Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo)

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-12-2007.
Geldend van 01-08-2007 t/m heden

Wet van 27 april 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is, de profielen in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs aan te passen opdat zij beter organiseerbaar, werkbaar en studeerbaar zijn, en aan leerlingen, leraren en scholen meer ruimte geven voor eigen keuzen en voor de ontwikkeling en vernieuwing van het onderwijs;

dat het in verband daarmee noodzakelijk is, wijzigingen aan te brengen in de Wet op het voortgezet onderwijs;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II. Evaluatie lichamelijke opvoeding

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van deze wet, voor zover het betreft lichamelijke opvoeding. In het evaluatierapport wordt in ieder geval aandacht besteed aan de omvang en schooltijd en aan de verdeling daarvan over de leerjaren voor verschillende groepen leerlingen en wordt de vraag beantwoord of lichamelijke opvoeding zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin voldoende is gewaarborgd.

Artikel IV. Geleidelijke invoering gewijzigde profielen

  • 2 Op de leerjaren waarvoor deze wijzigingen als gevolg van hun successievelijke toepassing nog niet gelden, blijft van toepassing het bepaalde bij en krachtens de artikelen 13, 14, 15, 22 en 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op de dag voor de aanvang van het eerste schooljaar na inwerkingtreding van artikel I. Bij ministeriële regeling kan worden afgeweken van de voorschriften, bedoeld in de eerste volzin, voor zover dit voor een goede gang van zaken in het onderwijs noodzakelijk is.

Artikel V. Geleidelijke afbouw examens volgens oude profielvoorschriften

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld op welk moment, voor welke leerlingen of staatsexamenkandidaten, en voor zover nodig op welke wijze, nog gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van een eindexamen of staatsexamen als bedoeld in artikel 29 onderscheidenlijk artikel 60 van de Wet op het voortgezet onderwijs, volgens de bij en krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals luidend op de dag voor de aanvang van het eerste schooljaar na inwerkingtreding van artikel I. De gelegenheid tot het afleggen van dit eindexamen komt in elk geval toe aan de leerlingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I zijn toegelaten tot het vijfde leerjaar.

Artikel VI. Evaluatie

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel VII. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 april 2006

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de drieëntwintigste mei 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner