In verband met het vorenstaande zal het beleid i.c. de regelgeving met betrekking
tot het maken van dienstreizen worden aangepast. Uitgangspunt daarbij blijft dat het
opdracht geven en mogelijk maken van dienstreizen een zaak van de werkgever is en
dat deze moet voorzien in het voor die reizen adequate vervoer. Het gebruik van privé-vervoermiddelen
moet daarom tot bijzondere situaties beperkt blijven.
In verband daarmee zal het toekennen van de in artikel 2, eerste lid, van de Reisregeling binnenland genoemde vergoeding in het vervolg per betreffende ambtenaar dienen te worden onderbouwd
en vastgelegd in de administratie.
Het gebruik van privé-vervoermiddelen is geïndiceerd in het geval waarin een dienstreis
absoluut noodzakelijk is, deze reis naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of
niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt en voor die reis
geen adequaat dienstvervoer beschikbaar is.
Er is sprake van het niet of niet doelmatig per openbaar vervoer kunnen reizen indien
bijvoorbeeld een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:
-
a. er rijdt geen openbaar vervoer naar de plaats waar de werkzaamheden moeten worden
verricht;
-
b. er moet niet draagbare bagage of zeer kostbare apparatuur worden vervoerd;
-
c. de afstand tussen de dichtstbijzijnde halte van het openbaar vervoer en de plaats
waar de werkzaamheden moeten worden verricht bedraagt meer dan 1 kilometer;
-
d. tijdens (een gedeelte van) de reis is de veiligheid van de ambtenaar en/of de meegevoerde
bagage in het geding;
-
e. de bedrijfsarts is van oordeel dat om medische redenen geen gebruik mag worden gemaakt
van het openbaar vervoer;
-
f. er moeten verschillende adressen op dezelfde dag worden bezocht die niet in elkaars
nabijheid liggen;
-
g. het begin of einde van de werkzaamheden maken het gebruik van openbaar vervoer (over
een deel van het traject) onmogelijk;
-
h. de reisafstand in combinatie met de onzekerheid over de aanwezigheid van de te bezoeken
klant maken het gebruik van openbaar vervoer inefficiënt;
-
i. een zwaarwegend dienstbelang sluit het gebruik van openbaar vervoer uit.
Indien het gebruik van een privé-vervoermiddel tijdens een dienstreis is geïndiceerd
bestaat, ongeacht het daadwerkelijk gebruikte vervoermiddel, voor het traject dat
met dat vervoermiddel wordt afgelegd aanspraak op een bruto vergoeding van € 0,37
per kilometer.
Na inhouding van loonheffingen zal dit in de meeste gevallen resulteren in een kilometervergoeding
van ongeveer € 0,28 netto.