1. Vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 29.12, zolang geen uitkeringen of andere betalingen ten laste van het depositogarantiefonds
hebben plaatsgevonden
De basisbijdrage
De door een bank (i) verschuldigde basisbijdrage wordt berekend met behulp van de
volgende formule, met dien verstande dat deze bijdrage niet groter is dan nodig is
om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken:
bb(i,t) = 1/T x 0,004 x db(i,t) x cfbb(t)
waarin:
bb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde
basisbijdrage;
T = het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel 10, tweede lid,
van de richtlijn depositogarantiestelsels de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend
vanaf het eerste toetsmoment;
t = het tussen 1 en T gelegen nummer van het toetsmoment;
db(i,t) = de gegarandeerde deposito’s van bank i op toetsmoment t;
cfbb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor
in verband met de economische vooruitzichten en het verwachte macroprudentiële effect
van de verschuldigde bijdragen. De correctiefactor wordt in beginsel vastgesteld op
1, maar kan door de Nederlandsche Bank naar boven of naar beneden worden vastgesteld,
met dien verstande dat deze niet lager is dan 0,75 en niet hoger dan 1,25.
De suppletie
De door een bank verschuldigde suppletie wordt berekend met behulp van de volgende
formule, met dien verstande dat de uitkomst niet lager is dan nul:
sb(i,t) = bb(i,t) x (t-1) – is(i,t)
waarin:
sb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde
suppletie;
t = het tussen 1 en T gelegen nummer van het toetsmoment (waarbij T = het aantal toetsmomenten
tot de datum waarop ingevolge artikel 10, tweede lid, van de richtlijn depositogarantiestelsels
de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment);
is(i,t) = het individueel saldo van bank i op toetsmoment t.
De risicobijdrage
De door een bank verschuldigde risicobijdrage wordt berekend met behulp van de volgende
formule, met dien verstande dat deze bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang
van het algemeen gedeelte van het depositogarantiefonds te bereiken:
rb(i,t) = a(i,t) x 1/T x 0,004 x Σi db(i,t) x cfrb(t)
waarin:
rb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde
risicobijdrage;
a(i,t) = {rw(i,t) x db(i,t)} / Σi{rw(i,t) x db(i,t)} = het aandeel van bank i in het totaal van de gewogen gegarandeerde
deposito’s op toetsmoment t;
rw(i,t) = het voor bank i op toetsmoment t geldende risicowegingspercentage, dat volgt
uit de risicocategorie waarin de bank ingevolge Bijlage C is ingedeeld;
cfrb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor
in verband met de conjunctuurcyclus en het mogelijke effect van procyclische bijdragen.
De risicosuppletie
De door een bank verschuldigde risicosuppletie wordt berekend met behulp van de volgende
formule, met dien verstande dat de uitkomst niet lager is dan nul:
rs(i,t) = b(i,t) x {Σi rb(i,t) x (t-1) – sr(t)}
waarin:
rs(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde
risicosuppletie;
b(i,t) = {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} / Σi {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} = het aandeel van bank i in de gewogen toeneming
van het totaal van de gegarandeerde deposito’s, zoals vastgesteld op toetsmoment t,
waarbij (db(i,t) – db (i,t-1)) op nul wordt gesteld voor alle banken waarvoor dit
verschil kleiner is dan nul;
sr(t) = het saldo van het algemeen gedeelte van het depositogarantiefonds op toetsmoment
t, met inbegrip van het voor het gehele fonds behaalde rendement, dat ten gunste komt
van het algemeen gedeelte.
2. Vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 29.12, eerste lid, wanneer een uitkering of andere betaling ten laste van het depositogarantiefonds
heeft plaatsgevonden
Wanneer een betaling ten laste van het depositogarantiefonds heeft plaatsgevonden
worden de onderdelen van de door een bank verschuldigde bijdrage berekend met behulp
van de in paragraaf 1 opgenomen formules, met dien verstande dat de bijdrage niet
groter is dan nodig is om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken
en dat:
-
a. voor T wordt gelezen: het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel
10, tweede lid, van de richtlijn depositogarantiestelsels de doelomvang moet zijn
bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment nadat de bedoelde betaling heeft plaatsgevonden;
-
b. voor t wordt gelezen: het nummer van het toetsmoment, waarbij het eerste toetsmoment
nadat de betaling heeft plaatsgevonden gelijk is aan t = 1.
Indien, nadat de betaling heeft plaatsgevonden, het individuele saldo van een bank
nog een positief tegoed laat zien, wordt ten behoeve van de bedoelde berekening zowel
de doelomvang van het individuele saldo (0,004 x db(i,t)) als de feitelijke omvang
ervan (is(i,t)) verlaagd met dat positieve tegoed.
bb(i,t) = 1/T x (0,004 x db(i,t) – is(i,t=1))
sb(i,t) = bb(i,t) x (t-1) – (is(i,t) – is(i,t=1))
Indien, nadat de betaling heeft plaatsgevonden, het algemeen gedeelte van het depositogarantiefonds
nog een positief tegoed laat zien, wordt ten behoeve van de bedoelde berekening zowel
de doelomvang van het algemeen gedeelte (0,004 x Σi db(i,t)) als de feitelijke omvang ervan (sr(t)) verlaagd met dat positieve tegoed.