Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006

Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-12-2014 en zichtdatum 15-03-2016.
Geldend van 01-10-2013 t/m 24-08-2016

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juli 2006, nr. BWL/2006282070, houdende Regeling beoordeling reinigbaarheid van grond

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 28a van de Wet bodembescherming en artikel 2 onderdeel f juncto artikel 1 onderdeel 24 van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 2 Onder grond wordt mede verstaan grond die voor ten hoogste 50% (gewichtsprocenten) is vermengd met ander materiaal dan grond, al dan niet met een korrelgrootte van meer dan 2 millimeter.

§ 2. Waarden

Artikel 4

Met normen, richtlijnen, protocollen of accreditatieprogramma’s als bedoeld in deze regeling worden gelijkgesteld normen, richtlijnen, protocollen of accreditatieprogramma’s die zijn vastgesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Artikel 5

Als samenstellingswaarden voor herbruikbare grond worden aangemerkt de in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit opgenomen maximale waarden bodemfunctieklassen industrie.

Artikel 6

Artikel 8

Voor de beoordeling van stoffen waarvoor geen waarden zijn vastgesteld in deze regeling, kunnen na overleg met het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu en door tussenkomst van de inspecteur milieuhygiëne waarden worden bepaald door de Minister.

§ 3. De beoordeling van de reinigbaarheid en immobiliseerbaarheid van verontreinigde grond

Artikel 9

  • 1 Grond van een verontreinigingsgehalte dat voor enige parameter ligt boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond is reinigbaar, indien:

    • a. de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond voor alle parameters;

    • b. de reinigingskosten minder bedragen dan € 75,– per ton, exclusief BTW, en

    • c. de hoeveelheid bij de reiniging vrijkomende te storten reststoffen minder bedraagt dan 20% (gewichtsprocenten) van de droge stof van de te reinigen grond.

  • 2 Grond als bedoeld in het eerste lid is, indien wordt voldaan aan de onderdelen b en c van dat lid, tevens reinigbaar indien de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond voor alle parameters.

  • 3 Grond van een verontreinigingsgehalte dat voor enige parameter ligt boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond is immobiliseerbaar, indien:

    • a. de waarden van organische parameters van de grond niet meer dan 120% bedragen van de maximale waarden bodemfunctieklassen industrie, opgenomen de Regeling bodemkwaliteit, bijlage B, tabel 1;

    • b. de grond kan worden geïmmobiliseerd tot grond met waarden die voor alle parameters voldoen aan de emissie- en samenstellingswaarden, bedoeld in artikel 6, en

    • c. de immobilisatiekosten minder bedragen dan € 75,– per ton, exclusief BTW.

Artikel 11

Grond als bedoeld in de aanhef van het eerste lid van artikel 9 is eveneens reinigbaar indien:

  • a. de hoeveelheid bij de reiniging vrijkomende te storten reststoffen 20% (gewichtsprocenten) van de droge stof of meer bedraagt van de te reinigen grond;

  • b. de grond kan worden gereinigd tot de waarden genoemd in onderdeel a van het eerste lid dan wel in het tweede lid van artikel 9, en

  • c. de reinigingskosten minder bedragen dan € 50,- per ton, exclusief BTW.

Artikel 12

  • 1 Grond van een verontreinigingsgehalte dat voor enige parameter ligt boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond, die bij de toepassing van artikel 9 niet-reinigbaar of niet-immobiliseerbaar en bij de toepassing van artikel 11 niet-reinigbaar blijkt te zijn, geldt desalniettemin als reinigbaar of immobiliseerbaar mits naar het oordeel van de Minister redelijkerwijs kan worden verwacht dat die grond metterdaad kan worden gereinigd of geïmmobiliseerd binnen 5 jaar te rekenen met ingang van de dag dat die grond niet-reinigbaar en niet-immobiliseerbaar werd beoordeeld en tijdens die periode voldoende opslagcapaciteit voor die grond aanwezig is.

  • 2 Residu dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen verontreinigde grond, wordt aangemerkt als niet-immobiliseerbaar.

Artikel 12a

In afwijking van de artikelen 9, 11 en 12 wordt verontreinigde grond in elk geval aangemerkt als niet-reinigbaar en niet-immobiliseerbaar, indien het betreft:

  • a. verpakte grondmonsters;

  • b. de minerale stof die resteert na de destillatie van het mengsel van oliehoudende boorspoeling en boorgruis;

  • c. de minerale stof die resteert na de reiniging van ballastbedgrind.

Artikel 13

  • 4 Indien evenmin kan worden voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 12, geeft de Minister in een verklaring aan dat de betrokken partij grond niet-reinigbaar en niet-immobiliseerbaar is.

§ 4. De beoordeling van de reinigbaarheid van residu dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen verontreinigde grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan

Artikel 14

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. procesmatige reiniging: het, met behulp van een installatie en daarmee samenhangende voorzieningen, beheerst verwijderen van verontreinigingen zodat nuttige toepassing of hergebruik mogelijk wordt;

  • b. partij waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan: partij waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waarin een of meer van de parameters voor anorganische stoffen zijn gelegen op of boven de tussenwaarde.

Artikel 15

Het residu van de procesmatige reiniging van een partij waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan, en die is gereinigd overeenkomstig het bepaalde in BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510, door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, wordt aangemerkt als niet-reinigbare verontreinigde grond.

§ 5. De beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij evident niet-reinigbaar is

[Vervallen per 01-10-2013]

Hoofdstuk 2. De beoordeling van verontreinigde grond in het kader van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

§ 1. De aanvraag van een verklaring

Artikel 17

  • 1 De aanvraag wordt ingediend bij RWS Leefomgeving, onderdeel Bodem+.

  • 2 Voor het indienen van een aanvraag wordt het formulier met toelichting gebruikt, dat verkrijgbaar is bij RWS Leefomgeving, onderdeel Bodem+, via www.rwsleefomgeving.nl/organisatie/bodemplus.

  • 3 Bij de aanvraag worden de gegevens verstrekt waarvan een overzicht verkrijgbaar is bij RWS Leefomgeving, onderdeel Bodem+, via www.rwsleefomgeving.nl/organisatie/bodemplus.

  • 4 Voor zover § 2, § 3 of § 4 van toepassing is, voldoet de aanvraag voorts aan het in de desbetreffende paragraaf bepaalde.

§ 2. Bepalingen met betrekking tot het onderzoek van verontreinigde grond

Artikel 18

Deze paragraaf is niet van toepassing op:

  • a. verontreinigde grond met betrekking waartoe § 3 van toepassing is;

  • b. partijen met betrekking waartoe toepassing wordt gegeven aan § 4, en

  • c. verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij evident niet-reinigbaar en niet-immobiliseerbaar is.

Artikel 19

De aanvraag heeft betrekking op een ontgraven en in depot geplaatste partij.

Artikel 20

  • 1 De te beoordelen partij is niet groter dan 2.000 ton.

  • 2 De onderverdeling van een in depot geplaatste partij in partijen van ten hoogste 2.000 ton geschiedt overeenkomstig paragraaf 6.1.2 van SIKB-protocol 1001, door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend.

Artikel 21

  • 1 De partij wordt in depot bemonsterd, door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig:

    • a. SIKB-protocol 1001, of;

    • b. het Accreditatieschema monsterneming voor partijkeuringen (AS1000), volgens SIKB-protocol 1001.

  • 2 Bij het gebruik van SIKB-protocol 1001 wordt bemonsterd overeenkomstig de doelstelling keuring niet-reinigbare of niet-immobiliseerbare grond voor verwijdering (ten behoeve van verklaring waaruit blijkt dat de grond niet reinigbaar en niet immobiliseerbaar is), zoals opgenomen in tabel 1 van hoofdstuk 6 van genoemd protocol.

  • 3 Bij het gebruik van SIKB-protocol 1001 wordt ten aanzien van het nemen van grepen de strategie 2 maal 50 grepen gevolgd, overeenkomstig hoofdstuk 6 van genoemd protocol, met uitzondering van de paragrafen 6.2.2, 6.2.4 en 6.2.5 uit genoemd protocol.

Artikel 22

De voorbehandeling en de analyse van de monsters wordt uitgevoerd overeenkomstig het accreditatieprogramma Keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, Onderdeel: Samenstelling grond, AP04-SG, door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend.

Artikel 23

  • 1 Indien de partij wordt bemonsterd ten aanzien van asbest, geschiedt dit overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.

  • 2 De voorbehandeling en de analyse van de monsters wordt uitgevoerd overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.

§ 3. Bepalingen met betrekking tot het onderzoek van grond waarvan is gebleken dat zij is verontreinigd met asbest

Artikel 24

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op verklaringen voor verontreinigde grond waarvan is gebleken dat deze grond is verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond, bedoeld in artikel 5.

Artikel 25

Voor het indelen van de te ontgraven grond in partijen worden de richtlijnen gehanteerd die zijn opgenomen in bijlage 4.

Artikel 26

  • 1 De partij wordt bemonsterd overeenkomstig een nader onderzoek asbest, dan wel een depotkeuring, conform NEN 5707 of NEN 5897.

  • 2 In geval van een onderzoek naar asbest in de bodem dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond van hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 2018.

  • 3 In geval van een partijkeuring naar asbest in de grond dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling, die daartoe op grond van hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001.

  • 4 In geval van een onderzoek naar de chemische samenstelling van de grond of bodem dient het veldwerk te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend, overeenkomstig SIKB-protocol 1001 of SIKB-protocol 2001.

Artikel 27

  • 1 Ten aanzien van asbest worden de voorbehandeling en de analyse van de monsters uitgevoerd overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.

  • 2 Ten aanzien van andere contaminanten worden de voorbehandeling en de analyse van de monsters uitgevoerd overeenkomstig AS SIKB 3000 dan wel AP04.

§ 4. Bepalingen met betrekking tot de aanvraag van een verklaring voor residu dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen verontreinigde grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan

Artikel 28

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op een verklaring voor residu van de procesmatige reiniging van partijen waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan.

  • 2 Artikel 14 is op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29

Tenzij in de aanvraag anders is aangegeven, heeft de aanvraag betrekking op de afgifte van een verklaring die zal gelden voor het residu als bedoeld in artikel 28 dat bij de aanvrager van de verklaring ontstaat in de periode van zes maanden nadat de verklaring is afgegeven.

Artikel 30

  • 1 Bij de aanvraag dienen de navolgende gegevens te worden overgelegd:

    • a. een bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager op het moment van de aanvraag is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit voor bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, onderdeel SIKB-protocol 7510, en

    • b. een prognose van de hoeveelheid te produceren niet-reinigbaar te storten residu in de eerstvolgende periode van zes maanden.

Artikel 31

Indien de aanvrager in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag de beschikking heeft gehad over een verklaring als bedoeld in deze paragraaf, wordt zijn aanvraag niet in behandeling genomen zolang hij niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 35.

§ 5. Bepalingen met betrekking tot een verklaring voor residu dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen verontreinigde grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan

Artikel 32

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op degene die beschikt over een geldige verklaring die is verleend met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2.

  • 2 Indien deze paragraaf van toepassing is:

    • a. blijven de artikelen 9, 11 en 12 buiten toepassing met betrekking tot het residu van de procesmatige reiniging van een partij waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan, en

    • b. kan degene op wie deze paragraaf van toepassing is, voor het residu bedoeld onder a geen aanvraag indienen op grond van § 1 tot en met 3 van hoofdstuk 2.

  • 3 Deze paragraaf is niet langer van toepassing op degene die schriftelijk heeft verklaard niet langer gebruik te willen maken van deze paragraaf.

Artikel 33

Tenzij in de verklaring anders is aangegeven, is een verklaring die met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2 is verleend, geldig voor alle residu dat bij de houder van de verklaring ontstaat in de periode van zes maanden nadat de verklaring is afgegeven en dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan, en die zijn gereinigd overeenkomstig het bepaalde in BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510, door een persoon of instelling die daartoe op grond van het Besluit bodemkwaliteit is erkend.

Artikel 34

Degene op wie deze paragraaf van toepassing is, houdt de navolgende partijen verontreinigde grond gescheiden:

  • a. partijen waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan;

  • b. partijen waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting reinigbaar residu zal ontstaan;

  • c. partijen waarop de BRL SIKB 7500 niet van toepassing is.

Artikel 35

  • 1 Na zes maanden na de datum van afgifte van de verklaring die met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2 is verleend, dienen met betrekking tot de verstreken periode van zes maanden de volgende gegevens te worden overgelegd aan RWS Leefomgeving, onderdeel Bodem+:

    • a. een overzicht met de herkomst en status van de ingekomen partijen, waarvan het residu onder de verklaring die met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2 is verleend, is gestort;

    • b. de hoeveelheid ingenomen verontreinigde grond in tonnen droge stof;

    • c. de hoeveelheid afgevoerd residu in tonnen gespecificeerd naar verwerker.

  • 2 Jaarlijks dient een materialenbalans over de scheidingsinstallatie van het voorgaande boekjaar te worden overgelegd aan RWS Leefomgeving, onderdeel Bodem+.

