In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders is bepaald,
verstaan onder:
aanbieden:
-
a. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van
een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst
met een consument inzake een financieel product dat geen financieel instrument, premiepensioenvordering
of verzekering is of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aangaan, beheren
of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst;
-
b. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van
een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst
waarbij een premiepensioenvordering ontstaat of het in de uitoefening van een beroep
of bedrijf aangaan, beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst;
-
c. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van
een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst
inzake een verzekering of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aangaan,
beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst; of
-
d. het rechtstreeks of middellijk doen van een voldoende bepaald voorstel tot het als
wederpartij aangaan van een overeenkomst inzake een recht van deelneming in een beleggingsinstelling
of een icbe of het rechtstreeks of middellijk vragen of verkrijgen van gelden of andere
goederen van een cliënt ter deelneming in een beleggingsinstelling of een icbe;
aanbieder: degene die aanbiedt;
aangewezen staat: een staat die op grond van deze wet is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend
op afwikkelondernemingen, beleggingsinstellingen, clearinginstellingen, natura-uitvaartverzekeraars
onderscheidenlijk wisselinstellingen dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien
van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
aanmeldingstermijn: de periode gedurende welke de effecten waarop een openbaar bod betrekking heeft,
kunnen worden aangemeld;
accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
adviseren:
-
a. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meer specifieke
financiële producten, met uitzondering van premiepensioenvorderingen, verzekeringen
en financiële instrumenten, aan een bepaalde consument; of
-
b. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meer specifieke
overeenkomsten waarbij een premiepensioenvordering ontstaat, van een of meer specifieke
verzekeringen of van een of meer specifieke financiële instrumenten aan een bepaalde
cliënt;
adviseur: degene die adviseert;
afwikkeling: de uitvoering van een besluit op grond van artikel 3A:18, eerste lid, of artikel 18, zesde lid, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme,
alsmede van een daarmee overeenkomend besluit van een afwikkelingsautoriteit in een
andere staat;
Afwikkelingsraad: de Afwikkelingsraad, genoemd in artikel 42 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme;
afwikkeldiensten: werkzaamheden, gericht op:
-
a. het doorzenden door een ander dan een aanbieder van communicatienetwerken van verzoeken
die betrekking hebben op de goedkeuring van betaalopdrachten;
-
b. het goedkeuren van verzoeken als bedoeld onder a, namens een betalende betaaldienstverlener;
of
-
c. het salderen;
afwikkelonderneming: degene die afwikkeldiensten verleent;
afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat: afwikkelonderneming met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van
artikel 2:3.0c, derde lid, is aangewezen als staat waar toezicht op afwikkelondernemingen wordt uitgeoefend
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
Agentschap: het agentschap, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening nr. (EG) 713/2009
van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van het Agentschap
voor de samenwerking tussen energieregulators (Pb EU 2009, L 211);
Autoriteit Financiële Markten: Stichting Autoriteit Financiële Markten;
bank: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 4 van de verordening kapitaalvereisten,
niet zijnde een kredietunie met zetel in Nederland, met dien verstande dat, tenzij
anders bepaald, met een bank wordt gelijkgesteld de houder van een vergunning als
bedoeld in artikel 3:4;
bankspaardeposito eigen woning: spaarrekening eigen woning als bedoeld in artikel 10bis.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
basisbankrekening: een betaalrekening, met inbegrip van bijbehorend betaalinstrument, waarbij debetstand
niet mogelijk is;
beheerder van een beleggingsinstelling: degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf het beheer voert over een
of meer beleggingsinstellingen;
beheerder van een icbe: degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf het beheer voert over een
of meer icbe’s;
beheren van een beleggingsinstelling: als beheerder verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in bijlage I van de richtlijn
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
beheren van een individueel vermogen: in de uitoefening van een beroep of bedrijf, anders dan als beheerder van een beleggingsinstelling
of beheerder van icbe, op discretionaire basis voeren van het beheer over financiële
instrumenten die toebehoren aan een persoon dan wel over aan deze persoon toebehorende
middelen ter belegging in financiële instrumenten op grond van een door deze persoon
gegeven opdracht;
beleggerscompensatiestelsel: een stelsel omtrent een garantie voor vorderingen van beleggers in verband met beleggingsverrichtingen
op banken, beleggingsondernemingen of financiële instellingen waaraan het is toegestaan
beleggingsdiensten te verlenen, tegen het risico dat deze financiële ondernemingen
hun verplichtingen met betrekking tot die vorderingen niet kunnen nakomen;
beleggingsfonds: een niet in een beleggingsmaatschappij ondergebracht vermogen waarin ter collectieve
belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen
teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;
beleggingsinstelling: beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen in de vorm van een beleggingsfonds
of een beleggingsmaatschappij;
beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een beleggingsinstelling met zetel buiten Nederland in een staat, niet zijnde een
lidstaat, die niet op grond van artikel 2:66, eerste lid, is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend op beleggingsinstellingen
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
beleggingsmaatschappij: een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt
of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen,
niet zijnde een maatschappij voor collectieve belegging in effecten;
beleggingsobject:
-
a. een zaak, een recht op een zaak of een recht op het al dan niet volledige rendement
in geld of een gedeelte van de opbrengst van een zaak, niet zijnde een product als
bedoeld in de onderdelen b tot en met i van de definitie van financieel product in
dit artikel, welke anders dan om niet wordt verkregen, bij welke verkrijging aan de
verkrijger een rendement in geld in het vooruitzicht wordt gesteld en waarbij het
beheer van de zaak hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door een ander dan de verkrijger;
of
-
b. een ander bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen recht;
beleggingsonderneming: degene die een beleggingsdienst verleent of een beleggingsactiviteit verricht;
beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling: beleggingsonderneming die frequent op georganiseerde, regelmatige en systematische
wijze, voor eigen rekening en buiten een gereglementeerde markt of een multilaterale
handelsfaciliteit om transacties uitvoert door orders van cliënten met betrekking
tot aandelen uit te voeren;
bemiddelaar: degene die bemiddelt;
bemiddelen:
-
a. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een ander financieel product
dan een financieel instrument, krediet, premiepensioenvordering of verzekering tussen
een consument en een aanbieder;
-
b. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een consument
en een aanbieder of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke
overeenkomst;
-
c. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst waarbij een premiepensioenvordering
ontstaat tussen een cliënt en een premiepensioeninstelling of op het assisteren bij
het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst; of
-
d. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar
of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering;
betaaldienst: bedrijfswerkzaamheid als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten;
betaaldienstagent: persoon die bij de uitvoering van betaaldiensten voor rekening van een betaalinstelling
of elektronischgeldinstelling optreedt;
betaaldienstgebruiker: persoon die in de hoedanigheid van betaler, betalingsbegunstigde of beide van een
betaaldienst gebruik maakt;
betaaldienstverlener: degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldiensten;
betaalinstelling: een betaaldienstverlener waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:3a is verleend;
betaalinstrument: gepersonaliseerd instrument of gepersonaliseerde instrumenten of het geheel van procedures,
overeengekomen tussen de betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener, waarvan
de betaaldienstgebruiker gebruik maakt om een betaalopdracht te initiëren;
betaalopdracht: door een betaler of betalingsbegunstigde aan zijn betaaldienstverlener gegeven opdracht
om een betalingstransactie uit te voeren;
betaalrekening: op naam van een of meer betaaldienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering
van betalingstransacties wordt gebruikt;
betaler: persoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die
betaalrekening toestaat, hetzij bij ontbreken van een betaalrekening, een persoon
die een betaalopdracht geeft;
betalingsbegunstigde: persoon die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie
betrekking heeft;
betalingssysteem: een geldovermakingssysteem met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke
regels voor de verwerking, clearing of afwikkeling van betalingstransacties;
betalingstransactie: door de betaler of de betalingsbegunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen
worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen
tussen de betaler en de betalingsbegunstigde zijn;
bewaarder: degene die belast is met de bewaring van de activa van een beleggingsinstelling;
bewaarder van een icbe: degene die is belast met de bewaring van de activa van een icbe;
bewindvoerder: de bewindvoerder, bedoeld in artikel 3:162, vierde lid, of degene die is aangewezen door de bestuurlijke of rechterlijke instanties in een
andere lidstaat om saneringsmaatregelen uit te voeren;
bieder: een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap, dan wel enig naar buitenlands
recht daarmee vergelijkbaar lichaam of samenwerkingsverband, door wie of namens wie
al dan niet tezamen met een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen
of daarmee vergelijkbare lichamen of samenwerkingsverbanden een openbaar bod wordt
voorbereid of uitgebracht, dan wel is uitgebracht;
bijdragende onderneming: bijdragende onderneming als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
bijkantoor:
-
a. duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezige onderdelen zonder
rechtspersoonlijkheid van een financiële onderneming die geen verzekeraar is; of
-
b. duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezige onderdelen zonder
rechtspersoonlijkheid van een verzekeraar alsmede elke andere duurzame aanwezigheid
van een verzekeraar, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig
persoon die is gemachtigd duurzaam voor de verzekeraar op te treden;
binnenlandse fusie: fusie tussen icbe’s met zetel in Nederland waarvan ten minste een van de betrokken
beheerders een beheerder van een icbe is die op grond van artikel 2:123, vijfde lid, in een andere lidstaat rechten van deelneming mag aanbieden in een door hem beheerde
icbe met zetel in Nederland;
buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling: beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een Nederlandse beheerder van
een beleggingsinstelling;
burgerservicenummer: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
centrale kredietinstelling: een bank die met betrekking tot een groep banken tot welke groep die bank zelf ook
behoort, het beleid mede bepaalt;
clearinginstelling: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van overeenkomsten betreffende financiële
instrumenten met een centrale tegenpartij die optreedt als exclusieve wederpartij
bij deze overeenkomsten, waarvan de bedingen die de kern van de prestaties aangeven
overeenkomen met de bedingen die deel uitmaken van overeenkomsten, gesloten door derden
of door hemzelf in zijn hoedanigheid van partij, op een handelsplatform en die in
de laatstbedoelde overeenkomsten de kern van de prestaties aangeven;
clearinginstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een clearinginstelling met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond
van artikel 2:6, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op clearinginstellingen wordt uitgeoefend
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
co-assurantie binnen de Unie: een directe schadeverzekering betreffende grote risico’s, in co-assurantie gesloten,
waarbij:
-
a. de schadeverzekeraar die als eerste schadeverzekeraar optreedt, zijn verplichtingen
uit hoofde van de schadeverzekering is aangegaan vanuit een vestiging in een andere
lidstaat dan de lidstaat waarin ten minste een van de overige co-assuradeuren zulks
heeft gedaan; en
-
b. het risico in een lidstaat is gelegen;
consument: een niet in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep handelende natuurlijke persoon
aan wie een financiële onderneming een financiële dienst verleent;
coördinator: de coördinator, die ingevolge artikel 10, eerste lid, van de richtlijn financiële
conglomeraten verantwoordelijk is voor de coördinatie en de uitoefening van het aanvullend
toezicht op een financieel conglomeraat;
deelnemende onderneming: een moederonderneming, een onderneming die een richtlijndeelneming bezit of een onderneming
die met een andere onderneming verbonden is door het feit dat zij daarover een centrale
leiding uitoefent krachtens een door deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een
bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit
dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen van deze ondernemingen
gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in
meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
deelnemer: aandeelhouder of deelgerechtigde in een beleggingsinstelling of icbe;
deposito: een tegoed dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk
uit normale banktransacties voortvloeit, en dat een bank onder de toepasselijke wettelijke
en contractuele voorwaarden dient terug te betalen, met inbegrip van een termijndeposito
en een spaardeposito, met uitzondering van een tegoed waarvan:
-
a. het bestaan alleen kan worden aangetoond met behulp van een financieel instrument,
tenzij het een spaarproduct betreft dat wordt belichaamd in certificaat van deposito
dat op naam luidt en dat op 2 juli 2014 bestond in een lidstaat;
-
b. de hoofdsom niet a pari terugbetaalbaar is;
-
c. de hoofdsom alleen a pari terugbetaalbaar is uit hoofde van een door de bank of door
een derde verstrekte garantie of overeenkomst;
depositogarantiestelsel: een stelsel omtrent een garantie voor vorderingen van depositohouders op banken tegen
het risico dat deze banken hun verplichtingen met betrekking tot die vorderingen niet
kunnen nakomen;
dochteronderneming:
-
a. dochteronderneming als bedoeld in artikel 22, eerste tot en met vijfde lid, van de
richtlijn jaarrekening; of
-
b. een onderneming waarin, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, een moederonderneming
feitelijk een overheersende invloed uitoefent;
waarbij een dochteronderneming van een dochteronderneming eveneens wordt aangemerkt
als dochteronderneming van de moederonderneming;
doelvennootschap: de instelling waarvan effecten zijn uitgegeven waarop een openbaar bod is aangekondigd,
wordt uitgebracht of dient te worden uitgebracht;
duurzame drager: een hulpmiddel dat een persoon in staat stelt om aan hem persoonlijk gerichte informatie
op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik
gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen,
en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;
effect:
-
a. een verhandelbaar aandeel of een ander daarmee gelijk te stellen verhandelbaar waardebewijs
of recht niet zijnde een appartementsrecht;
-
b. een verhandelbare obligatie of een ander verhandelbaar schuldinstrument; of
-
c. elk ander door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar
waardebewijs waarmee een in onderdeel a of b bedoeld effect door uitoefening van de
daaraan verbonden rechten of door conversie kan worden verworven of dat in geld wordt
afgewikkeld;
eigenwoningschuld: eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 10bis.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
elektronisch geld: geldswaarde die elektronisch of magnetisch is opgeslagen die een vordering op de
uitgever vertegenwoordigt, die is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties
te verrichten als bedoeld in artikel 4, punt 5, van de richtlijn betaaldiensten, en
waarmee betalingen kunnen worden verricht aan een andere persoon dan de uitgever;
elektronische weg: elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie,
opslag en verzending van gegevens via draden, radio, optische technologieën of andere
elektromagnetische middelen;
elektronischgeldinstelling: degene die zijn bedrijf maakt van de uitgifte van elektronisch geld;
entiteit voor risico-acceptatie: instelling, niet zijnde een verzekeraar, die door een verzekeraar overgedragen risico’s
accepteert en de acceptatie van die risico’s uitsluitend financiert door van derden
gelden aan te trekken terzake waarvan de terugbetalingsverplichtingen zijn achtergesteld
bij de betalingsverplichtingen die ontstaan uit het accepteren van de overgedragen
risico’s;
entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat: entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een staat die geen lidstaat is die
niet op grond van artikel 2:54d, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op entiteiten voor risico-acceptatie wordt
uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die
deze wet beoogt te beschermen;
EU-moederinstelling: een EU-moederinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 29, van de
verordening kapitaalvereisten;
EU-moederonderneming:
-
a. een EU-moederinstelling;
-
b. een financiële holding die geen dochteronderneming is van een bank of beleggingsonderneming
met zetel in een lidstaat of van een financiële holding of gemengde financiële holding
met zetel in een lidstaat; of
-
c. een gemengde financiële moederholding die geen dochteronderneming is van een bank
of beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend in een lidstaat of van
een financiële holding of gemengde financiële holding met zetel in een lidstaat;
Europese bank: bank met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf
een vergunning heeft;
Europese beleggingsinstelling:
Europese beleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de uitoefening
van haar bedrijf een vergunning heeft;
Europese herverzekeraar: herverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die aldaar een vergunning heeft
voor de uitoefening van zijn bedrijf die overeenkomt met die in artikel 2:26a;
Europese levensverzekeraar of schadeverzekeraar: levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die aldaar
een vergunning heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf als bedoeld in artikel 14
van de richtlijn solvabiliteit II;
Europese toezichthoudende autoriteiten: de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese Autoriteit voor verzekeringen
en bedrijfspensioenen en de Europese Bankautoriteit;
feeder-beleggingsinstelling: beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel m, van de richtlijn
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
feeder-icbe: een icbe die ten minste 85 procent van het beheerd vermogen belegt in rechten van
deelneming in een master-icbe;
financieel conglomeraat: een financieel conglomeraat als bedoeld in artikel 2, punt 14, van de richtlijn financiële
conglomeraten;
financieel instrument:
-
a. effect;
-
b. geldmarktinstrument;
-
c. recht van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe, niet zijnde een effect;
-
d. optie, future, swap, rentetermijncontract of ander derivatencontract dat betrekking
heeft op effecten, valuta, rentevoeten of rendementen, of andere afgeleide instrumenten,
indexen of maatstaven en dat kan worden afgewikkeld door middel van materiële aflevering
of in contanten;
-
e. optie, future, swap, rentetermijncontract of ander derivatencontract dat betrekking
heeft op grondstoffen en in contanten moet of mag worden afgewikkeld naar keuze van
een van de partijen, tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis
die beëindiging van het contract tot gevolg heeft;
-
f. optie, future, swap of ander derivatencontract dat betrekking heeft op grondstoffen,
alleen kan worden afgewikkeld door middel van materiële levering en wordt verhandeld
op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit;
-
g. andere optie, future, swap of termijncontract dan bedoeld onder f of ander derivatencontract
dat betrekking heeft op grondstoffen, kan worden afgewikkeld door middel van materiële
levering en niet voor commerciële doeleinden bestemd is, en dat de kenmerken van andere
afgeleide financiële instrumenten heeft;
-
h. afgeleid instrument voor de overdracht van kredietrisico;
-
i. financieel contract ter verrekening van verschillen;
-
j. optie, future, swap, termijncontract of ander derivatencontract met betrekking tot
klimaatvariabelen, vrachttarieven, emissierechten, inflatiepercentages of andere officiële
economische statistieken, en dat contant moet, of, op verzoek van één der partijen,
kan worden afgewikkeld, anderszins dan op grond van een verzuim of een ander ontbindend
element of ander derivatencontract met betrekking tot activa, rechten, verbintenissen,
indices of maatregelen dan hiervoor vermeld en dat de kenmerken van andere afgeleide
financiële instrumenten bezit;
financieel product:
-
a. een beleggingsobject;
-
b. een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten;
-
c. elektronisch geld;
-
d. een financieel instrument;
-
e. krediet;
-
f. een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten;
-
g. een verzekering die geen herverzekering is;
-
h. een premiepensioenvordering; of
-
i. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product;
financiële dienst:
-
a. aanbieden;
-
b. adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten;
-
c. beheren van een beleggingsinstelling of beheren van een icbe;
-
d. bemiddelen;
-
e. herverzekeringsbemiddelen;
-
f. optreden als clearinginstelling;
-
g. optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent; of
-
h. verlenen van een beleggingsdienst;
-
i. verrichten van een beleggingsactiviteit;
financiëledienstverlener: degene die een ander financieel product dan een financieel instrument aanbiedt, die
adviseert over een ander financieel product dan een financieel instrument of die bemiddelt,
herverzekeringsbemiddelt, optreedt als gevolmachtigd agent of optreedt als ondergevolmachtigde
agent;
financiële holding: een financiële instelling die als dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk
banken, beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten of
financiële instellingen heeft, van welke dochterondernemingen er ten minste één een
bank of één beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten is,
en die geen gemengde financiële holding is;
financiële instelling: degene die, geen bank zijnde, in hoofdzaak zijn bedrijf maakt van het verrichten
van een of meer van de werkzaamheden, bedoeld onder 2 tot en met 12 en 15 in bijlage
I bij de richtlijn kapitaalvereisten, of van het verwerven of houden van deelnemingen;
financiële onderneming:
-
a. een afwikkelonderneming;
-
b. een bank;
-
c. een beheerder van een beleggingsinstelling;
-
d. een beheerder van een icbe;
-
e. een beleggingsinstelling;
-
f. een beleggingsonderneming;
-
g. een betaaldienstverlener;
-
h. een bewaarder;
-
i. een bewaarder van een icbe;
-
j. een clearinginstelling;
-
k. een entiteit voor risico-acceptatie;
-
l. een financiëledienstverlener;
-
m. een financiële instelling;
-
n. een icbe;
-
o. een kredietunie;
-
p. een pensioenbewaarder;
-
q. een premiepensioeninstelling;
-
r. een verzekeraar; of
-
s. een wisselinstelling.
fonds voor collectieve belegging in effecten: niet in een maatschappij voor collectieve belegging in effecten ondergebracht vermogen
waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen
zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen
te doen delen;
gecontroleerde onderneming:
gekwalificeerde belegger:
-
a. professionele belegger, tenzij deze heeft verzocht om als niet-professionele belegger
te worden behandeld overeenkomstig bijlage II, afdeling I, van de richtlijn markten
voor financiële instrumenten en artikel 28, derde lid, aanhef en onderdeel b, van
de uitvoeringsrichtlijn markten voor financiële instrumenten;
-
b. een persoon die op verzoek wordt behandeld als professionele belegger overeenkomstig
bijlage II, afdelingen I en II, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten;
of
-
c. een in aanmerking komende tegenpartij, tenzij deze heeft verzocht om als niet-professionele
belegger te worden behandeld overeenkomstig artikel 28, derde lid, aanhef en onderdeel
a, van de uitvoeringsrichtlijn markten voor financiële instrumenten;
gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste
kapitaal van een onderneming of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van
ten minste tien procent van de stemrechten in een onderneming, of het rechtstreeks
of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming,
waarbij bij het bepalen van het aantal stemrechten dat iemand in een onderneming heeft,
tot diens stemrechten mede worden gerekend de stemmen waarover hij beschikt of geacht
wordt te beschikken op grond van artikel 5:45;
geldmiddelen: chartaal geld, giraal geld of elektronisch geld;
geldwisseltransactie: transactie waarbij munten of bankbiljetten worden omgewisseld tegen andere munten
of bankbiljetten en waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;
gemeentelijke kredietbank: een aanbieder van krediet, opgericht door een of meer gemeenten;
gemengde financiële holding: gemengde financiële holding als bedoeld in artikel 2, punt 15, van de richtlijn financiële
conglomeraten;
gemengde holding: een moederonderneming die geen bank, financiële holding of gemengde financiële holding
is en die ten minste één bank of één beleggingsonderneming in de zin van de verordening
kapitaalvereisten als dochteronderneming heeft;
gemengde verzekeringsholding: een moederonderneming die geen gemengde financiële holding, herverzekeraar, levensverzekeraar,
schadeverzekeraar of verzekeringsholding is, en die een herverzekeraar, levensverzekeraar
of schadeverzekeraar met zetel in een lidstaat als dochteronderneming heeft;
geoorloofde debetstand: door een aanbieder van krediet aan een consument toegestaan debetsaldo van een rekening;
geregistreerde gedekte obligatie: obligatie, behorend tot een categorie die:
-
a. is opgenomen in een lijst waarvan de gegevens door de Europese Commissie op grond
van artikel 52, vierde lid, van de richtlijn beleggingsinstellingen ter beschikking
zijn gesteld aan het publiek, of
-
b. is geregistreerd overeenkomstig artikel 3:33a, eerste lid, en is opgenomen in een openbaar register als bedoeld in artikel 1:107, eerste lid;
gereglementeerde entiteit: een gereglementeerde entiteit als bedoeld in artikel 2, punt 4, van de richtlijn
financiële conglomeraten;
gereglementeerde informatie: informatie die een uitgevende instelling of een persoon die zonder toestemming van
de uitgevende instelling de toelating van haar effecten tot de handel op een gereglementeerde
markt heeft aangevraagd, algemeen verkrijgbaar stelt op grond van artikel 5:25c tot en met 5:25e, 5:25h of 5:25i;
gereglementeerde markt: multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking
tot financiële instrumenten – binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire
regels van dit systeem – samenbrengt of het samenbrengen daarvan vergemakkelijkt op
zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit met betrekking tot financiële
instrumenten die volgens de regels en de systemen van die markt tot de handel zijn
toegelaten, en dat regelmatig en overeenkomstig de geldende regels inzake de vergunningverlening
en het doorlopende toezicht werkt;
gevolmachtigde agent: degene die optreedt als gevolmachtigde agent;
grensoverschrijdende fusie: een fusie tussen
groepstoezichthouder: een toezichthouder of toezichthoudende instantie die is aangewezen ingevolge de criteria,
bedoeld in artikel 247 van de richtlijn solvabiliteit II;
grondstoffenderivaat: een financieel instrument als bedoeld in de onderdelen e, f en g van de definitie
van financieel instrument;
grote risico’s:
-
a. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde
branches Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen,
Vervoerde zaken, Aansprakelijkheid luchtvaartuigen en Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen;
-
b. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde
branches Krediet en Borgtocht, voorzover de verzekeringnemer handelt in de uitoefening
van een beroep of bedrijf en het risico daarop betrekking heeft; of
-
c. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde
branches Voertuigcasco, Brand en Natuurevenementen, Andere schaden aan zaken, Aansprakelijkheid
motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Algemene aansprakelijkheid en diverse
geldelijke verliezen, voorzover de verzekeringnemer voldoet aan ten minste twee van
de volgende vereisten:
-
1°. de waarde van de activa volgens de balans bedraagt meer dan € 6.200.000;
-
2°. de netto-omzet over het voorafgaande boekjaar bedraagt meer dan € 12.800.000;
-
3°. het gemiddeld aantal werknemers over het voorafgaande boekjaar bedraagt meer dan 250;
waarbij bovengenoemde vereisten, indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een
groep waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de richtlijn jaarrekening
wordt opgesteld, worden toegepast op basis van de geconsolideerde jaarrekening en
indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, bovengenoemde
vereisten gelden voor de participanten in het samenwerkingsverband gezamenlijk;
handelen voor eigen rekening: met eigen kapitaal handelen in financiële instrumenten, hetgeen resulteert in het
uitvoeren van transacties;
handelsportefeuille: handelsportefeuille als bedoeld in artikel 4 van de verordening kapitaalvereisten;
hefboomfinanciering: methode als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel v, van de richtlijn beheerders
van alternatieve beleggingsinstellingen;
herverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van herverzekeringen voor eigen rekening
en het afwikkelen van die herverzekeringen;
herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: herverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die niet op grond van
artikel 2:26d, derde lid, of krachtens artikel 172 van de richtlijn solvabiliteit II is aangewezen als staat
waar toezicht op herverzekeraars wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen
biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
herverzekering: verzekering waarbij risico’s worden geaccepteerd die door een verzekeraar worden
overgedragen;
herverzekeringsbemiddelaar: degene die herverzekeringsbemiddelt;
herverzekeringsbemiddelen: alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst waarbij risico’s uit overeenkomsten
inzake een verzekering worden overgenomen of op het assisteren bij het beheer en de
uitvoering van een dergelijke overeenkomst;
IAS-verordening: verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor
jaarrekeningen (PbEG L 243);
in aanmerking komende tegenpartij:
-
a. bank;
-
b. beheerder van een beleggingsinstelling of beheerder van een icbe;
-
c. beheerder van een pensioenfonds of van een daarmee vergelijkbare rechtspersoon of
vennootschap;
-
d. beleggingsinstelling;
-
e. beleggingsonderneming;
-
f. nationaal of regionaal overheidslichaam of overheidslichaam die de overheidsschuld
beheert;
-
g. centrale bank;
-
h. financiële instelling;
-
i. internationale of supranationale publiekrechtelijke organisatie of daarmee vergelijkbare
internationale organisatie;
-
j. marketmaker;
-
k. pensioenfonds of daarmee vergelijkbare rechtspersoon of vennootschap;
-
l. persoon of vennootschap die voor eigen rekening handelt in grondstoffen en grondstoffenderivaten;
-
m. plaatselijke onderneming;
-
n. verzekeraar;
icbe: maatschappij voor collectieve belegging in effecten of fonds voor collectieve belegging
in effecten, in de vorm van:
-
a. een instelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de richtlijn instellingen
voor collectieve belegging in effecten;
-
b. een feeder-icbe; of
-
c. een master-icbe die ten minste twee feeder-icbe’s als deelnemer heeft en waarvan de
rechten van deelneming verhandelbaar zijn en op verzoek van de deelnemers ten laste
van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;
institutionele belegger:
intragroepsovereenkomsten en -posities: elke overeenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verhoudingen tussen een
financiële onderneming in een richtlijngroep en hetzij een ander richtlijngroepslid
hetzij een met een richtlijngroepslid in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur
verbonden persoon;
krediet:
-
a. het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de
consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten;
-
