s wordt het beantwoorden van brieven van burgers soms in handelingen gecombineerd met het beantwoorden van brieven van bedrijven en instellingen. In de actualisatie van het rio/bsd Studiefinanciering is er voor gekozen de handeling ‘het beantwoorden van brieven van burgers met betrekking tot het studiefinancieringbeleid’ apart op te nemen. Hiermee wordt tevens aangesloten bij het streven van de opeenvolgende Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om een grotere efficiency te bereiken bij de afdoening van de zogenaamde ‘burgerbrieven’.

Een vergelijkbare handeling is opgenomen met betrekking van het beantwoorden brieven van de Ombudsman over klachten van burgers over (de gevolgen van de uitvoering van) het studiefinancieringbeleid. Op verzoek van de directie Studiefinancieringbeleid is de vernietigingstermijn van (afhandeling van) burgerbrieven verruimd tot V 5, omdat regelmatig wordt teruggegrepen op gearchiveerde burgerbrieven of omdat correspondentie in voorkomende gevallen enige jaren kan doorlopen.

Commissies/onderzoek

Op het terrein van studiefinanciering zijn de afgelopen jaren diverse commissies ingesteld die advies aan de minister moesten uitbrengen. Ook zijn er tal van onderzoeken verschenen, al dan niet in opdracht van de minister. Na overleg met de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, is ervoor gekozen handelingen met betrekking tot onderzoek(en) zoveel mogelijk samen te voegen tot één (algemene) handeling. Een uitzondering is gemaakt voor internationaal (vergelijkend) onderzoek en bijdragen aan interdepartementaal beleidsonderzoek.

Interne organisatie OCW

Binnen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waren verschillende directies in de periode waarop de actualisatie betrekking heeft met (onderdelen van) het studiefinancieringbeleid belast. Deze directies zijn:

Primair:

De Directie Studiefinancieringbeleid (SFB)

Secundair:

De directie Relatiemanagement Zelfstandige Organisaties (RZO)

De directie Voortgezet Onderwijs (VO)

De directie Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (BVE)

De directie Hoger Beroepsonderwijs (HBO)

De directie Internationaal Beleid (IB)

De directie Wetenschappelijk Onderwijs (WO)

De directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid (OWB)

De directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ)

De directie Financieel Economische Zaken (FEZ)

In dit basisselectiedocument worden actoren bij de huidige (bedoeld wordt 2003, het laatste jaar waarop deze actualisatie betrekking heeft) naam vermeld. Onder de naam Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en alle andere actoren die in het basisselectiedocument zijn opgenomen, moeten ook hun taakvoorgangers worden verstaan. Daarom is de actor ‘minister zonder portefeuille, belast met het wetenschapsbeleid en het wetenschappelijk onderwijs’ in de actualisatie vervallen, omdat de benaming van de actor ‘Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’ in dit kader een paraplufunctie heeft.

Scheiding beleid en uitvoering

Vergeleken met het vorige basisselectiedocument Studiefinanciering ontbreken in de actualisatie de zogenaamde uitvoerende handelingen. De uitvoering van handelingen op het terrein van studiefinanciering is voor het grootste deel belegd bij de Informatie Beheer Groep (hierna te noemen IB-Groep), een zelfstandig bestuursorgaan. Veel, zo niet de meeste, uitvoerende handelingen op het gebied van inning van gelden van het ministerie is in handen gelegd van verzelfstandigde organisaties als zelfstandige bestuursorganen, stichtingen, agentschappen of intern verzelfstandigde organisaties.

Hoewel de IB-Groep taken verricht op het terrein van studiefinanciering, is het toezicht op de IB-Groep namens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – in het kader van de Wet Verzelfstandiging Informatiseringsbank (WVI) – belegd geweest bij de directie Relatiemanagement Zelfstandige Organisaties (hierna te noemen RZO) en dus niet bij de directie Studiefinancieringbeleid. De beleidsdirecties bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het beleid, de uitvoeringsorganisaties zoals de IB-Groep zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en de kwaliteit daarvan. De directie RZO was in de actualisatieperiode namens het ministerie toezichthouder op en voor verzelfstandigde organisaties als de Informatiebeheer Groep, de Raad voor Cultuur, Commissariaat van de Media, de Rijksarchiefdienst, de Inspectie van het Onderwijs en Cfi.

De IB-Groep en de actualisatie van het rio/bsd Studiefinanciering

Alle handelingen van de IB-Groep zijn uit het rio/bsd gelicht. Met de IB-Groep is aan het begin van het actualisatietraject tijdens twee overleggen overeengekomen dat zij alle handelingen die op de IB-Groep betrekking hebben, zelf onderbrengen in een eigen, geactualiseerde selectielijst. Tevens is met de IB-Groep overeengekomen de selectielijsten met betrekking tot Studiefinanciering gelijktijdig in te dienen en samen op te trekken. Hierover is ook afstemming gepleegd met het Nationaal Archief, die toestemming gaf voor deze werkwijze, onder voorbehoud dat beide actualisaties duidelijk in hun context moesten worden vormgegeven en mogelijk uiteindelijk toch in één document worden samengevoegd.

Onder het hoofdstuk IB-Groep zijn in de actualisatie handelingen ondergebracht die betrekking hebben op het toezicht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de IB-Groep, voorzover ze betrekking hebben op een goede uitwerking van het studiefinancieringstelsel, en veelal met het jaarlijks af te sluiten Prestatiecontract OCW-IBG als bron.

Een van de grote projecten tijdens de actualisatieperiode was bijvoorbeeld het Herontwerp Informatie Beheer Groep. De Tweede Kamer maakte zich, vooral in de periode Hermans, zorgen over het niet voorspoedig verlopen van deze operatie. De Tweede Kamer vreesde dat bedrijfsmatige problemen bij de IB-Groep goede uitvoering van de wettelijke (publieke) taken van de IB-Groep op het terrein van studiefinanciering in de weg zouden staan. Men moet hierbij denken aan bijvoorbeeld het doorvoeren van aanpassingen in de systemen als gevolg van wijzigingen in de Wet Studiefinanciering (2000) en van de tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (WTOS).

De directie RZO en de IB-groep 1

De directie RZO ondersteunde in de actualisatieperiode de minister, die politieke verantwoordelijkheid draagt voor de IB-Groep. Daarnaast ondersteunde RZO de velddirecties van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in hun opdrachtgeverrol.

RZO vormt voor de IB-Groep op bestuurlijk niveau het aanspreekpunt.

RZO coördineert de totstandkoming van een jaarlijks af te sluiten prestatiecontract (inclusief prestatie-indicatoren), coördineert het viermaandelijks overleg op bestuurlijk niveau tussen hoofddirectie en portefeuillehouder, coördineert het voor- en najaarsoverleg tussen minister en Raad van Toezicht IB-Groep, bewaakt het proces van uitvoeringstoetsen, is verantwoordelijk voor het onderhoud aan de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en het Toezichtkader voor de Raad van Toezicht IB-Groep, en initieert de, vanuit de eigenaarrol, benodigde onderzoeken.

Wettelijke taken v.d. IB-Groep

De wettelijke taken van de IB-Groep zijn:

Overige taken v.d. IB-Groep

De IB-Groep heeft, naast de wettelijke taken, een beperkte mogelijkheid om ook andere taken uit te oefenen. Op dit moment zijn dat:

  • het verstrekken van de OV-studentenkaart

  • Regeling Surinaamse studerenden

  • Informatieverstrekking op verzoek van derden

  • Het drukken en distribueren van waardepapieren, i.c. diploma’s en cijferlijsten

  • Baliedienstverlening

  • Secretariaat Geschillencommissie Weer Samen naar School.

Selectielijsten Onderwijsraad, Onderwijsinspectie en universiteiten

Handelingen met betrekking tot studiefinanciering waarbij de Onderwijsraad, universiteiten en de Inspectie actor zijn, worden door deze instellingen eveneens in een eigen selectielijst verwerkt.

Contextbeschrijving studiefinanciering vanaf 1995

Het rio/bsd Studiefinanciering (het rio kreeg de PIVOT-titel ‘Leergeld’, PIVOT 42, J. van der Meer/G.J. Willighagen) liep tot en met de invoering van en wijzigingsvoorstellen binnen de Wet op de Studiefinanciering. Hieronder word kort de beleidsgeschiedenis sinds 1995 geschetst.

Het beleidsterrein Studiefinanciering stond de afgelopen jaren regelmatig in de (politieke) schijnwerpers. De invoering van bijvoorbeeld de tempobeurs en de prestatiebeurs riep veel politieke en maatschappelijke discussie op. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van studiefinanciering waren daarbij hete hangijzers. Wetgeving werd vaak (op onderdelen) aangepast om de doorwerking betaalbaarder, beter of flexibeler toepasbaar te maken. Daarnaast is het stelsel van studiefinanciering tamelijk conjunctuurgevoelig. Onder minister Ritzen (1990–1998) werden bijvoorbeeld, als gevolg van de Heroriëntatie Studiefinanciering, beperkingen opgelegd op het beurzensysteem. Het aantal jaren dat studenten gebruik konden maken van een beurs werd verminderd en ook werd het rentesysteem over beurzen verzwaard (de rente over de leningen ging al tijdens de studie in). Ook werd bezuinigd op de OV-Jaarkaart: deze werd beperkt geldig, studenten moesten kiezen tussen een weekkaart of een weekendkaart en werd paal en perk gesteld aan het onbeperkt gratis reizen door studenten.

Het beleidsterrein studiefinanciering kent de volgende wetgeving:

De Wet op de Studiefinanciering, per 1 september 2000 vervangen door

De Wet Studiefinanciering 2000

De Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS), per 2001 vervangen door

De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten (WTOS)

De Les- en Cursusgeldwet (LCW)

De middelen die de overheid voor studiefinanciering beschikbaar stelt, zijn zowel voor een bijdrage in de kosten die direct samenhangen met het volgen van onderwijs, als voor een bijdrage in de kosten van levensonderhoud.

