G. Verhuiskostenvergoeding
[Regeling vervallen per 01-07-2015]
Per 1 juli 2005 zijn t.i.’s op grond van een nieuw ingevoerd artikel 11g van het Bbsh verplicht ingeval van gedwongen verhuizing als gevolg van renovatie van hun woning
€ 5.000 verhuiskostenvergoeding aan te bieden. Het is mij gebleken dat in de praktijk
misverstanden kunnen ontstaan omtrent de reikwijdte van dit artikel. Ik hecht er daarom aan te benadrukken, met welke intenties genoemde bepaling in
het Bbsh is opgenomen en welke interpretatie van de ingevoerde regeling daaruit voortvloeit.
Op grond van besluitvorming in de Tweede Kamer is besloten voor alle situaties waar
een huurder van een zelfstandige woning gedwongen moet verhuizen als gevolg van renovatie,
ongeacht of de huurder terugkeert naar de oude woning of een nieuwe woning betrekt,
te voorzien in een minimale verhuiskostenvergoeding.
In artikel 11g, eerste lid, van het Bbsh wordt voor de definitie van het begrip renovatie verwezen naar artikel 220, tweede lid, derde volzin, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Alhoewel laatstgenoemd artikel ziet op de situatie dat de huurovereenkomst bij renovatie van de woning wordt voortgezet
is dit artikel alleen genoemd in verband met de definitie van het begrip ‘renovatie’ hierin en dient
deze passage in artikel 11g, eerste lid, van het Bbsh zo te worden uitgelegd dat de verhuiskostenvergoeding van toepassing is op zowel
de situatie van voortzetting van de huurovereenkomst als op de situatie van gedwongen
verhuizing in verband met renovatie en sloop van de woning waarbij de huurovereenkomst
wordt beëindigd.
In de toelichting op het betreffende artikel wordt niet ingegaan op het feit of de renovatie geschiedt met voortzetting van de
huurovereenkomst (waar artikel 7:220 lid 2 BW op ziet) of wordt beëindigd op grond van dringend eigen gebruik (zoals bij sloop
van de woning vaak het geval is), omdat voor een recht op verhuiskostenvergoeding
bepalend is of er sprake is van renovatie en niet hoe naar aanleiding van deze renovatie
de juridische relatie tussen de t.i. en de huurder wordt voortgezet. Er dient derhalve
geen onderscheid te worden gemaakt tussen voortzetting van de bestaande huurovereenkomst
of beëindiging van de huurovereenkomst voor de toekenning van de in artikel 11g opgenomen verhuiskostenvergoeding. In beide situaties kan immers sprake zijn van
noodzakelijke verhuizing in verband met renovatie van de woning. Die hangt er niet
van af of de huurder terugkeert naar de oude woning of dat de huurder een nieuwe woning
betrekt.
Ik verzoek u aan deze bedoelingen uitvoering te geven. Het Bbsh zal, om elk misverstand op dit punt te voorkomen, te gelegener tijd op deze nadere
uitleg van de verhuiskostenvergoeding worden aangepast.
Voorts deel ik u mede dat ik heb besloten om de minimale vergoeding, die voor 1 maart
van een jaar op grond van artikel 11g, derde lid, kan worden aangepast aan de consumentenprijsstijging, dit jaar niet aan te passen.