b. het aan een consument verlenen van een dienst of verschaffen van het genot van een
roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject, dan wel het aan een consument
of een derde ter beschikking stellen van een geldsom ter zake van het aan die consument
verlenen van een dienst of verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel
instrument of beleggingsobject, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer
betalingen te verrichten, met uitzondering van doorlopende dienstverlening en doorlopende
levering van dezelfde soort roerende zaken, financieel instrumenten of beleggingsobjecten,
waarbij de consument gehouden is in termijnen te betalen zolang de doorlopende dienstverlening
of doorlopende levering plaatsvindt;
kredietunie: coöperatie waarvan de leden op grond van hun beroep of bedrijf zijn toegelaten tot
het lidmaatschap van de coöperatie, die haar bedrijf maakt van:
-
a. het bij haar leden aantrekken van opvorderbare gelden; en
-
b. het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen aan haar leden ten behoeve
van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van die leden;
levensverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van levensverzekeringen voor eigen
rekening en het afwikkelen van die levensverzekeringen;
levensverzekering: een levensverzekering als bedoeld in artikel 975 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat de prestatie van de levensverzekeraar uitsluitend in geld
geschiedt, of een natura-uitvaartverzekering als bedoeld in dit artikel;
lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat
van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte;
lidstaat van herkomst van de beheerder van een beleggingsinstelling: lidstaat waar de beheerder zijn zetel heeft of de in overeenstemming met hoofdstuk
VII van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen vastgestelde
referentielidstaat van de beheerder;
lidstaat van herkomst van de beleggingsinstelling:
-
a. lidstaat waar de beleggingsinstelling een vergunning heeft of geregistreerd is of,
indien van toepassing, de lidstaat waar de beleggingsinstelling voor de eerste keer
een vergunning heeft gekregen of geregistreerd is; of
-
b. lidstaat waar de beleggingsinstelling zijn zetel heeft, indien de beleggingsinstelling
niet onder onderdeel a valt;
limietorder: een order om een financieel instrument tegen de opgegeven limietkoers of een betere
koers en voor een gespecificeerde omvang te kopen of te verkopen;
maatschappij voor collectieve belegging in effecten: rechtspersoon voor collectieve belegging in effecten die gelden of andere goederen
ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst
van de beleggingen te doen delen;
marketmaker: persoon die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor
eigen rekening te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde
prijzen te kopen en te verkopen;
marktexploitant: persoon die een gereglementeerde markt beheert of exploiteert;
master-beleggingsinstelling: een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel y, van de
richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
master-icbe: een icbe die:
-
a. ten minste een feeder-icbe onder haar deelnemers heeft;
-
b. zelf geen feeder-icbe is; en
-
c. niet belegt in rechten van deelneming in een feeder-icbe;
moedermaatschappij: een rechtspersoon die een of meer dochtermaatschappijen heeft als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
moederonderneming:
-
a. moederonderneming als bedoeld in artikel 22, eerste tot en met vijfde lid, van de
richtlijn jaarrekening; of
-
b. een onderneming die, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, feitelijk een overheersende
invloed op een andere onderneming uitoefent;
multilaterale handelsfaciliteit: door een beleggingsonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat meerdere koop-
en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten, binnen
dit systeem en volgens de niet-discretionaire regels, samenbrengt op zodanige wijze
dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig de geldende regels inzake de
vergunningverlening en het doorlopende toezicht;
natura-uitvaartverzekeraar: degene die, geen levensverzekeraar zijnde, zijn bedrijf maakt van het sluiten van
natura-uitvaartverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die natura-uitvaartverzekeringen;
natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een staat buiten Nederland die niet op
grond van artikel 2:50, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op natura-uitvaartverzekeraars wordt uitgeoefend
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
natura-uitvaartverzekering: een verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke
persoon waarbij de verzekeraar zich verbindt tot het leveren van een prestatie die
niet tevens inhoudt het doen van een geldelijke uitkering;
Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
Nederlandse bank: bank met zetel in Nederland die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning
heeft;
Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling: beheerder van een beleggingsinstelling, welke beheerder:
-
a. zetel in Nederland heeft;
-
b. een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:65 en zetel heeft in een staat, niet zijnde een lidstaat, die niet door onze Minister
op grond van artikel 2:66 is aangewezen; of
-
c. Nederland in overeenstemming met artikel 2:69a heeft aangewezen als de referentielidstaat;
Nederlandse beleggingsinstelling: beleggingsinstelling met zetel in Nederland;
Nederlandse beleggingsonderneming: een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten met zetel
in Nederland, die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;
Nederlandse EU-moederbank: Nederlandse moederbank die zelf geen dochteronderneming is van een Nederlandse of
Europese bank of beleggingsonderneming of van een financiële holding of gemengde financiële
holding met zetel in een lidstaat;
Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming: moederbeleggingsonderneming met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming
is van een beleggingsonderneming, bank of van een financiële holding met zetel in
een lidstaat;
Nederlandse financiële EU-moederholding: financiële holding met zetel in Nederland die geen dochteronderneming is van een
Nederlandse of Europese bank of beleggingsonderneming of van een financiële holding
of gemengde financiële holding met zetel in een lidstaat;
Nederlandse financiële moederholding: financiële holding met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van
een Nederlandse bank of Nederlandse beleggingsonderneming of van een financiële holding
of gemengde financiële holding met zetel in Nederland;
Nederlandse gemengde financiële EU-moederholding: Nederlandse gemengde financiële moederholding die geen dochteronderneming is van
een bank of beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend in een lidstaat
of van een financiële holding of gemengde financiële holding met zetel in een lidstaat;
Nederlandse gemengde financiële moederholding: gemengde financiële holding met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming
is van een Nederlandse bank of Nederlandse beleggingsonderneming of van een financiële
holding of gemengde financiële holding met zetel in Nederland;
Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar: herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die
voor de uitoefening van zijn bedrijf een vergunning heeft als bedoeld in artikel 14
van de richtlijn solvabiliteit II;
Nederlandse moederbank: bank met zetel in Nederland die een beleggingsonderneming, bank of financiële instelling
als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een dergelijke financiële
onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van een andere Nederlandse beleggingsonderneming,
Nederlandse bank, financiële holding of gemengde financiële holding met zetel in Nederland;
Nederlandse moederbeleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in Nederland die een beleggingsonderneming, bank
of financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft
in een dergelijke financiële onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van
een andere Nederlandse beleggingsonderneming, Nederlandse bank of financiële holding
met zetel in Nederland;
nevendienst:
-
a. bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip
van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- of zekerhedenbeheer;
-
b. het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen
een transactie in financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming
die het krediet of de lening verstrekt, als partij optreedt;
-
c. advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee
samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichting op het gebied
van fusies en overnames van ondernemingen;
-
d. valutawisseldiensten voorzover deze samenhangen met het verrichten van beleggingsdiensten;
-
e. onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse of andere vormen van algemene
aanbevelingen in verband met transacties in financiële instrumenten;
-
f. dienst in verband met het overnemen van financiële instrumenten;
-
g. beleggingsdienst of -activiteit alsmede nevendienst die verband houden met de onderliggende
waarde van de financiële instrumenten, als bedoeld in de definitie van financieel
instrument onder e, f, g of i voor zover deze in verband staan met het verlenen van
beleggings- of nevendiensten;
niet-Europese bank: bank met zetel in een staat die geen lidstaat is die aldaar voor de uitoefening van
haar bedrijf een vergunning heeft;
niet-Europese beleggingsinstelling: beleggingsinstelling, niet zijnde een Europese beleggingsinstelling;
niet-Europese beleggingsonderneming: beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend in een staat die geen lidstaat
is waar naar het oordeel van de Nederlandsche Bank het prudentieel toezicht ten minste
gelijkwaardig is aan het prudentieel toezicht op grond van deze wet;
niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar: herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die
geen lidstaat is die aldaar een vergunning heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf;
niet-professionele belegger: een cliënt die niet een professionele belegger is;
onderbemiddelaar: een bemiddelaar die bemiddelt voor een andere bemiddelaar;
ondergevolmachtigde agent: degene die optreedt als ondergevolmachtigde agent;
onderneming die nevenactiviteiten verricht: een onderneming die activiteiten verricht die ten opzichte van de hoofdactiviteiten
van een beleggingsonderneming of bank het karakter van ondersteunende activiteit hebben;
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
openbaar bod: een door middel van een openbare mededeling gedaan aanbod als bedoeld in artikel 217, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek op effecten, dan wel een uitnodiging tot het doen van een aanbod op effecten, waarbij
de bieder het oogmerk heeft deze effecten te verwerven;
optreden als gevolmachtigde agent: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf als gevolmachtigde van een verzekeraar
voor diens rekening sluiten van een verzekering met een cliënt;
optreden als ondergevolmachtigde agent: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf op grond van een ondervolmacht afgegeven
door een gevolmachtigde agent of door een ondergevolmachtigde agent als gevolmachtigde
van een verzekeraar voor diens rekening sluiten van een verzekering met een cliënt;
opvanginstelling: een naamloze vennootschap met zetel in Nederland die uitsluitend tot doel heeft in
opdracht van de Nederlandsche Bank een in problemen verkerende levensverzekeraar op
te vangen door herverzekering of overname van de portefeuille van de levensverzekeraar;
opvorderbare gelden: deposito’s of andere terugbetaalbare gelden als bedoeld in de definitie van kredietinstelling
in artikel 4 van de verordening kapitaalvereisten;
overwegende zeggenschap: het kunnen uitoefenen van ten minste 30 procent van de stemrechten in een algemene
vergadering van een naamloze vennootschap;
personen met wie in onderling overleg wordt gehandeld: natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen met wie, onderscheidenlijk
waarmee wordt samengewerkt op grond van een overeenkomst met als doel het verwerven
van overwegende zeggenschap in een naamloze vennootschap of, indien de samenwerking
geschiedt met de doelvennootschap, het dwarsbomen van het welslagen van een aangekondigd
openbaar bod op die vennootschap; de volgende categorieën natuurlijke personen, rechtspersonen
of vennootschappen worden in elk geval geacht in onderling overleg te handelen:
-
1°. rechtspersonen of vennootschappen die met elkaar deel uitmaken van een groep als bedoeld
in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
-
2°. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen en de door hen gecontroleerde
ondernemingen;
persoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon;
pensioenbewaarder: rechtspersoon die belast is met de bewaring van het vermogen van een premiepensioeninstelling
voor zover dat voortvloeit uit de uitvoering van premieregelingen;
pensioendeelnemer: natuurlijke persoon die op grond van zijn beroepswerkzaamheden gerechtigd zal zijn
pensioenuitkeringen te ontvangen overeenkomstig de bepalingen van een pensioenregeling;
pensioenfonds:
pensioengerechtigde: natuurlijke persoon die pensioenuitkeringen ontvangt;
pensioenregeling: overeenkomst, trustakte of voorschriften waarin bepaald is welke pensioenuitkeringen
worden toegezegd en onder welke voorwaarden;
pensioenuitkering: uitkering die wordt uitbetaald bij het bereiken of naar verwachting bereiken van
de pensioendatum, of, wanneer deze een aanvulling op die uitkering vormen en op bijkomende
wijze worden verstrekt, in de vorm van betalingen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid
of beëindiging van de werkzaamheid, dan wel in de vorm van ondersteunende betalingen
of diensten in geval van ziekte, behoeftigheid of overlijden;
pensioenvermogen: het vermogen inzake een pensioenregeling;
plaats van uitvoering: gereglementeerde markt, multilaterale handelsfaciliteit, beleggingsonderneming met
systematische interne afhandeling, marketmaker of andere liquiditeitsverschaffer of
entiteit die in een derde land een soortgelijke taak verricht als die van een van
de voornoemde partijen;
plaatselijke onderneming: degene die uitsluitend voor eigen rekening of voor rekening van beleggingsondernemingen
die tot die markten zijn toegelaten, of deze beleggingsondernemingen een prijs geeft
voorzover de uitvoering en afwikkeling van de transacties geschieden onder de verantwoordelijkheid
van en worden gegarandeerd door een clearinginstelling met zetel in Nederland, handelt
op de markten voor:
-
a. opties ter verwerving of vervreemding van financiële instrumenten;
-
b. rechten op overdracht op termijn van goederen of gelijkwaardige instrumenten die gericht
zijn op verrekening in geld;
-
c. andere afgeleide financiële instrumenten; of
-
d. financiële instrumenten waarop de afgeleide financiële instrumenten, bedoeld in de
onderdelen a tot en met c, betrekking hebben, uitsluitend om posities op markten voor
die afgeleide financiële instrumenten af te dekken;
premie: de in geld uitgedrukte prestatie door de verzekeringnemer te leveren uit hoofde van
een verzekering, daaronder niet begrepen de assurantiebelasting;
premiepensioeninstelling: onderneming die is opgericht met als doel om premieregelingen en andere regelingen
waarbij de premiepensioeninstelling geen verzekeringstechnisch risico draagt uit te
voeren welke op grond van de toepasselijke wetgeving zijn aangemerkt als arbeidsgerelateerde
pensioenregelingen;
premiepensioenvordering: vordering van een pensioendeelnemer of pensioengerechtigde op een premiepensioeninstelling
vanwege een toegezegde pensioenuitkering;
premieregeling: pensioenregeling inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum
wordt omgezet in een pensioenuitkering en waarbij de betaalde premie wordt belegd
tot aan de datum van omzetting in een pensioenuitkering;
professionele belegger:
-
a. bank;
-
b. beheerder van een beleggingsinstelling;
-
c. beheerder van een icbe;
-
d. beheerder van een pensioenfonds of van een daarmee vergelijkbare rechtspersoon of
vennootschap;
-
e. beleggingsinstelling;
-
f. beleggingsonderneming;
-
g. nationaal of regionaal overheidslichaam of overheidslichaam dat de overheidsschuld
beheert;
-
h. centrale bank;
-
i. financiële instelling;
-
j. internationale of supranationale publiekrechtelijke organisatie of daarmee vergelijkbare
internationale organisatie;
-
k. icbe;
-
l. marketmaker;
-
m. onderneming wiens belangrijkste activiteit bestaat uit het beleggen in financiële
instrumenten, het verrichten van securitisaties of andere financiële transacties;
-
n. pensioenfonds of daarmee vergelijkbare rechtspersoon of vennootschap;
-
o. persoon of vennootschap die voor eigen rekening handelt in grondstoffen en grondstoffenderivaten;
-
p. plaatselijke onderneming;
-
q. rechtspersoon of vennootschap die aan twee van de volgende omvangvereisten voldoet:
-
1°. een balanstotaal van ten minste € 20 000 000;
-
2°. een netto-omzet van ten minste € 40 000 000;
-
3°. een eigen vermogen van ten minste € 2 000 000;
-
r. verzekeraar;
professionele marktpartij:
-
a. gekwalificeerde belegger;
-
b. dochteronderneming van een gekwalificeerde belegger die wordt betrokken in het toezicht
op geconsolideerde basis op de gekwalificeerde belegger; of
-
c. andere bij algemene maatregel van bestuur als professionele marktpartij aangewezen
persoon of vennootschap;
prospectusverordening:
verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot uitvoering
van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat de in het prospectus
te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie
door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van
advertenties betreft (PbEU L 149);
provisie: beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het bemiddelen of adviseren
ter zake van een financieel product of het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst;
raamovereenkomst voor betaaldiensten: overeenkomst die de uitvoering beheerst van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties
en die de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan
omvatten;
rechtsbijstandverzekeraar: een schadeverzekeraar die de branche Rechtsbijstand uitoefent;
reclame-uiting: iedere vorm van informatieverstrekking die dient ter aanprijzing van of een wervend
karakter kent ter zake van een bepaalde financiële dienst of een bepaald financieel
product;
registerhouder:
-
a. voorzover het register betrekking heeft op financiële ondernemingen die werkzaamheden
mogen verrichten ingevolge de afdelingen 2.2A.1 tot en met 2.2.4B en 2.3A.1 tot en met 2.3.4A en op gegevens die op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen
worden geregistreerd: de Nederlandsche Bank;
-
b. voorzover het register betrekking heeft op financiële ondernemingen die werkzaamheden
mogen verrichten ingevolge de afdelingen 2.2.5 tot en met 2.2.13 en 2.3.5 tot en met 2.3.8 en op gegevens die op grond van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
of het Deel Gedragstoezicht financiële markten worden geregistreerd: de Autoriteit
Financiële Markten;
relevante toezichthoudende instanties: relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 2, punt 17, van de richtlijn
financiële conglomeraten;
richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen: richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging
van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009
en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174);
richtlijn betaaldiensten: richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (PbEU L 319);
richtlijn depositogarantiestelsels: richtlijn nr. 2014/49/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014
inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PbEU L 2014, 173);
richtlijn financiële conglomeraten: richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende
het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen
in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG,
92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG
en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2002, L 35);
richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten: richtlijn nr. 2002/47/EG van het Europees parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende
financiëlezekerheidsovereenkomsten (PbEU 2002, L 168);
richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen: richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende
de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen
en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en
de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU,
2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012,
van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173);
richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten: richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)
(PbEU 2009, L 302);
richtlijn jaarrekening: richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende
de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante
verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG
van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG
en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182);
richtlijn kapitaalvereisten: richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende
toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking
van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176);
richtlijn markten voor financiële instrumenten: richtlijn nr. 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging
van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG
van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG
van de Raad (PbEU L 145);
richtlijn marktmisbruik: richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PbEU
L 96);
richtlijn prospectus:
richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende
het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden
aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn nr. 2001/34/EG (PbEG L 345);
richtlijn solvabiliteit II: richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009
betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf
(Solvabiliteit II) (herschikking) (PbEU 2009, L 335);
richtlijn transparantie: richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie
over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde
markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390);
richtlijn verzekeringsbemiddeling:
richtlijn nr. 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 betreffende
verzekeringsbemiddeling (PbEG L 9);
richtlijndeelneming:
-
a. een deelneming als bedoeld in artikel 24c, eerste lid, eerste volzin, of tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek;
-
b. een rechtstreeks of middellijk belang van twintig procent of meer in het geplaatst
kapitaal van een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen
van twintig procent of meer van de stemrechten in een onderneming; of
-
c. indien het een verzekeringsrichtlijngroep betreft: een deelneming als bedoeld in onderdeel
b of een rechtstreeks of middellijk belang in het geplaatst kapitaal van een onderneming
dan wel het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van de stemrechten in een
onderneming waarop naar het oordeel van de Nederlandsche Bank feitelijk een significante
invloed wordt uitgeoefend;
richtlijngroep:
-
a. het geheel van een moederonderneming, haar dochterondernemingen, andere ondernemingen
waarin de moederonderneming of een of meer van haar dochterondernemingen een deelneming
heeft; of
-
b. ondernemingen die zijn verbonden door een centrale leiding die bestaat krachtens een
met deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van een
of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende,
of toezichthoudende organen van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de
opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde
personen;
richtlijngroepslid: een onderneming die behoort tot een richtlijngroep;
risicoconcentratie: alle door de richtlijngroepsleden in een financieel conglomeraat ingenomen potentieel
verliesgevende posities die groot genoeg zijn om de solvabiliteit of de financiële
positie in het algemeen van de gereglementeerde entiteiten in het conglomeraat in
gevaar te brengen;
salderen: vaststellen van geldelijke vorderingen of verplichtingen van betaaldienstverleners
uit hoofde van betaalopdrachten van betaaldienstgebruikers;
saneringsmaatregel: de noodregeling, bedoeld in afdeling 3.5.5, of een maatregel, genomen in een andere lidstaat, die enigerlei optreden van de
aldaar bevoegde instanties behelst en bestemd is om de financiële positie van een
bank of een verzekeraar in stand te houden of te herstellen, en van dien aard is dat
de maatregel bestaande rechten van derden aantast;
schadeverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van schadeverzekeringen voor eigen
rekening en het afwikkelen van die schadeverzekeringen;
schadeverzekering:
met dien verstande dat voor de toepassing van deze wet een verzekering slechts als
schadeverzekering wordt aangemerkt indien sprake is van een uitkeringsplicht ten gevolge
van een onzeker voorval of een onzekere omstandigheid waardoor de verzekerde in zijn
belangen wordt getroffen;
staat waar het risico is gelegen:
-
a. de staat waar de zaken waarop een schadeverzekering betrekking heeft zich bevinden,
indien de schadeverzekering betrekking heeft op een onroerende zaak, dan wel op een
onroerende zaak en op de inhoud daarvan, voorzover deze door dezelfde schadeverzekering
wordt gedekt;
-
b. de staat van registratie, van voertuigen of vaartuigen van om het even welke aard
waarop een schadeverzekering betrekking heeft;
-
c. de staat waar een verzekeringnemer een verzekering heeft gesloten, indien het een
schadeverzekering betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking
heeft op tijdens een reis of vakantie gelopen risico’s, ongeacht de branche;
-
d. in alle andere gevallen van schadeverzekering, de staat waar de verzekeringnemer zijn
gewone verblijfplaats heeft, of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is,
de staat waar zich elke duurzame, vaste inrichting van deze rechtspersoon bevindt
waarop de verzekering betrekking heeft;
subfonds: administratief afgescheiden gedeelte van het vermogen van een beleggingsinstelling
of icbe waarvoor een separaat beleggingsbeleid wordt gevoerd en waarin specifiek voor
dat gedeelte ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen
zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen
te doen delen onder specifiek voor dat gedeelte geldende voorwaarden;
techniek voor communicatie op afstand: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van een financiële onderneming
en een consument of cliënt, kan worden gebruikt voor het verlenen van financiële diensten;
toezichthoudende instantie: een buitenlandse overheidsinstantie of een buitenlandse van overheidswege aangewezen
instantie, die is belast met het toezicht op financiële markten of op personen die
op die markten werkzaam zijn;
toezichthouder: de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, ieder voor zover belast
met de uitoefening van taken ingevolge deze wet;
uitbesteden: het door een financiële onderneming verlenen van een opdracht aan een derde tot het
ten behoeve van die financiële onderneming verrichten van werkzaamheden:
-
a. die deel uitmaken van of voortvloeien uit het uitoefenen van haar bedrijf of het verlenen
van financiële diensten; of
-
b. die deel uitmaken van de wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan;
uitgevende instelling: een ieder die effecten heeft uitgegeven of voornemens is effecten uit te geven;
