Besluit externe klachtencommissie raad voor de kinderbescherming

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2009 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 20-09-2006 t/m 30-06-2013

Besluit van 25 augustus 2006, houdende regels ter zake van de behandeling van klachten over de raad voor de kinderbescherming door een externe klachtencommissie (Besluit externe klachtencommissie raad voor de kinderbescherming)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 8 juni 2006, nr. 5424309/06/6, Directie Wetgeving;

Gelet op artikel 239, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 2006, nr. W03.06.0195/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 22 augustus 2006 Directie Wetgeving, nr. 5436001/06/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

Eenieder heeft het recht om over de wijze waarop een medewerker van de raad zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, schriftelijk een klacht in te dienen bij de klachtencommissie, bedoeld in artikel 15.

Artikel 3

  • 1 Alvorens een klacht aan de klachtencommissie voor te leggen, dient de klager over de gedraging een klacht in bij de raad, tenzij de klacht betrekking heeft op de wijze van klachtbehandeling door de raad.

  • 2 Indien naar het oordeel van de klachtencommissie ten aanzien van de in het klaagschrift bedoelde gedraging voor de klager de mogelijkheid openstaat de klacht in te dienen bij de raad of bij Onze Minister indien het een klacht tegen de algemeen directeur betreft, wijst zij de klager onverwijld op deze mogelijkheid en draagt zij het klaagschrift over, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, aan de raad dan wel Onze Minister ter afhandeling, tenzij de klager kenbaar heeft gemaakt dat het klaagschrift aan hem moet worden teruggezonden. Het tijdstip van ontvangst bij de klachtencommissie is bepalend voor de vraag of het klaagschrift tijdig is ingediend.

Artikel 4

  • 1 De klager kan zijn klacht binnen zes weken nadat de raad zijn beslissing heeft genomen of ingevolge artikel 9:11 van de Algemene wet bestuursrecht had behoren te nemen, aan de klachtencommissie voorleggen. Een klacht die na afloop van deze termijn is ingediend, kan alsnog in behandeling worden genomen indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 2 De klachtencommissie bevestigt onverwijld de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk. In deze bevestiging is de mededeling opgenomen dat de klager zich bij de behandeling van de klacht kan doen bijstaan door een raadsman of een vertrouwenspersoon.

  • 3 Indien de klacht verband houdt met een aangelegenheid waarover de raad een verzoek bij de rechter heeft ingediend of de rechter adviseert en de rechter over die aangelegenheid nog geen beslissing heeft genomen, stelt de raad na ontvangst van bericht door de klachtencommissie, de rechter onverwijld schriftelijk in kennis van het indienen van de klacht bij de klachtencommissie.

Hoofdstuk 2. De behandeling van de klacht

Artikel 5

  • 1 Het klaagschrift is ondertekend door de klager en bevat in ieder geval:

    • a. de naam en het adres van de klager;

    • b. de dagtekening;

    • c. een omschrijving van de gedraging waartegen de klacht is gericht, een aanduiding van de medewerker van de raad die zich aldus heeft gedragen en een aanduiding van degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden, indien deze niet de klager is;

    • d. de gronden van het klaagschrift;

    • e. de wijze waarop de klacht bij de raad is ingediend, en zo mogelijk de bevindingen van het onderzoek naar de klacht door de raad, zijn oordeel daarover alsmede de eventuele conclusies die de raad hieraan heeft verbonden.

  • 2 Indien het klaagschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van de klacht noodzakelijk is, draagt de klager zorg voor een vertaling.

  • 3 Indien niet is voldaan aan de in dit artikel gestelde vereisten, stelt de klachtencommissie de klager in de gelegenheid het verzuim binnen een door haar daartoe gestelde termijn te herstellen.

Artikel 6

De klachtencommissie is niet bevoegd een klacht te behandelen die betrekking heeft op een gedraging van de algemeen directeur.

