Protocol inzake de beheers- en beleidsmatige positie van het Kennisinstituut voor
Mobiliteitsbeleid (KiM)
[Regeling vervallen per 21-08-2010]
I. Algemeen
[Regeling vervallen per 21-08-2010]
1. Met ingang van 1 september 2006 gaat het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid
(KiM) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) van start. Het KiM is een
nieuwe, onafhankelijke eenheid binnen het ministerie, die strategische kennisproducten
levert ten behoeve van de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit.
De vorming van het KiM maakt onderdeel uit van het proces van cultuurverandering van
het ministerie van VenW in de richting van een bestuursdepartement. Dat betekent dat
(het formuleren van) strategische kennisvragen een essentieel onderdeel moet zijn
van het beleidsproces. Daarmee kan de kwaliteit van de strategische beleidsontwikkeling
toenemen.
Het KiM stelt onafhankelijke, wetenschappelijk verantwoorde verkenningen en analyses
op die relevant zijn voor de beleidsvorming op het gebied van mobiliteit. Door het
KiM verricht onderzoek dient inhoudelijk onafhankelijk te zijn van het beleid, omdat
beleidsonderzoek een verkennend en toetsend karakter heeft. Met onderzoek kan worden
nagegaan in hoeverre het (voorgenomen of gevoerde) beleid bijdraagt aan overheidsdoelstellingen.
Als de uitkomsten van deze toetsing worden beïnvloed door het beleid zelf, kan deze
toetsende rol niet adequaat worden vervuld. Spelregels om de inhoudelijke onafhankelijkheid
van het KiM te waarborgen zijn opgenomen in dit protocol.
2. De wijze waarop het KiM zijn taken uitvoert en de wijze waarop het daarbij samenwerkt
met de beleidsdirectoraten-generaal, Rijkswaterstaat en de Inspectie Verkeer en Waterstaat
(IVW), vereisen goede afspraken waarbij de respectievelijke beleids- en beheersverantwoordelijkheden
duidelijk zijn aangegeven. Deze regeling voorziet daarin. Voorts schetst deze regeling
de kaders voor de samenwerking tussen het KiM en de Planbureaus. Ook de relatie met
de Tweede Kamer wordt beschreven.
II. Taken
[Regeling vervallen per 21-08-2010]
1. Het KiM levert een wetenschappelijke bijdrage aan de ontwikkeling en evaluatie
van beleid. Dit geschiedt door:
Aan deze hoofdtaken zijn een aantal afgeleide taken verbonden:
-
c. het adviseren omtrent de aard en omvang van wetenschappelijke ondersteuning bij de
beantwoording van beleidsvragen;
-
d. het verlenen van opdrachten voor het verrichten van extern onderzoek voor VenW;
-
e. het aangeven van de mogelijke consequenties van beleidskeuzes;
-
f. het actief verspreiden van (internationale) kennis.
III. Aansturingskaders
[Regeling vervallen per 21-08-2010]
1. Bij de uitvoering van zijn taken als een onafhankelijke eenheid binnen het ministerie
van VenW geldt dat op het KiM de algemene bevoegdheden en verplichtingen van toepassing
zijn die voor iedere VenW-dienst gelden. In de hierna volgende paragrafen worden de
bijzondere regelingen beschreven die met betrekking tot de beleids- en beheersmatige
aansturing gelden voor het KiM.
2. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de onderzoekportefeuille van het KiM grotendeels
vraaggestuurd wordt gevuld. Ten aanzien van deze ‘onderzoekagenda’, die zowel op het
interne als op het extern uit te besteden onderzoek betrekking heeft, dient een onderscheid
gemaakt te worden tussen a) de langere termijn onderzoekprogrammering met een thematisch
karakter en b) de besluitvorming met betrekking tot acute, niet-geprogrammeerde onderzoekswensen.
3. Een goede onderzoekprogrammering is van vitaal belang. In de eerste plaats wordt
in het proces van programmeren op gestructureerde wijze helderheid verkregen over
de behoeften bij het beleid aan wetenschappelijk gefundeerde kennis. Door het thematisch
bundelen van de diverse concrete behoeften kan, in de tweede plaats, het wetenschappelijk
onderzoek worden verdiept en wordt de cumulatie van kennis bevorderd. In de derde
plaats verschaft het onderzoekprogramma een beoordelingskader voor de te ondernemen
onderzoekactiviteiten en is het tevens een sturingsinstrument voor de eigen organisatie:
op welke wijze en met welke middelen zal uitvoering aan de programmering worden gegeven?
Communicatie binnen VenW
4. Het KiM communiceert actief met andere delen van VenW door middel van presentaties,
gesprekken en informele contacten. De directeur van het KiM is agendalid van de Bestuursraad,
zodat hij zich kan oriënteren op de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsoverwegingen.
Alle producten van het KiM worden – al dan niet in samengevatte vorm – ter kennis
gebracht van de secretaris-generaal en worden besproken met de hoofden van de diensten
die het aangaan.
Werkplan
5. De inhoudelijke sturing krijgt invulling door de ontwikkeling van een strategisch
onderzoeksbeleid. Dit komt tot uiting in een jaarlijks werkplan van het KiM. Het werkplanproces
kent de volgende drie fasen:
-
a. Inventarisatie.
Op basis van het vele informele overleg dat zowel rond het interne als het externe
onderzoek plaatsvindt, en van de besprekingen over de voortgang van onderzoeksondersteuning
op de diverse beleidsprogramma’s en taakterreinen kan een eerste inventarisatie worden
opgemaakt van de belangrijkste strategische beleidsproblemen en de hieraan gekoppelde
behoeften aan wetenschappelijke ondersteuning. Gelijktijdig hieraan kan, bijvoorbeeld
met behulp van brainstormsessies en strategische beleidsconferenties, reeds informeel
bij de leiding van de VenW-onderdelen over de aard van de wetenschappelijke bijdragen
aan VenW beleid worden gesproken. Het is hierbij van belang dat naast concrete onderzoekswensen
vooral ook te onderzoeken trends, toekomstige beleidsonderwerpen, maatschappelijke
ontwikkelingen die voor Verkeer en Waterstaat van belang zijn, etc., worden opgetekend.
De Strategische Kennisagenda van Verkeer en Waterstaat fungeert als een belangrijke
basis voor deze inventarisatie.
-
Deze ‘ruwe’ inventarisatie wordt door het KiM verwerkt: er vindt een thematische bundeling
plaats en van concrete onderzoekswensen wordt nagegaan of deze onderzoekswaardig (is
over het onderwerp inderdaad nog onvoldoende bekend?) en onderzoekbaar (kan onderzoek
antwoord geven op de gestelde vragen?) zijn. Tevens wordt een indicatie gegeven van
de termijn waarbinnen de gevraagde kennis wordt opgeleverd en de mate waarin het KiM
in de productie van de kennis investeert.
-
b. Advisering.
De aldus ‘veredelde’ inventarisatie wordt vervolgens in een formele adviesronde voorgelegd
aan onder meer de Programmaraad (zie punt 9) en aan de Raad van Advies (zie punt 10)
van het KiM. In deze ronde dient vooral op mogelijke blinde vlekken gelet te worden
en dient beoordeeld te worden welk gewicht de aangedragen thema's hebben gelet op
het belang voor de beleidsvorming op (middel)lange termijn. Dit advies wordt verwerkt
in een document dat wordt besproken met de secretaris-generaal.
-
c. Besluitvorming.
De secretaris-generaal stelt het werkplan vast.
Ongevraagd onderzoek
6. Het KiM kan naast gevraagde beleidsonderzoeken ook ongevraagde onderzoeken uitvoeren.
Deze worden opgenomen in de onderzoeksprogrammering. Als het KiM een ongevraagd onderzoek
uitvoert, wordt de secretaris-generaal daarover door het KiM geïnformeerd.
Onderzoek in opdracht van anderen
7. Verzoeken aan het KiM tot het doen van onderzoek door instanties die niet vallen
binnen het ambtsbereik van de Minister van Verkeer en Waterstaat (aan te duiden als
externen) worden afgewogen in samenhang met het vastgestelde onderzoekprogramma. Dit
geldt ook ten aanzien van vragen die vanuit de Tweede Kamer aan de minister worden
gesteld om het KiM onderzoeken te doen verrichten en voor onderzoek ter ondersteuning
van het werk van de Raad voor Verkeer en Waterstaat. De minister, en in voorkomend
geval de secretaris-generaal beoordelen dergelijke verzoeken. Daarbij gelden de volgende
criteria:
-
a. het gevraagde onderzoek is een afgeleide van eerder door het KiM verricht onderzoek;
-
b. het gevraagde externe onderzoek vormt in afgeleide zin een aanvulling op c.q. versterking
van door het KiM verricht of nog te verrichten onderzoek;
-
c. extern onderzoek mag niet ten koste gaan van de primaire taakstelling;
-
d. de omvang van te verrichten extern onderzoek mag in geld uitgedrukt niet meer belopen
dan 10% van het totale KiM-budget.
Afstemming met AVV
8. Ook de AVV zal zich blijven bezig houden met vragen die het beleid ondersteunen.
In zijn algemeenheid geldt dat vragen met een strategische of wetenschappelijke achtergrond
primair bij het KiM zullen worden behandeld en vragen met een meer tactisch-operationele
achtergrond bij de AVV. De directeuren van AVV en KiM zullen regelmatig met elkaar
overleggen om eventuele problemen hierbij te voorkomen of weg te nemen.
Programmaraad
9. De Programmaraad van het KiM bestaat uit vertegenwoordigers van de beleidsdirectoraten-generaal,
de IVW en Rijkswaterstaat. De Programmaraad heeft een belangrijke rol bij de totstandkoming
van het werkplan van het KiM. Zoals hiervoor beschreven in punt 5, wordt in intensieve
interactie met de beleidsonderdelen van VenW een inventarisatie gemaakt van de onderzoekswensen.
Het is van belang dat deze inventarisatie door vertegenwoordigers op hoog niveau vanuit
de beleidsonderdelen, vanuit de IVW en vanuit RWS wordt bezien op compleetheid. Ook
dient de Programmaraad te bezien in hoeverre onderwerpen die in de inventarisatie
zijn opgenomen vanwege hun meer tactisch-operationele aard uiteindelijk beter door
de AVV kunnen worden behandeld dan door het KiM. Ook om deze reden is participatie
van RWS in de Programmaraad van belang.
Raad van Advies
10. Het KiM zal in zijn functioneren terzijde worden gestaan door een Raad van Advies.
Deze raad bestaat uit vertegenwoordigers uit de wereld van de wetenschap en het openbaar
bestuur en wordt voorgezeten door een onafhankelijk hoogleraar. De raad zorgt voor
de algemene kwaliteitsbewaking van het onderzoek. De raad toetst of het onderzoek
als geheel van voldoende niveau is, tegemoet komt aan redelijke verwachtingen, evenwichtig
is samengesteld en de wetenschappelijke toets kan doorstaan. De raad rapporteert jaarlijks
zijn bevindingen, die worden gevoegd bij het jaarverslag van het KiM, aan de secretaris-generaal.
Wetenschappelijke normen
11. De resultaten van het werk van het KiM worden bepaald door de eisen van wetenschappelijke
kwaliteit. Het KiM wordt geleid door een hoogleraar of iemand met vergelijkbare kwaliteiten.
12. De kwaliteit van het werk van het KiM wordt niet alleen geborgd door de hiervoor
genoemde Raad van Advies, maar ook door een systeem van externe audits. Te denken
valt aan ‘peer reviews’ of visitaties door (beleids)onderzoekers van buiten VenW.
Het gaat met name om gerenommeerde wetenschappers en deskundigen bij andere planbureaus.
De bevindingen van de externe audits worden gepubliceerd.
13. De medewerkers van het KiM nemen deel aan (internationaal) wetenschappelijke fora.
IV. Voorlichting, publiciteit en externe contacten
[Regeling vervallen per 21-08-2010]
1. De minister en zijn ambtenaren respecteren de uitkomsten van de door het KiM uitgevoerde
onderzoeken. Zij verstrekken geen dienstopdrachten aan het KiM om formuleringen, uitkomsten,
onderzoeksmethoden of veronderstellingen te veranderen.
2. De onderzoeken van het KiM zijn in principe openbaar en worden geplaatst op de
eigen website van het KiM. Het tijdstip van publicatie is in beginsel niet later dan
drie maanden na afronding van het onderzoek. In voorkomende gevallen kan hiervan worden
afgeweken, bijvoorbeeld als de onderzoeken deel uitmaken van de voorbereiding van
een grote beleidsnota, waarbij alle relevante onderzoeksrapporten gelijktijdig met
het uitbrengen van de nota worden gepubliceerd. In zulke gevallen zal overleg met
de secretaris-generaal en het betrokken diensthoofd plaatsvinden. Op actieve en passieve
openbaarmaking is de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing.
3. Op grond van artikel 4 van het Instellingsbesluit Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid
Verkeer en Waterstaat behoeft de inhoud van de door het KiM verrichte onderzoeksrapporten
niet het standpunt van de Minister van VenW weer te geven.
4. Voorlichting over onderzoeksrapporten wordt door het KiM zelf verzorgd. Het KiM
maakt in voorkomende gevallen gebruik van de door de Directie Communicatie geboden
faciliteiten. De persvoorlichting over beleidsconsequenties is zozeer gezichtsbepalend
voor de politieke verantwoordelijkheid dat dit een taak is die door de Directie Communicatie
wordt uitgevoerd.
5. Directie en medewerkers van het KiM kunnen desgevraagd worden betrokken bij het
werk van adviesorganen, zoals de Raad voor Verkeer en Waterstaat. In deze situaties
zal de nadruk meestal liggen op het verstrekken van gegevens, uitvoeren van wetenschappelijke
analyses en opstellen van prognoses.
6. Medewerkers die namens het KiM optreden, volgen terzake de instructies van de directeur
van het KiM. Zij informeren de Directie Communicatie over contacten met de pers of
voorgenomen publicaties. Zij leggen bij publiek optreden het accent op beschrijvingen,
analyses en prognoses. Zij kiezen geen positie in partijpolitieke debatten en onthouden
zich van uitspraken over puur politieke kwesties of personen.
7. Bij verzoeken van derden die op basis van openbaar of gepubliceerd materiaal kunnen
worden beantwoord, wordt de informatie als vorm van publieksvoorlichting verschaft.
Externe verzoeken om aanvullende analyses en doorrekening worden volgens de hiervoor
in dit Protocol omschreven wijze behandeld.
V. Samenwerking met de planbureaus en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV)
[Regeling vervallen per 21-08-2010]
1. Het KiM werkt intensief samen met de planbureaus CPB, SCP, MNP en RPB. Producten
als verkenningen worden in hoge mate gebaseerd op onderzoek dat door de planbureaus
wordt uitgevoerd. Met de planbureaus worden afspraken gemaakt over het jaarlijks aanleveren
van informatie uit de verkenningen van de planbureaus aan het KiM. Over de programmering
wordt overleg gevoerd met de Planbureaus. Bij de samenwerking met de planbureaus zijn
de afspraken die zijn vastgelegd in het Protocol voor de planbureaufunctie van 18 september
1996 (zie Annex 1) leidend.
2. Er wordt gestreefd naar projectmatige samenwerking met de planbureaus. Uitwisseling
van medewerkers wordt nagestreefd.
3. Met de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) worden afspraken gemaakt over taakverdeling
en samenwerking. De door AVV verzamelde basisinformatie, de AVV-modellen en de resultaten
van andere AVV-studies zullen belangrijke bronnen van kennis vormen voor het KiM.
In de afspraken met AVV wordt snelle en directe toegang tot deze bronnen gewaarborgd.