§ 6. De reikwijdte en geldigheid van een verklaring

Artikel 36

In de verklaring wordt aangegeven binnen welke minimum- en maximumwaarden de beoordeling van de reinigbaarheid of immobiliseerbaarheid van verontreinigde grond van kracht is.

Artikel 37

  • 1 De verklaring is niet geldig voor een partij die na afgifte van de verklaring meer dan 10% (gewichtsprocenten) in massa groter blijkt dan in de verklaring is aangegeven.

  • 2 Indien de partij na afgifte van de verklaring meer dan 10% (gewichtsprocenten) in massa groter blijkt dan in de verklaring is aangegeven, dan wordt het meerdere aangemerkt als een afzonderlijke partij, waarvoor een aparte verklaring moet worden aangevraagd.

§ 7. Het wijzigen en intrekken van een verklaring

Artikel 38

Een verklaring kan op verzoek van de houder van de verklaring in elk geval worden gewijzigd:

  • a. indien hij de desbetreffende partij wil splitsen in deelpartijen;

  • b. in geval de verklaring is gebaseerd op een in situ beoordeling: indien de omvang of de samenstelling van de partij na het ontgraven is gewijzigd.

Artikel 39

Een verklaring kan worden ingetrokken indien:

  • a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b. de omvang of de samenstelling van de partij zodanig is gewijzigd dat een hernieuwde beoordeling noodzakelijk is;

  • c. gedurende ten minste twee jaren van de verklaring geen gebruik is gemaakt.

§ 8. De beslistermijn

Artikel 40

Het besluit inzake het afgeven of wijzigen van een verklaring wordt genomen binnen vier weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk 3. De beoordeling van verontreinigde grond in het kader van de Wet bodembescherming

Artikel 41

Op de beoordeling van verontreinigde grond in het kader van de Wet bodembescherming zijn de artikelen 1 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 42

Voor het indelen van de te ontgraven grond in partijen worden de richtlijnen gehanteerd die zijn opgenomen in bijlage 4.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 43

Op een aanvraag die is ingediend bij de Minister voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden en waarop op dat tijdstip nog niet onherroepelijk is beslist, zijn de Beleidsregels verontreinigde grond Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, zoals die luidden ten tijde van de aanvraag, van toepassing totdat op de aanvraag onherroepelijk is beslist.

Artikel 44

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 45

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juli 2006

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage 4. , behorende bij de artikelen 25 en 42

Indelen in partijen, versie juli 2009

Om een zo doelmatig mogelijke verwerking te realiseren is het van belang dat, indien relevant, een partij-indeling wordt gemaakt. Een project dient u zodanig in partijen in te delen dat elke partij (binnen bepaalde marges) redelijk homogeen is zowel voor wat betreft grondsoort als verontreinigingen, rekening houdend met de verwerkingsmogelijkheden. De wijze van indelen kan in sterke mate de kosten van verwerken beïnvloeden. Hoe beter de indeling, hoe goedkoper de verwerking. Als handleiding is het navolgende opgesteld hetgeen tevens fungeert als aanvulling op de toelichting formulier aanvraag verklaring verontreinigde grond.

Voor de indeling geldt dat deze niet alleen theoretisch, maar ook praktisch uitvoerbaar moet zijn. Voorwaarden tijdens de sanering hiervoor zijn veelal:

  • milieukundige begeleiding;

  • depotvorming (op of nabij de locatie);

  • en aanvullende bemonstering.

Grote projecten

Voor grote projecten raden wij u aan om voorafgaand aan de aanvraag over de wijze van indelen in overleg te treden met Bodem+.

Homogene eenheden

De locatie dient u in te delen in homogene eenheden: de partijen. Bij de indeling van partijen dient u achtereenvolgens rekening te houden met:

  • 1. grondsoort

  • 2. verontreinigingsgraad:

    • a. categorieën;

    • b. zware metalen;

    • c. asbest;

    • d. overige verontreinigingen.

Daarnaast is het zinvol om rekening te houden met gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval (de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen).

1. Indelen op grondsoort

Te onderscheiden bodemlagen/grondsoorten geven meestal een verschil in aard en mate van verontreiniging en daarmee ook een verschil in verwerkingsmogelijkheden. De hoeveelheid fijne delen van de grond is met name van belang voor het bepalen van de reinigingskosten of immobilisatiekosten en de keuze van de reinigingstechnieken of immobilisatietechniek. Voor hergebruik is de fysische samenstelling van de grond evenwel ook van belang.