Artikel 7

De klachtencommissie is niet verplicht de klacht te behandelen indien:

  • a. het klaagschrift niet voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 5;

  • b. de klacht kennelijk ongegrond is;

  • c. het belang van de klager bij onderzoek door de klachtencommissie dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is;

  • d. de klager een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;

  • e. de klacht betrekking heeft op een gedraging waartegen bezwaar kan worden gemaakt, waartegen een bezwaarprocedure aanhangig is of waartegen beroep kan worden ingesteld;

  • f. de klacht betrekking heeft op een gedraging waartegen door de klager bezwaar had kunnen worden gemaakt of waartegen door de klager beroep had kunnen worden ingesteld;

  • g. niet is voldaan aan het vereiste van artikel 3, eerste lid;

  • h. een klacht, dezelfde gedraging betreffende, bij de klachtencommissie in behandeling is of, behoudens indien een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid bekend is geworden en zulks tot een ander oordeel over de bedoelde gedraging zou hebben kunnen leiden, door haar is afgedaan.

Artikel 8

Indien de klachtencommissie op grond van de artikelen 6 of 7 de klacht niet in behandeling neemt, deelt zij dit onder vermelding van de redenen zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de klager mee. De kennisgeving vermeldt tevens binnen welke termijn de klager een verzoekschrift bij de Nationale ombudsman kan indienen.

Artikel 9

  • 1 De klachtencommissie beoordeelt de klacht. Indien zij de klacht van eenvoudige aard acht, kan zij beslissen dat de voorzitter van de klachtencommissie de klacht zelfstandig behandelt overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 13.

  • 2 De voorzitter kan de zaak te allen tijde verwijzen naar de klachtencommissie. Van die verwijzing wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager alsmede aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

Artikel 10

  • 1 De klachtencommissie stelt de klager, degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft alsmede de raad in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 Bij de behandeling van de klacht door de klachtencommissie kan zowel de klager als degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft zich door een raadsman of vertrouwenspersoon doen bijstaan.

Artikel 11

  • 1 Binnen een door de klachtencommissie te bepalen termijn worden ten behoeve van de beoordeling van de klacht de onder de raad, degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, en bij anderen berustende stukken aan haar overgelegd nadat zij hiertoe schriftelijk een verzoek heeft gedaan. De klachtencommissie kan ook bij andere personen mondeling of schriftelijk inlichtingen inwinnen.

  • 2 Degenen die ingevolge het eerste lid verplicht zijn stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het overleggen van stukken of het geven van inlichtingen weigeren of de klachtencommissie mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de stukken of de inlichtingen.

  • 3 De klachtencommissie beslist of de in het tweede lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

  • 4 Indien de klachtencommissie heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.

Artikel 12

  • 1 De klachtencommissie onderzoekt de klacht en geeft haar bevindingen en haar oordeel binnen zes weken of, indien de zienswijze, bedoeld in artikel 10, eerste lid, mondeling naar voren is gebracht, binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift.

  • 2 De klachtencommissie kan de afhandeling van de klacht voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager, aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft en aan de raad.

Artikel 13

  • 1 De klachtencommissie stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en haar oordeel daarover. De kennisgeving vermeldt tevens binnen welke termijn de klager een verzoekschrift bij de Nationale ombudsman kan indienen.

  • 2 Een afschrift van haar bevindingen en oordeel zendt de klachtencommissie aan Onze Minister en aan de raad.

  • 3 Indien de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond is bevonden, deelt de raad binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen en het oordeel van de klachtencommissie schriftelijk aan klager mee of en zo ja, welke gevolgen de raad hieraan binnen de organisatie verbindt. Een afschrift van deze mededeling wordt gezonden aan de klachtencommissie.

  • 4 Indien de rechter nog geen beslissing heeft genomen in de aangelegenheid waarmee de klacht verband houdt, zendt de raad de rechter onverwijld de bevindingen en het oordeel van de klachtencommissie, tenzij de klager hiertegen gemotiveerd zijn bedenkingen kenbaar heeft gemaakt dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze bevindingen geen invloed zullen hebben op de aangelegenheid waarover de rechter nog moet beslissen. In deze gevallen deelt de raad de rechter schriftelijk mee dat op de klacht is beslist. Op verzoek van de rechter stelt de raad de rechter in kennis van de inhoud van de klacht en van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en het oordeel daarover van de klachtencommissie.

Artikel 14

De raad draagt zorg voor registratie van de bij de klachtencommissie ingediende schriftelijke klachten en van de bevindingen en het oordeel van de klachtencommissie. De geregistreerde klachten en de gevolgen, bedoeld in artikel 13, derde lid, die daaraan door de raad worden verbonden, worden jaarlijks in geanonimiseerde vorm gepubliceerd.

Hoofdstuk 3. De klachtencommissies

Artikel 15

  • 2 De bevoegdheidsverdeling van de klachtencommissies is de volgende. Er is een klachtencommissie voor de:

    • a. regio Friesland en Flevoland en regio Groningen en Drente;

    • b. regio Overijssel en regio Gelderland;

    • c. regio Utrecht, regio Amsterdam, regio Noord-Holland, het landelijk bureau en de Landelijke directie met uitzondering van de algemeen directeur;

    • d. regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord en Midden, regio Rotterdam-Rijnmond en regio Zuid-Holland Zuid en Zeeland;

    • e. regio Oost-Brabant, regio Midden- en West-Brabant en regio Limburg.

  • 3 Van de klachtencommissie mogen geen lid worden:

    • a. medewerkers van de raad en

    • b. personen die werkzaam zijn geweest voor de raad indien minder dan drie jaar is verstreken nadat hun dienstverband bij de raad is beëindigd.

  • 4 De klachtencommissie bestaat uit de volgende leden:

    • a. een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters, zijnde rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, door Onze Minister benoemd, op voordracht van de Raad voor de rechtspraak, gehoord de rechtbank waar de voorzitter of plaatsvervangende voorzitter werkzaam is;

    • b. een lid en een of meer plaatsvervangende leden, deskundig op het terrein van jeugdzorg of jeugdwelzijn en betrokken bij de maatschappelijke ontwikkelingen binnen de jeugdbescherming, door Onze Minister benoemd op voordracht van het provinciebestuur of op gemeenschappelijke voordracht van de provinciebesturen van de provincies waarin het betreffende regiogebied is gelegen;

    • c. een lid en een of meer plaatsvervangende leden, deskundig op het terrein van jeugdzorg of jeugdwelzijn en betrokken bij de maatschappelijke ontwikkelingen binnen de jeugdbescherming, benoemd door Onze Minister.

  • 5 De voorzitter en de leden van de klachtencommissie worden benoemd voor de tijd van zes jaar. Zij kunnen aansluitend op die termijn éénmaal voor een gelijke termijn worden herbenoemd. Zij zijn bevoegd als plaatsvervangend lid van de klachtencommissie in een ander regiogebied op te treden.

  • 6 Aan de voorzitter en aan een lid wordt op eigen verzoek tussentijds ontslag verleend.

  • 7 Een lid kan door Onze Minister worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of andere zwaarwegende gronden. Omtrent het voornemen tot ontslag wordt de betrokkene door of namens Onze Minister gehoord.

Artikel 16

  • 1 Onverminderd artikel 9 houdt de klachtencommissie zitting en beslist met drie leden. De voorzitter wijst de leden aan.

  • 2 Onze Minister voegt aan elke klachtencommissie een secretaris toe. De secretaris is bevoegd als plaatsvervangend secretaris in een ander regiogebied op te treden.

Artikel 17

  • 1 De voorzitter van de klachtencommissie bepaalt in overleg met de secretaris plaats, dag en uur van de zittingen.

  • 2 De voor de klachtencommissie bestemde stukken worden ingediend bij haar secretaris.

Artikel 18

  • 1 De leden van de klachtencommissie ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Voor het deelnemen aan een zitting ter behandeling van klachten ontvangen zij een vacatiegeld overeenkomstig de door Onze Minister te stellen regels.

  • 2 Aan de secretaris wordt voor zijn werkzaamheden een afzonderlijke vergoeding toegekend tot een nader door Onze Minister te bepalen bedrag.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20

De op het moment van inwerkingtreding van dit besluit in de klachtencommissies zitting hebbende leden, blijven daarin zitting houden voor de duur van hun benoeming.

Artikel 21

Klaagschriften die voor de inwerkingtreding van dit besluit bij de klachtencommissie zijn ontvangen, worden door de klachtencommissie behandeld met toepassing van het voor de inwerkingtreding van dit besluit geldende recht.

Artikel 22

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 23

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit externe klachtencommissie raad voor de kinderbescherming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 augustus 2006

Beatrix

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de negentiende september 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner