Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2007.
Geldend van 01-01-2007 t/m 31-10-2007

Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot het gedragstoezicht op financiële ondernemingen (Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 12 juli 2006, nr. FM 2006-01681 M;

Gelet op richtlijn nr. 85/611/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEG L 375), richtlijn nr. 87/102/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PbEG 1987 L 42), richtlijn nr. 92/49/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (PbEG L 228), richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141), richtlijn nr. 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de richtlijnen nr. 90/619/EEG, nr. 97/7/EG en nr. 98/27/EG (PbEG L 271), richtlijn nr. 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PbEG L 345) en richtlijn nr. 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PbEG L 9) en de artikelen 4:3, vierde lid, 4:5, derde lid, 4:9, derde lid, 4:10, derde lid, 4:11, derde en vierde lid, 4:14, tweede lid, 4:15, tweede lid, aanhef en onderdeel a en onderdeel b, onder 2°, 4:16, tweede en derde lid, 4:17, derde lid, 4:20, eerste lid, tweede lid, derde lid, aanhef en onderdeel b, vierde lid, en vijfde lid, 4:22, eerste lid, 4:25, eerste lid, 4:26, derde lid, 4:27, vierde lid, 4:30a, derde lid, 4:32, tweede lid, 4:33, derde en vierde lid, 4:34, derde lid, 4:43, tweede lid, 4:48, tweede lid, 4:49, tweede lid, aanhef en onderdeel e, 4:51, vierde lid, 4:52, derde lid, 4:56, eerste lid, 4:61, 4:71, vierde lid, 4:72, derde lid, aanhef en onderdeel a, 4:73, derde lid, aanhef en onderdelen a en c, 4:74, tweede lid, 4:75, tweede lid, 4:76, tweede lid, 4:78, eerste lid, 4:85, derde lid, 4:86, 4:87, derde lid, 4:88, derde lid, en 4:89, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Raad van State gehoord (advies van 20 september 2006, nr. W06.06.0334/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006 (nr. FM 2006-02268 M);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

§ 1.1. Definities

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. afsluitprovisie: vergoeding of beloning, in welke vorm dan ook, die een bemiddelaar ter gelegenheid van de totstandkoming van een overeenkomst inzake een complex product tussen een aanbieder en een consument rechtstreeks of middellijk ontvangt van de aanbieder van het complexe product;

  • b. bestuurder: indien het een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder betreft, een ieder die krachtens wet een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder vertegenwoordigt of het beleid van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder bepaalt;

  • c. betalingstermijn: tijdvak dat ligt tussen:

    • 1°. het tijdstip waarop een aanbieder ter uitvoering van een overeenkomst inzake krediet een geldsom ter beschikking stelt, of aanvangt met het verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject of met het verlenen van een dienst en het tijdstip waarop de consument gehouden is de eerste betaling ter zake daarvan te hebben gedaan: of

    • 2°. twee opeenvolgende tijdstippen waarop een consument gehouden is ter zake van een overeenkomst inzake krediet een betaling te hebben gedaan;

  • d. complex product:

    • 1°. combinatie van twee of meer financiële producten die ten minste een financieel product omvat waarvan de waarde afhankelijk is van de ontwikkelingen op financiële markten of andere markten;

    • 2°. recht van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een effect;

    • 3°. levensverzekering, niet zijnde een natura-uitvaartverzekering of een andere verzekering die uitsluitend strekt tot het doen van geldelijke uitkeringen in verband met de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon of een verzekering waarbij de verplichting van de verzekeraar tot het doen van een uitkering of een reeks van uitkeringen alleen dan ontstaat, indien het overlijden van degene op wiens leven de verzekering betrekking heeft plaatsvindt voor de in de polis genoemde datum;

    • 4°. combinatie van een hypothecair krediet met een levensverzekering als bedoeld onder 3°, of met een spaarrekening;

    • 5°. beleggingsobject;

    • 6°. ander financieel product dat bij ministeriële regeling kan worden aangewezen indien dit ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de onder 2 tot en met 5 bedoelde complexe producten met dit financiële product in verband met de belangen die het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet beoogt te beschermen wenselijk is; of

    • 7°. combinatie van een of meer onder 2° tot en met 6° bedoelde complexe producten met een of meer financiële producten;

  • e. consumptief krediet: krediet, niet zijnde hypothecair krediet;

  • f. deposito: tegoed bij een bank dat onmiddellijk kan worden opgevraagd en waarvan de rentetermijn ten hoogste twaalf maanden bedraagt;

  • g. doorlopende provisie: vergoeding of beloning, in welke vorm dan ook, niet zijnde afsluitprovisie, die een bemiddelaar na de totstandkoming van een overeenkomst inzake een complex product tussen een aanbieder en een consument rechtstreeks of middellijk ontvangt van de aanbieder van het complexe product;

  • h. doorlopend krediet: overeenkomst inzake:

    • 1°. geldkrediet waarbij de consument op verschillende tijdstippen geldsommen kan opnemen, voorzover het uitstaande saldo de kredietlimiet niet overschrijdt; of

    • 2°. goederenkrediet waarbij de aanbieder of een derde gehouden is aan een consument op verschillende tijdstippen het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject te verschaffen of een dienst te verlenen, voorzover het uitstaande saldo de kredietlimiet niet overschrijdt;

  • i. eindtermen: normen met betrekking tot de vakbekwaamheid voor het verlenen van een bepaalde financiële dienst met betrekking tot een bepaald financieel product;

  • j. financieel derivaat: financieel instrument als bedoeld in artikel 4:60, eerste lid, onderdeel d, e, f of g, van de wet;

  • k. financiële bijsluiter: document waarin informatie over de in artikel 66, eerste of tweede lid, genoemde onderwerpen met betrekking tot een complex product is weergegeven op de ingevolge dat artikel voorgeschreven wijze;

  • l. geldmarktinstrument: financieel instrument als bedoeld in onderdeel c van de definitie van financieel instrument in artikel 1:1 van de wet;

  • m. gelieerde partij:

    • 1°. persoon die met een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder of met een bestuurder van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur is verbonden;

    • 2°. persoon die direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen waardoor invloed van betekenis kan worden uitgeoefend op het zakelijk of financieel beleid van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder;

    • 3°. natuurlijke persoon die in een familierechtelijke betrekking staat tot een bestuurder van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder of tot een natuurlijke persoon als bedoeld onder 1° of 2°;

    • 4°. natuurlijke persoon die een persoonlijke relatie heeft met een bestuurder van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder of met een natuurlijke persoon als bedoeld onder 1° of 2°, in welke relatie hij het handelen van de bestuurder of de natuurlijke persoon met betrekking tot de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder kan beïnvloeden;

    • 5°. rechtspersoon waarin een bestuurder van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder of een natuurlijke persoon als bedoeld onder 3° of 4°, direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen waardoor sprake is van invloed van betekenis op het zakelijk of financieel beleid van die rechtspersoon; of

    • 6°. natuurlijke persoon die onderdeel is van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder;

  • n. hypothecair krediet: overeenkomst inzake krediet met een consument, bij het aangaan waarvan een recht van hypotheek wordt gevestigd, strekkende tot verhaal bij voorrang van de vordering tot voldoening van de door de consument verschuldigde betaling, dan wel met betrekking waartoe reeds een zodanig recht is gevestigd en waarbij het krediet wordt verleend tegen een voor hypothecaire financieringen van de aanbieder gebruikelijk effectief kredietvergoedingspercentage;

  • o. incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming;

  • p. integriteitgevoelige functie:

    • 1°. leidinggevende functie direct onder de personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen of mede bepalen; of

    • 2°. functie waaraan een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico bevat voor de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming;

  • q. integriteitrisico: gevaar voor de aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van een financiële onderneming als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven;

  • r. internationale jaarrekeningstandaarden: internationale standaarden voor jaarrekeningen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen van toepassing zijn verklaard overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 (PbEG L 243);

  • s. kosten: bedragen die een financiële onderneming in rekening brengt of ten laste laat komen van een cliënt, consument of deelnemer;

  • t. kredietlimiet:

    • 1°. maximum bedrag van door een consument bij de aanbieder van krediet op te nemen geldsommen ter uitvoering van een overeenkomst inzake doorlopend geldkrediet; of

    • 2°. maximumwaarde van door een aanbieder van krediet aan de consument te verschaffen genot van een zaak, financieel instrument of beleggingsobject, of te verlenen dienst ter uitvoering van een overeenkomst inzake doorlopend goederenkrediet;

  • u. kredietsom:

    • 1°. geldsom die de consument in het kader van een overeenkomst inzake geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande dat indien het doorlopend krediet betreft de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt; of

    • 2°. verschil tussen het totaal van de contante waarde van de roerende zaken, financiële instrumenten, beleggingsobjecten of diensten, waarvan de consument het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk welke aan de consument worden verleend, in het kader van een overeenkomst inzake goederenkrediet, en de door deze in dat kader gedane contante betalingen, met dien verstande dat indien het doorlopend krediet betreft de kredietlimiet als dat verschil wordt aangemerkt;

  • v. kredietvergoeding: kosten ter zake van een overeenkomst inzake krediet;

  • w. maandlast: bedrag dat een consument verschuldigd is aan betalingen ter zake van krediet, berekend voor één kalendermaand, met inbegrip van betalingen voor verzekeringen in verband met het krediet;

  • x. op- en afslagen: bedragen waarmee de door de deelnemers voor rechten van deelneming in een beleggingsinstelling betaalde of ontvangen prijs of terugbetaling worden verhoogd onderscheidenlijk verlaagd ten opzichte van de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming;

  • y. provisie: beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het bemiddelen of adviseren ter zake van een financieel product;

  • z. retourprovisie: gedeelte van een door of ten laste van een beleggingsinstelling voor een dienst van een derde te betalen of betaalde vergoeding dat direct of indirect door de ontvanger wordt terugbetaald of doorbetaald;

  • aa. risico-indicator: weergave van het risiconiveau van een complex product;

  • bb. serie van beleggingsobjecten: verzameling van beleggingsobjecten waarvoor hetzelfde beleggingsobjectprospectus, bedoeld in artikel 4:30a, van de wet wordt opgesteld;

  • cc. termijnbedrag: bedrag van de betaling die een consument aan het einde van een betalingstermijn moet hebben gedaan;

  • dd. theoretische looptijd: lengte van de periode gedurende welke een consument ter zake van een doorlopend krediet gehouden is betalingen te doen berekend op de in bijlage A bij dit besluit aangegeven wijze;

  • ee. toetstermen: criteria waaraan de vakbekwaamheid van een persoon wordt getoetst om te kunnen vaststellen of deze voldoet aan de eindtermen;

  • ff. totale prijs van het krediet: maandlast vermenigvuldigd met de looptijd van de overeenkomst in kalendermaanden, dan wel, indien het doorlopend krediet betreft, maandlast vermenigvuldigd met de theoretische looptijd van de overeenkomst uitgedrukt in kalendermaanden;

  • gg. uitstaand saldo:

    • 1°. indien het geldkrediet betreft: op enig tijdstip bestaand totaal van de tot en met dat tijdstip door de consument opgenomen geldsommen, vermeerderd met de tot en met dat tijdstip aan de consument in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met de tot en met dat tijdstip door de consument gedane betalingen;

    • 2°. indien het goederenkrediet betreft: op enig tijdstip bestaand totaal van de contante waarde van de roerende zaken, financiële instrumenten, beleggingsobjecten of diensten waarvan tot en met dat tijdstip aan de consument het genot is verschaft, of welke tot en met dat tijdstip aan de consument zijn verleend, vermeerderd met het totaalbedrag van de tot en met dat tijdstip aan de consument in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met de tot en met dat tijdstip door de consument gedane betalingen;

  • hh. de wet: de Wet op het financieel toezicht.

§ 1.2. Bijzondere bepalingen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 4:3, vierde lid, en 4:5, derde lid, van de wet

Artikel 2

  • 1 Het beleid van een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de houder van een ontheffing een orgaan is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de houder van een ontheffing wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.

  • 2 De aanvrager van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet toont aan dat zal worden voldaan aan het eerste lid en legt ten aanzien van de betrokken personen de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    • b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 13; en

    • d. een opgave van referenten.

  • 3 De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.

  • 4 Op de vaststelling van de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 12 tot en met 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1 De houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet:

    • a. informeert, alvorens een overeenkomst aan te gaan terzake van het als tussenpersoon verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het buiten besloten kring aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen zijn wederpartij duidelijk en volledig over diens rechten en plichten met betrekking tot de overeenkomst;

    • b. meldt aan de Autoriteit Financiële Markten iedere wijzing in de gegevens die eerder door hemzelf of door een financiële onderneming aan een toezichthouder zijn verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de ingevolge de wet gestelde eisen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid. De houder meldt de wijziging schriftelijk en onverwijld nadat hij daarvan in het kader van de normale bedrijfsvoering kennis heeft genomen; en

    • c. meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk het voornemen tot wijziging van de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2 De houder van een ontheffing geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft vastgesteld dat de betrouwbaarheid van de betrokken persoon buiten twijfel staat. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent de betrouwbaarheid:

    • a. binnen zes weken na ontvangst van de melding; of

    • b. indien de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken na ontvangst van de melding om nadere gegevens heeft verzocht, binnen vier weken na ontvangst van die gegevens, doch uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de melding.

  • 3 Indien de Autoriteit Financiële Markten een derde verzoekt om nadere gegevens als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, doet zij daarvan mededeling aan de houder.

  • 4 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, legt de houder ten aanzien van de betrokken persoon de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    • b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 13; en

    • d. een opgave van referenten.

  • 5 Het tweede en vierde lid, onderdelen b, c en d, zijn niet van toepassing indien de wijziging een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 4

De rechtspersoon, bedoeld in artikel 4:5, tweede lid, van de wet verstrekt bij de in dat lid bedoelde melding aan de Autoriteit Financiële Markten de volgende gegevens over de betrokken onderneming:

  • a. een opgave van de naam en het adres;

  • b. een opgave van de rechtsvorm;

  • c. indien de onderneming een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen; en

  • d. indien de onderneming is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving.

Hoofdstuk 2. Vakbekwaamheid van medewerkers

§ 2.1. Eindtermen van vakbekwaamheid

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet

Artikel 5

  • 1 De personen, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, zijn vakbekwaam, indien zij voldoen aan de in onderdeel 1 van bijlage B genoemde eindtermen alsmede, voorzover zij zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten met betrekking tot de hierna in de onderdelen a tot en met d genoemde onderwerpen, aan de eindtermen genoemd in het daarop betrekking hebbende onderdeel van bijlage B:

    • a. hypothecair krediet, al dan niet gecombineerd met opstal-, inboedel-, arbeidsongeschiktheids-, kapitaal- of overlijdensrisicoverzekeringen, waarbij de verplichting van de aanbieder tot het doen van een uitkering of een reeks van uitkeringen alleen dan ontstaat, indien het overlijden van degene op wiens leven de verzekering betrekking heeft plaatsvindt voor de in de polis genoemde datum: onderdeel 2 van bijlage B;

    • b. consumptief krediet, al dan niet gecombineerd met arbeidsongeschiktheidsverzekeringen: onderdeel 3 van bijlage B;

    • c. schadeverzekeringen: onderdeel 4 van bijlage B; of

    • d. levensverzekeringen, al dan niet gecombineerd met arbeidsongeschiktheidsverzekeringen: onderdeel 5 van bijlage B.

  • 2 Indien de financiëledienstverlener, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, optreedt als gevolmachtigde agent of als ondergevolmachtigde agent, zijn de in dat lid bedoelde personen vakbekwaam, indien zij voldoen aan de in onderdeel 6 van bijlage B genoemde eindtermen en de in het eerste lid bedoelde onderdelen van die bijlage, met betrekking tot het financiële product waarmee zij zich rechtstreeks bezighouden.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op het verlenen van financiële diensten met betrekking tot een arbeidsongeschiktheidsverzekeringverzekering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b of d, of een opstal-, inboedel-, of overlijdensrisicoverzekering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die wordt gecombineerd met het in het desbetreffende onderdeel genoemde onderwerp.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing op financiëledienstverleners die zich bezighouden met het verlenen van financiële diensten met betrekking tot financiële instrumenten, voorzover die financiële diensten geen betrekking hebben op een onderwerp als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of d.

§ 2.2. Bewijs van vakbekwaamheid

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet

Artikel 6

  • 1 Een financiëledienstverlener voldoet aan artikel 4:9, tweede lid, eerste volzin, van de wet, indien:

    • a. zijn werknemers en andere personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening, met uitzondering van feitelijk leidinggevenden, allen beschikken over een geldig diploma voor de in hun geval relevante eindtermen, bedoeld in artikel 5, afgegeven door een door Onze Minister erkend exameninstituut als bedoeld in artikel 9, eerste lid; of

    • b. hij zijn bedrijfsvoering zodanig heeft ingericht dat deze een vakbekwame financiële dienstverlening aan consumenten of, indien het verzekeringen betreft, cliënten voldoende waarborgt.

  • 2 Een financiëledienstverlener voldoet aan artikel 4:9, tweede lid, tweede volzin, van de wet, indien:

    • a. de in die volzin bedoelde feitelijk leidinggevenden beschikken over een geldig diploma voor de in hun geval relevante eindtermen, bedoeld in artikel 5, afgegeven door een door Onze Minister erkend exameninstituut; of

    • b. hij een financiëledienstverlener is met een op jaarbasis gemiddeld aantal voltijdse werknemers van meer dan 50 en hij zijn bedrijfsvoering zodanig heeft ingericht dat deze een vakbekwame financiële dienstverlening aan consumenten of, indien het verzekeringen betreft, cliënten, voldoende waarborgt.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid, voldoet een financiëledienstverlener die zich bezighoudt met het verlenen van financiële diensten met betrekking tot financiële instrumenten, welke financiële diensten geen betrekking hebben op een onderwerp als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of d, met betrekking tot dat aspect van de financiële dienstverlening aan artikel 4:9, tweede lid, van de wet, indien hij zijn bedrijfsvoering zodanig inricht dat een vakbekwame financiële dienstverlening aan consumenten voldoende is gewaarborgd.

  • 4 Onverminderd het eerste en tweede lid voldoet een bemiddelaar als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, van de wet aan het bepaalde in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, indien zijn bedrijfsvoering onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder voor welke hij bemiddelt zodanig is ingericht dat een vakbekwame financiële dienstverlening aan consumenten of, indien het verzekeringen betreft, cliënten voldoende is gewaarborgd.

  • 5 Onverminderd het eerste en tweede lid voldoet een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 2:105, eerste lid, van de wet aan het bepaalde in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, indien haar bedrijfsvoering onder de verantwoordelijkheid van de rechtspersoon waarbij zij is aangesloten zodanig is ingericht dat een vakbekwame financiële dienstverlening aan consumenten of, indien het verzekeringen betreft, cliënten voldoende is gewaarborgd.

Artikel 7

  • 1 Een diploma is geldig, tenzij de houder ervan:

    • a. niet binnen achttien maanden na de openbaarmaking, bedoeld in artikel 8, derde lid, op de door Onze Minister vastgestelde wijze heeft voldaan aan de in zijn geval relevante toetstermen voor permanente educatie, bedoeld in artikel 8, tweede lid; of

    • b. niet binnen achttien maanden na de openbaarmaking, bedoeld in artikel 8, derde lid, van toetstermen voor permanente educatie met goed gevolg een examen heeft afgelegd van een door Onze Minister erkend exameninstituut dat voldoet aan de in zijn geval relevante toetstermen die tegelijkertijd met toetstermen voor permanente educatie openbaar zijn gemaakt.

  • 2 Indien een houder van een diploma niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn heeft voldaan aan de in zijn geval relevante toetstermen voor permanente educatie, is het diploma ongeldig tot het moment dat hij alsnog daaraan voldoet.

§ 2.3. Vaststellen toetstermen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet

Artikel 8

  • 1 Bij ministeriële regeling worden toetstermen vastgesteld voor de examens die leiden tot afgifte van een diploma als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 2 Indien ontwikkelingen op de financiële markten of relevante wettelijke voorschriften daartoe aanleiding geven worden bij ministeriële regeling toetstermen vastgesteld met betrekking tot permanente educatie, alsmede de wijze waarop aan deze toetstermen kan worden voldaan.

  • 3 Onze Minister draagt er zorg voor dat de openbaarmaking van de toetstermen voor examens en de openbaarmaking van de daarbij aansluitende toetstermen voor permanente educatie gelijktijdig plaatsvinden.

§ 2.4. Exameninstituten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet

Artikel 9

  • 2 Onze Minister beslist op een aanvraag om erkenning binnen vier maanden nadat de aanvraag is ingediend. De beslissingstermijn kan ten hoogste tweemaal met twee maanden worden verlengd.

  • 3 Onze Minister kan aan een erkenning voorschriften verbinden.

  • 4 Onze Minister kan een erkenning intrekken:

    • a. op verzoek van het erkende exameninstituut;

    • b. indien de gegevens en bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de erkenning na de erkenning zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat de erkenning zou zijn geweigerd, dan wel niet zonder het verbinden van voorschriften zou zijn verleend, indien bij de behandeling van de aanvraag de juiste gegevens volledig bekend waren geweest; of

    • c. indien het exameninstituut niet langer voldoet aan artikel 10 of 11 of aan een voorschrift, verbonden aan de erkenning.

  • 5 Van een besluit tot erkenning of tot intrekking van de erkenning van een exameninstituut doet Onze Minister mededeling in de Staatscourant.

Artikel 10

  • 1 Een erkend exameninstituut geeft een diploma af aan een kandidaat die een door het erkende exameninstituut afgenomen examen met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 2 Een erkend exameninstituut dat tevens opleidingen aanbiedt, brengt een zodanige scheiding aan in de bedrijfsvoering tussen het ontwikkelen en verzorgen van opleidingen en het afnemen van examens dat belangenverstrengeling tussen deze activiteiten wordt voorkomen. Daartoe treft een erkend exameninstituut in ieder geval adequate maatregelen, gericht op:

    • a. het voeren van gescheiden administraties voor het ontwikkelen en verzorgen van opleidingen en voor het afnemen van examens; en

    • b. het voorkomen van toegang tot examenmateriaal van werknemers die op enige wijze betrokken zijn bij de ontwikkeling of de verzorging van een opleiding, gericht op het desbetreffende examen.

  • 3 Een erkend exameninstituut stelt de door hem aangeboden examens open voor een ieder.

  • 4 Een door een erkend exameninstituut af te nemen examen voldoet binnen zes maanden na de openbaarmaking ervan aan de door Onze Minister vastgestelde toetstermen, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 5 Een erkend exameninstituut neemt ten aanzien van de wijze van examinering de maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om te bevorderen dat examens op een correcte en eerlijke wijze worden afgelegd.

  • 6 Een erkend exameninstituut draagt zorg voor een vakinhoudelijk juiste en objectieve beoordeling van afgenomen examens.

  • 7 Een erkend exameninstituut beschikt over en handelt in overeenstemming met een examenreglement waarin ten minste de volgende onderwerpen adequaat zijn geregeld:

    • a. de wijze van aanmelding van kandidaten;

    • b. het aantal malen per jaar dat gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van de afzonderlijke examens;

    • c. de wijze van kennisgeving van plaats, datum en tijdstip van aanvang der examens;

    • d. de vaststelling van de identiteit van kandidaten;

    • e. de duur en wijze van examineren;

    • f. de maatregelen indien onregelmatigheden worden geconstateerd;

    • g. de aanwijzing van de examinatoren bij de mondelinge examens;

    • h. de beoordeling van de examens;

    • i. de termijn waarbinnen de examenuitslagen worden bekendgemaakt, alsmede de termijn waarbinnen de diploma’s worden uitgereikt;

    • j. de aanwijzing van degene of degenen die de uitslag van het schriftelijk examen vaststelt onderscheidenlijk vaststellen;

    • k. de wijze van vaststelling van de beoordelingsnormen en normen voor slagen en afwijzen;

    • l. de wijze van verkrijgbaarstelling van de richtlijnantwoorden na afloop van een examen;

    • m. de inzage in afgelegde examens;

    • n. de bewaartermijnen voor de afgelegde examens; en

    • o. de interne klachtenprocedure.

  • 8 Een erkend exameninstituut verstrekt jaarlijks voor 1 juli aan Onze Minister een opgave van het aantal in het vorige kalenderjaar afgenomen en beoordeelde examens, alsmede een analyse van de resultaten van deze examens, de klachten die over de examinering en de resultaten zijn ingediend en de beslissingen hierop van het exameninstituut.

Artikel 11

  • 1 Een erkend exameninstituut verstrekt aan Onze Minister op diens verzoek de gegevens die Onze Minister nodig heeft voor de uitoefening van zijn in dit hoofdstukomschreven taken.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van de artikelen 9 en 10 zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Hoofdstuk 3. Betrouwbaarheid

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:10, derde lid, van de wet

Artikel 12

De Autoriteit Financiële Markten stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:10, eerste lid, van de wet buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.

Artikel 13

De Autoriteit Financiële Markten neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 12, in ieder geval de volgende antecedenten in aanmerking:

Artikel 14

  • 1 De Autoriteit Financiële Markten verkrijgt inzicht in de in artikel 12 bedoelde voornemens, handelingen en antecedenten op grond van:

    • a. door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen;

    • b. van de Landelijk Officier van Justitie verkregen gegevens uit de politieregisters;

    • c. gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet documentatie vennootschappen;

    • d. gegevens en inlichtingen, verkregen van de Belastingdienst;

    • e. gegevens en inlichtingen, verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;

    • f. ambtsberichten van het Openbaar Ministerie;

    • g. inlichtingen, verkregen van door betrokkenen opgegeven referenties;

    • h. gegevens uit openbare bronnen;

    • i. inlichtingen, verkregen van curatoren of bewindvoerders met betrekking tot faillissementen, surseances, schuldsaneringen, bewindvoeringen of noodregelingen waarbij de in artikel 12 bedoelde persoon betrokken is geweest;

    • j. inlichtingen, verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene; of

    • k. gegevens en inlichtingen, verkregen uit andere bij ministeriële regeling aan te wijzen bronnen.

  • 2 Indien de gegevens en inlichtingen, verkregen overeenkomstig het eerste lid, de Autoriteit Financiële Markten aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de Autoriteit Financiële Markten ook inlichtingen inwinnen en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De Autoriteit Financiële Markten stelt de betrokkene in dat geval schriftelijk vooraf in kennis van:

    • a. de reden van het nadere onderzoek;

    • b. de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen; en

    • c. de aard van de nadere gegevens of inlichtingen.

Artikel 15

De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 12 staat niet buiten twijfel indien deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage C, tenzij er sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht jaren of meer zijn verstreken.

Artikel 16

De Autoriteit Financiële Markten neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 12, in aanmerking:

  • a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

  • b. de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

  • c. de overige belangen van de beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder of financiëledienstverlener en de betrokkene.

Hoofdstuk 4. Integere uitoefening van het bedrijf

§ 4.1. Beheerders, beleggingsinstellingen en bewaarders

Artikel 17

  • 2 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder draagt er zorg voor dat het beleid, bedoeld in artikel 4:11, eerste lid, van de wet, zijn neerslag vindt in procedures en maatregelen.

  • 3 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder stelt alle relevante bedrijfsonderdelen in kennis van het beleid en de procedures en maatregelen.

  • 4 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder draagt zorg voor de uitvoering en de systematische toetsing van het beleid en de procedures en maatregelen.

  • 5 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder draagt zorg voor onafhankelijk toezicht op de uitvoering van het beleid en de procedures en maatregelen.

  • 6 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder beschikt over procedures die erin voorzien dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken met betrekking tot de integere uitoefening van het bedrijf tot een gepaste bijstelling leiden.

Artikel 18

Een beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het tegengaan van verstrengeling van de privé-belangen van personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen, personen die onderdeel zijn van een orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, andere werknemers, of andere personen die in opdracht van de betrokken onderneming op structurele basis werkzaamheden voor haar verrichten met haar belangen of die van haar deelnemers.

Artikel 19

  • 1 Een beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 2 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder neemt naar aanleiding van een incident maatregelen die zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

  • 3 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder informeert de Autoriteit Financiële Markten onverwijld omtrent incidenten.

Artikel 20

  • 1 Een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van personen die hij onderscheidenlijk zij wil benoemen in een integriteitgevoelige functie.

  • 2 De beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder draagt zorg voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van degenen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden in een integriteitgevoelige functie verrichten.

Artikel 21

  • 1 Een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt ter bescherming van de integriteit van het bedrijf over procedures en maatregelen met betrekking tot de acceptatie van deelnemers.

  • 2 Onverminderd het bepaalde ingevolge de Wet identificatie bij dienstverlening beschikt de beleggingsinstelling over procedures en maatregelen met betrekking tot de identificatie van deelnemers en de verificatie daarvan. De beleggingsinstelling accepteert een deelnemer niet indien zij de identiteit niet heeft vastgesteld overeenkomstig het daarvoor opgestelde beleid.

  • 3 De beleggingsinstelling beschikt ter bescherming van de integriteit van het bedrijf over organisatorische en administratieve procedures en maatregelen die betrekking hebben op risicoclassificaties ten aanzien van cliënten, producten of diensten.

  • 4 De beleggingsinstelling beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de analyse van gegevens van deelnemers, mede in relatie tot de door de deelnemer afgenomen producten, en de detectie van afwijkende transactiepatronen. Aan de hand van deze procedures en maatregelen bepaalt de beleggingsinstelling tevens de risico’s van bepaalde cliënten, producten of diensten voor de integere uitoefening van haar bedrijf.

  • 5 De beleggingsinstelling draagt zorg voor de documentatie en vastlegging met betrekking tot de acceptatie en indeling naar risico van cliënten, de identificatie en verificatie van de gegevens van cliënten en de bewaking van transacties van cliënten. Dergelijke gegevens worden tot vijf jaar na de dienstverlening of het beëindigen van de relatie bewaard.

  • 6 Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing voorzover de beleggingsinstelling niet voorafgaand aan het intreden of uittreden van deelnemers in de beleggingsinstelling beslist omtrent acceptatie van deelnemers.

Artikel 22

  • 1 Een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet onderzoekt, op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

  • 2 De beleggingsinstelling verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, binnen een door de Autoriteit Financiële Markten vast te stellen termijn, aan de Autoriteit Financiële Markten.

§ 4.2. Beleggingsondernemingen

Artikel 23

Een beleggingsonderneming draagt er, met het oog op de integere uitoefening van haar bedrijf, zorg voor dat het beleid, bedoeld in artikel 4:11, eerste lid, van de wet, zijn neerslag vindt in procedures en maatregelen.

Artikel 24

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten.

  • 2 De beleggingsonderneming neemt naar aanleiding van een incident maatregelen die zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

  • 3 De beleggingsonderneming informeert de Autoriteit Financiële Markten onverwijld omtrent incidenten.

Artikel 25

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van een personeelslid dat zij wil benoemen in een integriteitgevoelige functie.

  • 2 De beleggingsonderneming draagt zorg voor de beoordeling van degenen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden in een integriteitgevoelige functie verrichten

Artikel 26

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de acceptatie van cliënten. Deze procedures en maatregelen hebben betrekking op risicoclassificaties ten aanzien van cliënten, producten of diensten.

  • 2 Onverminderd het bepaalde ingevolge de Wet identificatie bij dienstverlening beschikt de beleggingsonderneming over procedures en maatregelen met betrekking tot de identificatie van cliënten en de verificatie daarvan. De beleggingsonderneming accepteert een cliënt niet indien zij de identiteit niet heeft vastgesteld overeenkomstig het daarvoor opgestelde beleid.

  • 3 De beleggingsonderneming beschikt over procedures met betrekking tot de analyse van gegevens van cliënten, mede in relatie tot de door de cliënt afgenomen producten en diensten, en de detectie van afwijkende transactiepatronen. Aan de hand van deze procedures en maatregelen worden tevens de risico’s ten aanzien van bepaalde cliënten of producten bepaald.

  • 4 De beleggingsonderneming draagt zorg voor de documentatie en vastlegging met betrekking tot de acceptatie en indeling van cliënten naar risico en de bewaking van het handelen van cliënten. Dergelijke gegevens worden tot vijf jaar na de dienstverlening of het beëindigen van de relatie bewaard.

Artikel 27

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet onderzoekt, op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

  • 2 De beleggingsonderneming verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek aan de Autoriteit Financiële Markten, binnen een door deze vast te stellen termijn.

§ 4.3. Financiëledienstverleners

Artikel 28

  • 1 Een financiëledienstverlener als bedoeld in artikel 4:11, tweede lid, van de wet draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten, buiten twijfel staat.

Artikel 29

  • 1 Een financiëledienstverlener als bedoeld in artikel 4:15, eerste lid, van de wet stelt procedures en maatregelen vast met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 2 De financiëledienstverlener neemt naar aanleiding van een incident passende maatregelen. Deze maatregelen zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

  • 3 De financiëledienstverlener informeert de Autoriteit Financiële Markten onverwijld omtrent incidenten.

Hoofdstuk 5. Beheerste uitoefening van het bedrijf

§ 5.1. Algemene aspecten van de bedrijfsvoering

Artikel 30

  • 1 De bedrijfsvoering van een beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet omvat ten minste procedures en maatregelen die waarborgen dat:

    • a. het besluitvormingsproces en de gemaakte afspraken binnen de bedrijfsvoering van de beheerder, beleggingsinstelling en bewaarder inzichtelijk zijn;

    • b. de bestuurders regelmatig, alsmede tussentijds in het geval zich bijzondere omstandigheden voordoen, worden geïnformeerd over de bedrijfsvoering;

    • c. de integriteit, voortdurende beschikbaarheid en beveiliging van de geautomatiseerde gegevens zijn gegarandeerd; en

    • d. nagegaan wordt in hoeverre overeenkomstig de beschreven procedures voor de bedrijfsvoering wordt gehandeld, gesignaleerd wordt wanneer en in hoeverre daarvan wordt afgeweken en aanpassing van het feitelijk handelen mogelijk is.

  • 2 Een beheerder richt voor iedere beleggingsinstelling die hij beheert afzonderlijk een bedrijfsvoering als bedoeld in het eerste lid in.

  • 3 De beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder legt zijn onderscheidenlijk haar bedrijfsvoering op een inzichtelijke wijze vast.

Artikel 31

De Autoriteit Financiële Markten stelt ten aanzien van beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet regels met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet die betrekking hebben op het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s.

§ 5.2. Gedragsaspecten van de bedrijfsvoering

Artikel 32

  • 1 Een aanbieder als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt adviseert, bewaart, indien de advisering leidt tot het aangaan van een overeenkomst inzake het aanbevolen product met de consument onderscheidenlijk de cliënt, de informatie die hij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet heeft ingewonnen, alsmede de gegevens betreffende het verkochte financiële product, gedurende ten minste één jaar vanaf het moment van advisering.

  • 2 Een adviseur als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt adviseert, en het aanbevolen financiële product niet tevens aanbiedt aan de consument of cliënt of met betrekking tot het aanbevolen financiële product niet tevens bemiddelt of optreedt als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, bewaart de informatie die hij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet heeft ingewonnen, alsmede de gegevens betreffende het aanbevolen financiële product, gedurende ten minste één jaar vanaf het moment van advisering.

  • 3 Een bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt adviseert bewaart, indien de advisering leidt tot het aangaan van een overeenkomst met de consument onderscheidenlijk de cliënt inzake het aanbevolen product, de informatie die hij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet heeft ingewonnen, alsmede de gegevens betreffende het aanbevolen financiële product, gedurende ten minste één jaar vanaf het moment van advisering.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op financiële ondernemingen die bij de advisering uitsluitend te werk gaan volgens een gestandaardiseerde en gesystematiseerde procedure die voor de Autoriteit Financiële Markten verifieerbaar is, en die aan de hand van deze procedure aan de Autoriteit Financiële Markten kunnen aantonen welke informatie zij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet over consumenten onderscheidenlijk cliënten inwinnen en welke adviezen consumenten onderscheidenlijk cliënten op basis van de aldus ingewonnen informatie worden gegeven.

  • 5 Een aanbieder, bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die in het kader van een door hem verstrekt advies met een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt een overeenkomst aangaat onderscheidenlijk bemiddelt bij de totstandkoming van een overeenkomst inzake een ander financieel product dan waarover hij de consument onderscheidenlijk de cliënt heeft geadviseerd, is gedurende ten minste één jaar na de totstandkoming van de overeenkomst in staat om aan de Autoriteit Financiële Markten aan te tonen dat de consument onderscheidenlijk de cliënt in weerwil van het advies de keuze heeft gemaakt voor het aangaan van die overeenkomst.

Artikel 33

Een aanbieder van krediet als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet bewaart de informatie die hij ingevolge de artikelen 4:34, eerste lid, van de wet en 113 en 114 heeft ingewonnen, alsmede de door hem aangeboden overeenkomst inzake krediet, indien die overeenkomst tot stand is gekomen, ten minste gedurende vijf jaren na de dag waarop die overeenkomst is afgewikkeld.

Artikel 34

  • 1 De bedrijfsvoering van een beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet omvat ten minste procedures en maatregelen die waarborgen dat:

    • a. elke transactie waarbij de beleggingsinstelling is betrokken, kan worden gereconstrueerd;

    • b. het beheerde vermogen van de beleggingsinstelling overeenkomstig het beleggingsbeleid en de bij of krachtens de wet gestelde regels wordt belegd;

    • c. een functiescheiding bestaat tussen het verrichten van rechtshandelingen met betrekking tot het vermogen van de beleggingsinstelling en het controleren en administreren van deze handelingen;

    • d. een betrouwbare, juiste en consistente intrinsieke waarde van de belegginginstelling wordt bepaald;

    • e. het proces van intrinsieke waardebepaling binnen de beheerder of de beleggingsmaatschappij wordt gescheiden van de overige activiteiten van de beheerder of de beleggingsmaatschappij;

    • f. de berekening van de intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling aansluit bij de financiële administratie;

    • g. de risico’s die samenhangen met het beleggingsproces op een systematische wijze worden beheerst en geanalyseerd; en

    • h. er, voorzover mogelijk, een systematische, toegankelijke en actuele administratie van deelnemers in de beleggingsinstelling is waarin, voorzover van toepassing, de met de deelnemers gemaakte afspraken inzichtelijk worden gemaakt.

  • 2 De maatregelen en procedures, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel f, voorzien er in ieder geval in dat de voor de intrinsieke waardebepaling gebruikte subadministraties ten minste een keer per maand worden aangesloten met de saldibalans en dat de daaruit voortvloeiende verschillen worden geanalyseerd en gecorrigeerd.

  • 3 De procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, van een instelling voor collectieve belegging in effecten omvatten in ieder geval een procedure voor de waardevaststelling van financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld.

  • 4 Een beheerder richt voor iedere beleggingsinstelling die hij beheert afzonderlijk een bedrijfsvoering als bedoeld in het eerste lid in.

Artikel 35

  • 1 De Autoriteit Financiële Markten stelt ten aanzien van beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet regels met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet, die betrekking hebben op:

    • a. het waarborgen van informatieverstrekking aan cliënten;

    • b. het waarborgen van de vastlegging van de relatie met de cliënten;

    • c. het waarborgen van de zorgvuldige behandeling van cliënten;

    • d. het tegengaan van belangenconflicten tussen de beleggingsonderneming en cliënten en tussen cliënten onderling; en

    • e. het waarborgen van de rechten van cliënten.

  • 2 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet bewaart alle gegevens die betrekking hebben op haar bedrijfsvoering, waaronder de gegevens die betrekking hebben op door haar verrichte transacties in financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de notering aan een gereglementeerde markt, ten minste vijf jaren op systematische en overzichtelijke wijze.

Hoofdstuk 6. Uitbesteden van werkzaamheden

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:16, tweede en derde lid, van de wet

Artikel 36

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

  • a. beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat, instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat en de eventueel aan die instellingen verbonden bewaarders; en

  • b. beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat, beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat en de eventueel aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders.

Artikel 37

Een financiële onderneming gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat een belemmering vormt voor een adequaat toezicht op de naleving van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet.

Artikel 38

  • 1 Indien een beheerder of bewaarder in het kader van het beheer van een beleggingsinstelling onderscheidenlijk in het kader van de bewaring van de activa van een beleggingsinstelling een of meer werkzaamheden uitbesteedt:

    • a. is de derde op ieder door de beheerder, de door de beheerder beheerde beleggingmaatschappij of de bewaarder gewenst moment in staat verantwoording af te leggen over de door hem uitgevoerde werkzaamheden en de beheerder, de door de beheerder beheerde beleggingsmaatschappij of de bewaarder daar inzicht in te bieden;

    • b. kan de beheerder of de bewaarder te allen tijde instructies omtrent de uitvoering van de werkzaamheden geven aan de derde en kan hij de uitbesteding met onmiddellijke ingang beëindigen indien dit in het belang van de beleggers is;

    • c. is de derde, gelet op de aard van de opdracht, aantoonbaar in staat om de opdracht in overeenstemming met de wet te vervullen; en

    • d. indien het werkzaamheden in het kader van het beheer van een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft:

      • 1°. geschiedt uitbesteding van het uitvoeren van het beleggingsbeleid uitsluitend aan een derde waaraan voor het beheer van beleggingsinstellingen of het beheren van individuele vermogens een vergunning of erkenning is verleend en die aan prudentieel toezicht is onderworpen;

      • 2°. is bij uitbesteding aan een derde uit een staat die geen lidstaat of aangewezen staat is, de samenwerking tussen de toezichthouders en het bevoegde gezag in de staat van de zetel van de derde op grond van een overeenkomst gewaarborgd; en

      • 3°. zijn de belangen van de derde niet strijdig met die van de beheerder, de bewaarder of de deelnemers in de beleggingsinstelling.

  • 2 Een beheerder besteedt het bepalen van het beleggingsbeleid van een beleggingsinstelling niet uit.

  • 3 Iedere overeenkomst die een beheerder of een bewaarder aangaat in het kader van het uitbesteden van het beheer van de beleggingsinstelling onderscheidenlijk in het kader van de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling, wordt schriftelijk vastgelegd.

Hoofdstuk 7. Klachtenafhandeling

§ 7.1. Interne klachtenprocedure

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:17, derde lid, van de wet

Artikel 39

Een beleggingsonderneming of financiëledienstverlener als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, van de wet stelt aan alle personen die binnen haar onderscheidenlijk zijn onderneming betrokken zijn bij de afhandeling van klachten van cliënten of consumenten over financiële diensten of financiële producten van de financiële onderneming, een beschrijving beschikbaar van de te volgen procedure voor de afhandeling van die klachten.

Artikel 40

Met het oog op een adequate behandeling van klachten van cliënten of consumenten over financiële diensten of financiële producten van een beleggingsonderneming of financiëledienstverlener als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, van de wet, beschikt de beleggingsonderneming of de financiëledienstverlener over een behoorlijke administratie van die klachten, waarin ten minste worden vastgelegd:

  • a. de naam en het adres van de cliënt of consument die een klacht heeft ingediend;

  • b. de klacht, met de daarbij behorende dagtekening van ontvangst;

  • c. een omschrijving van de klacht; en

  • d. een beschrijving van de wijze waarop de financiële onderneming de klacht heeft behandeld.

Artikel 41

Een beleggingsonderneming of financiëledienstverlener bewaart de gegevens, bedoeld in artikel 40, gedurende een periode van ten minste een jaar nadat de klacht door haar onderscheidenlijk hem is afgehandeld.

Artikel 42

Een beheerder als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, van de wet voorziet in procedures en maatregelen die waarborgen dat klachten van deelnemers in door hem beheerde beleggingsinstellingen zorgvuldig, verifieerbaar, consistent en binnen een redelijke termijn worden afgehandeld.

§ 7.2. Erkende geschilleninstantie

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:17, derde lid, van de wet

Artikel 43

  • 2 Onze Minister beslist op een aanvraag om erkenning binnen vier maanden nadat de aanvraag is ingediend. De beslissingstermijn kan ten hoogste tweemaal met twee maanden worden verlengd.

  • 3 Onze Minister kan aan een erkenning voorschriften verbinden.

  • 4 Een erkende geschilleninstantie verstrekt aan Onze Minister binnen een half jaar na afloop van elk kalenderjaar een opgave van:

    • a. de in het afgelopen kalenderjaar bij de geschilleninstantie aangesloten financiëledienstverleners; en

    • b. een opgave van het aantal in het afgelopen kalenderjaar ingediende en behandelde geschillen, alsmede een algemene weergave van de aard van de geschillen en de uitkomst van de geschilbeslechting.

  • 5 Een erkende geschilleninstantie informeert Onze Minister onverwijld over wijzigingen in het reglement, bedoeld in artikel 45, eerste lid, en van de samenstelling van het orgaan, bedoeld in artikel 44. Bij wijzigingen van de samenstelling van dit orgaan vermeldt de geschilleninstantie de leeftijd, genoten opleiding en professionele achtergrond van het betrokken lid.

  • 6 Een erkende geschilleninstantie verstrekt aan Onze Minister op diens verzoek de gegevens die Onze Minister nodig heeft voor de uitoefening van diens in deze paragraaf omschreven taken.

  • 7 Onze Minister kan een erkenning intrekken:

    • a. op verzoek van de geschilleninstantie;

    • b. indien de gegevens en bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de erkenning zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat de erkenning zou zijn geweigerd, dan wel niet zonder het verbinden van voorschriften zou zijn verleend, indien bij de behandeling van de aanvraag de juiste gegevens volledig bekend waren geweest;

    • c. indien de geschilleninstantie niet voldoet aan het vierde of zesde lid, artikel 44, 45, 46, 47 of 48 of een voorschrift, verbonden aan de erkenning.

  • 8 Van een beslissing tot erkenning of tot intrekking van de erkenning van een geschilleninstantie wordt door Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 44

  • 1 Een erkende geschilleninstantie draagt zorg voor de onafhankelijkheid en deskundigheid van het orgaan dat binnen haar organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van het geschil.

  • 2 De onafhankelijkheid van het orgaan wordt voldoende gewaarborgd indien de leden:

    • a. gedurende een jaar voorafgaande aan de aanvaarding van hun functie niet gewerkt hebben voor of enige functie bekleed hebben bij een beroepsorganisatie voor financiëledienstverleners of voor, onderscheidenlijk bij een financiëledienstverlener, ten aanzien van wiens financiële producten en financiële diensten geschillen ter behandeling aan de geschilleninstantie kunnen worden voorgelegd; en

    • b. vanaf de aanvaarding van hun functie niet werkzaam zijn voor of enige functie bekleden bij een beroepsorganisatie voor financiëledienstverleners, of voor, onderscheidenlijk bij een financiëledienstverlener, ten aanzien van wiens financiële producten en financiële diensten geschillen ter behandeling aan de geschilleninstantie kunnen worden voorgelegd.

  • 3 Ter waarborging van de deskundigheid van het orgaan bezit in ieder geval de voorzitter van het orgaan de hoedanigheid van meester in de rechten.

  • 4 De bij de benoeming van een lid van het orgaan te volgen procedure is schriftelijk vastgelegd.

Artikel 45

  • 1 Een erkende geschilleninstantie beschikt over en handelt in overeenstemming met een reglement voor de behandeling van geschillen dat ten minste omvat:

    • a. een duidelijke omschrijving van de geschillen die ter behandeling aan de geschilleninstantie kunnen worden voorgelegd;

    • b. regels met betrekking tot het aanhangig maken van een geschil en een duidelijke omschrijving van de partijen die een geschil aanhangig kunnen maken;

    • c. indien de mogelijkheid daartoe wordt geboden: de regels met betrekking tot wraking van een lid van het orgaan, bedoeld in artikel 44, eerste lid, door partijen, op grond van feiten of omstandigheden die een onpartijdig of onafhankelijk oordeel van dat lid zouden bemoeilijken;

    • d. regels met betrekking tot de behandeling van een geschil door de geschilleninstantie;

    • e. regels met betrekking tot het op voet van gelijkheid bieden van gelegenheid aan partijen om mondeling en schriftelijk, desgewenst met bijstand van derden, hun mening aan de geschilleninstantie kenbaar te maken;

    • f. regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder een deskundige kan worden verzocht een advies uit te brengen;

    • g. regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder getuigen en deskundigen kunnen worden gehoord, dan wel inlichtingen van hen kunnen worden ingewonnen;

    • h. regels met betrekking tot de mogelijkheid voor partijen om van alle door hen naar voren gebrachte feiten en stellingen, alsmede van verklaringen van getuigen en deskundigen, over en weer kennis te nemen en daarop te reageren;

    • i. regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder een geschil door middel van een verkorte schriftelijke procedure of een voorlopig oordeel kan worden afgedaan;

    • j. regels met betrekking tot het soort regels waarop de geschilleninstantie haar beslissingen baseert;

    • k. regels met betrekking tot de mogelijkheid dat de beslechting van een geschil resulteert in een niet-bindend advies;

    • l. de bepaling dat de beslechting van een geschil slechts resulteert in een bindend advies indien de financiëledienstverlener daarmee uitdrukkelijk vooraf heeft ingestemd;

    • m. regels met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van het bedrag dat, zo dit verschuldigd is, bij het aanhangig maken van het geschil dient te worden voldaan;

    • n. regels met betrekking tot de mogelijkheid om partijen in de kosten van de behandeling van een geschil te veroordelen en vaststelling van een hierbij geldend maximumbedrag;

    • o. regels met betrekking tot de vorm, inhoud en bekendmaking van de uitkomst van het advies, bedoeld in de onderdelen k en l, waarbij in ieder geval is bepaald dat deze uitkomst, met redenen omkleed, ondertekend en schriftelijk aan partijen wordt medegedeeld; en

    • p. indien beroep tegen een uitspraak mogelijk is, de regels met betrekking tot het mededelen van de mogelijkheid van beroep, de wijze en termijn van het instellen, alsmede de behandeling van dit beroep.

  • 2 Een erkende geschilleninstantie houdt het reglement, bedoeld in het eerste lid, beschikbaar en verstrekt het kosteloos op verzoek aan iedere belanghebbende.

Artikel 46

Een erkende geschilleninstantie draagt er zorg voor dat de kosten voor het aanhangig maken van een geschil zodanig beperkt blijven dat de toegang tot de geschilleninstantie niet onredelijk wordt belemmerd.

Artikel 47

Een erkende geschilleninstantie draagt er zorg voor dat de behandeling van een geschil binnen een redelijke termijn wordt voltooid.

Artikel 48

Een erkende geschilleninstantie stelt aan een financiëledienstverlener die zich bij haar wil aansluiten niet als voorwaarde voor aansluiting dat de financiëledienstverlener andere regels naleeft dan die welke betrekking hebben op het aanhangig maken van een geschil bij de geschilleninstantie of de verdere behandeling van een geschil door de geschilleninstantie.

Hoofdstuk 8. Zorgvuldige dienstverlening

Afdeling 8.1. Informatieverstrekking

§ 8.1.1. Inleidende bepaling

Artikel 49

  • 1 Een financiële onderneming verstrekt de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:72, eerste lid, en 4:73, eerste lid, van de wet aan de consument of cliënt te verstrekken informatie schriftelijk, tenzij in deze afdeling anders wordt bepaald. De financiële onderneming kan de informatie via een andere duurzame drager verstrekken, indien zij zich ervan heeft vergewist dat de consument onderscheidenlijk cliënt over de benodigde middelen beschikt om kennis te nemen van de aldus te verstrekken informatie.

  • 2 De financiële onderneming verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, in de Nederlandse taal. De informatie kan in een andere taal worden verstrekt:

    • a. indien de consument of cliënt daarom verzoekt en de financiële onderneming hiermee heeft ingestemd;

    • b. indien partijen een keuze hebben gemaakt voor de toepasselijkheid van het recht van een andere staat op de overeenkomst inzake een financieel product; of

    • c. indien het een financiële bijsluiter met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling betreft en de Autoriteit Financiële Markten op verzoek van de beheerder daarmee heeft ingestemd.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het verstrekken van informatie met betrekking tot het verlenen van beleggingsdiensten en het in het kader daarvan adviseren over financiële instrumenten.

§ 8.1.2. Algemene informatie over beheerders, beleggingsinstellingen, bewaarders, beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:22, eerste lid, van de wet

Artikel 50

  • 1 Een beheerder houdt de volgende gegevens beschikbaar op zijn website:

    • a. de gegevens omtrent hemzelf, de door hem beheerde beleggingsinstellingen en de bewaarders die aan de beleggingsinstellingen zijn verbonden welke ingevolge enig wettelijk voorschrift in het handelsregister moeten worden opgenomen;

    • b. de overeenkomst, bedoeld in artikel 4:43, eerste lid, van de wet;

    • c. zijn vergunning; en

    • d. elk door de Autoriteit Financiële Markten genomen geldend besluit tot ontheffing van het ingevolge deze wet bepaalde met betrekking tot hemzelf, de door hem beheerde beleggingsinstellingen en de eventueel daaraan verbonden bewaarder.

    De beheerder verstrekt deze gegevens desgevraagd tegen ten hoogste de kostprijs aan een ieder.

  • 2 Een beheerder publiceert ten behoeve van de deelnemers in een door hem beheerde beleggingsinstelling maandelijks een opgave met toelichting van de hierna te noemen gegevens op zijn website, waarbij tussen de tijdstippen van opstelling een periode van ten minste een week ligt. De opgave is, indien van toepassing, mede door de bewaarder ondertekend en bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de totale waarde van de beleggingen van de beleggingsinstelling;

    • b. een overzicht van de samenstelling van de beleggingen;

    • c. het aantal uitstaande rechten van deelneming; en

    • d. voorzover het betreft een beleggingsinstelling waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald: de meest recente bepaalde intrinsieke waarde van de rechten van deelneming, onder vermelding van het moment waarop de bepaling van de intrinsieke waarde plaatsvond.

    De beheerder verstrekt deze opgave desgevraagd tegen ten hoogste de kostprijs aan de deelnemers in de beleggingsinstelling.

  • 3 Een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, deelt desgevraagd aan ieder de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming mee. De intrinsieke waarde wordt bepaald op het meest recente moment van in- en uittreden van deelnemers in de beleggingsinstelling.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat.

Artikel 51

  • 1 Een beleggingsonderneming of kredietinstelling deelt aan een ieder die een gerechtvaardigd belang heeft op verzoek mede aan welke systemen als bedoeld in artikel 212a van de Faillissementswet de beleggingsonderneming onderscheidenlijk de kredietinstelling deelneemt.

  • 2 Een beleggingsonderneming of kredietinstelling verstrekt aan een ieder die een gerechtvaardigd belang heeft op verzoek informatie over de belangrijkste regels die gelden voor de werking van de systemen bedoeld in artikel 212a van de Faillissementswet, waaraan de beleggingsonderneming onderscheidenlijk de kredietinstelling deelneemt.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat.

§ 8.1.3. Reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:22, eerste lid, van de wet

Artikel 52

  • 1 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting, anders dan via de televisie of de radio, informatie verstrekt over een complex product, verstrekt zij daarbij informatie over de belangrijkste financiële risico’s van dat product, die onder meer inzichtelijk worden gemaakt door een risico-indicator en, indien het een beleggingsobject betreft, de belangrijkste overige risico’s die samenhangen met dat product.

  • 2 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting via de televisie informatie verstrekt over een complex product, verstrekt zij daarbij informatie over de belangrijkste financiële risico’s van dat product door het weergeven van een risico-indicator en, indien het een beleggingsobject betreft, de belangrijkste overige risico’s die samenhangen met dat product.

  • 3 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting via de radio informatie verstrekt over een complex product, verstrekt zij daarbij informatie over de belangrijkste financiële risico’s van dat product en, indien het een beleggingsobject betreft, de belangrijkste overige risico’s die samenhangen met dat product.

  • 4 Indien een financiële onderneming voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een complex product informatie verstrekt over dat product, verwijst zij daarbij naar de financiële bijsluiter of, indien het rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat betreft, naar het vereenvoudigd prospectus, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de richtlijn beleggingsinstellingen.

  • 5 Indien een financiële onderneming voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een complex product, anders dan in een reclame-uiting via de televisie of de radio, informatie verstrekt over een historisch of toekomstig rendement, verstrekt zij daarbij informatie over de belangrijkste kosten en de belangrijkste financiële risico’s van dat product en, indien het een beleggingsobject betreft, over de belangrijkste overige risico’s die samenhangen met dat product.

  • 6 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting via de televisie of de radio informatie verstrekt over een historisch of toekomstig rendement van een complex product, verstrekt zij daarbij of op enig ander moment voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake dat product informatie over de belangrijkste kosten van dat product.

  • 7 Indien een financiële onderneming voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een complex product informatie verstrekt over een gegarandeerd rendement, verstrekt zij daarbij of, indien de informatie wordt verstrekt in een reclame-uiting, op enig ander moment voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst inzake dat product, informatie over de belangrijkste voorwaarden van die garantie.

  • 9 Het eerste tot en met achtste lid zijn niet van toepassing indien het een complex product betreft, niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsinstelling, ten aanzien waarvan uitsluitend financiële diensten worden verleend aan personen die handelen in de uitoefening van hun bedrijf of beroep.

Artikel 53

  • 1 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet, anders dan via de televisie of de radio, informatie verstrekt over een effectief kredietvergoedingspercentage of een maandlast van een krediet, verstrekt zij daarbij, naast het effectief kredietvergoedingspercentage en de maandlast, tevens informatie over:

    • a. de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde kredietsom of kredietlimiet;

    • b. de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde looptijd of theoretische looptijd;

    • c. de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde totale prijs van het krediet;

    • d. het feit dat het een krediet, niet zijnde een doorlopend krediet, of een doorlopend krediet betreft; en

    • e. indien van toepassing, de om in aanmerking te komen voor het krediet af te sluiten verzekeringen en ten behoeve van de aanbieder te vestigen zekerheidsrechten.

  • 2 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet via de televisie of radio informatie verstrekt over een effectief kredietvergoedingspercentage dan wel een maandlast van een krediet in combinatie met een kredietsom of kredietlimiet, verstrekt zij:

    • a. in die reclame-uiting informatie over de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde totale prijs van het krediet en de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde kredietsom of kredietlimiet; en

    • b. op enig ander moment voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake het krediet waarop de reclame-uiting betrekking heeft, naast het effectief kredietvergoedingspercentage, de maandlast, de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde kredietsom of kredietlimiet en de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde totale prijs van het krediet, informatie over:

      • 1°. de voor de berekening van dat percentage of die maandlast gehanteerde looptijd of de theoretische looptijd;

      • 2°. het feit dat het een krediet, niet zijnde een doorlopend krediet, of een doorlopend krediet betreft; en

      • 3°. indien van toepassing, de om in aanmerking te komen voor het aangeboden krediet af te sluiten verzekeringen en ten behoeve van de aanbieder te vestigen zekerheidsrechten.

  • 3 In een reclame-uiting over consumptief krediet wordt de maandlast, bedoeld in het eerste en tweede lid, in geval van doorlopend krediet, niet lager weergegeven dan twee procent van de betrokken kredietlimiet of, in geval van niet-doorlopend krediet, niet lager dan twee procent van de betrokken kredietsom.

  • 4 Een financiële onderneming geeft de informatie, bedoeld in het eerste lid, aanhef en de onderdelen a tot en met c, het tweede lid, onderdeel b, aanhef en onder 1°, en, indien van toepassing, het zesde en zevende lid, indien deze wordt verstrekt in een reclame-uiting over krediet, anders dan via de televisie of radio, gecombineerd weer in een tabel waarin geen andere informatie wordt opgenomen.

  • 5 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet reclame maakt voor met krediet aan te schaffen goederen of diensten, verstrekt zij daarbij informatie over het effectief kredietvergoedingspercentage.

  • 6 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet informatie verstrekt over een effectief kredietvergoedingspercentage of over een kredietvergoeding die voor een beperkte duur geldt, dan wel in een reclame-uiting over krediet informatie verstrekt over een variabele kredietvergoeding die voor een beperkte duur afwijkt van de variabele kredietvergoeding die op het moment van het doen van de reclame-uiting geldt voor overeenkomsten over krediet van gelijke soort, omvang en duur:

    • a. verstrekt zij daarbij informatie over de periode waarin het aangeboden effectief kredietvergoedingspercentage of de kredietvergoeding geldt;

    • b. verstrekt zij daarbij informatie over de hoogte van het effectief kredietvergoedingspercentage of de kredietvergoeding na afloop van deze periode en, indien de hoogte van het effectief kredietvergoedingspercentage of de kredietvergoeding variabel is, over de op het moment van het doen van de reclame-uiting geldende variabele kredietvergoeding voor overeenkomsten over krediet van gelijke soort, omvang en duur; en

    • c. baseert zij de overige op grond van het eerste of het tweede lid te verstrekken informatie over de kenmerken van het krediet op het effectief kredietvergoedingspercentage of op de kredietvergoeding na afloop van deze periode met dien verstande dat de informatie over de totale prijs van het krediet wordt gebaseerd op de gehele looptijd van het krediet.

  • 7 Als maandlast als bedoeld in dit artikel wordt in de reclame-uiting de gewogen gemiddelde maandlast die op het krediet van toepassing is of, indien het krediet aflossingsvrij is of een aflossingsvrije periode kent, de aflossingsvrije maandlast en de bij de aflossing te betalen maandlast genoemd.

  • 8 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet informatie verstrekt over de hoogte van de kredietvergoeding, verstrekt zij daarbij informatie over het effectief kredietvergoedingspercentage.

  • 9 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet informatie verstrekt over de hoogte van een korting op een effectief kredietvergoedingspercentage of op een kredietvergoeding, verstrekt zij daarbij informatie over het effectief kredietvergoedingspercentage, dan wel de kredietvergoeding waarop de korting van toepassing is.

  • 10 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet informatie verstrekt over het effectief kredietvergoedingspercentage, duidt zij deze aan als «effectieve rente op jaarbasis».

  • 11 Een financiële onderneming:

    • a. neemt in een reclame-uiting over krediet geen mededelingen op aangaande de termijn waarbinnen of het tijdstip waarop over een kredietaanvraag wordt beslist, de overeenkomst inzake krediet tot stand kan komen of de consument over het krediet kan beschikken;

    • b. brengt in een reclame-uiting over krediet niet tot uiting dat lopende overeenkomsten inzake krediet bij de beoordeling van een kredietaanvraag geen of een ondergeschikte rol spelen; en

    • c. geeft in een reclame-uiting over krediet geen kenmerken van het krediet weer waarin fiscale voordelen zijn verwerkt.

  • 12 Indien een financiële onderneming in een reclame-uiting informatie verstrekt over een krediet, verstrekt zij daarbij informatie over de verkrijgbaarheid van het kredietprospectus, bedoeld in artikel 4:33, eerste lid, van de wet. De eerste volzin is niet van toepassing op reclame-uitingen over krediet, voorzover het krediet onderdeel uitmaakt van een complex product.

  • 13 Indien een financiële onderneming informatie verstrekt over de kenmerken van het krediet, bedoeld in het eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°, zijn het derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 54

De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de informatie, bedoeld in de artikelen 52 en 53, wordt gepresenteerd of geformuleerd alsmede met betrekking tot de wijze van berekening van historische of toekomstige rendementen, kosten en risico’s als bedoeld in artikel 52, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid.

Artikel 55

  • 1 In een reclame-uiting over een beheerder of beleggingsinstelling worden in ieder geval vermeld:

    • a. de naam van de beheerder of beleggingsinstelling;

    • b. het feit dat het een beheerder of beleggingsinstelling betreft;

    • c. dat de beheerder of de beleggingsinstelling is opgenomen in het register dat wordt gehouden door de Autoriteit Financiële Markten; en

    • d. indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: waar het prospectus, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, van de wet, verkrijgbaar is.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen c en d, is niet van toepassing op reclame-uitingen op radio en televisie.

  • 3 Onverminderd artikel 52 wordt in een reclame-uiting anders dan via de televisie of radio over een instelling voor collectieve belegging in effecten, indien van toepassing, duidelijk de aandacht gevestigd op het feit dat:

    • a. de instelling voor collectieve belegging in effecten voornamelijk belegt in financiële derivaten;

    • b. de instelling voor collectieve belegging in effecten een aandelen- of obligatie-index volgt;

    • c. de waarde van de activa van de instelling voor collectieve belegging in effecten als gevolg van het beleggingsbeleid sterk kan fluctueren; of

    • d. aan de instelling voor collectieve belegging in effecten een ontheffing als bedoeld in artikel 136, tweede lid, is verleend onder vermelding van de staat, het openbaar lichaam of de internationale organisatie die de financiële instrumenten, bedoeld in het artikel 136, tweede lid, uitgeeft of garandeert waarin de instelling voor collectieve belegging in effecten beleggingsinstelling voor meer dan vijfendertig procent van het beheerde vermogen belegt.

Artikel 56

De Autoriteit Financiële Markten kan nadere regels stellen met betrekking tot reclame-uitingen van beleggingsondernemingen.

§ 8.1.4. Verplichte precontractueleinformatie

Artikel 57

  • 1 Een financiëledienstverlener verstrekt een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt, voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een financieel product of financiële dienst ten minste de volgende informatie:

    • a. zijn naam en adres en, indien de financiëledienstverlener een rechtspersoon is, de statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen;

    • b. de aard van zijn financiële dienstverlening;

    • c. voorzover artikel 4:17 van de wet van toepassing is: zijn interne klachtenprocedure, bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, onderdeel a, van de wet, en de erkende geschilleninstantie waarbij hij is aangesloten; en

    • d. zijn inschrijving in het door de toezichthouder gehouden register.

  • 2 In afwijking van artikel 49, eerste lid, kan de informatie, bedoeld in het eerste lid, en in artikel 4:73, eerste lid, van de wet, op verzoek van de cliënt mondeling worden verstrekt, indien het financiële product een verzekering is en onmiddellijke dekking noodzakelijk is. In dat geval verstrekt de financiëledienstverlener de informatie tevens onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst overeenkomstig artikel 49, eerste lid, aan de cliënt.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op financiëledienstverleners voorzover zij in het kader van het verlenen van beleggingsdiensten adviseren over financiële instrumenten.

Artikel 58

[Treedt in werking op 06-03-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 59

De Autoriteit Financiële Markten stelt nadere regels met betrekking tot de door een beleggingsonderneming voorafgaand aan het totstandkomen van een overeenkomst aan haar cliënten te verstrekken gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beoordeling van haar financiële diensten en de financiële instrumenten waarop die diensten betrekking hebben.

Artikel 60

  • 1 Onverminderd de artikelen 57 en 58 verstrekt een levensverzekeraar een cliënt voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een levensverzekering, voorzover van toepassing, ten minste de volgende informatie:

    • a. zijn rechtsvorm;

    • b. het bedrag van de uitkering of uitkeringen waartoe hij zich verplicht of, voorzover dit bedrag niet op voorhand nauwkeurig kan worden bepaald, een nauwkeurige omschrijving van die uitkering of uitkeringen, alsmede van de factoren waarvan de hoogte van de uitkering of uitkeringen afhankelijk is;

    • c. een omschrijving van de keuzemogelijkheden die de cliënt of de gerechtigde op een uitkering heeft ingevolge de overeenkomst;

    • d. een nauwkeurige omschrijving van de valuta waarin de premie of de uitkering is uitgedrukt, indien dit een andere valuta is dan de euro, of van de units, eenheden of datgene waar de premie of de uitkering anderszins in is uitgedrukt, of, indien de uitkering strekt tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties, van die prestatie;

    • e. een nauwkeurige omschrijving van de omzettingsmethode indien bij een uitkering omzetting plaatsvindt in euro’s of een andere valuta;

    • f. de aard van de waarden, waaronder aandelen of andersoortige rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, indien de uitkering daarin wordt uitgedrukt;

    • g. de wijze van berekening en toewijzing van de winstdeling, indien de overeenkomst een recht op winstdeling omvat;

    • h. de looptijd van de overeenkomst;

    • i. de premie verschuldigd voor de hoofddekking en, indien de overeenkomst voorziet in een of meer nevenuitkeringen, de premies die voor elk van de nevenuitkeringen zijn verschuldigd dan wel, indien de exacte premie niet kan worden gegeven, de wijze waarop deze premie wordt berekend;

    • j. een opgave of de premie eenmalig is verschuldigd dan wel periodiek;

    • k. de periode gedurende welke premie verschuldigd is;

    • l. een opgave van de afkoop- of premievrije waarde indien de overeenkomst in een dergelijke waarde voorziet of een opgave van de wijze waarop deze waarde wordt berekend;

    • m. de wijze waarop de cliënt gebruik kan maken van zijn recht, bedoeld in artikel 4:63 van de wet, om de overeenkomst op te zeggen;

    • n. de wijze waarop de overeenkomst kan worden beëindigd en de termijn die daarbij in acht wordt genomen;

    • o. een globale indicatie van de fiscale behandeling van overeenkomsten van het desbetreffende type, waaronder begrepen de fiscale behandeling van premies, uitkeringen en de fiscale consequenties van afkoop;

    • p. het op de overeenkomst toe te passen recht, of de door de aanbieder voorgestelde rechtskeuze;

    • q. de invloed van kosten ten laste van de cliënt op het rendement en de uitkering verbonden aan de overeenkomst;

    • r. de kosten die naast de brutopremie in rekening worden gebracht;

    • s. het aan de overeenkomst verbonden financiële risico en de mate waarin dit risico voor rekening is van de cliënt; en

    • t. de overige polisvoorwaarden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de in dat lid bedoelde informatie onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst worden verstrekt of uiterlijk tegelijk met het afgeven van de polis, indien de cliënt het recht heeft zonder een boete verschuldigd te zijn en zonder opgave van redenen de overeenkomst binnen dertig kalenderdagen na de dag waarop hij de informatie heeft ontvangen, terugwerkend tot de datum van de totstandkoming van de overeenkomst, te ontbinden en de cliënt is geïnformeerd over de wijze waarop hij gebruik kan maken van dat recht.

  • 3 Voorzover het financiële risico ingevolge een overeenkomst inzake een levensverzekering voor rekening van de cliënt is, kan de levensverzekeraar met de cliënt overeenkomen dat de eventueel na de totstandkoming van de overeenkomst opgetreden waardevermeerdering of -vermindering van de beleggingen voor rekening van de cliënt blijft indien deze overeenkomstig het tweede lid de overeenkomst, terugwerkend tot de datum van de totstandkoming van de overeenkomst, ontbindt.

  • 4 Indien een uitkering op grond van een overeenkomst inzake een levensverzekering wordt uitgedrukt in rechten van deelneming in een beleggingsinstelling stelt de levensverzekeraar aan de cliënt op diens verzoek informatie ter hand over het beleggingsbeleid van de beleggingsinstelling, waarin aandacht wordt besteed aan de volgende aspecten:

    • a. de doelstelling van het beleggingsbeleid, alsmede de voor het beheer gehanteerde referentieportefeuille;

    • b. aan het beleggingsbeleid gestelde restricties; en

    • c. de beleggingstitels die zijn toegestaan alsmede de afgeleide instrumenten die kunnen worden gebruikt.

Artikel 61

  • 1 Onverminderd artikel 57 verstrekt een schadeverzekeraar een cliënt voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een schadeverzekering, voorzover van toepassing, ten minste de volgende informatie:

    • a. zijn rechtsvorm;

    • b. het recht dat op de overeenkomst van toepassing is, of de door de schadeverzekeraar voorgestelde rechtskeuze; en

    • c. de naam en het adres van de schade-afhandelaar, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdeel e, van de wet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de in dat lid bedoelde informatie onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst worden verstrekt, of uiterlijk tegelijk met het afgeven van de polis, indien de cliënt het recht heeft zonder een boete verschuldigd te zijn en zonder opgave van redenen de overeenkomst binnen veertien kalenderdagen na de dag waarop hij de informatie heeft ontvangen te ontbinden en de cliënt is geïnformeerd over de wijze waarop hij gebruik kan maken van dat recht.

Artikel 62

Indien in geval van een overeenkomst inzake een schadeverzekering een risico is gelegen in een andere lidstaat wordt de aan de cliënt te verstrekken informatie gegeven volgens de in die andere lidstaat vastgestelde regels ter uitvoering van de artikelen 31 en 43 van richtlijn nr. 92/49/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (PbEG L 228).

Artikel 63

  • 1 Onverminderd artikel 57 verstrekt een natura-uitvaartverzekeraar voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een natura-uitvaartverzekering of een overeenkomst die strekt tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon, voorzover van toepassing, ten minste de volgendeinformatie:

    • a. zijn rechtsvorm;

    • b. een omschrijving van de prestatie waartoe de natura-uitvaartverzekeraar zich verplicht;

    • c. een omschrijving van de keuzemogelijkheden die de cliënt of de verzekerde ingevolge de overeenkomst heeft;

    • d. een opgave of de premie eenmalig is verschuldigd dan wel periodiek;

    • e. de periode gedurende welke premie verschuldigd is;

    • f. een opgave van de indexering die wordt toegepast op de verzekerde prestatie of op de premie;

    • g. de overige mogelijkheden die de aanbieder heeft om de verzekerde prestatie of de premie aan te passen;

    • h. een opgave of indicatie van de afkoop- of premievrije waarde of een opgave van de wijze waarop deze waarden worden berekend;

    • i. de wijze waarop de cliënt gebruik kan maken van zijn recht, bedoeld in artikel 4:63 van de wet, om de overeenkomst op te zeggen;

    • j. de wijze waarop de overeenkomst kan worden beëindigd en de termijn die daarbij in acht wordt genomen;

    • k. het op de overeenkomst toe te passen recht, of de door de natura-uitvaartverzekeraar voorgestelde rechtskeuze;

    • l. een opgave van de uitvaartonderneming die de uitvaart zal verzorgen, dan wel van de wijze waarop wordt bepaald welke uitvaartonderneming de uitvaart zal verzorgen;

    • m. de overige polisvoorwaarden, en

    • n. indien het een overeenkomst betreft die strekt fondsvorming als bedoeld in artikel 4:18, tweede lid, van de wet: informatie over de wijze waarop de ingelegde gelden worden belegd.

  • 2 Indien de termijn van beëindiging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, langer is dan een jaar, maakt de natura-uitvaartverzekeraar dit op een opvallende wijze uitdrukkelijk kenbaar aan de cliënt, bij gebreke waarvan een opzegtermijn van een jaar geldt ongeacht het in de overeenkomst bepaalde.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de in dat lid bedoelde informatie onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst worden verstrekt, of uiterlijk tegelijk met het afgeven van de polis, indien de cliënt het recht heeft zonder een boete verschuldigd te zijn en zonder opgave van redenen de overeenkomst binnen dertig kalenderdagen na de dag waarop hij de informatie heeft ontvangen, terugwerkend tot de datum van de totstandkoming van de overeenkomst, te ontbinden en de cliënt is geïnformeerd over de wijze waarop hij gebruik kan maken van dat recht.

  • 4 Indien een natura-uitvaartverzekeraar bij de totstandkoming van een overeenkomst die strekt tot fondsvorming als bedoeld in 4:18, tweede lid, van de wet in afwijking van het eerste lid, de in dat lid bedoelde informatie onmiddellijk na de totstandkoming van een overeenkomst of uiterlijk tegelijk met het afgeven van de polis verstrekt in overeenstemming met het derde lid, komt de natura-uitvaartverzekeraar met de cliënt overeen dat de eventueel na de totstandkoming van de overeenkomst opgetreden waardevermeerdering of -vermindering van de beleggingen voor rekening van de cliënt blijft, indien deze overeenkomstig het derde lid de overeenkomst, terugwerkend tot de datum van de totstandkoming van de overeenkomst, ontbindt.

§ 8.1.5. Financiële bijsluiter

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:22, eerste lid, van de wet

Artikel 64

  • 1 Deze paragraaf is niet van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat.

  • 2 Deze paragraaf is niet van toepassing op financiële ondernemingen voorzover zij overeenkomsten inzake complexe producten beheren of uitvoeren dan wel daarbij assisteren.

Artikel 65

  • 1 Een aanbieder van een complex product houdt een financiële bijsluiter beschikbaar op zijn website en verstrekt de financiële bijsluiter onverwijld kosteloos op verzoek van een consument of, indien het een recht van deelneming in een beleggingsinstelling betreft, cliënt.

  • 2 Indien een complex product wordt aangeboden door tussenkomst van een bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, wordt een financiële bijsluiter door deze bemiddelaar, gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent onverwijld kosteloos op verzoek van de consument onderscheidenlijk cliënt verstrekt, tenzij de aanbieder en de bemiddelaar, gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent zijn overeengekomen dat de aanbieder zelf aan deze verplichting voldoet.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op complexe producten, met uitzondering van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, ten aanzien waarvan uitsluitend financiële diensten worden verleend aan anderen dan consumenten.

  • 4 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op financiële ondernemingen die een complex product als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, 4° of 7°, samenstellen en dat product algemeen in de markt verkrijgbaar stellen voor consumenten of, indien een recht van deelneming in een beleggingsinstelling betreft, cliënten.

Artikel 66

  • 1 In een financiële bijsluiter wordt informatie over de volgende onderwerpen opgenomen:

    • a. het doel van de financiële bijsluiter;

    • b. de aard en het doel van het complexe product;

    • c. de financiële risico’s van het complexe product die onder meer inzichtelijk worden gemaakt door een risico-indicator en, indien het een beleggingsobject betreft, de overige risico’s die samenhangen met dat product;

    • d. de verplichtingen voor de consument;

    • e. het al dan niet bestaan van een contractueel recht om de overeenkomst inzake het complexe product tussentijds op te zeggen, de daaraan verbonden kosten en de overige gevolgen;

    • f. de gevolgen bij overlijden van de consument;

    • g. voorbeeldrendementen en de kosten van het complexe product; en

    • h. bij ministeriële regeling aan te wijzen andere onderwerpen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt in een financiële bijsluiter die betrekking heeft op een recht van deelneming in een beleggingsinstelling, informatie over de volgende onderwerpen opgenomen:

    • a. de vermelding dat het een financiële bijsluiter betreft, welke beleggingsinstelling het betreft en een korte omschrijving van de beleggingsinstelling;

    • b. het doel van de financiële bijsluiter en de inschrijving van de beleggingsinstelling in het register dat wordt gehouden door de Autoriteit Financiële Markten;

    • c. de aard en het doel van de beleggingsinstelling;

    • d. de financiële risico’s van het recht van deelneming in een beleggingsinstelling die onder meer inzichtelijk worden gemaakt door een risico-indicator;

    • e. de verplichtingen voor de deelnemer;

    • f. de kosten en, indien beschikbaar, het historisch rendement van het recht van deelneming;

    • g. het al dan niet bestaan van een contractueel recht om de overeenkomst inzake het complexe product tussentijds op te zeggen, de daaraan verbonden kosten en de overige gevolgen;

    • h. fiscale aspecten van de rechten van deelneming in de beleggingsinstelling;

    • i. het adres waar het prospectus, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, van de wet en de jaarrekening van de beleggingsinstelling kosteloos op aanvraag verkrijgbaar zijn;

    • j. een contactpersoon tot wie een deelnemer zich met eventuele vragen kan richten;

    • k. het feit dat de Autoriteit Financiële Markten de toezichthouder op de financiële bijsluiter is;

    • l. de datum waarop de financiële bijsluiter is geactualiseerd; en

    • m. bij ministeriële regeling aan te wijzen andere onderwerpen.

  • 3 Een financiële bijsluiter bevat geen informatie over andere onderwerpen dan bedoeld in het eerste of tweede lid.

  • 4 De Autoriteit Financiële Markten stelt regels met betrekking tot de wijze waarop de informatie over de onderwerpen, bedoeld in het eerste en tweede lid, in de financiële bijsluiter wordt opgenomen, alsmede met betrekking tot de wijze van berekening van de rendementen, kosten en risico’s als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en g, en het tweede lid, onderdelen d en f.

  • 5 De Autoriteit Financiële Markten stelt met betrekking tot een financiële bijsluiter die betrekking heeft op rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging in effecten nadere regels ter uitvoering van de richtlijn beleggingsinstellingen.

§ 8.1.6. Informatie gedurende de looptijd van een overeenkomst

Artikel 67

  • 1 Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een beleggingsobject verstrekt de aanbieder de consument ten minste de volgende informatie:

    • a. een door een accountant dan wel een deskundige die ingevolge het recht van de staat waar de aanbieder zijn zetel heeft, bevoegd is de jaarrekening te onderzoeken, gecontroleerde jaarrekening, waarvan de toelichting ten minste een opsplitsing bevat van de totale verkoopkosten, de productiekosten, de beheerkosten en de administratieve kosten van de aanbieder, een opsplitsing van deze kosten per serie van beleggingsobjecten waartoe het beleggingsobject behoort, alsmede het totaal van de door consumenten ingelegde gelden in de serie van beleggingsobjecten. De opstelling van de jaarrekening geschiedt door een aanbieder met een zetel in Nederland zoveel mogelijk overeenkomstig Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de internationale jaarrekeningstandaarden. De opstelling van de jaarrekening van een aanbieder met een zetel in een andere lidstaat geschiedt overeenkomstig de voorschriften van de vierde Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen op de grondslag van artikel 54, lid 3 sub g van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (richtlijn nr. 78/660/EEG van 25 juli 1978) (PbEG L 222) en van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening of overeenkomstig de internationale jaarrekeningstandaarden. Voor de overige aanbieders geschiedt de opstelling op gelijkwaardige wijze. In de jaarrekening wordt meegedeeld overeenkomstig welke voorschriften de opstelling geschiedt;

    • b. ten minste een maal per jaar een door een onafhankelijke deskundige in dat jaar opgestelde waardering van de serie van beleggingsobjecten waartoe het beleggingsobject behoort; en

    • c. bij ministeriële regeling aan te wijzen andere onderwerpen.

  • 2 De aanbieder houdt de informatie, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, gedurende ten minste drie jaar beschikbaar op zijn website.

  • 3 De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt gepresenteerd of geformuleerd alsmede met betrekking tot de wijze van berekening van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 68

  • 1 Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake krediet met een variabele kredietvergoeding informeert de aanbieder de consument over elke wijziging van de kredietvergoeding op het eerstvolgende rekeningafschrift, waarbij hij de consument tevens informeert over het gewijzigde effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis.

  • 2 Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake krediet verstrekt de aanbieder de consument op diens verzoek een gespecificeerd overzicht van het uitstaand saldo. Hij kan daarbij een vergoeding in rekening brengen van ten hoogste het bedrag van de werkelijke kosten.

  • 3 Tot een jaar na de afwikkeling van een overeenkomst inzake krediet verstrekt de aanbieder van krediet aan de consument op diens verzoek kosteloos een gespecificeerde afrekening.

Artikel 69

Een beleggingsonderneming die transacties in financiële instrumenten en andere daarmee verband houdende handelingen verricht voor rekening van een cliënt, verstrekt aan die cliënt onverwijld een nota die voldoet aan door de Autoriteit Financiële Markten te stellen regels met betrekking tot op de nota te vermelden gegevens.

Artikel 70

  • 1 Een beleggingsonderneming stelt regelmatig aan iedere cliënt met wie zij een overeenkomst inzake vermogensbeheer heeft gesloten een opgave beschikbaar die een getrouw en volledig overzicht geeft van de samenstelling van het door de beleggingsonderneming voor die cliënt beheerde vermogen. Deze opgave bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de samenstelling naar soort financieel instrument en de marktwaarde van het onder beheer zijnde vermogen; en

    • b. de aan de cliënt in rekening gebrachte onderscheidenlijk te brengen kosten van beheer en overige kosten.

  • 2 De Autoriteit Financiële Markten kan nadere regels stellen met betrekking tot de frequentie waarmee en de wijze waarop de opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.

Artikel 71

De Autoriteit Financiële Markten stelt nadere regels met betrekking tot het verstrekken van informatie door een beleggingsonderneming aan haar cliënten gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake het verlenen van beleggingsdiensten.

Artikel 72

  • 1 Een gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent die voor rekening van een verzekeraar een verzekering heeft gesloten, vermeldt in de polis dan wel in een daaraan toegevoegd aanhangsel de naam van de verzekeraar en, in geval van co-assurantie, het aandeel dat hij namens de verzekeraar heeft geaccepteerd. In geval van een schadeverzekering vermeldt hij tevens elke wijziging in het door hem namens de verzekeraar geaccepteerde aandeel in een aanhangsel.

  • 2 Wordt, nadat de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent de verzekering heeft gesloten of, in geval van een schadeverzekering, het door de gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent geaccepteerde aandeel in de verzekering is gewijzigd, niet of niet onverwijld aan de cliënt een polis of aanhangsel gegeven, dan verstrekt de gevolmachtigde agent onderscheidenlijk de ondergevolmachtigde agent de in het eerste lid bedoelde gegevens aan de cliënt binnen vier weken na het sluiten van de verzekering of na het aanbrengen van de wijziging. Behoort de verzekering evenwel tot de portefeuille van een bemiddelaar, dan verstrekt de gevolmachtigde agent onderscheidenlijk de ondergevolmachtigde agent deze gegevens binnen twee weken aan deze bemiddelaar.

  • 3 Wordt, nadat een verzekering is gesloten of, in geval van een schadeverzekering, het door de verzekeraar geaccepteerde aandeel in de overeenkomst is gewijzigd, niet of niet onverwijld aan de cliënt een polis of aanhangsel afgegeven waarin de naam van de verzekeraar en, in geval van co-assurantie, diens aandeel of daarin aangebrachte wijziging is vermeld, dan verstrekt de bemiddelaar tot wiens portefeuille de verzekering behoort deze gegevens binnen vier weken na het sluiten van de overeenkomst of na het aanbrengen van de wijziging aan de cliënt.

  • 4 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien binnen de desbetreffende termijn de verzekering is tenietgegaan en daaraan door de cliënt of andere belanghebbenden geen rechten meer kunnen worden ontleend.

  • 5 De gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent of de betrokken bemiddelaar stelt de cliënt desgevraagd onverwijld in kennis van de naam van de verzekeraar en, in geval van co-assurantie, van de aandelen die de verzekeraars hebben geaccepteerd of van wijzigingen die daarin zijn aangebracht.

Artikel 73

Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een levensverzekering verstrekt een levensverzekeraar de cliënt, voorzover van toepassing, ten minste de volgende informatie:

  • a. iedere wijziging van zijn handelsnaam of handelsnamen, statutaire naam, rechtsvorm of adres;

  • b. iedere wijziging van de polisvoorwaarden;

  • c. voorzover zulks niet blijkt uit een wijziging van de polisvoorwaarden: iedere wijziging van de overeenkomst met betrekking tot de in de artikelen 57, eerste lid, onderdeel c, en 61, eerste lid, onderdelen b tot en met l en n tot en met s, bedoelde onderwerpen of van de op die onderdelen van toepassing zijnde regelgeving;

  • d. de jaarlijkse winstdeling;

  • e. de actuele afkoop- of premievrije waarde, bedoeld in artikel 61, eerste lid, onderdeel l, indien de cliënt daarom verzoekt; en

  • f. indien de uitkering wordt uitgedrukt in rechten van deelneming in een beleggingsinstelling: het gevoerde beheer van de beleggingsinstelling.

Artikel 74

Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een natura-uitvaartverzekering of een overeenkomst die strekt tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon verstrekt een natura-uitvaartverzekeraar de cliënt, voorzover van toepassing, ten minste de volgende informatie:

  • a. iedere wijziging van zijn handelsnaam of handelsnamen, statutaire naam, rechtsvorm of adres;

  • b. iedere wijziging van de polisvoorwaarden; en

  • c. voorzover zulks niet blijkt uit een wijziging van de polisvoorwaarden: iedere wijziging van de overeenkomst ten aanzien van de in de artikelen 57, eerste lid, onderdeel c, en 63, eerste lid, onderdelen b tot en met h, j en l bedoelde onderwerpen of van de op die onderdelen van toepassing zijnde regelgeving.

Artikel 75

Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een schadeverzekering stelt een schadeverzekeraar met zetel buiten Nederland die de branche Aansprakelijkheid Motorrijtuigen uitoefent door middel van het verrichten van diensten naar Nederland de cliënt binnen twee weken in kennis van een wijziging in de naam of het adres van de schade-afhandelaar, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdeel e, van de wet.

§ 8.1.7. Informatieverstrekking in het kader van een overeenkomst op afstand

Artikel 76

Deze paragraaf is niet van toepassing op financiëledienstverleners voorzover zij het in het kader van het verlenen van beleggingsdiensten adviseren over financiële instrumenten.

Artikel 77

  • 1 In afwijking van artikel 57 en onverminderd de artikelen 60 tot en met 63 verstrekt een financiëledienstverlener een consument voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst op afstand, voorzover van toepassing, ten minste de volgende informatie:

    • a. zijn naam en adres en, indien de financiëledienstverlener een rechtspersoon is, de statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen;

    • b. de aard van zijn financiële dienstverlening;

    • c. voorzover artikel 4:17 van de wet van toepassing is: zijn interne klachtenprocedure, bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, onderdeel a, van de wet en de erkende geschilleninstantie waarbij hij is aangesloten;

    • d. zijn inschrijving in het door de toezichthouder gehouden register;

    • e. de naam van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in het handelsregister waarvan hij is ingeschreven en het nummer van de inschrijving;

    • f. de belangrijkste kenmerken van het financiële product;

    • g. de risico’s die met het financiële product samenhangen;

    • h. de totale kosten of, wanneer de exacte kosten niet kunnen worden genoemd, de grondslag voor de berekening van de kosten, zodat de consument de kosten kan verifiëren;

    • i. de omstandigheid dat de consument andere bedragen verschuldigd kan zijn die niet via de financiëledienstverlener worden betaald of door hem worden opgelegd;

    • j. de extra kosten voor het gebruik van een techniek voor communicatie op afstand;

    • k. de wijze van betaling door de consument en de wijze van uitvoering van de overeenkomst op afstand;

    • l. beperkingen in de geldigheidsduur van de verstrekte informatie;

    • m. de minimale looptijd van de overeenkomst op afstand;

    • n. het contractuele recht op tussentijdse beëindiging van de overeenkomst op afstand en de eventuele boete verbonden aan de uitoefening van dat recht;

    • o. het feit dat het in artikel 4:28, eerste en tweede lid, van de wet bedoelde recht wel of niet van toepassing is, de duur van en de voorwaarden voor de uitoefening van dat recht, met inbegrip van informatie over het bedrag dat de consument gehouden kan zijn te betalen, de gevolgen van niet-uitoefening van dat recht en de wijze waarop dat recht kan worden uitgeoefend;

    • p. het bestaan van op de overeenkomst op afstand toepasselijke garantiefondsen of andere compensatieregelingen die niet vallen onder richtlijn nr. 1994/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG L 135) en richtlijn nr. 1997/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PbEG L 084);

    • q. de taal of de talen waarin de voorwaarden van de overeenkomst op afstand en de in dit artikel bedoelde informatie worden verstrekt, alsmede de taal of talen waarin de financiëledienstverlener zal communiceren gedurende de looptijd van de overeenkomst op afstand;

    • r. het op de totstandbrenging van betrekkingen met de consument voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst op afstand toe te passen recht, het op die overeenkomst toe te passen recht en de bevoegde rechter; en

    • s. de overige voorwaarden van de overeenkomst op afstand.

  • 3 Een financiëledienstverlener die financiële diensten verleent met betrekking tot natura-uitvaartverzekeringen voldoet aan het eerste lid, aanhef en onderdeel n, door het verstrekken van de informatie, bedoeld in artikel 63, eerste lid, onderdelen h, i, en j.

Artikel 78

  • 1 Indien een overeenkomst op afstand op verzoek van de consument tot stand is gekomen met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand waarmee de in artikel 77 bedoelde informatie niet schriftelijk of via een andere duurzame drager als bedoeld in artikel 49, eerste lid, voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst kan worden verstrekt, kan de financiëledienstverlener onderneming de informatie onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst op afstand aan de consument verstrekken.

  • 2 In afwijking van artikel 77, eerste lid, aanhef, verstrekt de financiëledienstverlener een consument de in dat artikel bedoelde informatie:

    • a. indien het een overeenkomst op afstand inzake een schadeverzekering betreft, uiterlijk tegelijk met het afgeven van de polis;

    • b. indien het een overeenkomst op afstand inzake een levensverzekering, inzake een natura-uitvaartverzekering of een overeenkomst op afstand die strekt tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon betreft, uiterlijk tegelijk met het afgeven van de polis. Indien het een overeenkomst op afstand inzake een levensverzekering of een overeenkomst op afstand die strekt tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon waarvan de waarde afhankelijk is van de ontwikkeling op financiële markten betreft, heeft de consument het recht zonder een boete verschuldigd te zijn en zonder opgave van redenen de overeenkomst binnen dertig kalenderdagen na de dag waarop hij de informatie heeft ontvangen, terugwerkend tot de datum van het tot stand komen van de overeenkomst, te ontbinden en wordt de consument door de financiëledienstverlener geïnformeerd over de wijze waarop hij gebruik kan maken van dat recht.

  • 3 Voorzover het financiële risico ingevolge een overeenkomst op afstand inzake een levensverzekering voor rekening van de consument is, kan de financiëledienstverlener met de consument overeenkomen dat de eventueel na de totstandkoming van de overeenkomst opgetreden waardevermeerdering of -vermindering van de beleggingen voor rekening van de consument blijft indien deze de overeenkomst terugwerkend tot de datum van de totstandkoming van de overeenkomst ontbindt.

  • 4 Natura-uitvaartverzekeraars die overeenkomsten op afstand aangaan die strekken tot fondsvorming ter voldoening van de verzorging van de uitvaart van de mens en die overeenkomstig het tweede lid, onderdeel b, de in dat lid bedoelde informatie uiterlijk tegelijk met het afgeven van de polis verstrekken, komen met de consument overeen dat de eventueel na de totstandkoming van de overeenkomst opgetreden waardevermeerdering of -vermindering van de beleggingen voor rekening van de consument blijft, indien deze ingevolge het tweede lid, onderdeel b, de overeenkomst terugwerkend tot de datum van de totstandkoming van de overeenkomst ontbindt.

Artikel 79

  • 1 Een financiëledienstverlener deelt aan een consument bij het gebruik van de telefoon voor het doen van ongevraagde oproepen ter bevordering van de totstandkoming van een overeenkomst op afstand, aan het begin van elk gesprek duidelijk de identiteit van de financiëledienstverlener, alsmede het commerciële oogmerk van de oproep mee. In afwijking van artikel 77, kan de financiëledienstverlener in dergelijke oproepen, indien de consument daarmee uitdrukkelijk instemt, volstaan met het informeren van de consument over:

    • a. de identiteit van de persoon die in contact staat met de consument en de relatie van deze persoon met de financiëledienstverlener;

    • b. de belangrijkste kenmerken van het financiële product of de financiële dienst;

    • c. de totale kosten, of, wanneer de exacte kosten niet kunnen worden genoemd, de grondslag voor de berekening van de kosten, zodat de consument de kosten kan verifiëren;

    • d. de omstandigheid dat de consument andere bedragen verschuldigd kan zijn die niet via de financiëledienstverlener worden betaald of door hem worden opgelegd;

    • e. de toepasselijkheid van het in artikel 4:28, eerste en tweede lid, van de wet bedoelde recht, de duur van en de voorwaarden voor de uitoefening van dat recht, met inbegrip van informatie over het bedrag dat de consument gehouden kan zijn te betalen, de gevolgen van niet-uitoefening van dat recht; en

    • f. de omstandigheid dat op verzoek van de consument andere informatie beschikbaar is, waarbij de aard van die informatie aan de consument wordt medegedeeld.

  • 2 Indien een overeenkomst op afstand tot stand komt via spraaktelefonie, verstrekt een financiëledienstverlener de in artikel 77, eerste lid, bedoelde informatie onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst op afstand aan de consument. Voorzover het een overeenkomst inzake een levensverzekering, natura-uitvaartverzekering of schadeverzekering betreft, is artikel 78, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onderscheidenlijk het tweede lid, aanhef en onderdeel b, of het derde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 80

Gedurende de looptijd van een overeenkomst op afstand verstrekt een financiëledienstverlener aan de consument op diens verzoek de voorwaarden van de overeenkomst. Voorts kan de consument het gebruik van een ander middel van communicatie op afstand verlangen, tenzij dat niet met de tot stand gekomen overeenkomst op afstand te verenigen is.

Afdeling 8.2. Overige bepalingen met betrekking tot zorgvuldige dienstverlening

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:25, eerste lid, van de wet

Artikel 81

  • 1 Het gebruik van automatische oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst, faxen of elektronische berichten voor het overbrengen van ongevraagde informatie aan een consument, ter bevordering van de totstandkoming van een overeenkomst op afstand, is uitsluitend toegestaan indien de consument daarvoor voorafgaand toestemming heeft verleend. Er zijn voor de consument geen kosten verbonden aan het verlenen van deze toestemming.

  • 2 Het gebruik van andere dan de in het eerste lid genoemde technieken voor communicatie op afstand voor het overbrengen van ongevraagde informatie of het doen van ongevraagde mededelingen aan een consument, ter bevordering van de totstandkoming van een overeenkomst op afstand, is toegestaan, tenzij de desbetreffende consument te kennen heeft gegeven dat hij informatie of mededelingen waarbij van deze technieken gebruik wordt gemaakt, niet wenst te ontvangen. Er zijn voor de consument geen kosten verbonden aan voorzieningen waarmee wordt voorkomen dat aan een consument ongevraagde informatie wordt overgebracht.

  • 3 Een financiële onderneming die elektronische contactgegevens voor elektronische berichten heeft verkregen in het kader van de verkoop van een financieel product of het verlenen van een financiële dienst mag deze gegevens gebruiken voor het overbrengen van informatie ter bevordering van de totstandkoming van een overeenkomst op afstand met betrekking tot eigen gelijksoortige financiële producten of financiële diensten, indien bij de verkrijging van de contactgegevens aan de consument duidelijk en uitdrukkelijk de gelegenheid is geboden om kosteloos en op gemakkelijke wijze verzet aan te tekenen tegen het gebruik van die elektronische contactgegevens, en, indien de consument hiervan geen gebruik heeft gemaakt, hem bij elke tot stand gebrachte communicatie de mogelijkheid wordt geboden om onder dezelfde voorwaarden verzet aan te tekenen tegen het verdere gebruik van zijn elektronische contactgegevens. Artikel 41, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Bij het gebruik van elektronische berichten ter bevordering van de totstandkoming van een overeenkomst op afstand dienen telkens de volgende gegevens te worden vermeld:

    • a. de werkelijke identiteit van degene namens wie de communicatie wordt overgebracht, en

    • b. een geldig postadres of nummer waaraan de ontvanger een verzoek tot beëindiging van dergelijke communicatie kan richten.

Artikel 82

  • 1 Een beheerder, beleggingsmaatschappij of beleggingsonderneming benadert personen die geen professionele belegger zijn, die geen deelnemer zijn in de beleggingsinstelling of aan wie de beleggingsonderneming nog geen beleggingsdienst heeft verleend, direct noch indirect in persoon, anders dan door middel van een techniek voor communicatie op afstand als bedoeld in artikel 81, tenzij:

    • a. de betrokkene daarmee vooraf uitdrukkelijk schriftelijk dan wel elektronisch mee heeft ingestemd; of

    • b. de betrokkene in het contact slechts informatiemateriaal wordt aangeboden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten met zetel in een andere lidstaat, instellingen voor collectieve beleggingen in effecten met zetel in effecten met zetel in een ander lidstaat en de eventueel aan die instellingen verbonden bewaarders; en

    • b. beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat, beleggingsinstellingen met zetel in effecten met zetel in een aangewezen staat en de eventueel aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders.

Artikel 83

  • 1 Een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder handelt in het belang van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

  • 2 Een beheerder of beleggingsmaatschappij behandelt deelnemers onder vergelijkbare omstandigheden op gelijke wijze.

  • 3 Door of namens een beleggingsinstelling worden geen transacties uitgevoerd voor haar rekening met een zodanige frequentie of van een zodanige omvang dat dit gezien de omstandigheden kennelijk slechts strekt tot bevoordeling van de beheerder, de beleggingsinstelling of met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op:

    • a. beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten met zetel in een andere lidstaat, instellingen voor collectieve beleggingen in effecten met zetel in effecten met zetel in een ander lidstaat en de eventueel aan die instellingen verbonden bewaarders; en

    • b. beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat, beleggingsinstellingen met zetel in effecten met zetel in een aangewezen staat en de eventueel aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders.

Artikel 84

De Autoriteit Financiële Markten stelt regels die ertoe strekken dat een beleggingsonderneming handelt in het belang van haar cliënten.

Artikel 85

Een beleggingsonderneming verricht geen transactie voor rekening van een cliënt, indien de op naam van de cliënt aanwezige saldi ontoereikend zijn om aan de verplichtingen te voldoen die voortvloeien uit die transactie.

Artikel 86

  • 1 Een beleggingsonderneming ziet er op toe dat cliënten die posities hebben in financiële instrumenten waaruit verplichtingen kunnen voortvloeien voortdurend over voldoende saldi beschikken om aan de actuele verplichtingen die uit die posities voortvloeien te voldoen.

  • 2 Indien een cliënt als bedoeld in het eerste lid over onvoldoende saldi beschikt om te voldoen aan de actuele verplichtingen die voortvloeien uit posities in financiële instrumenten, ziet de beleggingsonderneming er op toe dat deze cliënt zekerheden stelt waaruit die verplichtingen kunnen worden voldaan. Indien de cliënt geen zekerheden kan stellen, sluit de beleggingsonderneming de posities zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vijf werkdagen tenzij er zich bijzondere omstandigheden voordoen.

Hoofdstuk 9. Meldingsplichten

Afdeling 9.1. Melding wijzigingen door financiële ondernemingen

§ 9.1.1. Beheerders

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:26, derde lid, van de wet

Artikel 87

Deze paragraaf is niet van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat en op beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat.

Artikel 88

  • 1 Een beheerder meldt aan de Autoriteit Financiële Markten een wijziging in de gegevens die eerder door hemzelf of door een andere financiële onderneming aan een toezichthouder zijn verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de ingevolge de wet gestelde eisen met betrekking tot de betrouwbaarheid van:

    • a. de personen die het beleid van de beheerder, van een door hem beheerde beleggingsmaatschappij of van een bewaarder die is verbonden aan een door hem beheerde beleggingsinstelling bepalen of mede bepalen; of

    • b. de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder, van een door hem beheerde beleggingsmaatschappij of van een bewaarder die is verbonden aan een door hem beheerde beleggingsinstelling.

  • 2 De beheerder meldt de wijziging schriftelijk en onverwijld nadat hij daarvan in het kader van de normale bedrijfsvoering kennis heeft genomen.

Artikel 89

  • 1 Een beheerder meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk het voornemen tot wijziging van het registratiedocument, bedoeld in artikel 4:48, eerste lid, van de wet, voorzover het betreft gegevens over:

    • a. de activiteiten van de beheerder en de soorten beleggingsinstellingen die hij beheert of voornemens is te beheren, bedoeld in onderdeel 1.b. van bijlage D;

    • b. de personen die het dagelijks beleid van de beheerder of van een bewaarder die is verbonden aan een door hem beheerde beleggingsinstelling bepalen, bedoeld in onderdeel 2.1.a van bijlage D;

    • c. de personen die het beleid van de beheerder of van een bewaarder die is verbonden aan een door hem beheerde beleggingsinstelling bepalen of mede bepalen, bedoeld in onderdeel 2.1.b. van bijlage D;

    • d. de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder of van een bewaarder die is verbonden aan een door hem beheerde beleggingsinstelling, bedoeld in onderdeel 2.1.c van bijlage D; of

    • e. de algemene gegevens betreffende de beheerder en de bewaarders, bedoeld in onderdeel 3 van bijlage D.

  • 2 De beheerder geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft ingestemd met de wijziging. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent de instemming binnen vier weken na ontvangst van de melding.

  • 3 De beheerder geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, c of d, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft ingestemd met de wijziging. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent de instemming:

    • a. binnen zes weken na ontvangst van de melding; of

    • b. indien de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken na ontvangst van de melding de beheerder of een derde om nadere gegevens heeft verzocht, binnen vier weken na ontvangst van die gegevens, doch uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de melding.

  • 4 Indien de Autoriteit Financiële Markten een derde verzoekt om nadere gegevens als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, doet zij daarvan mededeling aan de beheerder.

  • 5 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, legt de beheerder ten aanzien van te benoemen personen die het dagelijks beleid zullen bepalen de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, het privé-adres en de functie;

    • b. een curriculum vitae;

    • c. een opgave van de geldige relevante diploma’s;

    • d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    • e. een opgave van referenten.

  • 6 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c en d, legt de beheerder ten aanzien van te benoemen personen die het beleid zullen bepalen of mede bepalen of die onderdeel zullen zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    • b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 13; en

    • d. een opgave van referenten.

  • 7 Het zesde lid, onderdelen b, c en d, is niet van toepassing indien de voorgenomen wijziging een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 90

Een beheerder zendt een afschrift van elke met een bewaarder gesloten overeenkomst alsmede van wijzigingen van een met een bewaarder gesloten overeenkomst binnen twee weken na ondertekening of wijziging van de overeenkomst aan de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 91

  • 2 Een beheerder meldt een wijziging in de statuten van een door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten die een beleggingsmaatschappij is ten minste twee weken voorafgaand aan de wijziging schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 92

  • 1 Een beheerder die vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland aanbiedt, meldt aan de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat schriftelijk ten minste een maand tevoren:

    • a. een wijziging in het adres in de lidstaat waar documenten kunnen worden opgevraagd;

    • b. een wijziging in de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen; of

    • c. het voornemen om het aanbieden van rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten vanuit het in de andere lidstaat gelegen bijkantoor te staken.

  • 2 Een beheerder die vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland aanbiedt, meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk het voornemen tot wijziging van de financiële diensten die hij vanuit het bijkantoor verleent. De beheerder meldt de wijziging ten minste een maand tevoren schriftelijk aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat.

  • 3 De beheerder geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het tweede lid, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft ingestemd met de wijziging. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent instemming binnen twee maanden na ontvangst van de melding en stemt in met de wijziging, tenzij de bedrijfsvoering of de financiële positie van de beheerder gelet op de voorgenomen wijziging niet toereikend is.

§ 9.1.2. Beleggingsondernemingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:26, derde lid, van de wet

Artikel 93

Deze paragraaf is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat.

Artikel 94

  • 1 Een beleggingsonderneming meldt aan de Autoriteit Financiële Markten een wijzing in de gegevens die eerder door haarzelf of door een andere financiële onderneming aan een toezichthouder zijn verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de ingevolge de wet gestelde eisen met betrekking tot de betrouwbaarheid van:

    • a. de personen die het beleid van de beleggingsonderneming bepalen of mede bepalen; of

    • b. de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beleggingsonderneming.

  • 2 De beleggingsonderneming meldt de wijziging schriftelijk en onverwijld nadat zij daarvan in het kader van de normale bedrijfsvoering kennis heeft genomen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. beleggingsondernemingen die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben; en

    • b. beleggingsondernemingen die voor het beheren van een instelling voor collectieve belegging in effecten een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning hebben.

Artikel 95

  • 1 Een beleggingsonderneming meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk het voornemen tot wijziging van:

    • a. de personen die het dagelijks beleid van de beleggingsonderneming bepalen;

    • b. de personen die het beleid van de beleggingsonderneming bepalen of mede bepalen; of

    • c. de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beleggingsonderneming.

  • 2 Een beleggingsonderneming geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft ingestemd met de wijziging. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent de instemming:

    • a. binnen zes weken na ontvangst van de melding; of

    • b. indien de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken na ontvangst van de melding de beleggingsonderneming of een derde om nadere gegevens heeft verzocht, binnen vier weken na ontvangst van die gegevens, doch uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de melding.

  • 3 Indien de Autoriteit Financiële Markten een derde verzoekt om nadere gegevens als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, doet zij daarvan mededeling aan de beleggingsonderneming.

  • 4 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, legt de beleggingsonderneming ten aanzien van te benoemen personen die het dagelijks beleid zullen bepalen de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, het privé-adres en de functie;

    • b. een curriculum vitae;

    • c. een opgave van de relevante geldige diploma’s;

    • d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    • e. een opgave van referenten.

  • 5 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, legt de beleggingsonderneming ten aanzien van te benoemen personen die het beleid zullen bepalen of mede bepalen of die onderdeel zullen zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    • b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 13; en

    • d. een opgave van referenten.

  • 6 Het vijfde lid, onderdelen b, c en d, is niet van toepassing indien de wijziging een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 7 Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing op:

    • a. beleggingsondernemingen die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben; en

    • b. beleggingsondernemingen die voor het beheren van een instelling voor collectieve belegging in effecten een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning hebben.

Artikel 96

  • 1 Een beleggingsonderneming meldt aan de Autoriteit Financiële Markten ten minste twee weken tevoren schriftelijk een wijziging in:

    • a. de maatregelen, bedoeld in artikel 4:83, tweede lid, van de wet;

    • b. de maatregelen, bedoeld in artikel 4:87, eerste en tweede lid, van de wet;

    • c. de onderdelen van de bedrijfsvoering met betrekking waartoe ingevolge artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, regels zijn gesteld, voorzover het een significante wijziging betreft;

    • d. de onderdelen van de bedrijfsvoering waarover ingevolge artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, regels zijn gesteld, voorzover het een significante wijziging betreft;

    • e. de naam en het adres van het hoofdkantoor van de beleggingsonderneming, en, indien zij haar zetel niet in Nederland heeft, het adres van het bijkantoor, alsmede, in voorkomend geval, de plaats van haar zetel;

    • f. indien zij met personen in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur is verbonden: de samenstelling daarvan; of

    • g. de financiële diensten die de beleggingsonderneming verleent of de financiële producten waarop deze diensten betrekking hebben.

  • 2 Het eerste lid, met uitzondering van de onderdelen b en d, is niet van toepassing op:

    • a. beleggingsondernemingen die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben; en

    • b. beleggingsondernemingen die voor het beheren van een instelling voor collectieve belegging in effecten een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning hebben.

Artikel 97

  • 1 Een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor beleggingsdiensten verleent, meldt aan de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat schriftelijk ten minste een maand tevoren:

    • a. een wijziging van de financiële diensten die zij vanuit het bijkantoor verleent;

    • b. een wijziging in het adres in de lidstaat waar documenten kunnen worden opgevraagd;

    • c. een wijziging in de identiteit van de personen die het dagelijks beleid bepalen van het bijkantoor; of

    • d. het voornemen om het verlenen van beleggingsdiensten vanuit het bijkantoor te staken.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, is niet van toepassing op beleggingsondernemingen die hebben voldaan aan artikel 92.

Artikel 98

Een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat beleggingsdiensten verleent, meldt aan de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat schriftelijk ten minste een maand tevoren:

  • a. een wijziging van de financiële diensten die de beleggingsonderneming in de andere lidstaat verleent; en

  • b. het voornemen om het verlenen van beleggingsdiensten door middel van het verrichten van diensten naar de andere lidstaat te staken.

Artikel 99

  • 1 Een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor beleggingsdiensten verleent, meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk ten minste een maand tevoren:

    • a. een wijziging in het adres van het bijkantoor;

    • b. een wijziging in de identiteit van de personen die het dagelijks beleid bepalen van het bijkantoor; of

    • c. het voornemen om het verlenen van beleggingsdiensten vanuit het bijkantoor te staken.

  • 2 Een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die vanuit een in een staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor beleggingsdiensten verleent, meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk het voornemen tot wijziging van:

    • a. de financiële diensten die zij vanuit het bijkantoor verleent; of

    • b. de maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering.

  • 3 De beleggingsonderneming geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het tweede lid, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft ingestemd met de wijziging. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent instemming binnen twee maanden na ontvangst van de melding en stemt in met de wijziging, tenzij de bedrijfsvoering of de financiële positie van de beleggingsonderneming gelet op de voorgenomen wijziging niet toereikend is.

  • 4 Zodra de beleggingsonderneming het voornemen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, uitvoert, meldt zij dit onverwijld aan de Autoriteit Financiële Markten.

  • 5 De melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, gaat vergezeld van een vertaling van de desbetreffende gegevens, voorzover de Autoriteit Financiële Markten dat verlangt.

§ 9.1.3. Collectieve vergunninghouders

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:26, derde lid, van de wet

Artikel 100

Een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:105, eerste lid, van de wet meldt aan de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken schriftelijk een wijziging in:

  • a. de naam en het adres van een aangesloten onderneming;

  • b. de rechtsvorm van een aangesloten onderneming;

  • c. indien een aangesloten onderneming een rechtspersoon is: de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen; of

  • d. indien een aangesloten onderneming is ingeschreven in het handelsregister: het nummer van de inschrijving.

§ 9.1.4. Financiëledienstverleners

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:26, derde lid, van de wet

Artikel 101

Deze paragraaf is niet van toepassing op:

  • a. bemiddelaars in verzekeringen met zetel in een andere lidstaat;

  • b. financiëledienstverleners die voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling of verzekeraar een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben;

  • c. financiëledienstverleners met zetel in een andere lidstaat of een aangewezen staat die het bedrijf van financiële instelling, kredietinstelling of verzekeraar uitoefenen; en

  • d. herverzekeringsbemiddelaars met zetel in een andere lidstaat.

Artikel 102

  • 1 Een financiëledienstverlener meldt aan de Autoriteit Financiële Markten een wijziging in de gegevens die eerder door hemzelf of een andere financiële onderneming aan een toezichthouder zijn verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de ingevolge de wet gestelde eisen met betrekking tot de betrouwbaarheid van:

    • a. de personen die het beleid van de financiëledienstverlener bepalen of mede bepalen; of

    • b. de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiëledienstverlener.

  • 2 De financiëledienstverlener meldt de wijziging schriftelijk en onverwijld nadat hij daarvan in het kader van de normale bedrijfsvoering kennis heeft genomen.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op financiëledienstverleners die tevens beheerder of beleggingsonderneming zijn.

Artikel 103

  • 1 Een financiëledienstverlener meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk het voornemen tot benoeming van:

    • a. een persoon die het beleid van de financiëledienstverlener bepaalt of mede bepaalt; of

    • b. een persoon die onderdeel is van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiëledienstverlener.

  • 2 Een financiëledienstverlener geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft vastgesteld dat de betrouwbaarheid van de betrokken persoon buiten twijfel staat. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent de betrouwbaarheid:

    • a. binnen zes weken na ontvangst van de melding; of

    • b. indien de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken na ontvangst van de melding de financiëledienstverlener of een derde om nadere gegevens heeft verzocht, binnen vier weken na ontvangst van die gegevens, doch uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de melding.

  • 3 Indien de Autoriteit Financiële Markten een derde verzoekt om nadere gegevens als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, doet zij daarvan mededeling aan de financiëledienstverlener.

  • 4 Bij de melding legt de financiëledienstverlener ten aanzien van de betrokken persoon de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    • b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 13; en

    • d. een opgave van referenten.

  • 5 Het tweede en vierde lid, onderdelen b, c en d, zijn niet van toepassing indien de voorgenomen benoeming een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet reeds is vastgesteld.

Artikel 104

Een financiëledienstverlener meldt aan de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken schriftelijk een wijziging in:

  • a. zijn naam en adres;

  • b. zijn rechtsvorm;

  • c. indien hij een rechtspersoon is: zijn statutaire zetel, statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen;

  • d. indien hij is ingeschreven in het handelsregister: het nummer van de inschrijving;

  • e. de financiële diensten die hij verleent of de financiële producten waarop deze diensten betrekking hebben;

  • f. indien hij een bemiddelaar in verzekeringen is: de natuurlijke personen die zijn beleid bepalen; of

  • g. indien hij een gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent is: de verzekeraar voor wie zijn volmacht geldt of de natuurlijke personen die zijn beleid bepalen.

§ 9.1.5. Verzekeraars

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:26, derde lid, van de wet

Artikel 105

Een schadeverzekeraar met zetel in Nederland die de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen uitoefent of een schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, meldt een wijziging in de naam of het adres van een door hem in een andere lidstaat aangestelde schaderegelaar als bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de wet binnen twee weken schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 106

Een schadeverzekeraar met zetel buiten Nederland die de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen uitoefent door middel van het verrichten van diensten naar Nederland meldt een wijziging in de akte van aanstelling van de schade-afhandelaar, bedoeld in artikel 4:71, derde lid, van de wet binnen twee weken schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten.

Afdeling 9.2. Meldingsplicht accountant

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:27, vierde lid, van de wet

Artikel 107

  • 1 De door een accountant als bedoeld in artikel 4:27, tweede lid, van de wet op grond van artikel 4:27, vierde lid, van de wet te verstrekken gegevens zijn:

    • a. het accountantsverslag aan de bestuurders en de raad van commissarissen;

    • b. de directiebrieven; en

    • c. correspondentie tussen de accountant en de financiële onderneming die rechtstreeks betrekking heeft op de verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening van de financiële onderneming.

  • 2 De directiebrieven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, met betrekking tot een beheerder en een beleggingsinstelling bevatten in ieder geval een verklaring van de accountant of en zo ja, in hoeverre hij de inrichting van de bedrijfsvoering heeft beoordeeld.

Artikel 108

  • 1 Een accountant die voornemens is gegevens als bedoeld in artikel 107 te verstrekken, stelt de financiële onderneming daarvan in kennis.

  • 2 Indien de financiële onderneming dat wenst, kan zij zelf de gegevens aan de Autoriteit Financiële Markten verstrekken. In dat geval stelt zij de accountant daarvan in kennis. De accountant vergewist zich ervan dat de Autoriteit Financiële Markten de gegevens heeft ontvangen en dat de inhoud van de gegevens hem geen aanleiding geeft alsnog gegevens aan de Autoriteit Financiële Markten te verstrekken.

  • 3 Indien de accountant schriftelijk gegevens verstrekt aan de Autoriteit Financiële Markten, zendt hij onverwijld aan de financiële onderneming een afschrift van de gegevens en, indien van toepassing, van de begeleidende brief.

Hoofdstuk 10. Aanvullende regels betreffende aanbieden

Afdeling 10.1. Beleggingsobjecten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:30a, derde lid, van de wet

Artikel 109

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt in afwijking van artikel 1, onderdeel m, verstaan onder gelieerde partij:

  • a. persoon die met een aanbieder van beleggingsobjecten in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur is verbonden;

  • b. persoon die direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen in een aanbieder van beleggingsobjecten waardoor invloed van betekenis kan worden uitgeoefend op diens zakelijk of financieel beleid;

  • c. natuurlijke persoon die in een familierechtelijke betrekking staat of een persoonlijke relatie heeft met een bestuurder van een aanbieder van beleggingsobjecten of met een natuurlijke persoon als bedoeld in onderdeel a of b, op grond van welke relatie hij het handelen van de bestuurder of de natuurlijke persoon met betrekking tot de aanbieder van beleggingsobjecten kan beïnvloeden; of

  • d. rechtspersoon waarin een bestuurder van een aanbieder van beleggingsobjecten of een natuurlijke persoon als bedoeld in onderdeel c direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen waardoor sprake is van invloed van betekenis op het zakelijk of financieel beleid van die rechtspersoon.

Artikel 110

  • 1 In het beleggingsobjectprospectus, bedoeld in artikel 4:30a, eerste lid, van de wet worden, voorzover van toepassing, de volgende gegevens opgenomen:

    • a. de naam, rechtsvorm, datum van oprichting, zetel en de plaats van het hoofdkantoor van de aanbieder;

    • b. een beschrijving van de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur waarin de aanbieder met andere personen is verbonden en de met hem gelieerde partijen;

    • c. de voorwaarden, alsmede de wijze waarop deze voorwaarden kunnen worden gewijzigd en de wijze van bekendmaking van een wijziging aan de consument;

    • d. een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de serie van beleggingsobjecten waarvan het beleggingsobject deel uitmaakt, waaronder in ieder geval de aard, de bestaansduur en de risico’s, die onder meer inzichtelijk worden gemaakt door een risico-indicator, alsmede de effecten van die risico’s op het door de consument te realiseren rendement;

    • e. een beschrijving van de activiteiten van de aanbieder met betrekking tot de serie van beleggingsobjecten waarvan het beleggingsobject deel uitmaakt, voorzover mogelijk te onderscheiden in:

      • 1°. operationele activiteiten, onder vermelding van de plaats waar deze plaatsvinden;

      • 2°. financieringsactiviteiten, voorzover mogelijk te onderscheiden in het als kredietnemer aangaan van overeenkomsten inzake krediet en het als crediteur uitzetten van gelden; en

      • 3°. uitbestedingsactiviteiten onder vermelding van het beleid inzake het uitbesteden van werkzaamheden, waaronder ten minste een beschrijving van de werkzaamheden die zijn uitbesteed, de naam en de plaats van de zetel van de derde waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed, alsmede de vermelding, indien van toepassing, dat de derde een gelieerde partij is;

    • f. een beschrijving van de wijze waarop wordt bepaald of de opbrengsten door de aanbieder aan de consument worden uitgekeerd;

    • g. een beschrijving van de door de aanbieder te verstrekken garanties die aan de consument in het vooruitzicht worden gesteld;

    • h. een beschrijving van de transacties die worden verricht met gelieerde partijen, waaronder:

      • 1°. de vermelding of een transactie onder marktconforme voorwaarden plaatsvindt, dan wel, indien dat niet het geval is, wat de reden daarvoor is; en

      • 2°. indien een transactie niet plaatsvindt op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten: de vermelding of aan de transactie een onafhankelijke waardebepaling ten grondslag ligt of dat de waarde kan worden bepaald door een of meer bij de transactie betrokken partijen;

    • i. de kosten op jaarbasis per serie van beleggingsobjecten waarvan het beleggingsobject deel uitmaakt, en de relevante aannames die daaraan ten grondslag liggen; en

    • j. de gegevens op jaarbasis per serie van beleggingsobjecten waarvan het beleggingsobject deel uitmaakt, betreffende de brutowaarde, de financieringen, de prestatievergoedingen, en de rentebaten, met inbegrip van de daarbij gehanteerde waarderingsgrondslagen, waarbij als uitgangspunt geldt dat de brutowaarde wordt gebaseerd op de vrije verkoopwaarde per serie van beleggingsobjecten.

  • 2 Artikel 49 is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van het beleggingsobjectprospectus door de aanbieder van het beleggingsobject onderscheidenlijk de bemiddelaar.

  • 3 De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de gegevens, bedoeld in het eerste lid, in het beleggingsobjectprospectus worden opgenomen alsmede met betrekking tot de wijze van berekening van de kosten, risico’s en opbrengsten, bedoeld in het eerste lid.

Afdeling 10.2. Krediet

§ 10.2.1. Kredietprospectus

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:33, derde en vierde lid, van de wet

Artikel 111

Artikel 4:33, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op:

  • a. aanbieders van hypothecair krediet;

  • b. aanbieders van krediet, voorzover het krediet onderdeel uitmaakt van een complex product;

  • c. aanbieders van krediet voorzover zij overeenkomsten inzake krediet beheren of uitvoeren; en

  • d. aanbieders van krediet voorzover zij krediet aanbieden tegen onderpand van effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, die tot zekerheid dienen voor de terugbetaling van het krediet aan een consument die reeds op het moment van aangaan van de overeenkomst inzake krediet bezitter is van de te verpanden effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, van welk krediet de kredietsom of de kredietlimiet gedurende de looptijd van de overeenkomst inzake het krediet niet hoger is dan zeventig procent van de waarde van de te verpanden effecten, indien het effecten betreffen als bedoeld in onderdeel a van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, dan wel niet hoger is dan tachtig procent van de waarde van de te verpanden effecten, indien het effecten betreffen als bedoeld in onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, en:

    • 1°. die effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt; of

    • 2°. de waarde van die effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, door middel van een openbare prijsaanduiding voor een ieder kenbaar is.

Artikel 112

  • 1 In het kredietprospectus, bedoeld in artikel 4:33, eerste lid, van de wet worden de volgende gegevens opgenomen:

    • a. een beschrijving van de bij een kredietaanvraag te volgen procedure;

    • b. een globale beschrijving van de criteria die ten grondslag liggen aan de beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument, waarin ten minste twee representatieve voorbeelden van toepassing van die criteria zijn opgenomen;

    • c. de vermelding van:

      • 1°. het feit dat de aanbieder van krediet deelneemt aan een stelsel van kredietregistratie;

      • 2°. de naam en de plaats van de zetel van de instelling die dat stelsel in stand houdt; en

      • 3°. het doel en de werkwijze van dat stelsel, waaruit in ieder geval blijkt in welke gevallen gegevens betreffende de kredietwaardigheid van de consument door de aanbieder kunnen worden opgevraagd, en dat gegevens met betrekking tot een verleend krediet door de aanbieder worden verstrekt aan en worden geregistreerd door de instelling die dat stelsel in stand houdt;

    • d. zodanige aanduidingen of omschrijvingen van het aangeboden krediet, dat daaruit blijkt of het een doorlopend krediet of een ander krediet betreft;

    • e. een beschrijving van de algemene voorwaarden waaronder de aanbieder bereid is overeenkomsten inzake krediet aan te gaan, waaronder in ieder geval, indien van toepassing, de voorwaarden inzake:

      • 1°. ten behoeve van de aanbieder te vestigen zekerheidsrechten;

      • 2°. vervroegde opeisbaarheid van het door de consument verschuldigde; en

      • 3°. de bevoegdheid van de consument tot volledige of gedeeltelijke vervroegde aflossing;

    • f. indien de consument zich bij de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst:

    • g. de vermelding dat de consument eerst na ingebrekestelling een vergoeding verschuldigd wordt indien hij nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling, tenzij artikel 34, onderdeel b, van de Wet op het consumentenkrediet niet op het krediet van toepassing is; en

    • h. een toelichting met betrekking tot de op grond van artikel 53, tiende lid, te bezigen aanduiding in de volgende bewoordingen: «De effectieve rente op jaarbasis is een prijsaanduiding voor het krediet. Hierin komen alle kosten van het krediet tot uitdrukking».

  • 3 Een aanbieder van doorlopend krediet neemt in het kredietprospectus tevens de volgende gegevens op:

    • a. vier representatieve kredietlimieten met daarbij de overige kenmerken van het krediet, bedoeld in artikel 53, eerste en tweede lid;

    • b. de uitgangspunten bij de berekening van de theoretische looptijd;

    • c. indien van toepassing: de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt indien de consument, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling;

    • d. indien van toepassing: de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt indien de consument vervroegd aflost.

  • 4 Een aanbieder van krediet, niet zijnde doorlopend krediet, neemt in het kredietprospectus tevens de volgende gegevens op:

    • a. vier representatieve kredietsommen met daarbij de overige kenmerken van het krediet, bedoeld in artikel 53, eerste en tweede lid;

    • b. ten minste één voorbeeld van een berekening waaruit blijkt op welke wijze met behulp van de kredietsom, de maandlast en de looptijd het bedrag kan worden bepaald van het totaal aan kredietvergoeding dat de consument verschuldigd is bij een regelmatige afwikkeling van de overeenkomst;

    • c. indien van toepassing: de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt indien de consument, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling; en

    • d. indien van toepassing: de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt indien de consument vervroegd aflost, en ten minste één voorbeeld van een berekening waaruit blijkt op welke wijze het bedrag van deze vergoeding wordt bepaald.

  • 5 Artikel 49 is van overeenkomstige toepassing op het kredietprospectus.

  • 6 De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de gegevens, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, in het kredietprospectus worden opgenomen.

§ 10.2.2. Verplichting tot inwinnen van informatie

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 4:32, tweede lid, en 4:34, derde lid, van de wet

Artikel 113

  • 1 Een aanbieder van krediet gaat met een consument geen overeenkomst inzake krediet aan waarvan de kredietsom of de kredietlimiet ten minste € 1000 bedraagt, indien hij niet beschikt over voldoende schriftelijke of op een andere duurzame drager vastgelegde informatie aangaande de financiële positie van de consument om, ter voorkoming van overkreditering, te kunnen beoordelen of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op aanbieders van krediet voorzover zij krediet aanbieden tegen onderpand van effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, die tot zekerheid dienen voor de terugbetaling van het krediet aan een consument die reeds op het moment van aangaan van de overeenkomst inzake krediet bezitter is van de te verpanden effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, van welk krediet de kredietsom of de kredietlimiet gedurende de looptijd van de overeenkomst inzake het krediet niet hoger is dan zeventig procent van de waarde van de te verpanden effecten, indien het effecten betreffen als bedoeld in onderdeel a van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, dan wel niet hoger is dan tachtig procent van de waarde van de te verpanden effecten, indien het effecten betreffen als bedoeld in onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, en:

    • 1°. die effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt; of

    • 2°. de waarde van die effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, door middel van een openbare prijsaanduiding voor een ieder kenbaar is.

Artikel 114

  • 1 Alvorens met een consument een overeenkomst inzake krediet aan te gaan waarvan de kredietsom of kredietlimiet meer dan € 250 bedraagt, raadpleegt een aanbieder van krediet de bij het stelsel van kredietregistratie waaraan hij deelneemt geregistreerde gegevens over reeds aan de consument verleende kredieten.

Artikel 115

  • 1 Ter voorkoming van overkreditering legt een aanbieder van krediet de criteria vast die hij ten grondslag legt aan de beoordeling van een kredietaanvraag van een consument en past hij deze criteria toe bij de beoordeling van een kredietaanvraag.

Afdeling 10.3. Rechten van deelneming in een beleggingsinstelling

§ 10.3.1. Regels voor alle beheerders, belegginginstellingen en bewaarders

Artikel 116

De tussen een beheerder en een bewaarder te sluiten overeenkomst, bedoeld in artikel 4:43, eerste lid, van de wet, bepaalt in ieder geval dat:

  • a. de bewaarder bij het bewaren in het belang van de deelnemers in de beleggingsinstelling optreedt;

  • b. de bewaring ten name van de beleggingsinstelling op een zodanige wijze geschiedt dat over de in bewaring gegeven activa slechts kan worden beschikt door de beheerder en de bewaarder tezamen;

  • c. de bewaarder de in bewaring gegeven activa slechts afgeeft tegen ontvangst van een verklaring van de beheerder waaruit blijkt dat afgifte wordt verlangd in verband met de regelmatige uitoefening van de beheerfunctie;

  • d. de bewaarder volgens het recht van de staat waar de beheerder zijn zetel heeft jegens de beleggingsinstelling en de deelnemers aansprakelijk is voor door hen geleden schade voorzover de schade het gevolg is van verwijtbare niet-nakoming of gebrekkige nakoming van zijn verplichtingen, ook indien de bewaarder de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of gedeeltelijk aan een derde heeft toevertrouwd;

  • e. indien bewijzen van rechten van deelneming worden afgegeven, deze bewijzen door de bewaarder worden ondertekend;

  • f. een voorstel door de beheerder tot wijziging van de tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers geldende voorwaarden tezamen met de bewaarder wordt gedaan; en

  • g. indien de overeenkomst de activa van een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft, dat de bewaarder:

    • 1°. zich ervan vergewist dat het aanbieden, verkoop, inkoop en intrekking van alsmede terugbetaling op rechten van deelneming voor rekening van de beleggingsinstelling, overeenkomstig de wet of de statuten onderscheidenlijk het fondsreglement van de beleggingsinstelling geschieden;

    • 2°. zich ervan vergewist dat bij transacties met betrekking tot de activa van de beleggingsinstelling de tegenprestatie binnen de gebruikelijke termijnen wordt voldaan;

    • 3°. zich ervan vergewist dat de opbrengsten van de beleggingsinstelling een bestemming krijgen in overeenstemming met de wet of de statuten onderscheidenlijk het fondsreglement van de beleggingsinstelling;

    • 4°. zich ervan vergewist dat de waarde van de rechten van deelneming wordt berekend overeenkomstig de statuten onderscheidenlijk het fondsreglement van de beleggingsinstelling; en

    • 5°. de aanwijzingen van de beheerder dient uit te voeren, tenzij deze in strijd zijn met de wet of de statuten onderscheidenlijk het fondsreglement van de beleggingsinstelling.

Artikel 118

  • 2 In het prospectus worden in afzonderlijke paragrafen de gegevens opgenomen over:

    • a. de kosten van de beleggingsinstelling en de wijze waarop zij ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins direct of indirect ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling; en

    • b. de aan de beleggingsinstelling verbonden risico’s.

  • 3 De Autoriteit Financiële Markten stelt regels met betrekking tot de wijze waarop in het prospectus inzicht wordt verschaft in het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling en de daaraan ten grondslag liggende berekening. Voorts kan de Autoriteit Financiële Markten nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de gegevens, bedoeld in bijlage E, worden opgenomen in het prospectus.

Artikel 119

Een beheerder, beleggingsinstelling of bewaarder verstrekt de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens, bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de wet, wat de indeling en inhoud betreft, onverminderd de artikelen 121 tot en met 124 en 146, in de vorm waarin deze zijn opgemaakt krachtens Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de internationale jaarrekeningstandaarden.

Artikel 120

  • 2 De openbaarmaking van de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens, bedoeld in artikel 4:52, eerste lid, van de wet, geschiedt door publicatie op de website van de beheerder. Gelijktijdig met de publicatie op de website deelt de beheerder in een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer, mee dat voor deelnemers op verzoek bij de beheerder een afschrift van de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens van de beheerder, de beleggingsinstelling of de bewaarder voor de deelnemers in de beleggingsinstelling kosteloos verkrijgbaar is.

  • 4 De beheerder houdt de informatie, bedoeld in het tweede en derde lid, gedurende ten minste drie jaar beschikbaar op zijn website.

Artikel 121

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op het jaarverslag van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat.

Artikel 122

  • 1 De toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening van een beleggingsinstelling bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. een sluitend overzicht van het verloop gedurende het boekjaar van de beleggingen waarbij de beleggingen worden onderscheiden naar soort;

    • b. een overzicht van de samenstelling van de activa aan het einde van het boekjaar;

    • c. een vergelijkend overzicht over de laatste drie jaren van de intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling, het aantal uitstaande rechten van deelneming en de intrinsieke waarde per recht van deelneming, een en ander per het einde van het boekjaar;

    • d. een mededeling in hoeverre activa die geen financiële instrumenten zijn die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten door een onafhankelijke deskundige zijn gewaardeerd, volgens welke methode de waardering heeft plaatsgevonden, alsmede de regelmaat waarmee deze waardering plaatsvindt;

    • e. het bedrag der verplichtingen, onderscheiden naar soort aan het einde van het boekjaar, die voortvloeien uit dekkingstransacties met betrekking tot koers- en wisselkoersrisico in verband met de beleggingen, voorzover een en ander niet reeds in de balans en winst- en verliesrekening is begrepen;

    • f. een gespecificeerde opgave van de activa van de beleggingsinstelling die deelnemingen zijn in de zin van artikel 389, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en

    • g. indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling: de gegevens, bedoeld in de onderdelen a, b, c, d en e, met betrekking tot de andere beleggingsinstelling.

Artikel 123

  • 1 De toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening van een beleggingsinstelling bevat de volgende gegevens:

    • a. voorzover van toepassing: de kosten van oprichting van de beleggingsinstelling, de wijze waarop deze kosten ten laste zijn gekomen van het resultaat, in mindering zijn gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste zijn gekomen van de deelnemers in de beleggingsinstelling en welk gedeelte ten goede is gekomen aan de beheerder, de bewaarder, de bestuurders van de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder, of aan met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen;

    • b. de naar soort onderscheiden kosten, gemoeid met het beheer van de beleggingsinstelling, de bewaring van activa van de beleggingsinstelling, de accountant, het toezicht op de beleggingsinstelling en de marketing, met inbegrip van de berekeningsgrondslag en de wijze waarop deze kosten ten laste zijn gekomen van het resultaat, in mindering zijn gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste zijn gekomen van de deelnemers in de beleggingsinstelling;

    • c. de transactiekosten die geïdentificeerd en gekwantificeerd kunnen worden en de wijze waarop deze kosten ten laste zijn gekomen van het resultaat, in mindering zijn gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste zijn gekomen van de deelnemers in de beleggingsinstelling;

    • d. indien van toepassing: de kosten die zijn gemaakt of vergoedingen die zijn gevraagd in verband met het in- en uitlenen van financiële instrumenten en de wijze waarop deze kosten ten laste zijn gekomen van het resultaat, in mindering zijn gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste zijn gekomen van de deelnemers in de beleggingsinstelling onderscheidenlijk aan wie deze vergoedingen ten goede zijn gekomen;

    • e. indien van toepassing: de kosten voor het uitbesteden van werkzaamheden in het kader van het beheer van de beleggingsinstelling of de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling en de wijze waarop deze kosten ten laste zijn gekomen van het resultaat, in mindering zijn gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste zijn gekomen van de deelnemers in de beleggingsinstelling;

    • f. het totaal betaalde bedrag aan vergoedingen voor het aanbrengen van deelnemers indien dit bedrag hoger is dan één tiende procent van het gemiddelde beheerde vermogen van de beleggingsinstelling, de wijze waarop dit bedrag ten laste is gekomen van het resultaat, in mindering is gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste is gekomen van de deelnemers in de beleggingsinstelling en, indien van toepassing, de namen van met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen aan wie deze aanbrengprovisies ten goede zijn gekomen;

    • g. alle andere dan in onderdeel a tot en met f bedoelde naar soort onderscheiden kosten die hoger zijn dan tien procent van de totale kosten, inclusief de berekeningsgrondslag, en de wijze waarop deze kosten ten laste zijn gekomen van het resultaat, in mindering zijn gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste zijn gekomen van de deelnemers in de beleggingsinstelling;

    • h. de wijze waarop de op- en afslagen zijn berekend, aan wie de op- en afslagen ten goede zijn gekomen en, voor zover van toepassing, de wijze waarop zij zijn verwerkt in de jaarrekening;

    • i. de overige eenmalige kosten die deelnemers in de beleggingsinstelling betalen bij in- en uittreding, inclusief de berekeningsgrondslag;

    • j. een vergelijkend overzicht van de naar soort onderscheiden volgens het prospectus, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, van de wet, te maken kosten en de daadwerkelijk gemaakte kosten;

    • k. de naar soort onderscheiden kosten die voortvloeien uit directe of indirecte beleggingen in andere beleggingsinstellingen;

    • l. het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling gerelateerd aan haar gemiddelde intrinsieke waarde, onder vermelding van de kosten die daarbij buiten beschouwing zijn gelaten; indien de beleggingsinstelling gemiddeld tien procent of meer van haar vermogen direct of indirect in andere beleggingsinstellingen belegt, worden de kosten van de andere beleggingsinstellingen meegenomen bij het bepalen van het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling of wordt vermeld dat en waarom het niet mogelijk is de kosten van een andere beleggingsinstelling mee te nemen, alsmede dat de kosten van de betreffende andere beleggingsinstelling van invloed zijn op het resultaat van de beleggingsinstelling;

    • m. indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling: het niveau van de kosten van de andere beleggingsinstelling gerelateerd aan de gemiddelde intrinsieke waarde van de andere beleggingstelling, onder vermelding van de kosten die daarbij buiten beschouwing zijn gelaten;

    • n. indien van toepassing: de retourprovisies die niet ten goede zijn gekomen aan de beleggingsinstelling en aan wie deze retourprovisies ten goede zijn gekomen;

    • o. indien van toepassing: de door de beheerder, de bestuurders van de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder, de bewaarder, de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen of derden voor het uitvoeren van opdrachten ten behoeve van de beleggingsinstelling ontvangen of in het vooruitzicht gestelde goederen; en

    • p. de omloopsnelheid van de beleggingen en een vergelijking met de in het voorgaande boekjaar gerealiseerde omloopsnelheid van de beleggingen.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel p, is niet van toepassing op beleggingsinstellingen die uitsluitend of vrijwel uitsluitend beleggen in onroerende zaken.

  • 3 De Autoriteit Financiële Markten stelt regels met betrekking tot de wijze waarop inzicht wordt verschaft in het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdelen l en m, en de daaraan ten grondslag liggende berekening en de wijze van berekening van de omloopsnelheid van de activa, bedoeld in het eerste lid, onderdeel p.

  • 4 De toelichting op de balans en de winst en verliesrekening van een beheerder bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. indien van toepassing: de door de beheerder of diens bestuurders ontvangen retourprovisies;

    • b. indien van toepassing: de door de beheerder of diens bestuurders voor het uitvoeren van opdrachten ten behoeve van de beheerder of de door de beheerder beheerde beleggingsinstellingen ontvangen of in het vooruitzicht gestelde goederen; en

    • c. de vergoedingen die zijn ontvangen in verband met het in- en uitlenen van financiële instrumenten van de door de beheerder beheerde beleggingsinstellingen.

  • 5 De in het eerste en vierde lid bedoelde gegevens worden cijfermatig en tekstueel toegelicht.

  • 6 In de toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening van de beheerder en de beleggingsinstelling worden de in het vierde onderscheidenlijk het eerste lid bedoelde gegevens in één paragraaf opgenomen.

Artikel 124

  • 1 Een beleggingsinstelling vermeldt in de toelichting op de balans en de winst en verliesrekening:

    • a. indien van toepassing: de met de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen aangegane overeenkomsten en een beschrijving van de hoofdlijnen van die overeenkomsten;

    • b. welk percentage van het totale transactievolume van de beleggingsinstelling is uitgevoerd via de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen;

    • c. indien van toepassing: een opsomming van de soorten transacties die via de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen zijn uitgevoerd en de voorwaarden waaronder die transacties plaatsvinden. Indien een transactie met een gelieerde partij niet tegen marktconforme voorwaarden heeft plaatsgevonden wordt tevens de naam van de gelieerde partij, de prijs, de relevante voorwaarden, de getaxeerde waarde en de reden voor niet marktconform handelen vermeld;

    • d. indien van toepassing: het totaalbedrag gemoeid met transacties met de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verricht;

    • e. indien van toepassing: dat de beleggingsinstelling direct of indirect belegt in een andere beleggingsmaatschappij die een met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partij is of in een andere beleggingsinstelling die beheerd wordt door een met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partij en onder welke voorwaarden verkoop of inkoop van, alsmede terugbetaling op de rechten van deelneming in de andere beleggingsinstelling plaatsvindt;

    • f. indien van toepassing: beleggingen in met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen, niet zijnde beleggingsinstellingen, die meer dan tien procent van het vermogen van de gelieerde partij of van het beheerde vermogen van de beleggingsinstelling uitmaken, met een uiteenzetting van de relatie met de gelieerde partijen en het land van vestiging van de betreffende gelieerde partijen indien dit niet Nederland is;

    • g. indien de beheerder of bewaarder in het kader van het beheer van de beleggingsinstelling onderscheidenlijk de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling werkzaamheden heeft uitbesteed: de naam van degene aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed en een beschrijving van de werkzaamheden die zijn uitbesteed;

    • h. indien financiële instrumenten worden in- of uitgeleend:

      • 1°. de waarde van de in- en uitgeleende financiële instrumenten; deze informatie dient in de toelichting op de balans onder de balanspost financiële instrumenten te worden vermeld; en

      • 2°. de zekerheden die de beleggingsinstelling heeft verkregen;

    • i. indien de beleggingsinstelling gemiddeld twintig procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling:

      • 1°. waar de meest recente jaarrekening en het meest recente jaarverslag van de andere beleggingsinstelling verkrijgbaar zijn;

      • 2°. of en, zo ja, waar de andere beleggingsinstelling onder toezicht staat;

      • 3°. het relatieve belang van de beleggingsinstelling in de andere beleggingsinstelling aan het begin en het einde van het boekjaar van de beleggingsinstelling;

      • 4°. de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming in de andere beleggingsinstelling aan het einde van het meest recente boekjaar van die andere beleggingsinstelling;

      • 5°. de samenstelling van de beleggingsportefeuille van de andere beleggingsinstelling aan het begin en het einde van het meest recente boekjaar van die andere beleggingsinstelling;

      • 6°. een beschrijving van het beleggingsresultaat van de andere beleggingsinstelling aan de hand van de meest recente jaarrekening van die andere beleggingsinstelling; en

      • 7°. indien van toepassing: de afspraken tussen de beleggingsinstelling en de andere beleggingsinstelling over de verdeling van kosten en aan wie het voordeel ten goede komt; en

    • j. indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling: het beleggingsbeleid van de andere beleggingsinstelling.

  • 2 De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen in de jaarrekening.

Artikel 125

  • 1 De halfjaarcijfers van een beleggingsinstelling bevatten ten minste de volgende gegevens:

    • a. de balans en winst- en verliesrekening, alsmede een mutatieoverzicht van het eigen vermogen van de beleggingsmaatschappij of van het beheerde vermogen van het beleggingsfonds met inachtneming, voorzover de aard van deze stukken dat toelaat, van de bepalingen van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de internationale jaarrekeningstandaarden;

    • b. een overzicht van de samenstelling van de activa van de beleggingsinstelling;

    • c. een opgave van de intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling en het aantal uitstaande rechten van deelneming en de intrinsieke waarde per recht van deelneming;

    • d. indien van toepassing: de vermelding, bedoeld in artikel 122, tweede lid; en

    • e. indien van toepassing: een mededeling dat de beleggingsinstelling interimdividend heeft uitgekeerd of voornemens is dat te doen.

  • 2 De halfjaarcijfers van een beheerder bevatten ten minste de balans en winst- en verliesrekening, alsmede een mutatieoverzicht van het eigen vermogen met inachtneming, voorzover de aard van deze stukken dat toelaat, van de bepalingen van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van artikel 403, of de internationale jaarrekeningstandaarden.

  • 3 Indien de halfjaarcijfers van de beheerder of de beleggingsinstelling door een accountant zijn onderzocht, wordt diens verklaring gevoegd bij de stukken die ingevolge artikel 4:51, tweede lid, van de wet aan de Autoriteit Financiële Markten worden verstrekt.

§ 10.3.2. Aanvullende regels voor instellingen voor collectieve belegging in effecten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 4:51, vierde lid, 4:56, eerste lid, en 4:61 van de wet

Artikel 126

  • 1 Artikel 4:56, eerste lid, eerste volzin, van de wet is niet van toepassing op instellingen voor collectieve belegging in effecten die beleggingsmaatschappij zijn waarvan de rechten van deelneming zijn toegelaten tot de notering op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten en die uitsluitend op die gereglementeerde markt of andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld. De statuten van de beleggingsmaatschappij vermelden in dat geval de methoden voor de berekening van de intrinsieke waarde van die rechten.

  • 2 Artikel 4:56, eerste lid, eerste volzin, van de wet is tevens niet van toepassing op instellingen voor collectieve beleggingen in effecten die beleggingsmaatschappij zijn waarvan de rechten van deelneming voor ten minste tachtig procent op een in de statuten vermelde gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, indien:

    • a. de belangen van de deelnemers in de beleggingsmaatschappij worden beschermd op een wijze die gelijkwaardig is aan de bescherming uit hoofde van de wet en dit besluit;

    • b. de rechten van deelneming zijn toegelaten tot de notering op een markt in financiële instrumenten van de lidstaat waar zij verhandeld worden;

    • c. de door de beleggingsmaatschappij niet op de gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten verrichte transacties in haar rechten van deelneming slechts tegen beurskoers plaatsvinden;

    • d. de statuten de gereglementeerde markt of de andere markt in financiële instrumenten vermelden waarvan de notering de prijs bepaalt voor de transacties die door de beleggingsmaatschappij in de staat waar die gereglementeerde markt of de andere markt in financiële instrumenten gelegen is, niet op de gereglementeerde markt of de andere markt in financiële instrumenten worden verricht; en

    • e. de statuten de methoden voor de berekening van de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming vermelden.

Artikel 127

  • 1 Een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 126 draagt een accountant op om zich ten minste eenmaal per kwartaal ervan te vergewissen dat de berekening van de waarde van rechten van deelneming plaatsvindt overeenkomstig haar statuten en dit besluit en dat de activa van de beleggingsmaatschappij zijn belegd in overeenstemming met haar statuten en met de artikelen 130 tot en met 143, waarbij tussen elk van de tijdstippen van vergewissing een periode van ten minste een week ligt.

  • 2 Een instelling voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in artikel 126 koopt of verkoopt al dan niet door tussenkomst van een derde haar rechten van deelneming dan wel geeft deze uit, om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming op de gereglementeerde markt of andere markt in financiële instrumenten meer dan vijf procent afwijkt van de intrinsieke waarde.

Artikel 128

De statuten of het fondsreglement van een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet vermelden:

  • a. de wijze waarop de bepaling plaatsvindt van de prijs bij het aanbieden, de verkoop- of inkoopprijs, en het bedrag bij terugbetaling van de waarde van de rechten van deelneming; en

  • b. de aard van de kosten die ten laste komen van het resultaat, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

Artikel 129

Een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet die belegt in rechten van deelneming in andere beleggingsinstellingen die door haar beheerder worden beheerd of die worden beheerd door een beheerder waarmee haar beheerder in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur is verbonden, brengt geen kosten in rekening voor inschrijving of aflossing ten aanzien van de rechten van deelneming in die andere beleggingsinstellingen.

Artikel 130

Het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet wordt uitsluitend belegd in:

  • a. effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot de notering of worden verhandeld op een markt in financiële instrumenten in een lidstaat;

  • b. effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot de notering of worden verhandeld op een markt in financiële instrumenten in een staat die geen lidstaat is, voorzover de statuten of het fondsreglement van de instelling voor collectieve belegging in effecten voorzien in belegging in deze financiële instrumenten;

  • c. effecten waarvan het aannemelijk is dat zij binnen een jaar na emissie zullen worden toegelaten tot de notering of ter verhandeling zullen worden aangeboden op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten voorzover de statuten of het fondsreglement van de instelling voor collectieve belegging in effecten voorzien in belegging in deze financiële instrumenten;

  • d. rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten voor het aanbieden waarvan op grond van artikel 2:65 van de wet een vergunning is verleend of in instellingen voor collectieve belegging in effecten die overeenkomstig de richtlijn beleggingsinstellingen in een andere lidstaat zijn toegelaten, indien de betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten volgens hun statuten of fondsreglementen niet meer dan tien procent van hun beheerde vermogen beleggen in rechten van deelneming in andere beleggingsinstellingen;

  • e. rechten van deelneming in beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat of in beleggingsinstellingen waarop het toezicht naar het oordeel van de toezichthoudende instanties in andere lidstaten gelijkwaardig is aan de richtlijn beleggingsinstellingen en ten aanzien waarvan de samenwerking tussen de toezichthouders en de toezichthoudende instanties genoegzaam is gewaarborgd, indien:

    • 1°. de rechten van deelneming in de beleggingsinstellingen op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

    • 2°. het reglementaire of statutaire doel van de beleggingsinstellingen uitsluitend is het beleggen in effecten, geldmarktinstrumenten, deposito’s of financiële derivaten met toepassing van het beginsel van risicospreiding;

    • 3°. de op de beleggingsinstellingen toepasselijke regels inzake scheiding van het vermogen, opnemen en verstrekken van leningen en verkopen van effecten en geldmarktinstrumenten vanuit een ongedekte positie gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van de richtlijn beleggingsinstellingen; en

    • 4°. de beleggingsinstellingen volgens hun statuten of fondsreglementen niet meer dan tien procent van hun beheerde vermogen beleggen in rechten van deelneming in andere beleggingsinstellingen;

  • f. deposito’s;

  • g. financiële derivaten die zijn toegelaten tot de notering of worden verhandeld op een markt in financiële instrumenten, voorzover de waarde afhankelijk is van de in dit artikel genoemde financiële instrumenten en deposito’s, financiële indices, rentetarieven, wisselkoersen of valuta’s waarin de instelling voor collectieve belegging in effecten krachtens haar statuten of reglementen mag beleggen;

  • h. financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, indien:

    • 1°. de waarde afhankelijk is van de in dit artikel genoemde financiële instrumenten en deposito’s, financiële indices, rentetarieven, wisselkoersen of valuta’s waarin instellingen voor collectieve belegging in effecten krachtens haar statuten of reglementen mag beleggen;

    • 2°. de tegenpartij een aan prudentieel toezicht onderworpen instelling is en behoort tot de categorieën die erkend zijn door de Autoriteit Financiële Markten of een toezichthoudende instantie in een andere lidstaat; en

    • 3°. zij aan betrouwbare en verifieerbare dagelijkse waardering onderworpen zijn en te allen tijde tegen hun waarde in het economisch verkeer op initiatief van de instelling voor collectieve belegging in effecten kunnen worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie; of

  • i. geldmarktinstrumenten die niet op een gereglementeerde markt of andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, indien de emissie of de emittent van deze instrumenten zelf aan regelgeving is onderworpen met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden, en deze instrumenten:

    • 1°. worden uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid, de centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Europese Unie of de Europese Investeringsbank, een staat die geen lidstaat is, een deelstaat van een federale staat of een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen;

    • 2°. worden uitgegeven door een onderneming waarvan effecten worden verhandeld op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten;

    • 3°. worden uitgegeven of gegarandeerd door een instelling die in een lidstaat aan prudentieel toezicht is onderworpen of door een instelling die onderworpen is aan prudentieel toezicht dat in ieder geval gelijkwaardig is aan het ingevolge het gemeenschapsrecht geldende prudentieel toezicht; of

    • 4°. worden uitgegeven door andere instellingen waarvoor een gelijkwaardige bescherming van de belegger geldt als is vastgelegd in dit onderdeel, aanhef en onder 1°, 2° en 3°, indien de uitgevende instelling een onderneming is waarvan het kapitaal en de reserves in totaal ten minste € 10.000.000 bedragen en die haar jaarrekeningen presenteert en publiceert overeenkomstig de Vierde richtlijn nr. 78/660/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3 sub g) van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschappen (PbEG L 222), of een rechtspersoon is die binnen een groep waartoe een of meer ondernemingen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot notering aan een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten behoren, specifiek gericht is op de financiering van de groep, of een rechtspersoon is specifiek gericht op de financiering van effectiseringsinstrumenten waarvoor een bankliquiditeitenlijn bestaat.

Artikel 131

In afwijking van artikel 130 kan het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten:

  • a. voor ten hoogste tien procent worden belegd in effecten en geldmarktinstrumenten die niet zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten;

  • b. indien het een beleggingsmaatschappij betreft: worden belegd in zaken die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid; of

  • c. worden aangehouden in accessoir liquide middelen.

Artikel 132

Het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet wordt niet belegd in edele metalen of in certificaten die deze metalen vertegenwoordigen.

Artikel 133

  • 1 De instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet doet de Autoriteit Financiële Markten regelmatig mededeling van de tot haar activa behorende soorten financiële derivaten, de onderliggende risico’s, de kwantitatieve begrenzingen en de methodes die zijn gekozen om de aan transacties in deze financiële instrumenten verbonden risico’s te ramen.

  • 2 Het totale risico van de instelling voor collectieve belegging in effecten bedraagt niet meer dan tweemaal de totale nettowaarde van de activa. Het totale risico van een beleggingsinstelling wordt met niet meer dan tien procent van de totale nettowaarde van haar portefeuille vergroot door het aangaan van kortlopende leningen, in welk geval het totale risico van de instelling voor collectieve belegging in effecten niet meer dan 210 procent bedraagt van de totale nettowaarde van haar portefeuille.

  • 3 Het totale risico van de instelling voor collectieve belegging in effecten in financiële derivaten overschrijdt niet de totale nettowaarde van de activa. Voor de berekening van het risico worden de dagwaarde van de onderliggende activa, het tegenpartijrisico, toekomstige marktbewegingen en de voor de liquidatie van de posities beschikbare tijd in aanmerking genomen.

  • 4 Het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten kan in het kader van het beleggingsbeleid en binnen de in artikel 137 gestelde begrenzingen worden belegd in financiële derivaten voorzover het risico met betrekking tot de onderliggende activa in totaal niet de in de artikelen 134, 135, 136, eerste lid, en 137 gestelde begrenzingen overschrijdt. Indien het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten in op een index gebaseerde financiële derivaten wordt belegd, worden die beleggingen voor de toepassing van de in de artikelen 134, 135, 136, eerste lid, en 137 gestelde begrenzingen bepaalde bovengrens niet samengeteld.

  • 5 De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot de berekening van het risico, de wijze van vaststelling van de dagwaarde van de onderliggende activa, de soorten verplichtingen die leiden tot een tegenpartijrisico, het meewegen van toekomstige marktbewegingen bij de vaststelling en de methodes die mede afhankelijk van de aard van het financiële instrument waarin wordt belegd, voor berekening van de risico’s kunnen worden gehanteerd.

Artikel 134

  • 1 Het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet wordt tot ten hoogste tien procent belegd in effecten en geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven door dezelfde instelling. Een instelling voor collectieve belegging in effecten belegt niet meer dan twintig procent van het beheerde vermogen in deposito’s bij één bank.

  • 2 Het tegenpartijrisico van de instelling voor collectieve belegging in effecten bij een transactie in financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, bedraagt niet meer dan:

    • a. tien procent van haar vermogen wanneer de tegenpartij een kredietinstelling is; of

    • b. vijf procent van haar vermogen, in andere gevallen.

  • 3 De totale waarde van de effecten en de geldmarktinstrumenten die de instelling voor collectieve belegging in effecten houdt in uitgevende instellingen waarin zij per instelling voor meer dan vijf procent belegt, bedraagt niet meer dan veertig procent van het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten. Deze begrenzing is niet van toepassing op deposito’s en transacties in financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, bij onderscheidenlijk met instellingen die aan prudentieel toezicht onderworpen zijn.

  • 4 Onverminderd de in het eerste en tweede lid bepaalde individuele begrenzingen wordt het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten tot ten hoogste twintig procent belegd in één instelling in een combinatie van:

    • a. effecten en geldmarktinstrumenten die door die instelling zijn uitgegeven;

    • b. deposito’s bij die instelling; of

    • c. risico’s ten gevolge van transacties in financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, met betrekking tot die instelling.

  • 5 Bij de berekening van de door de instelling voor collectieve belegging in effecten gelopen risico’s bij beleggingen als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, wordt het risico bepaald aan de hand van het maximale verlies voor de instelling voor collectieve belegging in effecten wanneer een tegenpartij in gebreke blijft. De Autoriteit Financiële Markten kan nadere regels stellen met betrekking tot de berekening van het tegenpartijrisico en de daarbij in aanmerking te nemen zekerheden als beperking van het door de instelling voor collectieve belegging in effecten gelopen tegenpartijrisico.

Artikel 135

  • 1 In afwijking van artikel 134 kan het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten tot ten hoogste vijfentwintig procent worden belegd in obligaties die worden uitgegeven door een kredietinstelling met zetel in een andere lidstaat en die ingevolge de wet van die lidstaat is onderworpen aan een bijzonder overheidstoezicht met het oog op de bescherming van de houders van deze obligaties voor zover de opbrengst van die obligaties overeenkomstig de wet van die lidstaat belegd wordt in activa die gedurende de gehele looptijd van de obligaties voldoende dekking bieden voor de daaruit voortvloeiende verplichtingen en die bij een in gebreke blijven van de uitgevende instelling bij voorrang bestemd zijn voor de aflossing van de hoofdsom en betaling van de opgebouwde rente.

  • 2 Indien het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten voor meer dan vijf procent wordt belegd in obligaties als bedoeld in het eerste lid die door één instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van deze beleggingen niet meer dan tachtig procent van de activa van die uitgevende instelling.

Artikel 136

  • 1 In afwijking van artikel 134, eerste lid, kan het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten tot ten hoogste vijfendertig procent worden belegd in effecten en geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat, een openbaar lichaam met verordenende bevoegdheid in een lidstaat, een staat die geen lidstaat is, of een internationale organisatie waarin een of meer lidstaten deelnemen.

  • 2 De Autoriteit Financiële Markten kan een instelling voor collectieve belegging in effecten op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid indien:

    • a. zij effecten en geldmarktinstrumenten van ten minste zes verschillende emissies van een in het eerste lid bedoelde uitgevende staat, openbaar lichaam of internationale organisatie in portefeuille heeft;

    • b. de financiële instrumenten van een zelfde emissie niet meer bedragen dan dertig procent van het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • c. de uitgevende staat, het openbaar lichaam of de internationale organisatie in de statuten of het fondsreglement van de instelling voor collectieve belegging in effecten wordt genoemd; en

    • d. de deelnemers in de instelling voor collectieve belegging in effecten bescherming genieten die gelijkwaardig is aan de bescherming die voortvloeit uit het eerste lid en de artikelen 134, 135 en 137.

Artikel 137

  • 2 De overeenkomstig de artikelen 134, 135, en 136, eerste lid, verrichte beleggingen in door één instelling uitgegeven effecten en geldmarktinstrumenten dan wel in deposito’s bij of financiële derivaten van die instelling, bedragen samen in geen geval meer dan vijfendertig procent van het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 3 Voor de berekening van de in de artikelen 134, 135, en 136, eerste lid, gestelde begrenzingen worden ondernemingen die tot een groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, overeenkomstig de richtlijn geconsolideerde jaarrekening of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, tezamen als een instelling beschouwd, met dien verstande dat de beleggingen, bedoeld in artikel 134, eerste lid, eerste volzin, in de afzonderlijke ondernemingen die tot die groep behoren ten hoogste twintig procent van het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten kunnen bedragen.

  • 4 De activa van beleggingsinstellingen in wier rechten van deelneming de instelling voor collectieve belegging in effecten belegt worden voor het vaststellen van de in artikelen 134, 135, 136, eerste lid, en 137 bedoelde begrenzingen niet opgeteld bij de beleggingen van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 138

  • 1 In afwijking van artikel 134, eerste lid, kan het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten tot ten hoogste twintig procent worden belegd in aandelen en obligaties van dezelfde uitgevende instelling indien in het fondsreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging in effecten is bepaald dat het beleggingsbeleid van de instelling voor collectieve belegging in effecten erop is gericht de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index te volgen, en deze index voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de samenstelling van de index is gediversifieerd;

    • b. de index is representatief voor de markt waarop hij betrekking heeft; en

    • c. de index wordt op passende wijze bekendgemaakt.

  • 2 De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid indien uitzonderlijke marktomstandigheden daartoe aanleiding geven. In dat geval kan het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten tot ten hoogste vijfendertig procent worden belegd in aandelen en obligaties van dezelfde uitgevende instelling.

Artikel 139

  • 1 Het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet wordt tot ten hoogste twintig procent belegd in rechten van deelneming in beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 130, onderdeel d of e, die zijn uitgegeven door dezelfde beleggingsinstelling.

  • 2 De beleggingen in rechten van deelneming in beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 130, onderdeel e, bedragen in totaal niet meer dan dertig procent van het beheerde vermogen van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 140

  • 1 Een beheerder verwerft, voor de door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet gezamenlijk, niet meer dan twintig procent van de aandelen met stemrecht in dezelfde uitgevende instelling.

  • 2 Het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet wordt niet belegd in meer dan:

    • a. tien procent van de aandelen zonder stemrecht van dezelfde uitgevende instelling;

    • b. tien procent van de obligaties van dezelfde uitgevende instelling;

    • c. vijfentwintig procent van de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald van dezelfde beleggingsinstelling; of

    • d. tien procent van de geldmarktinstrumenten van dezelfde uitgevende instelling.

  • 3 De begrenzingen, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdelen b, c en d, hoeven niet in acht te worden genomen indien de bruto waarde van de obligaties of geldmarktinstrumenten of de nettowaarde van de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling op het tijdstip van verwerving niet kan worden berekend.

Artikel 141

Artikel 140, eerste en tweede lid, is niet van toepassing op het verwerven van onderscheidenlijk het beleggen in:

  • a. effecten en geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of worden gegarandeerd door een lidstaat, een openbaar lichaam met verordenende bevoegdheid in een lidstaat, een staat die geen lidstaat is of een internationale organisatie waarin een of meer lidstaten deelnemen;

  • b. aandelen in het kapitaal van een rechtspersoon, gevestigd in een staat die geen lidstaat is, die met inachtneming van de begrenzingen, bedoeld in de artikelen 134, 135, 136, eerste lid, 137, 139 en 140 zijn vermogen in hoofdzaak belegt in effecten van uitgevende instellingen, gevestigd in die staat, wanneer krachtens de wet van die staat een dergelijke deelneming voor de instelling voor collectieve belegging in effecten de enige mogelijkheid is om in effecten van uitgevende instellingen in die staat te beleggen; of

  • c. aandelen in het kapitaal van een dochteronderneming van de beleggingsmaatschappij die uitsluitend ten behoeve van de beleggingsmaatschappij bepaalde beheers-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verricht in de staat waar de dochteronderneming is gevestigd, met het oog op de inkoop van rechten van deelneming op verzoek van deelnemers.

Artikel 142

De artikelen 134 tot en met 139 zijn gedurende zes maanden na het eerste aanbod van de rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging in effecten niet van toepassing. De instelling voor collectieve belegging in effecten neemt gedurende die periode de beginselen van risicospreiding in haar beleggingen in acht.

Artikel 143

  • 1 De in deze paragraaf gestelde begrenzingen gelden niet bij de uitoefening van voorkeurrechten die zijn verbonden aan effecten en geldmarktinstrumenten die deel uitmaken van de activa van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2 Wanneer de in deze paragraaf gestelde begrenzingen buiten de wil van de instelling voor collectieve belegging in effecten of ten gevolge van de uitoefening van voorkeurrechten worden overschreden, treft de instelling voor collectieve belegging in effecten, met inachtneming van de belangen van de deelnemers, de nodige maatregelen opdat deze overschrijding zo snel mogelijk ongedaan wordt gemaakt.

Artikel 144

Een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet legt binnen vier weken na een verzoek daartoe van de Autoriteit Financiële Markten, dan wel binnen vier weken na afloop van het boekjaar, een mededeling van een accountant over aan de Autoriteit Financiële Markten waaruit blijkt dat de instelling voor collectieve belegging in effecten in overeenstemming heeft gehandeld met de artikelen 130 tot en met 143.

Artikel 145

Gelijktijdig met de verkrijgbaarstelling van het prospectus, bedoeld in artikel 4:50, tweede lid, van de wet, zendt de beheerder een afschrift van het prospectus en van de financiële bijsluiter van de instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet aan de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 146

  • 1 De balans en winst- en verliesrekening van een instelling voor collectieve belegging in effecten of de toelichtingen daarop bevatten de volgende gegevens:

    • a. tegoeden bij banken;

    • b. een onderscheid in de overzichten van de beleggingen, bedoeld in artikel 122, eerste lid, onderdelen a en b, naar:

      • 1°. financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de notering op een gereglementeerde markt;

      • 2°. financiële instrumenten die op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld;

      • 3°. effecten als bedoeld in artikel 130, onderdeel c; en

      • 4°. financiële instrumenten als bedoeld in artikel 131, onderdeel a;

    • c. een sluitend overzicht van de gesaldeerde mutaties in de verslagperiode in het eigen vermogen van de beleggingsmaatschappij of het beheerde vermogen van het beleggingsfonds ten gevolge van en uitgesplitst naar:

      • 1°. inkomsten uit beleggingen;

      • 2°. overige inkomsten;

      • 3°. belastingen;

      • 4°. de bestemming, of voorgestelde bestemming, van het nettoresultaat;

      • 5°. de vermeerdering of vermindering van het eigen vermogen van de beleggingsmaatschappij of van het beheerde vermogen van het beleggingsfonds;

      • 6°. meer- en minderwaarde op beleggingen; en

      • 7°. overige mutaties van de activa en passiva; en

    • d. het bedrag van de verplichtingen onderscheiden naar soort aan het einde van het boekjaar die voortvloeien uit verrichtingen met betrekking tot financiële derivaten en voorzover deze niet reeds in de balans en de winst- en verliesrekening zijn opgenomen.

  • 2 Onverminderd artikel 125, eerste lid, neemt een instelling voor collectieve belegging in effecten in de halfjaarcijfers de gegevens op, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zoals deze luidden aan het einde van de eerste helft van het boekjaar.

Artikel 147

  • 1 Een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet publiceert telkens wanneer zij of haar beheerder rechten van deelneming aanbiedt, verkoopt, inkoopt, of daarop terugbetaalt de koers, de verkoop- onderscheidenlijk inkoopprijs en het bedrag van de terugbetaling op de website van haar beheerder. De Autoriteit Financiële Markten kan op verzoek besluiten dat de instelling voor collectieve belegging in effecten deze bekendmaking eenmaal per maand doet, indien de belangen van de deelnemers daardoor niet worden geschaad.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op instellingen voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in artikel 126, eerste lid.

  • 3 Onverminderd artikel 4:46a van de wet brengt een instelling voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in artikel 126 de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming ten minste tweemaal per week ter kennis van de Autoriteit Financiële Markten en publiceert zij de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming tweemaal per maand op de website van haar beheerder waarbij tussen elk van de tijdstippen van publicatie een periode van ten minste een week ligt.

  • 4 Een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, van de wet verschaft desgevraagd aan een deelnemer gegevens betreffende kwantitatieve begrenzingen die van toepassing zijn op het risicobeheer, de daartoe gekozen methodes en de recente ontwikkeling van de risico’s en rendementen van de voornaamste categorie financiële instrumenten.

Afdeling 10.4. Verzekeringen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:71, vierde lid, van de wet

Artikel 148

  • 2 De schadeverzekeraar meldt de beëindiging van de aanstelling van de schade-afhandelaar binnen twee weken aan de Autoriteit Financiële Markten, onder overlegging van de akte van aanstelling van de opvolger van de schade-afhandelaar, waaruit diens naam, adres en bevoegdheden blijken.

Artikel 149

  • 2 De schadeverzekeraar meldt het overlijden, het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de surséance van betaling, de faillietverklaring, de ontbinding, bedoeld in artikel 19 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de onderbewindstelling van één of meer van de goederen, bedoeld in Titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de ondercuratelestelling van de schade-afhandelaar binnen twee weken aan de Autoriteit Financiële Markten, onder overlegging van de akte van aanstelling van de opvolger van de schade-afhandelaar met ingang van de dag van het overlijden, het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de surséance van betaling, de faillietverklaring, de ontbinding, bedoeld in artikel 19 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de onderbewindstelling van één of meer van de goederen, bedoeld in Titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de ondercuratelestelling. Uit de akte van aanstelling blijken de naam, het adres en de bevoegdheden van de opvolger van de schade-afhandelaar.

Hoofdstuk 11. Aanvullende regels betreffende bemiddelen

Afdeling 11.1. Algemeen

Artikel 150

  • 1 Een aanbieder betaalt aan een bemiddelaar als bedoeld in artikel 4:73, eerste lid, van de wet geen afsluitprovisie die meer bedraagt dan de helft van de som van die afsluitprovisie en de totale doorlopende provisie terzake van de desbetreffende overeenkomst.

  • 2 Een aanbieder betaalt aan een bemiddelaar als bedoeld in het eerste lid de doorlopende provisie evenredig uit gedurende ten minste tien jaar na totstandkoming van de desbetreffende overeenkomst. Indien de looptijd van de overeenkomst korter is dan tien jaar, betaalt de aanbieder de doorlopende provisie evenredig uit gedurende die looptijd.

Artikel 151

Indien een overeenkomst inzake een complex product tijdens de eerste vijf jaar na de totstandkoming vroegtijdig wordt beëindigd, anders dan door overlijden van de verzekerde of anders dan door verkoop van de onroerende zaak waarop het complexe product betrekking heeft, wordt de afsluitprovisie evenredig verminderd.

Afdeling 11.2. Krediet

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:74, tweede en derde lid, van de wet

Artikel 152

Artikel 4:74, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing op:

  • a. overeenkomsten inzake krediet waarvoor bij het aangaan hypothecaire zekerheid wordt verleend of inzake krediet waarvoor reeds hypothecaire zekerheid bestaat, indien het krediet wordt verleend tegen een voor hypothecaire kredieten van de betrokken aanbieder gebruikelijk effectief kredietvergoedingspercentage;

  • b. overeenkomsten inzake krediet, voorzover het krediet wordt aangeboden tegen onderpand van effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, die tot zekerheid dienen voor de terugbetaling van het krediet aan een consument die reeds op het moment van aangaan van de overeenkomst inzake krediet bezitter is van de te verpanden effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, van welk krediet de kredietsom of de kredietlimiet gedurende de looptijd van de overeenkomst inzake het krediet niet hoger is dan zeventig procent van de waarde van de te verpanden effecten, indien het effecten betreffen als bedoeld in onderdeel a van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, dan wel niet hoger is dan tachtig procent van de waarde van de te verpanden effecten, indien het effecten betreffen als bedoeld in onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, en:

    • 1°. die effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt; of

    • 2°. de waarde van die effecten als bedoeld in onderdeel a, dan wel onderdeel b van de definitie van effect in artikel 1:1 van de wet, door middel van een openbare prijsaanduiding voor een ieder kenbaar is.

Artikel 153

  • 1 De artikelen 154 tot en met 158 zijn uitsluitend van toepassing op het verlenen van financiële diensten met betrekking tot consumptief krediet.

  • 2 Het in deze afdeling bepaalde met betrekking tot de verhouding tussen een aanbieder en een bemiddelaar is van overeenkomstige toepassing op de verhouding tussen een bemiddelaar en een onderbemiddelaar.

Artikel 154

Een bemiddelaar heeft slechts aanspraak op provisie ter zake van tot stand gekomen overeenkomsten.

Artikel 155

  • 1 Een bemiddelaar heeft alleen per maand gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake krediet welke door zijn bemiddeling tot stand is gekomen aanspraak op provisie ten bedrage van een percentage van het uitstaand saldo ter zake van die overeenkomst, zoals dat saldo luidt op de laatste dag van de desbetreffende maand.

  • 2 De aanbieder en bemiddelaar kunnen het ter zake van de bemiddeling overeengekomen provisiepercentage, met uitzondering van het provisiepercentage voor reeds tot stand gekomen overeenkomsten inzake krediet, niet zijnde doorlopend krediet, wijzigen, met dien verstande dat:

    • a. een percentage telkens voor een aaneengesloten tijdvak van ten minste een maand wordt overeengekomen; en

    • b. ten aanzien van reeds tot stand gekomen overeenkomsten het percentage telkens eerst na 24 maanden kan worden gewijzigd uitsluitend in het percentage dat tussen de aanbieder en de bemiddelaar voor nieuw af te sluiten overeenkomsten geldt op het tijdstip waarop de wijziging plaatsvindt.

Artikel 156

Een bemiddelaar heeft over de periode waarin een consument ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, geen aanspraak op provisie ter zake van de desbetreffende overeenkomst.

Artikel 157

Artikel 158

  • 1 Een bemiddelaar krijgt geen provisie uitbetaald indien hij uit hoofde van dit besluit geen aanspraak heeft op provisie.

  • 2 Provisie wordt uitsluitend betaald in giraal geld.

Afdeling 11.3. Verzekeringen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:75, tweede lid, van de wet

Artikel 159

  • 1 De beroepsaansprakelijkheidsverzekering, bedoeld in artikel 4:75, eerste lid, van de wet, dekt de aansprakelijkheid van de bemiddelaar wegens fouten, verzuimen of nalatigheden begaan in de uitoefening van diens beroep en voorgevallen op het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is.

  • 2 De beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt gesloten bij:

    • a. een financiële onderneming die voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft voor de branche Algemene aansprakelijkheid; of

    • b. een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat die als schadeverzekeraar haar bedrijf mag uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

Artikel 160

  • 1 Onder een vergelijkbare voorziening als bedoeld in artikel 4:75, eerste lid, van de wet wordt verstaan een onvoorwaardelijke garantstelling voor alle verplichtingen voortvloeiend uit aansprakelijkheid van de bemiddelaar wegens fouten, verzuimen of nalatigheden, begaan in de uitoefening van diens beroep en voorgevallen op het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is.

  • 2 De onvoorwaardelijke garantstelling wordt verstrekt door:

    • a. een financiële onderneming die voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft;

    • b. een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat die als bank haar bedrijf mag uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland; of

    • c. een bank met zetel in de Verenigde Staten van Amerika, Japan, Australië, Canada of Zwitserland die in de staat van haar zetel onder toezicht staat.

Hoofdstuk 12. Aanvullende regels betreffende herverzekeringsbemiddelen

Bepaling ter uitvoering van artikel 4:76, tweede lid, van de wet

Artikel 161

De artikelen 159 en 160 zijn van overeenkomstige toepassing op de beroepsaansprakelijkheidsverzekering en de vergelijkbare voorziening, bedoeld in artikel 4:76, eerste lid, van de wet.

Hoofdstuk 13. Aanvullende regels betreffende optreden als clearinginstelling

Bepaling ter uitvoering van artikel 4:78, eerste lid, van de wet

Artikel 162

  • 1 Een clearinginstelling stelt een cliënt na afloop van elke handelsdag schriftelijk of langs elektronische weg in kennis van de aantallen en waarden van de financiële instrumenten die op zijn naam staan.

  • 2 Indien de waarde van de verplichtingen worden berekend overeenkomstig tussen de clearinginstelling en een cliënt overeengekomen parameters en de waarde van de financiële instrumenten van de cliënt onvoldoende dekking bieden ten opzichte van de door de cliënt aangegane verplichtingen, stelt de clearinginstelling de cliënt daar onverwijld van in kennis.

Hoofdstuk 14. Aanvullende regels betreffende verlenen van beleggingsdiensten

Artikel 163

  • 2 Een beleggingsonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is verstrekt de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 4:85, vierde lid, wat de indeling en inhoud betreft in de vorm waarin deze zijn opgemaakt ingevolge het recht van de staat waar de beleggingsonderneming haar zetel heeft of de internationale jaarrekeningstandaarden.

Artikel 164

  • 1 De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot door een beleggingsonderneming te rapporteren gegevens over door haar verrichte transacties in financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de notering aan een markt in financiële instrumenten.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat.

Artikel 165

De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot:

  • a. de maatregelen ter bescherming van de rechten van de cliënt en ter voorkoming van het gebruik van financiële instrumenten of gelden van de cliënt, bedoeld in artikel 4:87, eerste en tweede lid, van de wet; en

  • b. de wijze waarop de instemming, bedoeld in artikel 4:87, eerste lid, onderdeel b, van de cliënt kan worden verkregen voor gebruik van diens financiële instrumenten voor eigen rekening door de beleggingsonderneming.

Artikel 166

Een vermogensbeheerder die tevens beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland is, belegt in het kader van het beheer van een individueel vermogen de gelden van de cliënt niet geheel of gedeeltelijk in door hem beheerde beleggingsinstellingen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de cliënt.

Artikel 167

De Autoriteit Financiële Markten kan regels stellen met betrekking tot het in artikel 4:88, eerste lid, van de wet bedoelde beleid.

Artikel 168

  • 1 In een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:89, eerste lid, van de wet zijn ten minste bepaald:

    • a. de naar soort onderscheiden diensten die de beleggingsonderneming in het kader van de overeenkomst voor de cliënt zal verrichten;

    • b. een specificatie van de eventuele beperkingen met betrekking tot de markten waarop transacties in financiële instrumenten ten behoeve van de cliënt zullen worden afgewikkeld;

    • c. de naar soort onderscheiden kosten, anders dan de kosten ter zake van een aanbieding van effecten als bedoeld in hoofdstuk 5.1 van de wet, die aan de cliënt in rekening worden gebracht alsmede de aan die kosten ten grondslag liggende berekening;

    • d. de wijze waarop instructies van de cliënt en berichten van de beleggingsonderneming worden verstrekt en geadministreerd;

    • e. de wijze waarop gelden of financiële instrumenten van de cliënt worden verrekend, gedeponeerd en geadministreerd;

    • f. de wijze waarop over de rekeningen van de cliënt kan worden beschikt;

    • g. de regeling van de aansprakelijkheid van de beleggingsonderneming onderscheidenlijk de cliënt uit hoofde van de overeenkomst;

    • h. een verklaring van de cliënt dat hij heeft kennis genomen van de informatie die de beleggingsonderneming krachtens dit besluit aan hem dient te verstrekken en dat hij zich bewust is van de risico’s die aan de belegging zijn verbonden;

    • i. het toepasselijke recht en de wijze van beslechting van geschillen; en

    • j. de omstandigheden waaronder de overeenkomst tussen de beleggingsonderneming en de cliënt een einde neemt, de omstandigheden waaronder de overeenkomst kan worden ontbonden en de wijze waarop op of na de datum van beëindiging nog lopende transacties worden afgewikkeld.

  • 2 Indien de overeenkomst betrekking heeft op individueel vermogensbeheer is daarin tevens bepaald:

    • a. de samenstelling van het beheerde vermogen naar soort financieel instrument en de waarde van het te beheren vermogen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst;

    • b. de doelstellingen van de cliënt ter zake van het vermogensbeheer;

    • c. een specificatie van de eventuele kwalitatieve en kwantitatieve beperkingen ten aanzien van de financiële instrumenten of categorieën van financiële instrumenten waarin mag worden belegd;

    • d. de wijze waarop het beheer wordt gevoerd alsmede de betrokkenheid van de cliënt daarbij, daaronder een regeling van de machtiging aan de beleggingsonderneming; en

    • e. de frequentie van rapportage aan de cliënt.

Hoofdstuk 15. Slotbepalingen

Artikel 170

Tot 1 oktober 2007 is artikel 6 niet van toepassing op financiëledienstverleners die niet bemiddelen in verzekeringen, optreden als gevolmachtigde agent of optreden als ondergevolmachtigde agent, voorzover zij op 1 januari 2006 niet voldeden aan artikel 17 van het Besluit financiële dienstverlening en aannemelijk kunnen maken dat zij vanaf 1 oktober 2007 wel zullen voldoen aan artikel 6.

Artikel 171

  • 2 Een diploma is voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, geldig, indien het diploma:

    • a. vóór 1 januari 2000 is behaald;

    • b. wordt genoemd in de eerste kolom van bijlage F, en is afgegeven door een in de tweede kolom genoemde instelling, voor de eindtermen, bedoeld in de derde kolom van de tabel; en

    • c. wordt gehouden door een persoon die in de periode van 1 januari 2000 tot 1 januari 2006 ten minste drie jaar relevante werkervaring heeft opgedaan.

  • 4 Onze Minister kan in aanvulling op het eerste en tweede lid bij ministeriële regeling een ander diploma aanwijzen als geldig diploma, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a. Indien een op grond van de vorige volzin aangewezen diploma is behaald voor 1 januari 2000 is het slechts geldig indien de houder van het diploma in de periode van 1 januari 2000 tot 1 januari 2006 ten minste drie jaar relevante werkervaring heeft opgedaan.

  • 5 De instellingen, genoemd in de tweede kolom van bijlage F beschikken van rechtswege over een erkenning als bedoeld in artikel 9 voor het afgeven van diploma’s genoemd in de eerste kolom. Onverminderd het eerste en tweede lid, is een diploma als genoemd in de eerste kolom van bijlage F dat wordt afgegeven na 1 januari 2006, slechts geldig voor de toepassing van 6, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, indien de in de tweede kolom genoemde instelling op het moment van het afgeven van het diploma over een erkenning beschikt.

Artikel 172

Artikel 28, tweede lid, is niet van toepassing ten aanzien van personen die zich op 1 januari 2006 reeds onder de verantwoordelijkheid van de financiëledienstverlener, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, rechtstreeks bezighielden met het verlenen van financiële diensten.

Artikel 173

Tot 1 april 2007 is artikel 52, vijfde lid, niet van toepassing op financiële ondernemingen voorzover zij:

  • a. onverminderd artikel 65, eerste lid, aan de consument of, indien het een recht van deelneming in een beleggingsinstelling betreft, cliënt een financiële bijsluiter verstrekken voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst;

  • b. in de informatie die zij aan de consument of, indien het een recht van deelneming in een beleggingsinstelling betreft, cliënt verstrekken over het complexe product geen financiële bijsluiter opnemen die is opgesteld op grond van het Besluit financiële bijsluiter, zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit financiële dienstverlening; en

  • c. de consument adequaat schriftelijk informeren over de verschillen tussen de berekening van de rendementen, kosten en risico’s ten behoeve van de financiële bijsluiter, bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdelen c en g, onderscheidenlijk tweede lid, onderdelen d en f, en de berekeningen die ten grondslag liggen aan de overige informatie die zij aan de consument of, indien het een recht van deelneming in een belegginginstelling betreft, cliënt verstrekken.

Artikel 174

  • 1 De artikelen 150 en 151 zijn uitsluitend van toepassing op overeenkomsten aangegaan na inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 In afwijking van artikel 150, eerste lid, betaalt een aanbieder aan bemiddelaar ter zake van overeenkomsten die voor 1 januari 2008 zijn aangegaan geen afsluitprovisie die meer bedraagt dan tachtig procent van de som van die afsluitprovisie en de doorlopende provisie ter zake van de desbetreffende overeenkomst. Voor overeenkomsten die vanaf 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 en vanaf 1 januari 2009 tot 31 december 2009 worden aangegaan bedraagt het in de vorige volzin benoemde percentage zeventig onderscheidenlijk zestig.

Artikel 175

De artikelen 153 tot en met 157 zijn niet van toepassing op overeenkomsten inzake krediet, niet zijnde doorlopend krediet, die zijn afgesloten voor 1 januari 1992.

Artikel 177

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 178

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Financiën

,

G. Zalm

Uitgegeven de tweede november 2006

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage A. behorend bij artikel 1, onderdeel dd

  • 1. Bij de berekening van de theoretische looptijd van doorlopend krediet wordt ervan uitgegaan dat:

    • a. de overeenkomst inzake krediet overeenkomstig de bij het aangaan van de overeenkomst inzake het krediet vastgestelde hoogte en lengte van het termijnbedrag wordt afgewikkeld;

    • b. geen wijzigingen optreden in de kredietvergoeding, tenzij het wijzigingen betreft waarvan de omvang bij het aangaan van de overeenkomst inzake krediet is vastgesteld;

    • c. het uitstaand saldo op het tijdstip waarop door de aanbieder van krediet een geldsom ter beschikking wordt gesteld onderscheidenlijk met het verschaffen van het genot van een roerende zaak of een effect of het verlenen van een dienst een aanvang wordt gemaakt, gelijk is aan de kredietlimiet; en

    • d. het uitstaand saldo niet toeneemt anders dan uit hoofde van het in rekening brengen van kredietvergoeding.

  • 2. Bij overeenkomsten inzake doorlopend krediet waarbij het kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn, de betalingstermijn en het termijnbedrag, met uitzondering van het laatste termijnbedrag, gelijk blijven, bedraagt de theoretische looptijd n betalingstermijnen, waarbij n de uitkomst is van de volgende formule:

    (log T – log (T – im.K)) / log (1 + im)

    In deze formule is:

    • T: het termijnbedrag;

    • im: het honderdste deel van het kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn;

    • m: het aantal betalingstermijnen per jaar;

    • K: de kredietlimiet.

  • 3. Bij overeenkomsten inzake doorlopend krediet die niet voldoen aan de in het tweede lid genoemde kenmerken wordt de theoretische looptijd berekend als de som van de lengten van de betalingstermijnen die verstrijken alvorens het uitstaand saldo tot nihil is teruggebracht.

  • 4. Bij de bepaling van de theoretische looptijd wordt het aantal betalingstermijnen op een geheel getal naar boven afgerond.

Bijlage B. behorend bij artikel 5

1. Basismodule vakbekwaamheid

1.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden de eindtermen genoemd in de onderdelen 1.2 tot en met 1.7.

1.2. De personen zijn in staat:

  • a. de begrippen consument, cliënt, producent, sparen, ontsparen en lenen aan de hand van een eenvoudige economische kringloop uit te leggen;

  • b. eenvoudige financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) voor een consumentenhuishouding op te stellen;

  • c. eenvoudige financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) voor een consumentenhuishouding voor een moment in de toekomst, rekening houdend met het levensfasemodel op te stellen;

  • d. een eenvoudig vermogensplan voor een consument of cliënt op basis van de huidige en toekomstige financiële positie op te stellen;

  • e. aan te geven welke risico’s de consument of cliënt loopt ten aanzien van bezit, vermogen, inkomen en overlijden en welke maatregelen hiervoor getroffen moeten worden;

  • f. informatiebronnen die gericht zijn op de consument of cliënt te noemen;

  • g. uit te leggen waarom prudentieel toezicht en gedragstoezicht op de financiële markten nodig is om de consument of cliënt te beschermen en vertrouwen in de financiële sector te geven;

  • h. aan te geven welke klachtenregelingen en buitengerechtelijke geschillenbeslechtingregelingen voor de consument of cliënt van toepassing zijn;

  • i. de juridische positie van een consument of cliënt te inventariseren en omschrijven; en

  • j. de fiscale positie van een consument of cliënt te inventariseren en omschrijven.

1.3. De personen zijn in staat met betrekking tot het aanbieden van:

  • a. betaal- en spaarrekeningen met inbegrip van de daaraan verbonden betaal- en spaarfaciliteiten:

    • 1°. de rol en de taken van de aanbieder in het chartale en girale betalingsverkeer te beschrijven; en

    • 2°. de rol en de taken van de aanbieder bij het aantrekken van spaargeld te beschrijven;

  • b. krediet:

    • 1°. de rol en de taken van de aanbieder bij het verstrekken van consumptief en hypothecair krediet te beschrijven;

    • 2°. de advies- en bemiddelingstaken van de aanbieder van krediet te beschrijven; en

    • 3°. aan te geven waar de aanbieder van krediet voor eigen rekening en risico opereert en welke risico’s de aanbieder van krediet daarbij loopt;

  • c. verzekeringen:

    • 1°. de risico’s vast te stellen die de cliënt kan lopen;

    • 2°. de rol en taken van de aanbieder te beschrijven met betrekking tot het afdekken van de financiële gevolgen van risico’s die de cliënt kan lopen;

    • 3°. het principe van verzekeren uit te leggen;

    • 4°. uit te leggen hoe de verzekeringsovereenkomst tot stand komt;

    • 5°. de hoofdlijnen van het verzekeringsrecht te beschrijven;

    • 6°. de structuur van de verzekeringssector uit te leggen; en

    • 7°. uit te leggen wanneer de verzekeringsovereenkomst wordt beëindigd; en

  • d. effecten, de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen en beleggingsobjecten:

    • 1°. de rol van beleggingsinstellingen te beschrijven;

    • 2°. de kenmerken van beleggingsmaatschappijen en beleggingsfondsen te noemen;

    • 3°. vijf beleggingscategorieën te noemen en toe te lichten;

    • 4°. te motiveren waarom beleggen in een beleggingsinstelling voor de consument geschikter kan zijn dan beleggen in afzonderlijke fondsen; en

    • 5°. de kenmerken van giraal beleggen (beleggingsrekening) te benoemen en aan te geven welk verschil er is met beleggen via / in een beleggingsmaatschappij en een beleggingsfonds.

1.4. De personen zijn in staat met betrekking tot het bemiddelen in financiële producten:

  • a. het verschil tussen rechtstreekse verkoop door de aanbieder en verkoop via een onafhankelijk distributiekanaal uit te leggen;

  • b. de werkzaamheden die de bemiddelaar kan verrichten voor de consument of cliënt, te beschrijven;

  • c. de gebieden waarop bemiddelaars actief zijn voor producten van een bank, verzekeraar, pensioenfonds en institutionele beleggers te noemen;

  • d. de verschillende soorten bemiddelaars te omschrijven; en

  • e. de activiteiten van andere bemiddelaars te beschrijven.

1.5. De personen zijn in staat de schakels tussen uitgevende instellingen en eindbelegger in het kader van het verlenen van beleggingsdiensten te beschrijven.

1.6. De personen zijn in staat met betrekking tot het verlenen van financiële diensten inzake:

  • a. betaalrekeningen met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten:

    • 1°. te beschrijven hoe een betaalrekening geopend wordt en waarop in het bijzonder gelet moet worden;

    • 2°. aan te geven hoe geld omgezet wordt in een andere vorm en waarop in het bijzonder gelet moet worden;

    • 3°. producten voor toonbankbetaling en girale betalingen te beschrijven;

    • 4°. toe te lichten op welke punten de koop op afstand afwijkt van koop in de directe aanwezigheid van de financiële onderneming; en

    • 5°. uit te leggen wat een money transfer is en waarom het ministerie van Justitie dit product nauwlettend observeert;

  • b. krediet:

    • 1°. uit te leggen wat een consumptief krediet is, in welke situaties het product geschikt is en welke factoren een rol spelen bij het verlenen van het krediet;

    • 2°. uit te leggen wat een hypothecair krediet is, in welke situaties het geschikt is en welke factoren een rol spelen bij het verlenen van het krediet; en

    • 3°. de belangrijkste hypotheekvormen en rentecondities te omschrijven;

  • c. spaarrekeningen met inbegrip van daaraan verbonden spaarfaciliteiten, financiële instrumenten en beleggingsobjecten:

    • 1°. spaarproducten waarbij het tegoed direct opneembaar is te beschrijven;

    • 2°. spaarproducten waarbij een looptijd wordt afgesproken te beschrijven; en

    • 3°. de meest gangbare beleggingsobjecten te beschrijven; en

  • d. verzekeringen:

    • 1°. de producten waarmee de risico’s kunnen worden verzekerd die betrekking hebben op het bezit te beschrijven;

    • 2°. de producten waarmee de risico’s kunnen worden verzekerd die betrekking hebben op verkeer, aansprakelijkheid en rechtsbijstand, inkomen en arbeidsongeschiktheid te beschrijven; en

    • 3°. de producten waarmee de risico’s kunnen worden verzekerd die betrekking hebben op het leven, de dood en de gezondheid en zorg te beschrijven.

1.7. De personen zijn in staat met betrekking tot:

  • a. de regulering van de financiële sector in algemene zin:

    • 1°. de voorwaarden voor een rechtsgeldige financiële overeenkomst te noemen;

    • 2°. toe te lichten waarom de overheid zorgplichten wettelijk regelt, welk type regels hierbij gebruikt worden en op wie deze van toepassing zijn;

    • 3°. de inhoud van de verschillende type regels te schetsen;

    • 4°. het werkgebied en de taken van de financiële toezichthouders te omschrijven; en

    • 5°. de collectieve garantieregeling te omschrijven;

  • b. het Deel Gedragtoezicht financiële ondernemingen van de wet:

  • c. het toezicht op gedragsaspecten:

    • 1°. de eisen waaraan financiële ondernemingen moeten voldoen te noemen; en

    • 2°. te beschrijven hoe en op welke punten de Autoriteit Financiële Markten toezicht uitoefent op financiële ondernemingen.

2. Hypothecair krediet

2.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden, met betrekking tot hypothecair krediet, de eindtermen genoemd in de onderdelen 2.2 tot en met 2.4.

2.2. De personen zijn in staat met betrekking tot hypothecair krediet:

  • a. ten behoeve van een juist en verantwoord advies de kredietbehoefte van de consument vast te stellen in termen van wensen en mogelijkheden, mede op basis van diens toekomstige situatie;

  • b. de benodigde informatie te verzamelen en te beschrijven zodat alle relevante aspecten mee kunnen worden genomen in het advies;

  • c. (globaal) de structuur en werking van de woning- en hypotheekmarkt te verduidelijken, inclusief de afweging kopen versus huren; en

  • d. rekening te houden met de rol en functie van overige partijen die bij het koopproces van de woning betrokken kunnen zijn (makelaar, notaris), teneinde de consument hieromtrent duidelijkheid te kunnen verschaffen.

2.3. De personen zijn in staat met betrekking tot het bemiddelen in en adviseren over hypothecair krediet:

  • a. de consument te informeren over het juridisch kader van koop en eigendomsverkrijging met betrekking tot onroerende zaken en de regelgeving terzake correct toe te passen;

  • b. de wettelijke regels rondom de meest relevante zakelijke zekerheids- en genotsrechten toe te passen en de consument dienovereenkomstig te informeren en adviseren;

  • c. de wettelijke regels met betrekking tot de financiële dienst alsmede de voorschriften ingevolge zelfregulering toe te passen zodat voldaan wordt aan deze eisen;

  • d. de normen en voorwaarden van de Nationale Hypotheek Garantie in een concrete situatie correct toe te passen zodat de consument van deze mogelijkheid gebruik kan maken;

  • e. op basis van de beschikbare informatie te bepalen welke aflossingsconstructie aansluit op de gegeven situatie zodat de consument tot een gerichte keuze kan komen;

  • f. het beleggingsrisico bij de voor aflossing bestemde vermogensopbouw in kaart te brengen zodat een juiste afstemming op het cliëntenprofiel wordt bereikt;

  • g. het overlijdensrisico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet gekoppelde overlijdensrisicoverzekering(en);

  • h. het aspect van kapitaalverzekering in de voor de aflossing bestemde vermogensopbouw en cliëntenprofiel in kaart te brengen en in een correct advies over het krediet te betrekken;

  • i. de betekenis van de relevante schadeverzekeringen (opstal, inboedel) aan de consument duidelijk te maken en deze eventueel in het hypotheekadvies meenemen;

  • j. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico in het kader van de hypothecaire financiering uit te leggen en het risico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • k. de betekenis van de relevante kapitaalverzekeringen aan de consument duidelijk te maken en deze eventueel in het hypotheekadvies mee te nemen;

  • l. bijzondere hypotheekconstructies (overbrugging, depot, bankgarantie) aan de consument toe te lichten en in voorkomende gevallen toe te passen;

  • m. te bepalen welke (extra) zekerheden vereist zijn teneinde de gevolgen hiervan voor de consument duidelijk te maken;

  • n. de fiscale gevolgen van de aankoop van de (eigen) woning of ander bestedingsobject, alsmede van de hypothecaire financiering daarvan, te berekenen zodat de bruto en netto (woon)lasten kunnen worden vastgesteld;

  • o. het verloop van de bruto- en nettolasten in de tijd weer te geven zodat deze voor de consument inzichtelijk worden;

  • p. op hoofdlijnen de consument te informeren over de schenkings- en successierechtelijke gevolgen van de voorgenomen financiering;

  • q. het rentetarief te verklaren opdat consument dit kan plaatsen ten opzichte van andere hypotheekvormen;

  • r. een aanvraag vooraf te beoordelen zodat een inschatting terzake acceptatie kan worden gemaakt;

  • s. met de consument een aanvraagformulier voor een hypotheekofferte in te vullen, danwel een reeds ingevuld formulier te controleren;

  • t. de consument duidelijk te maken hoe het aanvraagproces verloopt;

  • u. de door de aanbieder uitgebrachte hypotheekofferte te interpreteren en de consument dienovereenkomstig te informeren zodat deze de juiste afweging kan maken bij het accepteren van de offerte; en

  • v. de hypotheekakte en andere relevante stukken te interpreteren en vragen van de consument hierover te beantwoorden.

2.4. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst inzake hypothecair krediet:

  • a. in een situatie van extra aflossing, op basis van de beschikbare gegevens, de te betalen kredietvergoeding te berekenen;

  • b. op grond van signalen of periodieke revisie in te schatten of aanpassing van het krediet wenselijk is;

  • c. de belangrijkste begrippen uit het kredietbeheer te benoemen zodat in voorkomende gevallen de consument hierover kan worden geïnformeerd; en

  • d. de mogelijke consequenties van non-betaling te benoemen en de consument daarover te informeren.

2.5. De personen zijn in staat met betrekking tot financiële instrumenten:

  • a. uit te leggen aan de consument waarom het voor een goed beleggingsadvies belangrijk is een risicoprofiel te maken;

  • b. de voor het risicoprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring en doelstellingen van de consument te verzamelen;

  • c. de risicotolerantie van de consument in kaart te brengen;

  • d. op basis van de verzamelde informatie vast te stellen welk risicoprofiel op dit moment past bij de consument en te onderbouwen waarom hij tot dit profiel gekomen is; en

  • e. vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van de consument, en indien van toepassing door te verwijzen naar een ander type adviseur.

2.6. De personen zijn in staat met betrekking tot de totstandkoming van transacties van financiële instrumenten:

  • a. overeenstemming te bereiken met de consument, inclusief ondertekening door de consument, over het risicoprofiel;

  • b. aan de consument uit te kunnen leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie die wordt gegeven bij de strategische asset allocaties en wat dat voor hem betekent;

  • c. uit te kunnen leggen op welke veronderstellingen de strategische asset allocaties zijn gebaseerd en kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde risico- en rendementinformatie;

  • d. in overleg met de consument vast te stellen welke strategische asset allocatie die de diverse aanbieders hanteren, past bij het gekozen risicoprofiel;

  • e. uit te kunnen leggen waarom de gemaakte keuze een momentopname is en waarom het belangrijk is periodiek deze keuze te heroverwegen;

  • f. uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd;

  • g. de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen;

  • h. uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn;

  • i. uit te leggen in welke objecten of financiële instrumenten beleggingsinstellingen beleggen, en wat de kenmerken en risico’s zijn van deze producten;

  • j. de informatie over de invloed van de economische omgeving op de beleggingsportefeuille, die de beleggingsinstellingen bij deze producten geven, aan de consument uit te leggen;

  • k. een concreet advies te geven over welke modelportefeuille (al dan niet in combinatie met andere producten) het beste aansluit bij het risicoprofiel en de wensen van de consument;

  • l. de kenmerken en risico’s van financiële producten uit te leggen, waaronder, doch niet uitsluitend, het risico dat de consument tijdens of aan het einde van de looptijd een bijstorting moet doen of een restschuld overhoudt;

  • m. financiële producten met elkaar te vergelijken en bepalen of deze producten geschikt zijn voor een specifieke consument.

2.7. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst inzake financiële instrumenten:

  • a. alle vereiste gegevens op de juiste manier vast te leggen in het klantdossier zodat ten minste aan de regels van de externe toezichthouder is voldaan;

  • b. vast te stellen of bijsturing van de portefeuille nodig is, gegeven het eerder vastgestelde risicoprofiel;

  • c. (tijdens mutatiemomenten) te signaleren of er wijzigingen in het risicoprofiel of in de omgeving zijn waardoor bijstelling van de strategische asset allocatie wenselijk is; en

  • d. deze benodigde wijzigingen te vertalen in een concreet advies over aanpassing van de strategische asset allocatie.

3. Consumptief krediet

3.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden met betrekking tot consumptief krediet de eindtermen genoemd in de onderdelen 3.2 tot en met 3.4.

3.2. De personen zijn in staat met betrekking tot consumptief krediet:

  • a. ten behoeve van een juist en verantwoord advies de kredietbehoefte van de consument vast te stellen in termen van wensen en mogelijkheden, mede op basis van diens toekomstige situatie;

  • b. te bepalen of voor het realiseren van het financieringsdoel alternatieve oplossingen mogelijk zijn; en

  • c. de benodigde informatie te verzamelen om alle relevante aspecten te kunnen meenemen in het advies.

3.3. De personen zijn in staat met betrekking tot het bemiddelen in en adviseren over consumptief krediet:

  • a. de wettelijke regels met betrekking tot de financiële dienst alsmede de voorschriften ingevolge zelfregulering toe te passen;

  • b. op basis van de beschikbare informatie te bepalen welke kredietvorm aansluit op de gegeven situatie;

  • c. te bepalen welke (extra) zekerheden vereist en de gevolgen hiervan voor de consument duidelijk maken;

  • d. de regels ten aanzien van beschikkingsbevoegdheid toe te passen;

  • e. invulling te geven aan de variabele looptijd en het termijnbedrag zodat de (maand)lasten bij de gevraagde kredietsom voor de consument inzichtelijk worden;

  • f. de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel in te schatten zodat de bruto- en nettolasten op de juiste wijze kunnen worden berekend, ook in geval van een krediet bestemd voor de eigen woning;

  • g. de consument te informeren over de relevante krediettechnische aspecten;

  • h. het rentetarief en eventuele andere kosten te verklaren zodat de consument dit kan plaatsen ten opzichte van andere kredietproducten;

  • i. een aanvraag vooraf te beoordelen zodat een inschatting ter zake de acceptatie kan worden gemaakt;

  • j. met de consument een aanvraagformulier voor een consumptief krediet in te vullen, dan wel een reeds ingevuld formulier te controleren;

  • k. de consument duidelijk te maken hoe het aanvraagproces verloopt;

  • l. het resultaat van de kredietaanvraag naar de consument terug te koppelen waarbij inzicht wordt verschaft in de afwegingen die bij de beoordeling een rol hebben gespeeld;

  • m. de kredietovereenkomst en andere relevante stukken te interpreteren en vragen van de consument hierover te beantwoorden; en

  • n. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico in het kader van de kredietovereenkomst uit te leggen en het risico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering.

3.4. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst inzake consumptief krediet:

  • a. op grond van signalen of periodieke revisie in te schatten of aanpassing van het krediet wenselijk is zodat de verstrekking ook op langere termijn passend is;

  • b. de belangrijkste begrippen uit het kredietbeheer toe te lichten zodat in voorkomende gevallen de consument hierover kan worden geïnformeerd;

  • c. in een situatie van extra aflossing op basis van de beschikbare gegevens de renterestitutie en administratiekosten voor de consument te berekenen;

  • d. de consument duidelijk te maken hoe en wanneer vertragingsrente in rekening wordt gebracht; en

  • e. de consument te informeren over de mogelijke consequenties van non-betaling.

4. Schadeverzekeringen

4.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden met betrekking tot schadeverzekeringen de eindtermen genoemd in de onderdelen 4.2 tot en met 4.5.

4.2. De personen zijn in staat met betrekking tot schadeverzekeringen inzake bezit, verkeer, transport, aansprakelijkheid en rechtsbijstand, inkomen en arbeidsongeschiktheid en gezondheid en zorg, hierna te noemen: «de schadeverzekeringen»:

  • a. de behoefte en risico’s te inventariseren en interpreteren ten behoeve van de advisering van de cliënt;

  • b. de preventiemaatregelen te inventariseren en interpreteren ten behoeve van de advisering van de cliënt;

  • c. de mogelijke preventiemaatregelen te verduidelijken, ten behoeve van de advisering van de cliënt;

  • d. de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren ten behoeve van de advisering van de cliënt; en

  • e. de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden te vergelijken ten behoeve van de advisering van de cliënt.

4.3. De personen zijn in staat, met betrekking tot het bemiddelen in en adviseren over de schadeverzekeringen:

  • a. de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen te verduidelijken;

  • b. de premie te berekenen met behulp van de beschikbare informatie;

  • c. met de cliënt op correcte wijze een aanvraagformulier in te vullen;

  • d. een ingevuld aanvraagformulier op juistheid te controleren; en

  • e. op correcte wijze een aanvraag te verzenden.

4.4. De personen zijn in staat, met betrekking tot beheer en mutatie van de overeenkomst inzake de schadeverzekeringen:

  • a. de cliënt tijdig te informeren over de acceptatiebeslissing en deze, en overige informatie vast te leggen;

  • b. de polisdocumenten en overige informatie op juistheid te controleren, te verzenden aan de cliënt en vast te leggen;

  • c. het advies te wijzigen, om aan te sluiten bij de gewijzigde persoonlijke situatie van de cliënt; en

  • d. de gewenste wijzigingen op een bestaande schadeverzekering te verzenden aan de verzekeraar en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en vast te leggen.

4.5. De personen zijn in staat, met betrekking tot schadeverzekeringen bij een mogelijke aanspraak/vordering:

  • a. de cliënt te adviseren en diens belangen te bewaken in de contacten met de verzekeraar;

  • b. de cliënt te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken om;

  • c. eventueel een onafhankelijke deskundige in te schakelen;

  • d. eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken te verduidelijken aan de cliënt;

  • e. met de cliënt op correcte wijze een meldingsformulier in te vullen;

  • f. een ingevuld meldingsformulier op juistheid te controleren; en

  • g. op correcte wijze het meldingsformulier en overige informatie te verzenden aan de verzekeraar.

5. Levensverzekeringen

5.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden met betrekking tot levensverzekeringen de eindtermen genoemd in de onderdelen 5.2 tot en met 5.8.

5.2. De personen zijn in staat:

  • a. de behoefte, risico’s en (toekomstige) aanspraken op het gebied van levensverzekeringen te inventariseren en interpreteren;

  • b. de (toekomstige) financiële positie van de cliënt te inventariseren;

  • c. alternatieve oplossingen te inventariseren voor het realiseren van de zekerheidsbehoefte; en

  • d. de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren en te vergelijken.

5.3. De personen zijn in staat met betrekking tot bemiddelen in en adviseren over levensverzekeringen:

  • a. een (aanvullende) levensverzekering te adviseren, om te komen tot een gerichte keuze en aanvraag;

  • b. de mogelijke vormen en wettelijke (fiscale) gevolgen te verduidelijken, ten behoeve van de advisering van de cliënt;

  • c. de mogelijke voorwaarden en risico’s van deze verzekeringen te verduidelijken

  • d. de mogelijkheden op een (aanvullende) levensverzekeringen te verduidelijken bij een minder goede gezondheid;

  • e. de premie of koopsom voor een (aanvullende) verzekering te berekenen en te verduidelijken met behulp van de beschikbare informatie;

  • f. met de cliënt op correcte wijze een aanvraagformulier inclusief overige bescheiden voor een (aanvullende) verzekering in te vullen;

  • g. een ingevuld aanvraagformulier inclusief overige bescheiden op juistheid te controleren;

  • h. op correcte wijze een aanvraag inclusief overige bescheiden te verzenden;

  • i. de cliënt te informeren over de mogelijkheid dat een aanvraag voor een (aanvullende) verzekering niet (zonder beperkingen) zal worden geaccepteerd; en

  • j. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico uit te leggen en het risico te vertalen in een correct advies over de aan levensverzekering gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering.

5.4. De personen zijn in staat met betrekking beheer en mutatie van de overeenkomst inzake levensverzekeringen:

  • a. de cliënt tijdig te informeren over de acceptatiebeslissing voor een (aanvullende) levensverzekering en deze en overige informatie te vast te leggen;

  • b. de polisdocumenten en overige informatie op juistheid te controleren, te verzenden aan de cliënt, en te vast te leggen;

  • c. het advies voor een bestaande (aanvullende) verzekering te wijzigen, om aan te sluiten bij de gewijzigde persoonlijke situatie van de cliënt en te komen tot een aanpassing van de verzekering;

  • d. de consument te informeren over wijzigingen, wijzigingsmogelijkheden en hun gevolgen voor een bestaande verzekering; en

  • e. de gewenste wijzigingen van een bestaande (aanvullende) verzekering te verzenden aan de verzekeraar en na acceptatie en ontvangst te controleren en vast te leggen.

5.5. De personen zijn in staat bij een mogelijke aanspraak/vordering op een bestaande (aanvullende) levensverzekering:

  • a. de cliënt te adviseren en diens belangen te bewaken in de contacten met de verzekeraar;

  • b. de cliënt te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;

  • c. eventueel een onafhankelijke deskundige in te schakelen;

  • d. de gevolgen van niet-premiebetaling en eventuele niet-toegestane aanspraken te verduidelijken aan de cliënt;

  • e. met de cliënt op correcte wijze een meldingsformulier in te vullen;

  • f. een ingevuld meldingsformulier op juistheid te controleren; en

  • g. op correcte wijze het meldingsformulier en overige informatie te verzenden.

5.6. De personen zijn in staat met betrekking tot financiële instrumenten:

  • a. uit te leggen aan de consument waarom het voor een goed beleggingsadvies belangrijk is een risicoprofiel te maken;

  • b. de voor het risicoprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring en doelstellingen van de consument te verzamelen;

  • c. de risicotolerantie van de consument in kaart te brengen;

  • d. op basis van de verzamelde informatie vast te stellen welk risicoprofiel op dit moment past bij de consument en te onderbouwen waarom hij tot dit profiel gekomen is; en

  • e. vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van de consument, en indien van toepassing door te verwijzen naar een ander type adviseur.

5.7. De personen zijn in staat met betrekking tot de totstandkoming van transacties van financiële instrumenten:

  • a. overeenstemming te bereiken met de consument, inclusief ondertekening door de consument, over het risicoprofiel;

  • b. aan de consument uit te kunnen leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie die wordt gegeven bij de strategische asset allocaties en wat dat voor hem betekent;

  • c. uit te kunnen leggen op welke veronderstellingen de strategische asset allocaties zijn gebaseerd en kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde risico- en rendementinformatie;

  • d. in overleg met de consument vast te stellen welke strategische asset allocatie die de diverse aanbieders hanteren, past bij het gekozen risicoprofiel;

  • e. uit te kunnen leggen waarom de gemaakte keuze een momentopname is en waarom het belangrijk is periodiek deze keuze te heroverwegen;

  • f. uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd;

  • g. de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen;

  • h. uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn;

  • i. uit te leggen in welke objecten of financiële instrumenten beleggingsinstellingen beleggen, en wat de kenmerken en risico’s zijn van deze producten;

  • j. de informatie over de invloed van de economische omgeving op de beleggingsportefeuille, die de beleggingsinstellingen bij deze producten geven, aan de consument uit te leggen;

  • k. een concreet advies te geven over welke modelportefeuille (al dan niet in combinatie met andere producten) het beste aansluit bij het risicoprofiel en de wensen van de consument;

  • l. de kenmerken en risico’s van financiële producten uit te leggen, waaronder, doch niet uitsluitend, het risico dat de consument tijdens of aan het einde van de looptijd een bijstorting moet doen of een restschuld overhoudt;

  • m. financiële producten met elkaar te vergelijken en bepalen of deze producten geschikt zijn voor een specifieke consument.

5.8. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst inzake financiële instrumenten:

  • a. alle vereiste gegevens op de juiste manier vast te leggen in het klantdossier zodat ten minste aan de regels van de externe toezichthouder is voldaan;

  • b. vast te stellen of bijsturing van de portefeuille nodig is, gegeven het eerder vastgestelde risicoprofiel;

  • c. (tijdens mutatiemomenten) te signaleren of er wijzigingen in het risicoprofiel of in de omgeving zijn waardoor bijstelling van de strategische asset allocatie wenselijk is; en

  • d. deze benodigde wijzigingen te vertalen in een concreet advies over aanpassing van de strategische asset allocatie.

6. Volmacht

6.1.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden voor de personen, werkzaam bij een gevolmachtigde agent inzake schadeverzekeringen de eindtermen genoemd in 6.2 tot en met 6.5 en 6.7 tot en met 6.9.

6.1.2. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden voor de personen, werkzaam bij een gevolmachtigde agent inzake levensverzekeringen de eindtermen genoemd in 6.2, 6.6 en 6.7 tot en met 6.9.

6.2. De personen beschikken over:

  • a. grondige kennis van het algemene verzekeringsrecht en de toepassing daarvan;

  • b. grondige kennis van algemene verzekeringstechniek en algemene polisbepalingen en de toepassing daarvan;

  • c. kennis van het stelsel van sociale zekerheid;

  • d. kennis van het algemeen burgerlijk recht en de wijze waarop een civiele procedure en een strafproces verlopen;

  • e. kennis van het verbintenissenrecht;

  • f. globale kennis van de belastingwetgeving;

  • g. globale kennis van herverzekering en reserveren;

  • h. globale kennis van preventiemaatregelen;

  • i. grondige kennis van de bedrijfsorganisaties, de belangenverenigingen en de samenwerkingsverbanden;

  • j. kennis van het wettelijk toezicht en eventuele zelfregulering;

  • k. kennis van de rechtspositie van de bemiddelaar; en

  • l. kennis van gedragsregels voor verzekeraars en bemiddelaars.

6.3. De personen beschikken met betrekking tot brandverzekeringen over:

  • a. globale kennis van de brandverzekeringsmarkt;

  • b. grondige kennis van de verschillende vormen van brandverzekering en de toepassing daarvan;

  • c. grondige kennis van de uitgebreide gevarenverzekeringen en de toepassing daarvan;

  • d. kennis van risicofactoren en preventiemaatregelen;

  • e. kennis van de belangrijkste tariefovereenkomsten en calculatiemodellen; en

  • f. kennis van de wijze van schaderegeling.

6.4. De personen beschikken met betrekking tot transportverzekeringen over:

  • a. kennis van leverings- en vervoerscondities;

  • b. globale kennis van het vervoersrecht;

  • c. grondige kennis van de verschillende vormen van goederentransportverzekering en de toepassing daarvan;

  • d. grondige kennis van de verzekering van landmateriaal;

  • e. globale kennis van transportverzekeringen op andere dan Nederlandse condities;

  • f. grondige kennis van de pleziervaartuigverzekering; en

  • g. kennis van de wijze van schaderegeling.

6.5. De personen beschikken met betrekking tot variaverzekeringen over:

  • a. kennis van de sociale verzekeringen voor zover relevant voor de particuliere medische variaverzekering;

  • b. grondige kennis van de ziektekosten-, de ongevallen- en de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de toepassing daarvan;

  • c. grondige kennis van het aansprakelijkheidsrecht en wettelijke verplichtingen voor aansprakelijkheidsverzekeringen;

  • d. grondige kennis van de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren en bedrijven en de toepassing daarvan;

  • e. kennis van andere algemene aansprakelijkheidsverzekeringen;

  • f. grondige kennis van motorrijtuigverzekeringen en de toepassing daarvan;

  • g. kennis van andere vormen van variaverzekering; en

  • h. kennis van de wijze van schaderegeling.

6.6. De personen beschikken met betrekking tot levensverzekeringen over:

  • a. kennis van de sociale verzekeringen voorzover relevant voor de levensverzekering;

  • b. kennis van de grondslagen en begrippen bij levensverzekering;

  • c. grondige kennis van de belangrijkste vormen van levensverzekering en de toepassing daarvan;

  • d. grondige kennis van de uit een levensverzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten;

  • e. kennis van de belastingwetgeving voorzover relevant voor de levensverzekering;

  • f. kennis van de wet en regelgeving ten aanzien van pensioenen; en

  • g. kennis van het huwelijksvermogensrecht, het erfrecht en het faillissementsrecht voorzover relevant voor de levensverzekering.

6.7. De personen beschikken over:

  • a. grondige kennis van de structuur van het verzekeringsbedrijf en de bedrijfskolom;

  • b. grondige kennis van de verschillende organisaties en samenwerkingsvormen in het provinciale bedrijf en het beursbedrijf;

  • c. globale kennis van de interne organisatie van het bedrijf van de verzekeraar;

  • d. globale kennis van het financiële beheer en de opbouw en betekenis van de jaarrekening; en

  • e. kennis van de verschillende rechtsvormen en de belangrijkste juridische en fiscale consequenties daarvan.

6.8. De personen beschikken met betrekking tot verzekeringstechniek over:

  • a. grondige kennis van algemene aspecten van risicobeoordeling en acceptatietechniek bij schade- en levensverzekering;

  • b. grondige kennis van het redigeren van polisvoorwaarden en clausules en het kunnen toepassen daarvan;

  • c. grondige kennis van algemene aspecten van schaderegeling en van de regeling van uitkeringen bij levensverzekering en het kunnen toepassing daarvan;

  • d. kennis van de verschillende vormen van reserves en de wijze waarop deze moeten worden berekend;

  • e. grondige kennis van de verschillende soorten herverzekering; en

  • f. grondige kennis van de gedragsregels die gelden voor verzekeraars en het kunnen toepassen daarvan.

6.9. De personen beschikken over:

  • a. kennis van de wet in het algemeen en grondige kennis van die bepalingen gericht op de gevolmachtigde agent;

  • b. kennis van de juridische positie van de gevolmachtigde agent en de vertegenwoordiger volgens het Burgerlijk Wetboek;

  • c. kennis van de toezichtwetgeving op het verzekeringsbedrijf; en

  • d. globale kennis van andere nationale en Europese wetgeving voorzover deze gevolgen voor de verzekering of de verkoop daarvan heeft.

Bijlage C. behorend bij artikel 13

1. Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 13, onderdeel a

1.1. Veroordelingen

Bij onherroepelijk vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

2. Overige strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 13, onderdeel a

2.1. Veroordelingen

Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokken van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

Wetboek van Strafrecht:

Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR):

– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).

Opiumwet:

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs (artikel 2, eerste lid);

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben en vervaardigen softdrugs (artikel 3, eerste lid); of

  • voorbereidingshandelingen met betrekking tot bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkelen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid).

Wet op de economische delicten (WED):

Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving, artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de artikelen 2, eerste, tweede en zesde lid, 5, 6, 7, 8 van de Wet identificatie bij dienstverlening 1993.

Wet wapens en munitie:

Wegenverkeerswet 1994:

Buitenlandse strafbepalingen

Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2.2. Transacties met de Officier van Justitie

Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het WvSr gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties worden ook verstaan transacties in het buitenland met de terzake bevoegde autoriteiten ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.3. (Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging

Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.

Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.4. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de Autoriteit Financiële Markten van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.

3. Financiële antecedenten als bedoeld in artikel 13, onderdeel b

3.1. Persoonlijk

  • betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;

  • ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;

  • betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of

  • de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.

3.2. Zakelijk

  • de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;

  • met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of

  • betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).

3.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de Autoriteit Financiële Markten van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

4. Toezichtantecedenten als bedoeld in artikel 13, onderdeel c

4.1. Toezichtantecedenten

  • het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;

  • aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, onderscheidenlijk 235, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

4.2. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de Autoriteit Financiële Markten van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

5. Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 13, onderdeel d

5.1. Persoonlijk

Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).

5.2. Zakelijk

Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f van de AWR).

5.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de Autoriteit Financiële Markten van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

6. Overige antecedenten als bedoeld in artikel 13, onderdeel e

  • de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;

  • betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of

  • betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).

Bijlage D. behorend bij artikel 117

1. Gegevens over de werkzaamheden van de beheerder

De werkzaamheden van de beheerder, te onderscheiden in:

  • a. de activiteiten van de beheerder; en

  • b. de soorten beleggingsinstellingen die de beheerder beheert of voornemens is te beheren.

2. Gegevens over de personen die het (dagelijks) beleid van de beheerder en iedere bewaarder (mede) bepalen of onderdeel zijn van een toezichthoudend orgaan van de beheerder en iedere bewaarder

2.1. De namen van:

  • a. de personen die het dagelijks beleid van de beheerder en van iedere bewaarder bepalen;

  • b. de personen die het beleid van de beheerder en van iedere bewaarder bepalen of mede bepalen; en

  • c. de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder en van iedere bewaarder.

2.2. Vermelding van de voornaamste door de personen, bedoeld onder 2.1, buiten de beheerder, de door hem beheerde beleggingsinstellingen en iedere bewaarder uitgeoefende activiteiten voor zover deze activiteiten verband houden met de werkzaamheden van de beheerder, de door hem beheerde beleggingsinstellingen en iedere bewaarder.

3. Algemene gegevens over de beheerder en de bewaarders

3.1. De naam en rechtsvorm van de beheerder, de statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor van de beheerder indien deze plaats afwijkt van die van de statutaire zetel alsmede de oprichtingsdatum en de tijd waarvoor de rechtspersoon is opgericht die de functie van beheerder vervult indien deze niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

3.2. Het nummer van inschrijving van de beheerder in het handelsregister en de plaats van inschrijving.

3.3. Een beschrijving van de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur waarin de beheerder met andere personen is verbonden.

3.4. Indien van toepassing: de naam en rechtsvorm van iedere bewaarder, de statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor van iedere bewaarder indien deze plaats afwijkt van die van de statutaire zetel alsmede de oprichtingsdatum en de tijd waarvoor de rechtspersonen zijn opgericht die de functie van bewaarder vervullen indien deze niet voor onbepaalde tijd zijn aangegaan.

3.5. Indien van toepassing: het nummer van inschrijving van iedere bewaarder in het handelsregister en de plaats van inschrijving.

3.6. Indien van toepassing: een beschrijving van de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur waarin iedere bewaarder met andere personen is verbonden.

3.7. Indien van toepassing: de organisatiestructuur van iedere bewaarder die de activa van meer dan een beleggingsinstelling bewaart.

4. Financiële gegevens over de beheerder en de bewaarders

4.1. Een verklaring van een accountant dat aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:53 en 3:57 van de wet is voldaan.

4.2. Indien beschikbaar: een verklaring van een accountant dat de jaarrekening van de beheerder en iedere bewaarder is onderzocht. Indien de verklaring voorbehouden bevat dan wel een oordeelonthouding worden de redenen daarvan in de tekst van de verklaring vermeld.

5. Gegevens over informatieverstrekking

5.1. De wijze waarop de beheerder periodiek informatie verschaft.

5.2. De datum waarop de jaarrekening en de halfjaarcijfers van de beheerder op grond van zijn statuten of Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek moeten zijn afgesloten.

5.3. De datum waarop de jaarrekening van iedere bewaarder op grond van zijn statuten of Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek moet zijn afgesloten.

5.4. Vermelding van het feit dat de statuten, de jaarrekeningen en jaarverslagen van de beheerder en iedere bewaarder en de halfjaarcijfers van de beheerder op de website beschikbaar zijn en dat deze stukken voor de deelnemers bij de beheerder kosteloos verkrijgbaar zijn.

6. Gegevens over vervanging van de beheerder of de bewaarder

6.1. De regels en voorwaarden die gelden bij een vervanging van de beheerder of de bewaarder.

6.2. Een verklaring dat een verzoek aan de Autoriteit Financiële Markten ingevolge artikel 1:104, eerste lid, onderdeel a, van de wet tot intrekking van de vergunning bekend wordt gemaakt in een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer alsmede op de website van de beheerder.