Het beleid richt zich daarbij op de volgende doelgroepen:

  • deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg;

  • studenten in het hoger beroepsonderwijs;

  • studenten in het wetenschappelijk onderwijs.

De studiefinanciering bestaat uit een basisbeurs voor iedereen, een aanvullende beurs die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen en een mogelijkheid om een rentedragende lening af te sluiten. Samen is dit het normbudget: het maandelijks budget waarvan uitgegaan wordt bij de bepaling van de hoogte van de studiefinanciering. De hoogte van het normbudget voor studerenden is opgebouwd uit een aantal componenten:

  • een bedrag voor de kosten van levensonderhoud (het bedrag is voor uit- en thuiswonenden verschillend);

  • een bedrag voor boeken en leermiddelen;

  • een tegemoetkoming in de kosten van de onderwijsbijdrage;

  • een bedrag voor de ziektekostenverzekering;

  • een reisvoorziening in de vorm van een ov-studentenkaart.

Deze bedragen zijn door de overheid genormeerde kosten, die in de praktijk kunnen afwijken van de werkelijke, individueel gemaakte kosten. De normbedragen samen vormen een maandbudget waarmee de studerende wordt geacht rond te kunnen komen.

Om studiefinanciering te ontvangen moet er ook een tegenprestatie worden geleverd. Studenten die op of na 1 september 1996 voor het eerst in het hoger onderwijs zijn ingeschreven, vallen onder de prestatiebeurssystematiek.

De ontwikkelingen in de totale uitgaven en inkomsten van studenten worden gevolgd via de ‘studentenmonitor’. Deze jaarlijkse monitor bundelt allerlei deelonderzoeken naar ‘de student’ en is een middel om de studentenpopulatie en haar kenmerken in kaart te brengen en trends te traceren. De studentenmonitor wordt na publicatie naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast wordt ook de ontwikkeling van de inkomenspositie van studenten onderzocht.

In november 1994 besloot het kabinet tot intensivering van het gebruik van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), bedoeld om een juiste inschrijving (vooral adresgegevens) van burgers te bevorderen en daaraan bepaalde overheidsprestaties te koppelen. Een interdepartementale projectgroep kwam hierover met een advies. De Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne en Financiën waren hierbij betrokken.

Voor het beleidsterrein studiefinanciering betekenden de plannen dat de Wet Studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming studiekosten aan de GBA zouden worden gekoppeld, onder het voorbehoud dat de IB-Groep als uitvoeringsorganisatie in staat zou zijn de technische uitvoering te verzorgen. De IB-Groep zou in dat geval de uitwonendentoeslag terugvorderen als mocht blijken dat de adresgegevens van de studerende in de bestanden van de IB-Groep zouden afwijken van de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie.

In 2002 werd de nieuwe wet (Wet Koppeling) van kracht. Naar aanleiding hiervan werd de studentenhuisvestingproblematiek (kamernood) onderzocht, mede op aandrang vanuit de Tweede Kamer. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft, als verantwoordelijke actor, ingezet op stimulering van samenwerking van lokale partijen (waaronder woningcorporaties) om in de studentensteden de kamernood het hoofd te bieden.

In 1995 werden er wijzigingen in de wet aangebracht (Student op eigen benen (STOEB)), waarmee de basisbeurs getemporiseerd werd verlaagd en weer werd gecompenseerd via de aanvullende beurs.

De Wet STOEB voorzag in maatregelen die van invloed waren op

  • beschikbaarstelling van de rentedragende lening, onafhankelijk van het ouderlijke inkomen;

  • kortingsregiem op de aanvullende beurs (gerelateerd aan het ouderlijke inkomen);

  • verlaging rentepercentage;

  • bepaling van de korting op het eigen draagvlak op jaarbasis;

  • het aflossingsregiem kort-/langlopende schulden;

  • normering voor de studievoortgang.

In 1996 werd de prestatiebeurs ingevoerd. De invoering van de prestatiebeurs was een uitvloeisel van het regeerakkoord van Paars I.

Het systeem van de tempobeurs, waarbij de beurs als een voorwaardelijke gift werd verstrekt, werd omgezet in een voorlopige lening die de student werd kwijtgescholden zodra hij aan de prestatienorm had voldaan. De temponorm werd gewijzigd in een systeem van twee meetmomenten. Het eind van het eerste studiejaar geldt onder dit regiem als eerste meetmoment, de student moet dan minimaal 21 studiepunten hebben behaald. Het tweede moment komt na tien jaar, de maximale termijn waarbinnen de student zijn diploma moet hebben behaald.

In het Besluit Studiefinanciering is een spaarregeling opgenomen ter zake van het aantal behaalde studiepunten, die gebruikt konden worden voor de jaren waarin niet voldoende studiepunten werden behaald. Deze wijziging werd vanaf 26 april 1996 van kracht.

Met ingang van 1 september 1996 is overgangsrecht in werking getreden ten aanzien van de vorm van toelagen van een aantal technische opleidingen, waarvan de cursusduur was verlengd en welke opleidingen door een studerende voor een bepaalde datum werd aangevangen (Stb 1996, 409).

Voor een aantal categorieën studerenden werd de duur van het recht op studiefinanciering verlengd (Stb 1996, 226).

Bij wetswijziging in Stb 1996, 227, is de studiefinanciering voorwaardelijk toegekend in de vorm van een lening; na voldoende studievoortgang kon de voorwaardelijk toegekende lening definitief worden omgezet in een beurs.

Tevens werd hierbij de categorie studerenden, jonger dan 18 jaar, die volledig wetenschappelijk of hoger beroepsonderwijs volgen, onder het toepassingsbereik van de Wet Studiefinanciering gebracht.

Hoofdstuk III van de Wet Tegemoetkoming Studiekosten is op 1 januari 1997 in werking getreden. Dit regelde dat studerenden van 18 tot 27 jaar die volledig onderwijs volgen, niet zijnde WO en HBO, onder de Wet Tegemoetkoming Studiekosten komen te vallen en niet langer onder de Wet op de Studiefinanciering (Stb 1995, 676).

Per 1 augustus 1997 werd de werkingssfeer van studiefinanciering ten aanzien van het middelbaar beroepsonderwijs veranderd door de inwerkingtreding van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Stb 1995, 501; Stb 1997, 183).

In 1997 werden het voortgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs uit het stelsel van studiefinanciering gelicht; daarvoor in de plaats kwam de Wet VO 18+.

De Informatiseringsbank is per 1-1-1994 omgevormd tot de IB-groep als zelfstandig bestuursorgaan. Met de verzelfstandiging werd een stap gezet naar het op enige afstand zetten van de uitvoering van de politiek, en is de taak van het kerndepartement beperkt tot (strategische) beleidsontwikkeling en aansturing van zelfstandige bestuursorganisaties als de IB-Groep. Gezien de complexiteit van deze aansturingstaken, werd binnen het ministerie de stafdirectie Relatiemanagement Zelfstandige Organisaties ingericht. Het werkterrein van deze stafdirectie strekte zich met name uit over de zelfstandige organisaties als de IB-Groep die verschillende taken voor het departement uitvoeren en waarbij deze taakuitvoering invloed heeft op de (uitputting van de) Rijksbegroting. Per 1 januari 2004 is deze situatie gewijzigd en is de directie Studiefinancieringbeleid namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opdrachtgever en overlegpartner van de IB-Groep voor het studiefinancieringbeleid. Zo past de IB-Groep bijvoorbeeld, al dan niet op verzoek van OCW, een uitvoeringsanalyse toe op nieuw of gewijzigd studiefinancieringbeleid, op een moment dat het beleid nog beïnvloedbaar is.

Bij brief van 15 mei 1996 kondigde het kabinet aan een brede en fundamentele discussie te willen voeren over het ontwikkelingsperspectief van de studiefinanciering. Uitgangspunt was onder meer dat het een inhoudelijk debat moest zijn, zonder dat er budgettaire consequenties aan moesten worden verbonden: met de (toen) beschikbare middelen zouden passender arrangementen moeten worden ontwikkeld. Het kabinet heeft hiervoor de Commissie Hermans geïnstalleerd.

Tegelijkertijd gaf het kabinet aan geen voornemens te hebben om ingrijpende wijzigingen door te voeren in het stelsel van de financiering, enige maatregelen voor het middelbaar beroepsonderwijs uitgezonderd. In dezelfde periode werd de commissie Kruse ingesteld, die onderzoek moest doen naar de inkomensarrangementen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoe de voorgenomen taakstelling van 100 à 125 miljoen gulden op de studiefinanciering in het mbo kon worden gerealiseerd.

Op 1 januari 1997 trad de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS) in werking voor scholieren van 18 jaar en ouder in het voortgezet onderwijs. Zij krijgen vanaf die datum geen studiefinanciering meer maar een basistoelage en een tegemoetkoming in de studiekosten. Er kwam een overgangsregeling voor drie groepen scholieren die op 31 december 1996 nog studiefinanciering hadden. De betrokken leerlingen kregen het verschil tussen het beursbedrag van de studiefinanciering en het bedrag van basistoelage en tegemoetkoming directe studiekosten uit de Wet Tegemoetkoming Studiekosten, uitgekeerd als een gift.

Tijdens Paars II is de Wet op de Studiefinanciering per 1 augustus 2000 ingetrokken en vervangen door de Wet Studiefinanciering 2000 (Kamerstuk 26 873, nr. 3). Deze operatie ging met heel wat minder commotie gepaard dan de invoering van de Wet op de Studiefinanciering, die toenmalig minister Deetman zoveel hoofdbrekens bezorgde en hem bijna ook politiek de kop kostte. De vervanging van de Wet op de Studiefinanciering door de Wet Studiefinanciering 2000 kwam voort uit de nota ‘Flexibele studiefinanciering: een stelsel dat past’ (Kamerstukken II 1998/1999, 26 397, nr. 1). Uitgangspunt van de Wet Studiefinanciering 2000 is de vergroting van de flexibiliteit van het stelsel van studiefinanciering voor het hoger onderwijs. Met de inwerkingtreding van de Wet Studiefinanciering 2000 werd gevolg gegeven aan afspraken die waren opgenomen in het Regeerakkoord van PAARS II in 1998.

Per 1 augustus 2001 werd de Wet tegemoetkoming studiekosten ingetrokken en vervangen door de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Deze wet is ook van kracht voor scholieren van achttien jaar en ouder en geldt ook voor deelnemers aan het volwassenenonderwijs. De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voorziet in voorzieningen op grond waarvan studerenden, die op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 niet in aanmerking komen voor studiefinanciering, toch een beroep kunnen doen op een financiële tegemoetkoming.

Op hoofdlijnen kent de Wet Studiefinanciering 2000 de volgende wijzigingen:

  • studenten krijgen tien jaar (diplomatermijn) de tijd om van studiefinanciering gebruik te maken (beursmaanden/leenmaanden);

  • studenten houden over het algemeen dezelfde hoeveelheid (gemengde) studiefinanciering; in de praktijk komt dat meestal neer op 48 maanden gemengde studiefinanciering, tenzij men een opleiding volgt die langer duurt dan vier jaar. Voor bepaalde groepen uit deze categorie studenten geldt dat zij na het verstrijken van de vier jaar nog drie jaar een leenbedrag per maand kunnen opnemen (in de Wet Studiefinanciering 2000 wordt een bedrag genoemd van maximaal ƒ 1.500,–).

  • Onder het begrip gemengde studiefinanciering wordt verstaan: een deel wordt uitgekeerd in de vorm van een gift, een deel als lening en eventueel een ouderinkomenafhankelijke aanvullende beurs;

  • Om in aanmerking te komen voor studiefinanciering geldt een leeftijdsgrens (30 jaar). In de Wet Studiefinanciering 2000 wordt het zo gesteld: ‘studiefinanciering is voor jeugdigen’. Wie tijdens zijn studie 30 jaar wordt, ook al is de tien jaar termijn nog niet verstreken, verliest dus in principe zijn aanspraak op studiefinanciering. Vanaf hun dertigste verjaardag hebben studenten, die onder het tempo- of prestatieregiem vallen, nog slechts recht op maximaal 48 maanden onafgebroken lening, zolang de diplomatermijn nog niet is verstreken. Wie na zijn dertigste zijn diploma behaalt binnen de tien jaar termijn, krijgt alsnog de prestatiebeurs omgezet in een gift;

  • In de Wet Studiefinanciering 2000 zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op bijzondere omstandigheden waardoor studenten buiten hun schuld niet in staat zijn (geweest) hun studie binnen de tien jaar termijn af te ronden. Hiervoor is ook regelgeving gewijzigd in de Wet op het Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) die betrekking heeft op afstudeersteun;

  • De OV-jaarkaart valt met invoering van de Wet Studiefinanciering 2000 ook onder het prestatieregiem. Studenten die hun studie aanvingen in september 1999 en niet voldeden aan de prestatienorm, moesten onder de werking van de Wet Studiefinanciering 2000 het bedrag van de Openbaar Vervoer Jaarkaart terugbetalen.

  • De Wet Studiefinanciering 2000 verruimt de mogelijkheid van herkansing na het eerste jaar van het prestatieregiem;

  • De aanvullende beurs wordt in het eerste jaar als gift verstrekt;

  • In het kader van de verlangde vergroting van de transparantie van het studiefinancieringstelsel zijn zoveel mogelijk uitzonderingsregelingen uit de wet verwijderd.

Actoren op het terrein van studiefinanciering

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap speelt als eerstverantwoordelijke een hoofdrol bij het beleidsterrein studiefinanciering. Hoewel hij de bevoegdheden op het gebied van archiefbeleid heeft gedelegeerd aan de Staatssecretaris van Cultuur, blijft de minister politiek gezien de eerstverantwoordelijke.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (voorheen de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) is als verantwoordelijke voor het landbouwonderwijs medeondertekenaar van de wet Studiefinanciering (2000). Voor een aantal handelingen is hij actor of mede-actor. Bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ressorteert het beleidsterrein studiefinanciering onder de directie Wetenschap en Kennisoverdracht.

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie is vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de rechtspraak betrokken geweest bij de instelling en opheffing van het College van beroep studiefinanciering. Dit college heeft gefunctioneerd van 1991 tot 2001 en viel onder de administratieve verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. Hij verzorgde de regelgeving voor het college en andere aangelegenheden betreffende het college, zoals de aanstelling en het ontslag van de leden. Tevens berust de Vreemdelingenwetgeving tot zijn verantwoordelijkheid (in relatie tot studiefinanciering bijvoorbeeld het voorzien in regelgeving ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is zijdelings betrokken bij het studiefinancieringbeleid in het kader van inkomensafhankelijke regelingen. Verder is hij verantwoordelijk voor de Wet kinderopvang, de Algemene Kinderbijslag Wet, de Algemene Bijstandswet, de Centra voor Werk en Inkomen en de Wet Inburgering Nieuwkomers en scholing aan hoger opgeleide vluchtelingen. Deze beleidsterreinen hebben raakvlakken hebben met of zijn van invloed op (de hoogte van) studiefinanciering.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Minister van Binnenlandse Zaken is de coördinerend minister voor het minderhedenbeleid en voor de samenwerkingsrelatie met de Nederlandse Antillen en Aruba. Hij heeft ook een coördinerende rol bij het beleid ten aanzien van de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA).

College van beroep studiefinanciering

Vanaf de invoering van de Wet op de Studiefinanciering (1986) fungeerde het College van beroep Studiefinanciering officieel onder deze naam als beroepscollege. Het college sprak recht in alle geschillen die voortvloeiden uit de uitvoering van de Wet Studiefinanciering, onder de voorwaarde dat de student eerst een bezwaarschriftenprocedure bij de IB Groep had doorlopen.

Vanaf 1 januari 1994 oordeelde het College van beroep Studiefinanciering ook in geschillen over de Wet Tegemoetkoming Studiekosten. Onder de werking van de Algemene Wet bestuursrecht was het college bevoegd de IB Groep eventueel te veroordelen tot het betalen van schadevergoedingen en proceskosten. Het College was conform artikel 108 WSF gevestigd in Groningen; artikel 16m van het Besluit Studiefinanciering regelde dat het college een dependance in Utrecht had. Het college werd per 1 januari 2001 opgeheven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op het beleidsterrein studiefinanciering vooral een verantwoordelijkheid in het kader van de Ziekenfondswet en in die hoedanigheid bij de overgang van studenten naar de particuliere ziektekostenverzekering.

De Minister van Verkeer en Waterstaat

De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft een rol bij het studiefinancieringbeleid waar het gaat om het beleid in het kader van de OV-studentenkaart (OV Jaarkaart).

De Minister van Financiën

De Minister van Financiën heeft een verantwoordelijkheid op het beleidsterrein studiefinanciering inzake het leveren van gegevens aan de Informatie Beheer Groep in verband met vaststelling van het gecorrigeerd verzamelinkomen voor de berekening van de aanvullende beurs. Daarnaast heeft het jaarlijks opgestelde Belastingplan invloed op het studiefinancieringbeleid c.q. wetgeving.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is primair verantwoordelijk voor het beleidsterrein volkshuisvesting en daarmee ook voor de studentenhuisvesting. De relatie met studiefinanciering zit hem in de thuis- en uitwonendenbeurs, de vereiste correcte inschrijving van studenten in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA), bestrijding van woonfraude en in het verlengde daarvan het stimuleren van de bouw van voldoende studentenwoningen.

De Informatie Beheer Groep (IBG)

De Informatie Beheer Groep (IBG) is in 1994 ontstaan uit de verzelfstandiging van de Informatiseringsbank tot een zelfstandig bestuursorgaan. De verzelfstandiging vindt zijn grondslag in de Wet Verzelfstandiging Informatiseringsbank. Voor het basisselectiedocument Studiefinanciering is de Informatie Beheer Groep van belang in verband met de uitvoering van taken in het kader van de Wet Studiefinanciering en de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF 2000), zoals het toekennen en innen van studiefinanciering, het uitkeren van tegemoetkomingen in de studiekosten en het innen van vorderingen, lesgelden en studieschulden.

Verder zijn er actoren die ‘in de marge van het studiefinancieringbeleid’ een rol spelen. Te denken valt aan de Minister van Economische Zaken, in het kader van de kenniseconomie en Een leven lang leren. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is verantwoordelijk voor de studentenhuisvesting. De Ombudsman behandelt klachten van burgers over het studiefinancieringbeleid. Omdat handelingen door deze actoren op het beleidsterrein studiefinanciering echter zo marginaal zijn, of onder handelingen in een eigen selectielijst zijn onder te brengen of reeds zijn ondergebracht, is ervoor gekozen deze niet op te nemen in het basisselectiedocument studiefinanciering.

Selectielijst studiefinanciering 1995–2003

De nummering van de handelingen is voorlopig en kan in overleg met het Nationaal Archief nog worden gewijzigd. Nieuwe handelingen ten opzichte van het vorige basisselectiedocument zijn genummerd vanaf 200.

De geactualiseerde selectielijst van de Informatie Beheer Groep kan op last van het Nationaal Archief integraal worden toegevoegd aan de selectielijst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zodat uiteindelijk een alomvattende geactualiseerde selectielijst ontstaat.

Algemene handelingen

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.

Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid met betrekking tot studiefinanciering

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Beleidsnota’s, beleidsplannen, rapporten, periodieke verslagen, adviezen, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1, B 2

2.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving ten aanzien van studiefinanciering (inclusief overgangswetgeving)

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Wetten, circulaires, koninklijke besluiten en algemene maatregelen van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 1

3.

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en wijzigen van algemene regels met betrekking tot de toekenning van studiefinanciering

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Ministeriële besluiten en (vanaf 1986) algemene maatregelen van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 1

4.

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies die advies moeten uitbrengen over (aspecten) van (de toekomst van) het studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Instellingsbeschikkingen van verschillende ad hoc commissies

Opmerking: Commissies die vanaf 1945 zijn benoemd:

– de commissie Rutten

– de commissie Andriessen

– de commissie De Hart

– Adviescommissie Privatisering Studiefinanciering

Belangrijke commissies die in het actualisatietijdvak (1995–2003) advies uitbrachten over het studiefinancieringbeleid:

– de Commissie Kruse

– de Commissie Hermans

– de Commissie Vermeend

Waardering: B 4

200.

Handeling: Het benoemen en ontslaan van voorzitter, secretaris en leden van commissies die advies moeten uitbrengen over (aspecten van) (de toekomst van) het studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: V 5 na einde benoeming

V 75 voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten ontleend kunnen worden

201

Handeling: Het voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen en overeenkomsten inzake studiefinancieringbeleid en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Ondertekening van internationale regelingen en overeenkomsten, nota’s, notities en rapporten

Opmerking: –

Waardering: B 1

202.

Handeling: Het voorbereiden van het overleg met en informeren van (leden of commissies uit) de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal over studiefinancieringzaken

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Antwoord op Kamervragen, brieven aan de Staten-Generaal

Opmerking: –

Waardering: B 2, B 3

203.

Handeling: Het beantwoorden van brieven van burgers met betrekking tot (uitvoering van het) studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Brieven

Opmerking: Brieven over beleidsuitvoering ook in behandeling bij de Informatie Beheer Groep. Op verzoek van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is de vernietigingstermijn op vijf jaar gesteld omdat de directie vaak teruggrijpt op burgerdossiers

Waardering: V 5

Bezwaarschriften V 5 (na eindbeslissing)

Bezwaarschriften die leiden tot aanpassing beleid: B 3

204.

Handeling: Het beantwoorden van brieven van instellingen en bedrijven met betrekking tot studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Brieven

Opmerking: Brieven over beleidsuitvoering ook in behandeling bij de Informatie Beheer Groep.

Waardering: V 5

Bezwaarschriften V 5 (na eindbeslissing)

Bezwaarschriften die leiden tot aanpassing beleid: B 3

205.

Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften uit de Kamers der Staten Generaal naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Brieven

Opmerking: –

Waardering: B 3

206.

Handeling: Het informeren van de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Brieven

Opmerking: –

Waardering: B 3

207.

Handeling: Het opstellen van beleidsreacties op onderzoeken en adviezen over het studiefinancieringbeleid, al dan niet uitgevoerd of opgesteld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Beleidsreacties

Opmerking: –

Waardering: B 1

82.

Handeling: Het voorbereiden en (doen) uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van (aspecten van) het studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Voorlichtingsmateriaal, offertes

Opmerking: Handeling heeft betrekking op overheidsvoorlichting. Voorlichtingsactiviteiten over studiefinanciering worden ook verricht door de IB-Groep

Waardering: Van het eindproduct wordt 1 exemplaar bewaard: B 1;

Overige producten V 5

Onderzoeken

Actor: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

236.

Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van de onderzoeksopdracht en het onderzoeksrapport

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Offertes, correspondentie, onderzoeksopdracht, onderzoeksrapporten

Opmerking: Deze handeling omvat ook internationaal vergelijkend onderzoek, onderzoeken van commissies, etc.

Waardering: B 1

208.

Handeling: Het (doen) verrichten en begeleiden van intern en extern onderzoek met betrekking tot (de gevolgen van) het studiefinancieringbeleid en het vaststellen van het eindproduct

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Offertes, onderzoeksopdracht, onderzoeksrapporten

Opmerking: Deze handeling omvat ook internationaal vergelijkend onderzoek, onderzoeken van commissies, etc.

Waardering: V 15

209.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan diverse interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) waarbij studiefinanciering (mede) onderwerp van onderzoek is, bijvoorbeeld bij de werkgroep Balansverkorting Onderwijsbijdragen

Periode: 1945–

Bron: –

Product: –

Opmerking: –

Waardering: V 5

Beleidsvorming

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

210.

Handeling: Het bijdragen aan beleidsvorming met betrekking tot aspecten van de vreemdelingenwetgeving, het beleid ten aanzien van asielzoekers en de Wet Inburgering Nieuwkomers in relatie tot (aspecten van) het studiefinancieringbeleid

Periode: 1995–

Bron: Beleidsagenda Directie Studiefinancieringbeleid

Product: Onderzoeksrapporten, beleidsnota’s

Opmerking: Inclusief beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s)

Waardering: B 1

211.

Handeling: Het voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van beleid ten aanzien van studiefinanciering in het niet bekostigd onderwijs

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: Onderzoeken, visitatieverslagen, nota’s, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

212.

Handeling: Het bijdragen aan de deregulering van (onderdelen van) het studiefinancieringbeleid

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: Onderzoeken, beleidsnota’s, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

213.

Handeling: Het voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van beleid ten aanzien van de Les- en Cursusgeldwet (LCW)

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: Onderzoeken, beleidsnota’s, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

214.

Handeling: Het voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van beleid ten aanzien van oneigenlijk gebruik op het terrein van studiefinanciering

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: Onderzoeken, beleidsnota’s, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

215.

Handeling: Het voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van beleid ten aanzien van beheersing van schoolkosten

Periode: 1995–

Grondslag: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten Kamerstuk 27 414

Product: Onderzoeken, beleidsnota’s, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

216.

Handeling: Het voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van beleid ten aanzien van specifieke doelgroepen met betrekking tot studiefinanciering

Periode: 1998–

Bron: Emancipatienota 1998–2002 ‘Een kristal van kansen’

Product: Onderzoeken, beleidsnota’s, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

217.

Handeling: Het bijdragen aan beleid ten aanzien van de voorbereiding van de invoering van de euro in relatie tot studiefinanciering

Periode: 1995–

Bron: Beleidsagenda directie Studiefinancieringbeleid

Product: Onderzoeksrapporten, beleidsnota’s

Opmerking: –

Waardering: V 10

218.

Handeling: Het verruimen van de internationale mobiliteit voor deelnemers aan de beroepsopleidende leerweg

Periode: 1995–

Grondslag: Notitie ‘Studeren zonder grenzen: studiefinanciering, de basis voor studeren in het buitenland’, april/mei 2001

Algemeen overleg ‘Studeren zonder grenzen’ d.d. 5 juli 2001, Kamerstuk 24 724 51

Product: Onderzoeken, beleidsnota’s, adviezen, evaluaties, (voorstellen tot) wetswijzigingen, regelingen, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

246.

Handeling: Het voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van studiefinancieringbeleid ten aanzien van de Nederlandse Antillen en Aruba

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Onderzoeksrapporten, (voorstellen tot) wetswijzigingen

Opmerking: –

Waardering: B 1

Toekenning van studiefinanciering

Actor: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

220.

Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van toekenning van studiefinanciering

Periode: 1995–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, kamerstuk 26 873, nr. 3

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: B 1

10.

Handeling: Het voorbereiden van regelingen omtrent het afwijken van de bepalingen in de Wet Studiefinanciering over leeftijd en situatie van studerenden

Periode: 1986–2000

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 3; Stb. 1986 252; Tweede Kamerstuk 19 125

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: B 1

11.

Handeling: Het vaststellen van nadere regels omtrent de toepassing van het begrip ‘gezamenlijke huishouding’ bij de toekenning van studiefinanciering en inning van studieschulden

Periode: 1986–

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 1 lid 3

Wet Studiefinanciering 2000, algemene bepalingen, hoofdstuk 1.1, lid 2 en 3

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

12.

Handeling: Het vaststellen van regels voor het toekennen van studietoelagen aan leerlingen van een school die niet erkend is volgens art. 2, lid 1 van het Besluit studietoelagen WVO

Periode: 1974–1996

Grondslag: Besluit studietoelagen WVO art. 2 lid 2

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: B 5

13.

Handeling: Het vaststellen van regels voor de beoordeling van leerlingen van scholen waar het stelsel van jaarlijkse bevordering niet geldt in verband met de toekenning van de studietoelage

Periode: 1974–1996

Grondslag: Besluit studietoelagen WVO art. 4 lid 2e

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: B 5

14.

Handeling: Het aanwijzen van Rijksscholen in het buitenland en van buitenlandse onderwijsinstellingen die voor de toepassing van de Wet Studiefinanciering gelijkgesteld worden aan wettelijk erkende (Nederlandse) onderwijsinstellingen

Periode: 1986–2000

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 9. lid 2 en 3

Product: Ministeriële beschikking

Opmerking: –

Waardering: V 15

15.

Handeling: Het vaststellen van het type onderwijs waartoe bijzondere vormen van onderwijs gerekend moeten worden voor de toepassing van de Wet Studiefinanciering

Periode: 1986–2000

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 5

Product: Ministeriële beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: B 5

18.

Handeling: Het vaststellen van het totaalbedrag aan studietoelagen, de hoogte van de normbedragen voor studietoelagen, de hoogte van promotietoelagen en vanaf 1960 de maximale hoogte van de studietoelage per studerende

Periode: 1945–2000

Bron: Regelen inzake de Rijksbeurzen 1924. art. 2

Regelen inzake de Rijksstudietoelagen 1947, art. 3

Regelen inzake de Rijksstudietoelagen 1951, art. 2 lid 2

Regelen inzake de Rijksstudietoelagen 1952, art. 2 lid 2

Reglement rijksstudietoelagen 1960, art. 2 lid 3

Wet Studiefinanciering art. 51–54

Besluit Studiefinanciering art. 7–11

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: V 7

22.

Handeling: Het vaststellen van de hoogte van het gecorrigeerde belastbare minimumloon, zoals dat gebruikt wordt voor de toepassing van de Wet Studiefinanciering

Periode: 1989–

Grondslag: Wet op de Studiefinanciering, art. 1, onderdeel i;

Besluit Studiefinanciering, art. 2

Product: Ministeriële besluiten

Opmerking: Voorheen ‘belastbaar minimumloon’; begrip gewijzigd bij Besluit van 31 mei 2001, houdende wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 en het Besluit tegemoetkoming studiekosten in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001; Stb.2001, 284

Waardering: V 2

24.

Handeling: Het vaststellen van een regeling inzake de uitbetaling van de studiefinanciering en de verrekening daarmee van de aan de Minister van Onderwijs en Wetenschap verschuldigde onderwijsbijdrage

Periode: 1974–2000

Grondslag: Besluit Studietoelagen WVO art. 9

Wet Studiefinanciering art. 106 lid 1

Les- en Cursusgeldwet art. 20

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: V 5

25.

Handeling: Het vaststellen van voorwaarden waaraan verzoeken om studiefinanciering moeten voldoen

Periode: 1991–2000

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 3a; Stb, 1990 660; Tweede Kamerstuk 21 687

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: V 5

29.

Handeling: Het toekennen van beurzen aan buitenlandse studenten voor een zomercursus of studie aan een universiteit, hogeschool, academie of conservatorium in Nederland

Periode: 1945–1994

Grondslag: Diverse culturele verdragen

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: V 7

40.

Handeling: Het verstrekken van subsidie aan de Stichting voor Vluchtelingen-Studenten UAF voor het toekennen van studiefinanciering conform de Wet Studiefinanciering en de TS 21 aan studenten die de vluchtelingen A-status hebben en tussen de 27 en 30 jaar oud zijn

Periode: 1991–

Bron: Brief Minister van Onderwijs en Wetenschappen d.d. 27 mei 1991 HW/SF-91047783; Handelingen I, 28 mei 1991, blz. 30–1150rk

Product: Beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: V 7

41.

Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten voor het college- of lesgeld aan studerenden uit EG-landen, die onderwijs volgen aan een Nederlandse onderwijsinstelling

Periode: 1993–1994

Grondslag

Bron: Wet Studiefinanciering, art. 131

Beleidsregels internationale aspecten Wet Studiefinanciering, 16 juni 1993

Product: Beschikkingen

Opmerking: Handeling wordt nu uitgevoerd door de Informatie Beheer Groep

Waardering: V 5

42.

Handeling: Het al dan niet toestemming verlenen aan een instelling om een andere norm voor de studievoortgangnorm te hanteren dan volgens het studiepuntenstelsel

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 17b, lid 2

Wet Studiefinanciering 2000, art. 5.12, lid 4; art. 10.6, lid 3

Product: Beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: B 1

43.

Handeling: Het omzetten van het beursdeel van de studiefinanciering van een studerende in een rentedragende lening wanneer hij de norm van de studievoortgang niet gehaald heeft

Periode: 1993–1994

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 31a

Product: Beschikking

Opmerking: Handeling wordt tegenwoordig uitgevoerd door de Informatie Beheer Groep

Waardering: V 7

44.

Handeling: Het bepalen van de soorten voortgezet onderwijs en deeltijd middelbaar beroepsonderwijs waarvoor de sanctie bedoeld in art. 17 d lid 1 van de Wet Studiefinanciering wordt toegepast op een ingeschreven studerende die in één of meerdere vakken niet aan het onderwijs heeft deelgenomen

Periode: 1994–2000

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 17d, lid 1

Product: Ministeriële besluiten

Opmerking: –

Waardering: V 5

221.

Handeling: Het aanwijzen en vaststellen van de duur van een opleiding voor hoger onderwijs in een staat buiten Nederland, waarvan de duur vergelijkbaar is met overeenkomstige Nederlandse opleiding in de zin van de Wet Educatie Beroepsonderwijs of de Wet op het Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs

Periode: 1995–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 2.14, lid 2

Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte

Product: Ministeriële beschikking

Opmerking: –

Waardering: V 15

222.

Handeling: Het voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van stimuleringsbeleid ten behoeve van Nederlandse studenten die met behoud van studiefinanciering een studie kunnen volgen in landen die vallen binnen de Europese Economische Ruimte

Periode: 1997–

Bron: Nota ‘Onbegrensd talent: de internationalisering van het onderwijs’, 1997

Nota ‘Studeren zonder grenzen’, 2001

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: B 1

223.

Handeling: Het (jaarlijks) aanpassen van studiefinancieringbedragen aan de hand van loon- of prijsontwikkelingen

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 11.1

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: V 5

224.

Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de mogelijkheid om studiepunten behaald in een voorafgaand studiejaar mee te laten tellen

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 10.6, lid 7

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

225.

Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder studiepunten die in enig jaar zijn behaald, leiden tot een herziening van een beschikking, inhoudende de onvoorwaardelijke vorm van de aan de student toegekende studiefinanciering

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 10.6, lid 7

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

226.

Handeling: Het verhogen en verlagen van leeftijdsgrenzen van studiefinancieringgerechtigden

Periode: 1996–

Grondslag: –

Product: –

Opmerking: –

Waardering: B 1

227.

Handeling: Het treffen van compenserende maatregelen met betrekking tot de gevolgen van het studiefinancieringbeleid op inkomenseffecten

Periode: 1996–

Grondslag: –

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

228.

Handeling: Het aanpassen van de leenbedragen aan de prijsindexcijfers van de CAO-lonen

Periode: 2000–

Grondslag: Besluit van 5 augustus 2000, houdende intrekking van het Besluit Studiefinanciering en vervanging door het Besluit studiefinanciering 2000 ter uitvoering van de Wet Studiefinanciering 2000 (Besluit Studiefinanciering 2000), Staatsblad 2000, 329

Besluit Studiefinanciering 2000, hoofdstuk 6, art. 17.1

Besluit van 5 juli 2001, houdende regels over de tegemoetkoming in onderwijsbijdrage en schoolkosten (Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten), art. 5.1

Staatsblad 2001, 341

Product: Beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: V 5

229.

Handeling: Het harmoniseren van de maximale rentedragende lening in het hoger beroepsonderwijs en in het wetenschappelijk onderwijs

Periode: 1994–2000

Grondslag: Wijziging van onder meer de Wet op de Studiefinanciering en de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van 26 april 1995 in verband met de invoering van de prestatiebeurs, de vorm van de toelage en de leeftijd waarop aanspraak op studiefinanciering in het hoger onderwijs ontstaat.

Staatsblad 1995, 271

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: V 7

230.

Handeling: Het bepalen aan welke voorwaarden een aanvraag in het kader van de wet tegemoetkoming studiekosten moet voldoen

Periode: 1996–2000

Grondslag: Wet van 14 december 1995, art. 4, houdende nieuwe bepalingen voor een tegemoetkoming in de studiekosten (Wet tegemoetkoming studiekosten)

Staatsblad 1995, 676

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, 26 april 2001, art.1.3.b., Staatsblad 2001, 225

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: V 5

231.

Handeling: Het aanwijzen van lerarenopleidingen in vakken waar een tekort aan leraren bestaat en waaraan een studerende recht heeft op een tegemoetkoming in de studiekosten

Periode: 1996–

Grondslag: Wet van 14 december 1995, hoofdstuk IV, art. 46, lid 2d, (Wet tegemoetkoming studiekosten)

Staatsblad 1995 676

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, 26 april 2001, art.10.3., Staatsblad 2001, 225

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: Voor zover de ministeriële regeling betrekking heeft op vakken waarin een tekort aan leraren bestaat in het landbouwonderwijs, worden deze vakken aangewezen in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Waardering: V 5

232.

Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de wijze waarop aan de verplichting tot betalen van de verschuldigde onderwijsbijdrage kan worden voldaan

Periode: 1996–

Grondslag: Wet van 14 december 1995 (Wet tegemoetkoming studiekosten), hoofdstuk XV, art. 81, houdende wijziging van de les- en cursusgeldwet, verrekening met tegemoetkoming studiekosten

Staatsblad 1995 676

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 4

233.

Handeling: Het laten onderzoeken en bekend maken of een opleiding voldoet aan de urennorm

Periode: 2000–2002

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 2.5., 2.6

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, art. 2.17, lid 1

Product: Onderzoeksverslagen, correspondentie

Opmerking: Onderzoek wordt namens OCW uitgevoerd door de onderwijsinspectie. In de brief d.d. 25 juni 2002 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal kondigt de minister aan dat de urennorm wordt overgeheveld van de WSF2000 naar de Wet Educatie Beroepsonderwijs

Waardering: V 10

234.

Handeling: Het vaststellen van regels met betrekking tot het verstrekken van voorschotten op de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 8.2

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

235.

Handeling: Het vaststellen op welke wijze inlichtingen, die moeten leiden tot toekenning van studiefinanciering, moeten worden verstrekt aan de Informatie Beheer Groep of andere instanties

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 9.2., lid 4

Wet Studiefinanciering 2000, art. 9.5., lid 1

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: V 5

Terugbetaling

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

56.

Handeling: Het vaststellen van nadere regels inzake de terugbetaling van renteloze voorschotten

Periode: 1951–2000

Grondslag: Regelen inzake de Rijksstudietoelagen 1951, art. 3 lid 2

Regelen inzake de Rijksstudietoelagen 1952, art. 3 lid 2

Reglement rijksstudietoelagen 1960, art. 3 lid 2

Besluit studietoelagen WVO, art. 29 lid 1.

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 5

57.

Handeling: Het vaststellen van nadere regels inzake de vaststelling en wijze van terugbetaling van de aflossingstermijnen

Periode: 1986–

Grondslag: Wet Studiefinanciering art.41, lid 5

Wet Studiefinanciering 2000, art. 6.9. lid 5

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 5

58.

Handeling: Het vaststellen van nadere regels met betrekking tot het treffen van een terugbetalingsregeling

Periode: 1986–

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 58, lid 3; na 1 januari 1994 art. 58, lid 5

Wet Studiefinanciering 2000, art. 6.2., lid 7

Product: Algemene maatregel van bestuur, ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 5

59.

Handeling: Het jaarlijks vaststellen van het rentepercentage op de rentedragende leningen

Periode: 1987–

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 35

Wet Studiefinanciering 2000, art. 6.3

Product: Ministeriële besluiten

Opmerking: –

Waardering: V 5

237.

Handeling: Het vaststellen en aanpassen van regels inzake de renteberekening over studieleningen

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 6.4., lid 6

Nieuw Belastingplan 2001

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

238.

Handeling: Het bepalen van voorwaarden waaronder een studieschuld kan worden kwijtgescholden

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 6.3.

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

Bezwaar en beroep

Per 29 juli 1988 fungeerde het College van beroep Studiefinanciering officieel onder deze naam als beroepscollege. Het college sprak recht in alle geschillen die voortvloeiden uit de uitvoering van de Wet Studiefinanciering, onder de voorwaarde dat de student eerst een bezwaarschriftenprocedure bij de IB Groep had doorlopen. Vanaf 1 januari 1994 oordeelde het College van beroep Studiefinanciering ook in geschillen over de Wet Tegemoetkoming Studiekosten. Onder de werking van de Algemene Wet bestuursrecht was het college bevoegd de IB Groep eventueel te veroordelen tot het betalen van schadevergoedingen en proceskosten. Het College was conform artikel 108 WSF gevestigd in Groningen; artikel 16m van het Besluit Studiefinanciering regelde dat het college een dependance in Utrecht had.

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

70.

Handeling: Het in overeenstemming met de Minister van Justitie ter benoeming voordragen aan de Kroon van de voorzitter, vice-voorzitter, plaatsvervangende leden en de secretaris voor het College van beroep studiefinanciering

Periode: 1986–2001

Grondslag: Wet op de studiefinanciering, art. 110

Product: Voordrachten

Opmerking: Het College van beroep studiefinanciering is per 1-1-2001 opgeheven

Waardering: V 5 na einde benoeming

239.

Handeling: Het (voorbereiden van) het opheffen van het College van beroep studiefinanciering

Periode: 1997–

Grondslag: Wijziging van Wet op de studiefinanciering, de Wet tegemoetkoming studiekosten, de Beroepswet en enige andere wetten, alsmede enige rechtspositionele voorzieningen in verband met opheffing van het College van beroep studiefinanciering; kamerstuk 26 960

Wet opheffing College van beroep studiefinanciering

Product: Correspondentie, koninklijk besluit

Opmerking: Het College van beroep studiefinanciering is per 1-1-2001 opgeheven en geregeld in de Wet opheffing college van beroep studiefinanciering, 22 juni 2000, Stb. 284

2000, Stb. 336

Waardering: B 4

240.

Handeling: Het opdragen van de rechtspraak in studiefinancieringzaken aan de rechtbanken

Periode: 1997–

Grondslag: Wijziging van Wet op de Studiefinanciering, de Wet tegemoetkoming studiekosten, de Beroepswet en enige andere wetten, alsmede enige rechtspositionele voorzieningen in verband met opheffing van het College van beroep studiefinanciering; kamerstuk 26 960

Wet opheffing College van beroep studiefinanciering

Product: Koninklijk besluit

Opmerking: Naast rechtspraak aan de rechtbanken is in studiefinancieringszaken hoger beroep mogelijk bij de Centrale Raad van beroep

Waardering: B 4

241.

Handeling: Het treffen van voorzieningen voor de overdracht van archieven van het College van beroep studiefinanciering

Periode: 1997–2001

Grondslag: Wijziging van Wet op de Studiefinanciering, de Wet tegemoetkoming studiekosten, de Beroepswet en enige andere wetten, alsmede enige rechtspositionele voorzieningen in verband met opheffing van het College van beroep studiefinanciering; kamerstuk 26 960

Wet opheffing College van beroep studiefinanciering

Product: –

Opmerking: –

Waardering: B 6

73.

Handeling: Het vaststellen van beleidsregels over de toepassing van art. 131 (de hardheidsclausule) van de Wet Studiefinanciering (2000)

Periode: 1986–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.14

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: In de gelijkluidende handeling uit vorig basisselectiedocument stond als bron vermeld ‘interview’. Geen verwijzing aangetroffen om welk interview (en met wie) het ging.

Waardering: B 4

Registratie en inlichtingen

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

76.

Handeling: Het vaststellen of voorbereiden van reglementen voor de inrichting, het bestuur en gebruik van bestanden van persoonsgegevens van studerenden in verband met studiefinanciering

Periode: 1979–2000

Grondslag: Aanwijzingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met geautomatiseerde systemen waarin op de persoon herleidbare gegevens zijn opgenomen bij de rijksoverheid (Stcrt. 1975, 50 en Stcrt. 1982, 156

Wet Persoonsregistraties (Stb. 1988, 665), art. 19 lid 1

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: B 5

242.

Handeling: Het stellen van regels omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder gebruik wordt gemaakt van persoonsgegevens in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van studerenden

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 11.7

Wet bescherming persoonsgegevens, Staatsblad 2000, 302

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

77.

Handeling: Het vaststellen van regels omtrent de wijze waarop studerenden gegevens moeten verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van de Wet Studiefinanciering

Periode: 1986–

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 121, lid 4

Wet Studiefinanciering 2000, art. 9.2., lid 4

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: V 5

78.

Handeling: Het vaststellen van regels omtrent de wijze waarop aan particuliere ziektekostenverzekeraars te kennen gegeven wordt of een studerende recht heeft op studiefinanciering met eventuele toeslagen, bedoeld in art. 13 en 14 van de Wet Studiefinanciering

Periode: 1991–2000

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 130a

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: V 5

Ziektekostenverzekeringen

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

243.

Handeling: Het vaststellen van regels voor de bepaling van het normbedrag voor de ziektekostenverzekering in het kader van studiefinanciering

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.3.

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 5

244.

Handeling: Het voeren van overleg met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de gevolgen van de herstructurering van de Ziekenfondswet voor WSF-gerechtigden

Periode: 1997–

Grondslag: –

Product: Correspondentie, verslagen

Opmerking: –

Waardering: B 1

245.

Handeling: Het monitoren en evalueren van het verzekeringsgedrag van studiefinancieringgerechtigden

Periode: 1997–1999

Grondslag: –

Product: Onderzoeksverslagen

Opmerking: –

Waardering: B 2

Internationaal beleid

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

5.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van internationale overeenkomsten inzake studiefinancieringaangelegenheden

Periode: 1945–

Bron: onder andere: Resolutie no. 4 van de 4de Conferentie van de Europese Ministers van Onderwijs (Londen, 14–16 april 1964);

organisatiebeschikkingen afdeling/Centrale Directie Internationale Betrekkingen Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Product: ondertekening van de Europese overeenkomst van 12 december 1969 (Trb. 1970, no. 48 en 1971 no. 173)

– artikelen in overeenkomsten en culturele verdragen

Opmerking: –

Waardering: B 1

6.

Handeling: Het sluiten van bilaterale overeenkomsten inzake de erkenning van elkaars opleidingen voor de toepassing van de eigen studiefinancieringsregelingen

Periode: 1991–

Grondslag: Nota ‘Grenzen verleggen’ en brief van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen d.d. 5 juni 1992, Kamerstukken II, 1991–1992, nrs. 1–3

Hoofdlijnenbrief internationaal beleid: onderwijs voor wereldburgers, december 2001

Product: Onderzoeksrapporten, (voorstellen tot) wetswijzigingen

Opmerking: Verdragen met onder meer Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen, Bremen en Nedersaksen

Waardering: B 1

247.

Handeling: Het aanpassen van (onderdelen van) nationaal studiefinancieringbeleid aan het Europees Recht

Periode: 1992–

Grondslag: Verdrag van Maastricht, 1992

Wijziging van Wet op de Wet Studiefinanciering 2000 d.d. 22 oktober 2003 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met aanpassing aan het Europees Recht

Product: (voorstellen tot) wetswijzigingen

Opmerking: Aanpassing naar aanleiding van arresten van het EG-Hof en de gevolgen voor de Nederlandse studiefinanciering; van toepassing op bijvoorbeeld het beleid dat is gericht op het meeneembaar maken van het recht op studiefinanciering bij een studie in het buitenland

Waardering: B 1

248.

Handeling: Het bijdragen aan de voorbereiding van het Nederlandse standpunt over studiefinancieringbeleid tijdens bijeenkomsten van de Europese Unie

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: rapporten, nota’s, etc

Opmerking: –

Waardering: B 1

249.

Handeling: Het bijdragen aan de voorbereiding van het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie met betrekking tot (aspecten van) het studiefinancieringbeleid

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: Onderzoeksverslagen, rapporten, nota’s, etc

Opmerking: Studiefinancieringbeleid is door enige Europese ministers, waaronder de Nederlandse Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tot kernpunt van internationaal beleid verklaard en zal een belangrijk aandachtspunt zijn tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU gedurende de tweede helft van 2004

Waardering: B 1

Toekenning reisvoorziening/OV-Studentenkaart & aanvullende voorzieningen

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

45.

Handeling: Het treffen van een reisvoorziening in Nederland voor studerenden in samenwerking met de openbaar vervoerbedrijven

Periode: 1988–

Bron

Grondslag: Voorjaarsnota 1988

Wet Studiefinanciering art. 12 lid 2 onder b en 32a lid 1

Product: Overeenkomsten en uitvoeringscontracten tussen de Staat en openbaar vervoerbedrijven (inclusief Nederlandse Spoorwegen)

Opmerking: –

Waardering: B 1

250.

Handeling: Het voeren van overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat over (aspecten van) de Openbaar Vervoer Studentenkaart voor studenten

Periode: 2002

Bron: Brief Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer d.d. 4 april 2002

Product: Correspondentie, contracten

Opmerking: In de aangehaalde brief gaat het om oormerking van bedragen, maar de handeling is breder geformuleerd

Waardering: B 5

46.

Handeling: Het in samenwerking met de openbaar vervoerbedrijven oprichten van een organisatie die tot doel heeft de uitvoering, organisatie, invordering en incasso en uitgifte van een OV-kaart voor studerenden te regelen

Periode: 1988–

Grondslag: Overeenkomst van 11 november 1988 tussen de Staat en het Openbaar Vervoer (Stcrt. 1989, 2), art. 8, lid 1

Product: Oprichtingsakte

Opmerking: –

Waardering: B 4

48.

Handeling: Het in samenwerking met openbaar vervoerbedrijven instellen van een stuurgroep die een toezichthoudende taak heeft bij de verstrekking van de OV-kaart door de Informatie Beheer Groep

Periode: 1994–

Grondslag: Overeenkomst van 28 april 1994 tussen de Staat, het Openbaar Vervoer en de Informatie Beheer Groep, art. 7 lid 1

Product: Beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: B 5

49.

Handeling: Het vaststellen van regels omtrent het gebruik van de OV-kaart voor studerenden

Periode: 1990–

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 3a, 32a lid 2 en 3, art. 32e lid 1en 4, art. 32f lid 5, art. 32 g lid 1

Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.7.

Product: Ministeriële regelingen

Opmerking: –

Waardering: B 5

53.

Handeling: Het verstrekken van een tegemoetkoming (excasso) in de reiskosten aan studerenden die ten onrechte geen OV-studentenkaart hebben ontvangen

Periode: 1993–1994

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 32h

Product: Beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: V 7

54.

Handeling: Het voorbereiden van een besluit inzake omstandigheden waardoor financiële ondersteuning aan studenten en auditoren kan worden verleend door het bestuur van een instelling van hoger onderwijs

Periode: 1988–1997

Grondslag: Wet op het wetenschappelijk onderwijs 1985 art. 38 lid 2

Wet op het hoger beroepsonderwijs art. 43a lid 2

Wet op de Open Universiteit art. 19a lid 2

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek art. 7.51 lid 3

Product: Algemene maatregelen van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 1

251.

Handeling: Het laten uitvoeren van een periodiek onderzoek naar het reisgedrag van studenten vanaf 18 jaar met een OV Studentenkaart

Periode: 2000–

Grondslag: Brief Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d. 14 december 2000

Product: Onderzoeken

Opmerking: In genoemde brief betreft het een regelmatig uitgevoerd onderzoek van het NEA (Transportonderzoek en Opleiding) op verzoek van openbaar vervoersbedrijven en het Ministerie van OCW

Waardering: B 1

252.

Handeling: Het onderhandelen met openbaar vervoersbedrijven over zaken rond de OV-Studentenkaart

Periode: 2000–

Grondslag: Brief Minister van OCW aan de Tweede Kamer d.d. 14 december 2000

Motie Lambrechts tijdens het Tweede Kamerdebat d.d. 30 januari 2001

Notitie Begrotingsuitvoering Directie Studiefinanciering

Product: Correspondentie, verslagen, contracten,

Opmerking: Onderhavige motie Lambrechts betreft een speciale voorziening voor WTOS-gerechtigde leerlingen/studenten aan de beroepsopleidende leerweg (bol), mede in het kader van de door de Kamer gewenste bestrijding van de armoedeval. Handeling heeft hier echter een algemenere strekking en slaat dus niet op het onderhandelen over reisvoorzieningen of het afsluiten van contracten.

Waardering: B 5

50.

Handeling: Het treffen van een aanvullende reisvoorziening in overeenkomst met de gemeenten van de Waddeneilanden voor studerenden van die eilanden

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering, art. 32i

Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.30

Product: Overeenkomsten

Opmerking: –

Waardering: B 5

253.

Handeling: Het vaststellen van regels met betrekking tot voorwaarden waaronder en de wijze waarop duplicaten van studentenkaarten kunnen worden verstrekt

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.28, lid 1

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: Het betreft hier omstandigheden waarbij een studerende bij diefstal of verlies geen duplicaat kan overleggen

Waardering: V 5

254.

Handeling: Het vaststellen van een termijn waarbinnen een aanvraag voor een studentenkaart moet worden gedaan

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.29, lid 1

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: V 5

255.

Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de periode van geldigheid van de OV-studentenkaarten en de wijze van verstrekking of vernieuwing en de omvang van de rechten die verbonden zijn aan de studentenkaarten

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.26, lid 1

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 4

256.

Handeling: Het vaststellen van een kostendekkend bedrag dat aan de studerende in rekening wordt gebracht bij de aanvraag van de herziening van de kaartkeuze

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.26, lid 4

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: V 7

257.

Handeling: Het vaststellen van vormen van reisvoorzieningen voor studerenden

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 3.7., lid 2

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: V 5

Student op eigen benen (Wet STOEB, 1995)

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

258.

Handeling: Het vaststellen en aanpassen van de studievoortgangnorm

Periode: 1995–

Grondslag: Wet Student op eigen benen, 29 september 1994, Staatsblad 742

Wijziging van onder meer de Wet op de Studiefinanciering en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van de prestatiebeurs, de vorm van de toelage en de leeftijd waarop aanspraak kan worden op studiefinanciering in het hoger onderwijs ontstaat; Kamerstuk 24 094

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 5

259.

Handeling: Het vaststellen van regels inzake het omzetten van kortlopende schulden bij afronding van de studie in langlopende schulden

Periode: 1995–

Grondslag: Wet Student op eigen benen, 29 september 1994, Staatsblad 742

Wijziging van onder meer de Wet op de Studiefinanciering en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van de prestatiebeurs, de vorm van de toelage en de leeftijd waarop aanspraak kan worden op studiefinanciering in het hoger onderwijs ontstaat; Kamerstuk 24 094

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 5

Ontwikkeling toekomstperspectief Studiefinanciering

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

260.

Handeling: Het voorbereiden van een breed maatschappelijk debat over het ontwikkelingsperspectief studiefinanciering onder een onafhankelijk voorzitterschap

Periode: 1995–1997

Grondslag: Brief Minister van OCW aan de Tweede Kamer d.d. 20 februari 1995, TK 24 094, nr. 4; TK 24 724, nr. 3 (verslag schriftelijk overleg)

Product: Onderzoeken, verslagen, rapporten

Opmerking: Het debat betrof een kabinetsvoornemen. De vele wijzigingen die het stelsel van studiefinanciering heeft ondergaan, deden bij het kabinet (PAARS I) vragen rijzen over de mate waarin de verschillende elementen van dit stelsel tegemoet komen aan de oorspronkelijke en zich veranderende doelstellingen ervan

Waardering: B 1

261.

Handeling: Het voeren van het secretariaat van door de minister ingestelde commissies (bijv. de Commissie Uitgangspunten Nieuw Studiefinancieringsstelsel)

Periode: 2001–2003

Grondslag: Beleidsagenda directie Studiefinancieringbeleid

Product: Correspondentie, onderzoeken, verslagen, rapporten

Opmerking: –

Waardering: B 1

Informatie Beheer Groep: prestatiecontract, verkeer met de Informatie Beheer Groep

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

263.

Handeling: Het voeren van overleg met de Informatie Beheer Groep over kwaliteitsindicatoren in het kader van het jaarlijks af te sluiten Prestatiecontract op studiefinancieringterrein

Periode: 1994–

Grondslag: –

Product: Verslagen, (prestatie)contracten en overeenkomsten, correspondentie

Opmerking: Aanvankelijk kende de handeling een V-termijn (5). Gezien het belang van de handeling en de neerslag, is alsnog gekozen voor een waardering B 5.

Waardering: B 5

264.

Handeling: Het stellen van regels aan overeenkomsten met andere rechtspersonen dan de Informatie Beheer Groep met betrekking tot verrekening van studiefinanciering

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 7.4., lid 5

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: –

Waardering: B 1

265.

Handeling: Het stellen van regels aan de toekenning en verrekening van studiefinanciering en onderwijsbijdragen aan de Informatie Beheer Groep

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 8.1, lid 1

Product: Algemene maatregel van bestuur

Opmerking: –

Waardering: B 1

266.

Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met uitvoeringsorganisaties op het terrein van het studiefinancieringbeleid

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: Overeenkomsten, protocollen

Opmerking: –

Waardering: B 1

267.