uitvoeringskosten: uitgaven die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van een order met betrekking
tot een financieel instrument en die ten laste komen van de cliënt;
uitvoeringsrichtlijn markten voor financiële instrumenten: richtlijn nr. 2006/73/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus
2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad
wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen
en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen
voor de toepassing van genoemde richtlijn (PbEU L 241);
uitvoeringsverordening instellingen voor collectieve belegging in effecten: verordening (EU) nr. 584/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering
van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
wat betreft de vorm en inhoud van de gestandaardiseerde kennisgeving en icbe-verklaring,
het gebruik van elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten voor kennisgevingsdoeleinden,
alsook procedures voor onderzoeken en verificaties ter plaatse en de uitwisseling
van informatie tussen bevoegde autoriteiten (PbEU L 176);
uitvoeringsverordening markten voor financiële instrumenten: verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van
10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement
en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende
het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de
toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen
voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PbEU L 241);
vangnetregeling: het beleggerscompensatiestelsel of het depositogarantiestelsel;
verbonden agent: persoon die, onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts
één beleggingsonderneming voor wier rekening hij optreedt de beleggingsdiensten als
bedoeld in de onderdeel a, d of e van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst
in artikel 1:1 verleent en deze diensten of nevendiensten bij cliënten aanbeveelt;
verbonden onderneming: een dochteronderneming, een andere onderneming waarin een richtlijndeelneming bestaat
of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een door die andere
onderneming uitgeoefende centrale leiding krachtens een door deze ondernemingen gesloten
overeenkomst of een bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen,
dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen
van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde
jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
verlenen van een beleggingsdienst:
-
a. in de uitoefening van een beroep of bedrijf ontvangen en doorgeven van orders van
cliënten met betrekking tot financiële instrumenten;
-
b. in de uitoefening van beroep of bedrijf voor rekening van die cliënten uitvoeren van
orders met betrekking tot financiële instrumenten;
-
c. beheren van een individueel vermogen;
-
d. in de uitoefening van beroep of bedrijf adviseren over financiële instrumenten;
-
e. in de uitoefening van beroep of bedrijf overnemen of plaatsen van financiële instrumenten
bij aanbieding ervan als bedoeld in hoofdstuk 5.1 met plaatsingsgarantie;
-
f. in de uitoefening van beroep of bedrijf plaatsen van financiële instrumenten bij aanbieding
ervan als bedoeld in hoofdstuk 5.1 zonder plaatsingsgarantie;
vermogensbeheerder: degene die een individueel vermogen beheert;
verordening 1227/2011: verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober
2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie
(PbEU 2011, L 326), alsmede de door de Europese Commissie vastgestelde gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen op grond van verordening 1227/2011;
verordening (EU) nr. 1095/2010: verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit
(Europese Autoriteit voor effecten en markten) tot wijziging van Besluit nr. 7176/2009/EG
en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (Pb EU 2010, L 331);
verordening bankentoezicht: verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese
Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het
prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287);
verordening centrale effectenbewaarinstellingen: verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014
betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende
centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU
en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257);
verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme: verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014
tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling
van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014,
L 225);
verordening grensoverschrijdende betalingen: verordening (EG) Nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september
2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PbEU L 266);
verordening kapitaalvereisten: verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
verordening markten voor financiële instrumenten: verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014
betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU)
nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173);
verordening ratingbureaus: verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september
2009 inzake ratingbureaus (PbEU L 302);
verrichten van diensten:
-
a. voor zover het entiteiten voor risico-acceptatie betreft: het door een entiteit voor
risico-acceptatie accepteren van een risico dat is gelegen in een andere staat dan
de vestiging van waaruit het risico wordt geaccepteerd;
-
b. voor zover het verzekeraars betreft:
-
1°. het door een herverzekeraar sluiten van een herverzekering betreffende een risico
dat is gelegen in een andere staat dan die waar de vestiging van waaruit de verzekering
wordt gesloten;
-
2°. het door een levensverzekeraar sluiten van een levensverzekering vanuit een vestiging,
gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats
heeft, of waar zich, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de vestiging
van deze rechtspersoon bevindt waarop de verzekering betrekking heeft;
-
3°. het door een natura-uitvaartverzekeraar sluiten van een natura-uitvaartverzekering
vanuit een vestiging, gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer
zijn gewone verblijfplaats heeft;
-
4°. het door een schadeverzekeraar sluiten van een schadeverzekering betreffende een risico
dat is gelegen in een andere staat dan de vestiging van waaruit de verzekering wordt
gesloten;
verrichten van een beleggingsactiviteit:
vertegenwoordiger van een verzekeraar: degene die door een levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar
is aangesteld om hem te vertegenwoordigen in een andere staat dan de staat van de
zetel van die verzekeraar bij de uitoefening van de bevoegdheden van die verzekeraar
en bij de naleving van de voorschriften die in eerstbedoelde staat voor die verzekeraar
gelden;
verzekeraar: herverzekeraar, levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar;
verzekeraar met beperkte risico-omvang: een verzekeraar die ingevolge artikel 4, 7 of 10 van de richtlijn solvabiliteit II
is uitgesloten van het toepassingsgebied van die richtlijn en geen gebruik heeft gemaakt
van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van die richtlijn om een vergunning
aan te vragen of te behouden;
verzekering:
verzekeringsholding: een moederonderneming die geen gemengde financiële holding is, een herverzekeraar,
levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een lidstaat als dochteronderneming
heeft en die uitsluitend of hoofdzakelijk richtlijndeelnemingen houdt in dochterondernemingen
die herverzekeraars, levensverzekeraars of schadeverzekeraars zijn;
verzekeringsrichtlijngroep: een richtlijngroep als bedoeld in artikel 213, tweede lid, onderdelen a tot en met
d, van de richtlijn solvabiliteit II;
vestiging: bijkantoor of zetel;
vordering uit hoofde van verzekering: een vordering, rechtstreeks op de verzekeraar, van een verzekerde, verzekeringnemer,
begunstigde of benadeelde, met inbegrip van de vordering ter zake van voor deze personen
gereserveerde bedragen zo lang nog niet alle elementen van de vordering bekend zijn,
alsmede de vordering tot teruggave van premies die een verzekeraar heeft ontvangen
in de niet beantwoorde verwachting dat een verzekering zou worden gesloten dan wel
heeft ontvangen op grond van een verzekering die vervolgens is ontbonden of vernietigd;
wisselinstelling: degene die zijn bedrijf maakt van het verrichten van wisseltransacties;
wisselinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een wisselinstelling met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van
artikel 2:54l, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op wisselinstellingen wordt uitgeoefend dat
in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
wisseltransactie:
-
a. een geldwisseltransactie;
-
b. het uitbetalen van munten of bankbiljetten op vertoon van een creditcard of tegen
inlevering van een document als bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel g;
-
c. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere aanverwante activiteit;
zetel: de plaats waar een onderneming volgens haar statuten of reglementen is gevestigd
of, indien zij geen rechtspersoon is, de plaats waar die onderneming haar hoofdvestiging
heeft.