Minder dan 20 gewichtsprocenten fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)

Des te minder fijne delen de grond bevat des te minder residu ontstaat bij natte of ‘extractieve’ reiniging. Grond met minder dan 20 gewichtsprocenten aan fijne delen is in het algemeen nat reinigbaar. Zwak siltig, matig siltig en kleiig zand kan daarom vrijwel altijd nat worden gereinigd. De grondsoorten sterk siltig zand, uiterst siltig zand en sterk tot zwak zandige klei zijn mogelijk nat reinigbaar.

Meer dan 20 gewichtsprocenten fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)

Natte reiniging van grond met meer dan 20 gewichtsprocenten aan fijne delen is over het algemeen minder doelmatig. Bij thermische reiniging is de hoeveelheid fijne delen in mindere mate van belang; deze is wel bepalend voor de doorvoersnelheid in de installatie en in samenhang met het vochtgehalte de belangrijkste kostenfactor.

Bijmengingen

De aanwezigheid van puin en/of afval kan de kosten en/of het resultaat van de reiniging beïnvloeden. In veel gevallen verdient het daarom aanbeveling om puin en afval op de locatie af te zeven op maximaal 32 mm. Als afzeven niet mogelijk is, dan een indeling maken van partijen mèt en partijen zonder puin en/of afval. Partijen met meer dan 50 gewichtsprocenten bodemvreemd materiaal niet aanmelden.

2. Indelen op verontreinigingsgraad

a. Categorieën

Partijen grond die worden toegepast op of in de landbodem worden volgens het Besluit bodemkwaliteit onder het generieke kader ingedeeld in de categorieën Achtergrondwaarden (AW2000) en Maximale Waarden voor de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie. Deze maximale waarden zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit. Voor een toelichting op de normstelling en toetsingskaders voor grond en baggerspecie wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van de Handreiking Besluit bodemkwaliteit.

b. Zware metalen

Na de indeling op grondsoort en categorieën is voor de verontreinigde grond een indeling nodig op zware metaalgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden en immobilisatiemogelijkheden mogelijk te maken. Bij deze indeling spelen de Achtergrondwaarden en de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie een belangrijke rol.

De volgende partijen zijn te onderscheiden:

c. Asbest

Na indeling op grondsoort en categorieën is voor verontreinigde asbesthoudende grond een indeling nodig op asbestgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden te maken. Bij deze indeling spelen de hergebruikswaarde (Maximale Waarde voor de bodemfunctieklasse Industrie) voor asbesthoudende grond (100 mg/kg droge stof gewogen) en de interventiewaarde voor asbesthoudende grond (eveneens 100 mg/kg droge stof gewogen) een belangrijke rol. De restconcentratienorm en interventiewaarde voor asbesthoudende grond, zijnde 100 mg/kg droge stof, betreft een gewogen norm. Deze gewogen norm kan worden berekend op basis van de formule: 1 × serpentijnasbestgehalte + 10 × amfiboolasbestgehalte.

De volgende partijen zijn te onderscheiden:

  • 1. gewogen gehalte asbest onder de hergebruikswaarde c.q. de interventiewaarde;

  • 2. gewogen gehalte asbest gelijk aan of boven de hergebruikswaarde c.q. de interventiewaarde.

d. Overige verontreinigingen

De verwerkingskosten van thermische reiniging nemen stapsgewijs toe voor olie, PAK/cyanide en chloorkoolwaterstoffen (CKW’s). Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na de indeling op zware metalen) in partijen verontreinigd met alleen olie (PAK < 50mg/kg ds., cyanide < 25mg/kg ds., CKW’s < 20mg/kg ds.), partijen met PAK > 50mg/kg ds. en/of cyanide > 25mg/kg ds. (al dan niet met olie doch zonder CKW’s > 20mg/kg ds.) en partijen met CKW’s > 20mg/kg ds. (al dan niet met olie en/of PAK en/of cyanide); anders gelden voor de gehele partij de hoogste verwerkingskosten.

Voor natte reiniging nemen de reinigingskosten toe als de verontreinigingen meer dan een factor 5 boven de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie (tabel 1 uit bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit) liggen. Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na het indelen op zware metalen) in grond met verontreinigingen beneden 5 maal de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie en grond met verontreinigingen boven 5 maal de Maximale Waarden voor de bodemfunctieklasse Industrie.