Bijlage E. behorend bij artikel 118, eerste lid

1. Algemene gegevens over de beleggingsinstelling

1.1. De rechtsvorm van de beleggingsinstelling.

1.2. De naam van de beleggingsinstelling, de statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor van de beleggingsinstelling, de oprichtingsdatum, de tijd waarvoor de beleggingsinstelling is opgericht indien deze niet voor onbepaalde tijd is aangegaan, en, indien van toepassing, het nummer van de inschrijving van de beleggingsinstelling in het handelsregister en de plaats van de inschrijving.

1.3. Indien in het kader van het beheer of de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling werkzaamheden zijn of worden uitbesteed ten minste de volgende gegevens:

  • a. een beschrijving van de werkzaamheden die zijn of worden uitbesteed; en

  • b. de naam van de derde(n).

1.4. De naam van adviseurs en adviesbureaus van wier diensten de beleggingsinstelling ter zake van haar beleggingen gebruik maakt. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: de werkzaamheden van de adviseurs en adviesbureaus, voor zover het beroep op hun diensten bij overeenkomst is vastgelegd, en op welke wijze de kosten van de werkzaamheden ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins direct of indirect ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling, en de vermelding van belang kan zijn voor de deelnemers.

1.5. Indien van toepassing: de naam en het kantooradres van de accountant die de jaarrekening van de beleggingsinstelling over het laatste boekjaar heeft gecontroleerd.

1.6. Indien van toepassing: de naam van de bewaarder die de activa van de beleggingsinstelling bewaart.

1.7. Indien van toepassing: een beschrijving van de hoofdlijnen van de overeenkomst ter zake van beheer en bewaring tussen de beheerder en de bewaarder van de beleggingsinstelling en mededeling dat op verzoek een afschrift van de overeenkomst kan worden verkregen tegen ten hoogste de kostprijs.

1.8. Een verklaring dat de bewaarder volgens het recht van de staat waar de beleggingsinstelling haar zetel heeft jegens de beleggingsinstelling en de deelnemers aansprakelijk is voor door hen geleden schade voorzover de schade het gevolg is van verwijtbare niet-nakoming of gebrekkige nakoming van zijn verplichtingen, ook wanneer de bewaarder de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of ten dele aan een derde heeft toevertrouwd.

1.9. Een beschrijving van de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur waarin de beleggingsmaatschappij met andere personen is verbonden.

1.10. De namen van eventuele andere beleggingsinstellingen die worden beheerd door de beheerder van de beleggingsinstelling.

1.11. De wijze waarop deelnemers klachten over de belegginginstelling kunnen indienen bij de beheerder.

2. Gegevens over de personen die het (dagelijks) beleid van de beleggingsmaatschappij (mede) bepalen of onderdeel zijn van een toezichthoudend orgaan van de beleggingsmaatschappij

De namen van de personen die het beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen of mede bepalen of die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beleggingsmaatschappij, vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de beleggingsmaatschappij uitgeoefende activiteiten voor zover deze activiteiten verband houden met de werkzaamheden van de beleggingsmaatschappij.

3. Gegevens over wijzigingen in de voorwaarden

3.1. De wijze waarop de voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers kunnen worden gewijzigd.

3.2. Vermelding van het feit dat een voorstel tot wijziging van de voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers bekend wordt gemaakt in een advertentie in een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer alsmede op de website van de beheerder en dat het voorstel tot wijziging op de website van de beheerder wordt toegelicht.

3.3. Vermelding van het feit dat een wijziging van de voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers bekend wordt gemaakt in een advertentie in een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer alsmede op de website van de beheerder, en dat de wijziging op de website van de beheerder wordt toegelicht.

3.4. Dat een wijziging van de voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers waardoor rechten of zekerheden van de deelnemers worden verminderd of lasten aan de deelnemers worden opgelegd tegenover de deelnemers niet wordt ingeroepen voordat drie maanden zijn verstreken na bekendmaking van de wijziging als bedoeld onder 3.3 en dat deelnemers binnen deze periode onder de gebruikelijke voorwaarden kunnen uittreden.

3.5. Vermelding van het feit dat een wijziging van de voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers waardoor het beleggingsbeleid wordt gewijzigd niet wordt ingevoerd voordat drie maanden zijn verstreken na bekendmaking van de wijziging als bedoeld onder 3.3 en dat deelnemers binnen deze periode onder de gebruikelijke voorwaarden kunnen uittreden.

4. Gegevens over informatieverstrekking

4.1. De wijze waarop de beleggingsinstelling periodiek informatie verstrekt.

4.2. De datum waarop de jaarrekening en de halfjaarcijfers van de beleggingsinstelling op grond van haar voorwaarden of Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek moeten zijn afgesloten, vermelding van het feit dat deze stukken op de website van de beheerder beschikbaar zijn en dat deze stukken voor de deelnemers bij de beheerder kosteloos verkrijgbaar zijn.

4.3. De plaatsen waar de vergunning van de beheerder van de beleggingsinstelling en het fondsreglement of de statuten van de beleggingsinstelling verkrijgbaar zijn.

4.4. Vermelding van het feit dat aan een ieder op verzoek kosteloos een afschrift van het fondsreglement of de statuten wordt verstrekt.

4.5. Vermelding van het feit dat aan ieder op verzoek tegen ten hoogste de kostprijs de gegevens omtrent de beheerder, de beleggingsinstelling en, indien van toepassing, de bewaarder welke ingevolge enig wettelijk voorschrift in het handelsregister moeten worden opgenomen, worden verstrekt.

4.6. Vermelding van het feit dat aan de deelnemers in de beleggingsinstelling op verzoek tegen ten hoogste de kostprijs de volgende gegevens worden verstrekt:

  • a. een afschrift van de vergunning van de beheerder;

  • b. een afschrift van een door de Autoriteit Financiële Markten genomen besluit tot ontheffing van het ingevolge deze wet bepaalde met betrekking tot de beheerder, de door hem beheerde beleggingsinstelling en de eventueel daaraan verbonden bewaarder; of

  • c. een afschrift van de opgave, bedoeld in artikel 50, tweede lid.

4.7. Vermelding van het feit dat de betaalbaarstelling van uitkeringen aan deelnemers in de beleggingsinstelling, de samenstelling van de uitkeringen alsmede de wijze van betaalbaarstelling worden bekendgemaakt per advertentie in een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer alsmede op de website van de beheerder.

5. Gegevens over de activiteiten en het beleggingsbeleid

5.1. Een beschrijving van de beleggingsdoeleinden met inbegrip van de financiële doelstellingen, zoals kapitaalgroei of inkomsten, de beleggingsportefeuille en het beleggingsbeleid, zoveel mogelijk onderverdeeld naar economische sector en geografische spreiding, de aard van de goederen waarin wordt belegd en de aan het beleggingsbeleid en de aard van de goederen waarin wordt belegd, verbonden risico’s.

5.2. De wijze waarop wordt bepaald of de opbrengsten van de beleggingsinstelling worden uitgekeerd of herbelegd.

5.3. De eventueel aan de beleggingsactiviteiten gestelde grenzen en de wijze waarop hierin wijziging kan worden aangebracht.

5.4. Indien van toepassing: de bevoegdheid om als debiteur leningen aan te gaan of financiële instrumenten uit te lenen.

5.5. Indien van toepassing: een beschrijving van de hoofdlijnen van overeenkomsten met de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen.

5.6. Indien transacties worden verricht met de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen:

  • a. een beschrijving van de desbetreffende transactiesoorten;

  • b. vermelding of de transacties met de gelieerde partijen onder marktconforme voorwaarden plaatsvinden en zo niet, de reden daarvoor; en

  • c. bij transacties met gelieerde partijen niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten plaatsvinden: een verklaring dat in alle gevallen een onafhankelijke waardebepaling ten grondslag ligt aan de transactie of dat een waardebepaling door een of meer bij de transactie betrokken partijen ook mogelijk is.

5.7. Indien van toepassing: een verklaring dat de belegginginstelling in met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen kan beleggen.

5.8. Indien van toepassing: een verklaring dat de beleggingsinstelling direct of indirect kan beleggen in andere beleggingsinstellingen.

5.9. Indien de beleggingsinstelling twintig procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling:

  • a. een beschrijving van de wijze waarop informatie wordt verschaft over de andere beleggingsinstelling: en

  • b. indien van toepassing: de afspraken tussen de beleggingsinstelling en de andere beleggingsinstelling over de verdeling van kosten en aan wie het voordeel ten goede komt.

5.10. Indien van toepassing: een verklaring dat de beleggingsinstelling belegt in een andere beleggingsmaatschappij die een met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partij is of in een andere beleggingsinstelling die beheerd wordt door een met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partij en de voorwaarden waaronder verkoop of inkoop van, alsmede terugbetaling op de rechten van deelneming in de andere beleggingsinstelling plaatsvindt.

5.11. Indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling: een beschrijving van het beleggingsbeleid van de andere beleggingsinstelling.

5.12. Indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling:

  • a. het feit dat de beheerder van de andere beleggingsinstelling een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 van de wet heeft en in Nederland onder toezicht staat;

  • b. vermelding van het feit dat de andere beleggingsinstelling:

    • 1°. overeenkomstig de richtlijn beleggingsinstellingen in een andere lidstaat is toegelaten;

    • 2°. in die lidstaat onder toezicht staat;

    • 3°. indien van toepassing: een mededeling als bedoeld in artikel 2:72 van de wet heeft gedaan en in het register, bedoeld in artikel 1:108 van de wet van de wet, is opgenomen; en

    • 4°. niet onder Nederlands toezicht staat;

  • c. het feit dat de andere beleggingsinstelling:

    • 1°. haar zetel heeft in een aangewezen staat;

    • 2°. al dan niet in die staat een vergunning heeft en onder toezicht staat of beheerd wordt door een beheerder die in een derde land al dan niet een vergunning heeft en onder toezicht staat van een met name genoemde toezichthouder;

    • 3°. indien van toepassing: een mededeling als bedoeld in artikel 2:73 van de wet heeft gedaan; en

    • 4°. niet onder Nederlands toezicht staat; of

  • d. het feit dat de andere beleggingsinstelling:

    • 1°. haar zetel heeft in een staat die niet ingevolge artikel 2:66 van de wet is aangewezen;

    • 2°. al dan niet een vergunning heeft en onder toezicht staat van een met name genoemde buitenlandse toezichthouder of beheerd wordt door een of beheerder die al dan niet een vergunning heeft en onder toezicht staat van een met name genoemde buitenlandse toezichthouder; en

    • 3°. niet onder Nederlands toezicht staat.

5.13. Indien van toepassing: de gereglementeerde markt en de andere markten in financiële instrumenten waar de financiële instrumenten worden verhandeld waarin de beleggingsinstelling belegt.

5.14. Indien van toepassing: de wijze waarop en de voorwaarden waaronder derden in opdracht van de beleggingsmaatschappij of in opdracht van haar beheerder de markt in deelnemingsrechten onderhouden.

5.15. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: het profiel van het type belegger tot wie de beleggingsinstelling zich richt.

5.16. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft en indien van toepassing: de staat, het openbaar lichaam met verordende bevoegdheid of de internationale organisatie waarin een of meer lidstaten deelnemen, die effecten of geldmarktinstrumenten uitgeeft of garandeert waarin de beleggingsinstelling voor meer dan vijfendertig procent van het beheerde vermogen belegt alsmede van de ontheffing daartoe ingevolge artikel 136, tweede lid.

5.17. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: de categorieën effecten, geldmarktinstrumenten of financiële derivaten waarin de beleggingsinstelling mag beleggen; een verklaring of de beleggingsinstelling transacties met betrekking tot financiële derivaten mag verrichten en zo ja, dan wordt duidelijk vermeld of dat gebruik van de financiële derivaten mag dienen voor risicodekking dan wel ter verwezenlijking van beleggingsdoelstellingen, alsmede het mogelijke effect van het gebruik van deze effecten, geldmarktinstrumenten of financiële derivaten op het risicoprofiel.

5.18. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft en indien van toepassing: vermelding van het feit dat de beleggingsinstelling voornamelijk in financiële derivaten belegt of een aandelen- of obligatie-index als bedoeld in artikel 138, eerste lid, volgt.

5.19. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft en indien van toepassing: vermelding van het feit dat de waarde van de activa als gevolg van het beleggingsbeleid sterk kan fluctueren.

6. Gegevens over kosten en vergoedingen

6.1. De kosten van oprichting van de beleggingsinstelling en de wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling en welk gedeelte ten goede komt aan de beheerder, de bewaarder, de bestuurders van de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder, de bewaarder of aan met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen.

6.2. De kosten gemoeid met het beheer van de beleggingsinstelling, de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling, de accountant, het toezicht en de marketing, inclusief de berekeningsgrondslag, en de wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

6.3. De transactiekosten die geïdentificeerd en gekwantificeerd kunnen worden en de wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

6.4. Indien van toepassing: de kosten die worden gemaakt of vergoedingen die worden gevraagd in verband met het in- en uitlenen van financiële instrumenten, en de wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling, onderscheidenlijk aan wie deze vergoedingen ten goede komen.

6.5. Indien van toepassing: de kosten van het verlenen van opdrachten aan derden om een of meer werkzaamheden in het kader van het beheer van de beleggingsinstelling of de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling te verrichten en de wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

6.6. Alle andere dan onder 6.1 tot en met 6.5 bedoelde naar soort onderscheiden kosten die hoger zijn dan tien procent van de totale kosten, inclusief de berekeningsgrondslag, en de wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

6.7. Indien de hoogte van de in 6.1 tot en met 6.6 bedoelde kosten nog niet bekend is: het maximum van deze kosten.

6.8. De som van de in 6.1 tot en met 6.6 bedoelde kosten.

6.9. De naar soort onderscheiden kosten die voortvloeien uit directe of indirecte beleggingen in andere beleggingsinstellingen.

6.10. Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling per boekjaar, gerelateerd aan haar gemiddelde intrinsieke waarde in dat boekjaar, onder vermelding van de kosten die bij de berekening daarvan buiten beschouwing zijn gelaten. Indien de beleggingsinstelling tien procent of meer van haar vermogen direct of indirect belegt in andere beleggingsinstellingen, worden de kosten van de andere beleggingsinstellingen meegenomen bij het bepalen van het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling of wordt vermeld dat en waarom het niet mogelijk is de kosten van een andere beleggingsinstelling mee te nemen, alsmede dat de kosten van de betreffende andere beleggingsinstelling van invloed zijn op het resultaat van de beleggingsinstelling.

6.11. Indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling en de bestaansduur van de andere beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: het niveau van de kosten van de andere beleggingsinstelling per boekjaar, gerelateerd aan de gemiddelde intrinsieke waarde van de andere beleggingsinstelling in dat boekjaar, onder vermelding van de kosten die bij de berekening daarvan buiten beschouwing zijn gelaten.

6.12. De wijze waarop de op- en afslagen worden berekend en aan wie de op- en afslagen ten goede komen, alsmede alle overige eenmalige bedragen die de deelnemers in de beleggingsinstelling betalen bij toe- en uittreding, inclusief de berekeningsgrondslag.

6.13. Indien van toepassing: beschrijving van afspraken over retourprovisies met vermelding van degenen aan wie de retourprovisies ten goede komen.

6.14. Indien van toepassing: beschrijving van afspraken over goederen die de beheerder, de bewaarder, de bestuurders van de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder, met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen of derden voor het uitvoeren van opdrachten ten behoeve van de beheerder of de beleggingsinstelling ontvangen of in het vooruitzicht worden gesteld.

7. Gegevens over de rechten van deelneming

7.1. De wijze waarop en voorwaarden waaronder het aanbieden van de rechten van deelneming plaatsvindt.

7.2. De aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming in de beleggingsinstelling, waaronder een beschrijving van het eventuele aan de rechten van deelneming verbonden stemrecht alsmede van de vorm waarin en de eventuele beperkingen waaronder zij verhandeld kunnen worden.

7.3. Een verklaring omtrent een eventuele notering van de beleggingsinstelling op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten.

7.4. De wijze waarop en voorwaarden waaronder verkoop of inkoop van, alsmede terugbetaling op de rechten van deelneming plaatsvindt.

7.5. Indien van toepassing: de wijze waarop de bepaling plaatsvindt van de prijs bij het aanbieden, de verkoop- of inkoopprijs, alsmede van het bedrag bij terugbetaling van de waarde van de rechten van deelneming, in het bijzonder:

  • a. de wijze waarop en regelmaat waarmee deze prijzen worden berekend; en

  • b. hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden gepubliceerd.

Deze verplichting is niet van toepassing op beleggingsinstellingen waarvan de rechten van deelneming zijn toegelaten tot de notering op een door de Autoriteit Financiële Markten aangewezen gereglementeerde markt of andere markt in financiële instrumenten of waarvan aannemelijk is dat die rechten van deelneming daartoe spoedig zullen worden toegelaten; deze verplichting is evenmin van toepassing op de in artikel 126, eerste lid, bedoelde beleggingsmaatschappijen.

7.6. Een beschrijving van de voorschriften waaraan de winstbepaling en -bestemming is onderworpen, alsmede van de wijze waarop en de frequentie waarmee winstuitkering zal geschieden.

7.7. Een verklaring dat elk recht van deelneming van dezelfde soort recht geeft op een evenredig aandeel in het vermogen van de beleggingsinstelling voor zover dit aan de deelgerechtigden toekomt.

7.8. Een verklaring dat behalve ingeval van gratis verstrekking, rechten van deelneming slechts worden aangeboden indien de nettoprijs binnen de vastgestelde termijnen in het vermogen van de beleggingsinstelling is gestort.

7.9. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: een verklaring dat de beleggingsinstelling gehouden is om, op verzoek van de deelnemers, haar rechten van deelneming ten laste van de activa direct of indirect in te kopen of de waarde van de rechten van deelneming terug te betalen. Deze verplichting geldt niet voor de beleggingsmaatschappij, bedoeld in artikel 126, eerste lid.

7.10. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: de plaatsen in elke lidstaat waar de beleggingsinstelling haar rechten van deelneming in de handel brengt dan wel doet brengen.

7.11. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft die rechten van deelneming aanbiedt met een verschillend risicoprofiel:

  • a. de soorten van rechten van deelneming; en

  • b. wijze waarop een deelnemer in de beleggingsinstelling een belegging in een soort van deelneming kan omzetten naar een andere aangeboden soort van deelneming in de beleggingsinstelling en de kosten die daaraan voor de deelnemer zijn verbonden.

7.12. Indien het een beleggingsinstelling betreft waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, voorzover redelijkerwijs voorzienbaar: de gevallen waarin in het belang van de deelnemers de inkoop van de rechten van deelneming of de terugbetaling van de waarde van de rechten van deelneming kunnen worden opgeschort, alsmede de wijze waarop onderscheidenlijk inkoop en terugbetaling kan worden opgeschort.

7.13. Indien het een beleggingsinstelling betreft waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald: een verklaring dat er voldoende waarborgen aanwezig zijn opdat, behoudens wettelijke bepalingen en de in 7.12 bedoelde gevallen, aan de verplichting om in te kopen en terug te betalen kan worden voldaan.

7.14. Indien het een beleggingsmaatschappij als bedoeld in artikel 126, tweede lid, betreft: de gereglementeerde markt of de andere markt in financiële instrumenten in de staat van verhandeling waarvan de notering de prijs bepaalt voor de transacties die door de beleggingsmaatschappij in die staat buiten de gereglementeerde markt of de markt in financiële instrumenten om worden verricht.

8. Gegevens over het risicoprofiel van de beleggingsinstelling

8.1. De mededeling dat de waarde van de beleggingen zowel kan stijgen als kan dalen en dat de beleggers mogelijk minder terugkrijgen dan zij hebben ingelegd.

8.2. Een beschrijving van elk risico dat beleggers kunnen lopen met hun deelneming, voor zover dit risico van betekenis en relevant is in het licht van de gevolgen en de waarschijnlijkheid ervan. Deze beschrijving dient een korte en begrijpelijke uitleg te bevatten over ieder specifiek risico dat voortvloeit uit een gegeven beleggingsbeleid of dat verband houdt met specifieke voor de beleggingsinstelling relevante markten of beleggingen, waaronder:

  • a. het risico dat de hele markt of een categorie van beleggingen daalt, waardoor de prijs en de waarde van de beleggingen worden beïnvloed;

  • b. het risico dat een uitgevende instelling of een tegenpartij in gebreke blijft;

  • c. indien van toepassing: het risico dat een afwikkeling via een betalingssysteem niet plaatsvindt zoals verwacht, omdat de betaling of levering van de financiële instrumenten door een tegenpartij niet of niet op tijd of zoals verwacht plaatsvindt;

  • d. het risico dat een positie niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd;

  • e. het risico dat de waarde van een belegging wordt beïnvloed door wisselkoersschommelingen;

  • f. indien van toepassing: het risico van verlies van in bewaring gegeven activa als gevolg van insolvabiliteit, nalatigheid of frauduleuze handelingen van de bewaarnemer of van een onderbewaarnemer; en

  • g. het risico dat is verbonden aan een grote concentratie van de beleggingen in bepaalde soorten of op bepaalde markten.

8.3. De in 8.2 bedoelde beschrijving besteedt, voorzover van toepassing, ook aandacht aan de volgende factoren die van invloed kunnen zijn op de beleggingsinstelling:

  • a. het rendementsrisico, met inbegrip van het feit dat het risico kan variëren op grond van de keuzes die mogelijk zijn op grond van het beleggingsbeleid, alsmede het bestaan of ontbreken van, dan wel de beperkingen op eventuele waarborgen van derden;

  • b. risico’s voor het vermogen, met inbegrip van het potentiële risico van erosie als gevolg van intrekkingen van rechten van deelneming en winstuitkeringen die hoger zijn dan het beleggingsrendement;

  • c. de afhankelijkheid van de prestaties van een aanbieder of een garantiegever, indien de belegging in het product een rechtstreekse belegging bij een aanbieder inhoudt in plaats van een belegging die door de aanbieder worden aangehouden;

  • d. de uit het product zelf voortvloeiende inflexibiliteit met inbegrip van het risico van voortijdige afkoop en beperkingen op het overschakelen op andere aanbieders;

  • e. het inflatierisico;

  • f. het risico van onzekerheid over externe factoren zoals het toepasselijke belastingregime.

8.4. De informatie, bedoeld in 8.1 tot en met 8.3 wordt geordend volgens de belangrijkheid ervan, welke wordt bepaald op basis van de omvang en relevantie van de risico’s.

8.5. Indien van toepassing: een afzonderlijke en herkenbare melding dat een beleggingsinstelling is onderverdeeld in te onderscheiden categorieën van deelnemers, waarbij voor de categorieën een afzonderlijk beleggingsbeleid geldt en een of meerdere categorieën van deelnemers op grond van het beleggingsbeleid financiële risico’s lopen die verder gaan dan het door hen ter belegging in de beleggingsinstelling bijeengebrachte vermogen.

8.6. Indien de beleggingsinstelling financiële instrumenten in- of uitleent:

  • a. tot welk percentage ten opzichte van de beleggingsportefeuille financiële instrumenten maximaal in- of uitgeleend mogen worden;

  • b. beschrijving van de zekerheden die de beleggingsinstelling verkrijgt;

  • c. beschrijving van de soorten instellingen waarvan of waaraan financiële instrumenten mogen worden in- onderscheidenlijk uitgeleend; en

  • d. de risico’s verbonden aan het in- of uitlenen van effecten.

8.7. Indien de beleggingsinstelling belegt met namens of voor rekening en risico van de deelnemers geleend geld:

  • a. de risico’s verbonden aan het beleggen met namens of voor rekening en risico van de deelnemers in de beleggingsinstelling geleend geld;

  • b. vermelding van een eventuele verplichting voor de deelnemers in de beleggingsinstelling om mogelijke tekorten van de beleggingsinstelling aan te zuiveren wanneer de verliezen de inleg overstijgen; en

  • c. vermelding van de maximale omvang van de beleggingen die met geleend geld kunnen worden aankocht. Deze maximale omvang kan als absolute waarde worden omschreven of als percentage van het beheerde vermogen.

9. Gegevens over het behaalde rendement van de beleggingsinstelling

9.1. Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: het behaalde rendement van de beleggingsinstelling.

9.2. Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: een vergelijkend overzicht van de ontwikkeling van het vermogen van de beleggingsinstelling alsmede van de baten en lasten van de beleggingsinstelling over de afgelopen drie jaar, de jaarrekeningen over de laatste drie boekjaren, en voor zover op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vereist, de op die jaarrekeningen betrekking hebbende verklaringen, bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van dat boek, en de laatste halfjaarcijfers.

10. Gegevens over opheffing van de beleggingsinstelling

Een beschrijving van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder opheffing en vereffening van de beleggingsinstelling plaatsvindt, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers in de beleggingsinstelling.

11. Gegevens over de vergadering van deelnemers

11.1. De gevallen waarin vergaderingen van deelnemers in de beleggingsinstelling worden gehouden, de regelingen voor het oproepen van deze vergaderingen en de wijze waarop het stemrecht is geregeld.

11.2. Een verklaring dat een oproeping voor een vergadering van deelnemers in de beleggingsinstelling ten minste veertien dagen voor de aanvang van die vergadering, per advertentie in een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer, alsmede op de website van de beheerder, geschiedt.

12. Gegevens over waardering activa

12.1. Een beschrijving van de intrinsieke waardebepaling van de beleggingsinstelling met een opgave van de regelmaat waarmee deze waardebepaling plaatsvindt alsmede de valuta waarin de intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling wordt berekend. De waardering van de activa en passiva geschiedt naar maatstaven die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.

12.2. Vermelding van het feit dat de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming in de beleggingsinstelling bekend wordt gemaakt op de website van de beheerder.

12.3. Vermelding van de omstandigheden waaronder en wijze waarop deelnemers gecompenseerd worden voor een onjuist berekende intrinsieke waarde, in het bijzonder het eventuele maximale afwijkingspercentage ten opzichte van de juist berekende intrinsieke waarde dat gecompenseerd wordt.

13. Gegevens over het belastingstelsel

13.1. Een beknopte beschrijving van het op de beleggingsinstelling toepasselijke belastingstelsel met, voor zover van toepassing, vermelding van inhouding van bronbelasting op inkomsten en kapitaalwinsten welke door de beleggingsinstelling aan houders van rechten van deelneming worden uitgekeerd.

13.2. Officieel bekend gemaakte aanpassingen in het toepasselijke belastingstelsel waarvan vaststaat dat zij ongewijzigd qua vorm en inhoud in werking zullen treden, een en ander voor zover deze voor de deelnemers in de beleggingsinstelling van rechtstreeks belang zijn.

14. Gegevens over het beleid ten aanzien van stemrechten en -gedrag

Een beschrijving van het beleid met betrekking tot stemrechten en -gedrag op aandelen in andere ondernemingen door de beleggingsinstelling.

Bijlage F. behorend bij artikel 171

Diploma

Instelling

Eindtermen

Algemeen

   

Oriëntatie Financiële instellingen

NIBE-SVV

Onderdeel 1 van bijlage B

Algemene Opleiding Bankbedrijf

NIBE-SVV

Onderdeel 1 van bijlage B

Oriëntatie Bankbedrijf

NIBE-SVV

Onderdeel 1 van bijlage B

Inleiding verzekeringsbedrijf

SEA/SEFD

Onderdeel 1 van bijlage B

Basiscursus Intermediair

SEA/SEFD

Onderdeel 1 van bijlage B

A-Algemeen

SEA/SEFD

Onderdeel 1 van bijlage B

Financiële planning (IFAP1 en IFAP2)

NIBE-SVV

Onderdeel 1 van bijlage B

FFP diploma1 en aansluitende ononderbroken FFP PE

FFP

Onderdeel 1 van bijlage B

     

Consumptief krediet

   

Consumentenkrediet

NIBE-SVV

Onderdelen 1 en 3 van bijlage B

Financiering

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 3 van bijlage B

FFP diploma1 en aansluitende ononderbroken FFP PE

FFP

Onderdelen 1 en 3 van bijlage B

Financiële planning (IFAP1 en IFAP2)

NIBE-SVV

Onderdelen 1 en 3 van bijlage B

Consumptief krediet

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 3 van bijlage B

Consumentenkrediet

Innovam

Onderdelen 1 en 3 van bijlage B

     

Hypothecair krediet

   

Erkend hypotheekadviseur2

SEH

Onderdelen 1 en 2 van bijlage B. Onderdeel 3 van bijlage B voor zover de houder van het diploma vanaf 1/10/07 tevens op de door Onze Minister vast te stellen wijze voldoet aan eindtermen, opgenomen in onderdeel 3 van bijlage B.

FFP diploma1 en aansluitende ononderbroken FFP PE

FFP

Onderdelen 1 en 2 van bijlage B. Onderdeel 3 van bijlage B voor zover de houder van het diploma vanaf 1/10/07 tevens op de door Onze Minister vast te stellen wijze voldoet aan eindtermen, opgenomen in onderdeel 3 van bijlage B

Hypotheekadviseur en Assurantiebemiddeling B

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 2 van bijlage B. Onderdeel 3 van bijlage B voor zover de houder van het diploma vanaf 1/10/07 tevens op de door Onze Minister vast te stellen wijze voldoet aan eindtermen, opgenomen in onderdeel 3 van bijlage B

Financiële Planning (IFAP1 en IFAP2)

NIBE-SVV

Onderdelen 1 en 2 van bijlage B. Onderdeel 3 van bijlage B voor zover de houder van het diploma vanaf 1/10/07 tevens op de door Onze Minister vast te stellen wijze voldoet aan eindtermen, opgenomen in onderdeel 3 van bijlage B

Woningfinanciering 2 en Assurantiebemiddeling B

NIBE-SVV/

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 2, voorzover dit onderdeel geen betrekking heeft op kapitaalverzekeringen, van bijlage B. Onderdeel 3 van bijlage B voor zover de houder van het diploma vanaf 1/10/07 tevens op de door Onze Minister vast te stellen wijze voldoet aan eindtermen, opgenomen in onderdeel 3 van bijlage B

     

Beleggingsproducten (variant b)

   

DSI-registratie als (senior) Beleggingsadviseur

(DSI)

Onderdeel 1 van bijlage B

DSI-registratie als (senior) Vermogensbeheerder

(DSI)

Onderdeel 1 van bijlage B

     

Beleggingsproducten (variant a)

   

DSI-registratie als (senior) Beleggingsadviseur

(DSI)

Onderdelen 1 en 5.6 tot en met 5.8 van bijlage B

DSI-registratie als (senior) Vermogensbeheerder

(DSI)

Onderdelen 1 en 5.6 tot en met 5.8 van bijlage B

FFP diploma1 en aansluitende ononderbroken FFP PE

FFP

Onderdelen 1 en 5.6 tot en met 5.8 van bijlage B

Financiële Planning (IFAP1 en IFAP2)

NIBE-SVV

Onderdelen 1 en 5.6 tot en met 5.8 van bijlage B

Vermogensplanning

NIBE-SVV

Onderdelen 1 en 5.6 tot en met 5.8 van bijlage B

     

Gevolmachtigd agent

   

Assurantiebemiddeling A en Gevolmachtigde Agent

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 6 van bijlage B

     

Schadeverzekeringen

   

Assurantiebemiddeling B

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 4 van bijlage B

Erkend Assurantieagent (B)

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 4 van bijlage B

Assurantiebemiddeling A

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 4 van bijlage B

Verklaring bedoeld in artikel 4, achtste lid, tweede volzin, Wabb

Sociaal-Economische Raad

Onderdelen 1 en 4 van bijlage B

A-modules: Algemeen, Brand, Transport en Varia

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 4 van bijlage B

Branchediploma’s: Brand, Transport, M&S en Varia

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 4 van bijlage B

     

Levensverzekeringen

   

Assurantiebemiddeling B

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

Erkend assurantieagent (B)

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

Assurantiebemiddeling A

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

Verklaring bedoeld in artikel 4, achtste lid, tweede volzin, van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf

Sociaal-Economische Raad

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

A-modules: Algemeen en Leven

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

Branche diploma Leven

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

FFP diploma1 en aansluitende ononderbroken FFP PE

FFP

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

Financiële Planning (IFAP1 en IFAP2)

NIBE-SVV

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

VP-leven en Pensioenpraktijk

SEA/SEFD

Onderdelen 1 en 5 van bijlage B

1 Of daaraan door de FFP tot en met 2002 gelijk gestelde diplomavereisten.

2 Of anderszins bij de SEH geregistreerd als Erkend Hypotheekadviseur.