Handeling: Het monitoren van de gevolgen van de koppeling van de studiefinanciering aan de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

Periode: 2002–

Grondslag: Brief Staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan Tweede Kamer d.d. 5 december 2002

Product: Onderzoeksgegevens, correspondentie

Opmerking: In juni 1998 is in de ministerraad afgesproken om verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen te koppelen aan correcte inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Voor de studiefinanciering betekent dit dat de Informatie Beheer Groep de uitwonendentoeslag zal terugvorderen als blijkt dat de adresgegevens van de studerende in de bestanden van de IB-Groep niet overeenkomen met die in de GBA.

In de brief aan de Tweede Kamer zegde de staatssecretaris toe de koppeling te monitoren.

Waardering: V 10

269.

Handeling: Het in samenwerking met de Informatie Beheer Groep bestrijden en voorkomen van oneigenlijk gebruik op het terrein van studiefinanciering op basis van een risicogerichte aanpak

Periode: 2003–

Bron: Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 juni 2003 op het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag van OCW 2002

Beleidskader Misbruik en Oneigenlijk Gebruik

Jaarlijkse Prestatiecontracten tussen OCW en de Informatie Beheer Groep

Product: steekproeven, uitvoeringsanalyses, periodiek overlegverslagen, jaarplannen, prestatiecontract OCW-IBG

Opmerking: Handeling komt te vervallen

Waardering: B 1

Beleidsrelaties

Actor: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

270.

Handeling: Het voeren van overleg met vertegenwoordigende organisaties over (aspecten van) het studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Verslagen, correspondentie

Opmerking: Studiefinancieringbeleid komt tot stand door algemene politieke overwegingen, maar eveneens in wisselwerking met het veld. De opmerkingen en adviezen vanuit dat veld zijn van belang en maken onderdeel uit van het geheel van argumentaties bij het tot stand komen van beleid

Waardering: B 1

Actor: door de minister ingestelde Commissies

142.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het te voeren studiefinancieringbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Adviezen

Opmerking: –

Waardering: B 3

Actor: Minister van Justitie

133.

Handeling: Het ter benoeming voordragen aan de Kroon van de leden, de secretaris en de adjunct-secretaris voor het College van beroep studiefinanciering

Periode: 1986–2001

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 110

Product: Voordrachten

Opmerking: –

Waardering: V 5 na einde benoeming

272.

Handeling: Het ter benoeming voordragen aan de Kroon van de voorzitter, vice-voorzitter, plaatsvervangende leden voor het College van beroep studiefinanciering

Periode: 1986–2001

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 110 lid 1

Product: Voordrachten

Opmerking: –

Waardering: V 5 na einde benoeming

134.

Handeling: Het benoemen van adjunct-secretarissen, plaatsvervangend secretarissen en ambtenaren bij het College van beroep studiefinanciering

Periode: 1986–2001

Grondslag: Wet Studiefinanciering art. 109 lid 2 en 110 lid 3

Product: beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: V 5 na einde benoeming

273.

Handeling: Het opheffen van het College van beroep studiefinanciering

Periode: 1986–2001

Grondslag: –

Product: Beschikking

Opmerking: Het college van beroep studiefinanciering is per 1-1-2001 opgeheven

Waardering: B 5

274.

Handeling: Het evalueren van de nieuwe beroepsprocedure studiefinanciering

Periode: 2001–

Grondslag: –

Product: Voordrachten

Opmerking: Het college van beroep studiefinanciering is per 1-1-2001 opgeheven

Waardering: B 5

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat

275.

Handeling: Het voeren van overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over (aspecten van) beleid ten aanzien van de OV studentenkaart

Periode: 1995–

Grondslag: –

Product: Correspondentie, verslagen, etc.

Opmerking: Bewaarplicht van neerslag ligt bij de primaire actor (OCW)

Waardering: V 5

Actor: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

276.

Handeling: Het voeren van overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de overgang van studerenden van de ziekenfondsverzekering naar de particuliere ziektekostenverzekering

Periode: 1997

Grondslag: Wijziging van Wet op de Wet Studiefinanciering in verband met de overgang van studerenden van de ziekenfondsverzekering naar de particuliere ziektekostenverzekering

Brief Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer d.d. 17 september 1996

Wijziging van de Ziekenfondswet (kamerstukken II 1996/1997, 25 368, nr. 2)

Brief van Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer d.d. 5 juni 1997

Product: Vergaderverslagen, correspondentie

Opmerking: –

Waardering: B 1

277.

Handeling: Het wijzigen van de Ziekenfondswet in verband met wijzigingen in de wijze van (mede) verzekering van studiefinancieringgerechtigden of de beëindiging hiervan

Periode: 1997–

Grondslag: Kamerstuk II 1996/1997, 25 368, nr. 2; 25 368, nr. 3

Product: –

Opmerking: –

Waardering: B 1

Actor: de Minister van Buitenlandse Zaken

279.

Handeling: Het sluiten van internationale verdragen die (mede) betrekking hebben op studiefinanciering

Periode: –

Grondslag: –

Product: Verdragen, voorbereidende stukken, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

Actor: de Minister van Binnenlandse Zaken

280.

Handeling: Het mede voorbereiden, coördineren, vaststellen en wijzigen van studiefinancieringbeleid ten aanzien van de Nederlandse Antillen en Aruba

Periode: 1945–

Grondslag: –

Product: Verdragen, voorbereidende stukken, etc.

Opmerking: –

Waardering: B 1

Actor: de Minister van Financiën

Belastingdienst

281.

Handeling: Het leveren van gegevens aan de IB Groep in verband met vaststelling van het gecorrigeerd verzamelinkomen voor de berekening van de aanvullende beurs

Periode: 2000–

Grondslag: Wet Studiefinanciering 2000, art. 6.11

Wijziging Wet op de Inkomstenbelasting

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, art. 1.6

Product: –

Opmerking: –

Waardering: V 5

Actor: vakministers

283.

Handeling: Het toekennen van studiefinanciering aan studerenden die een opleiding volgen, waarvoor op grond van de landelijke regelingen geen studiefinanciering toegekend wordt

Periode: 1945–

Bron: Rijksbegrotingen

Product: Beschikkingen

Opmerking: –

Waardering: V 5

Overzicht geraadpleegde personen:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

Afdeling Facilitair Bedrijf/nformatieDiensten, beheer selectielijsten

De heer drs. W. Burggraaff, hoofd InformatieDiensten van de directie Informatisering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mw. drs. P. Schrauwen, coördinator PIVOT van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mw. T. Oosterbaan, archiefdeskundige van de afdeling InformatieDiensten van de directie Informatisering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De heer H. Sauter, archiefdeskundige van de afdeling InformatieDiensten van de directie Informatisering het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Directie Studiefinancieringbeleid

Mw. drs. R. Seerden, directeur van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mw. drs. A. Gottenbos, plaatsvervangend directeur van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mw. A. Rous, directiesecretaris van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mw. A. Houweling, DIV-medewerker van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mw. drs. C. van Oirschot, projectleider van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De heer mr. A. in ’t Hout, beleidsjurist en projectleider van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mw. drs. F. Aarts, projectleider van de directie Studiefinancieringbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Informatie Beheer Groep

Mw. drs. Marjan Dik, coördinator PIVOT van de Informatie Beheer Groep, opsteller van het bsd van de Informatie Beheer Groep

Doxis Informatiemanagers

De heer drs. Ascon Spieksma

De heer Peter Groen

De heer drs. Aart Mul, opsteller van het bsd van de Informatie Beheer Groep

Overzicht geraadpleegde literatuur

College Toekomst Studiefinanciering, De kost gaat voor de kennis uit: studiefinanciering in de kennismaatschappij; eindrapport, 1997

L.M.L.H.A. Hermans, Vernieuwing studiefinanciering – 1999

Ministerie van OCW, Flexibele studiefinanciering, een stelsel dat past – 1999

P.L. Hupe, A.I.T. van Solm, Het Zoetermeerse labyrinth: de veronderstellingen achter het studiefinancieringsbeleid – 1998

H. Koper, Pieken en dalen: de feiten over studiefinanciering in het hoger onderwijs – 1996

Centraal Plan Bureau, Effecten van invoering van een sociaal leenstelsel in het Nederlandse hoger onderwijs – 2003

Commissie Uitgangspunten Nieuw Studiefinancieringsstelsel (Cie Vermeend), Leren investeren; investeren in leren: een verkenning naar stelsels van studiefinanciering – 2003

Regioplan, Kamers en koppeling: de effecten van de koppeling WSF/GBA –1998

Regioplan, Evaluatie nieuwe beroepsprocedure studiefinanciering – eindrapport, september 2003

Spee, A., Bruggert, A., ‘Tien jaar studiefinanciering’ (directie Studiefinancieringbeleid, 1996)

drs. I.G.E. Verschuur (Expertise Centrum)’, Conflict bij de koppeling van de Wet Studiefinanciering aan de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens

Commissie MBO/SF (Commissie Kruse), Naar een nieuw stelsel van inkomensvoorziening in het secundair beroepsonderwijs – 1996

C. Bergmans (Vakgroep bestuurskunde Erasmus Universiteit), Falend overheidsbeleid: verklaring van het falen van twee beleidsprocessen bij de overheid: de Studiefinanciering en de Paspoorten – 1990

Centrum voor Wetgevingsvraagstukken van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Katholieke Universiteit Brabant in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen: Studiefinanciering goed geregeld? Verkenning beleidsopties ouderbijdrage – 1998

  1. De directie RZO is per 1 juni 2004 opgeheven. Het toezicht op zelfstandige bestuursorganisaties is per die datum belegd bij de directie Financieel Economische Zaken. Per 1 januari 2005 zijn de directies Hoger Beroepsonderwijs en Wetenschappelijk Onderwijs gefuseerd tot de directie Hoger Onderwijs. ^ [1]