Bijlage B. behorend bij artikel 5
1. Basismodule vakbekwaamheid
1.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden de eindtermen genoemd in de onderdelen 1.2 tot en met 1.7.
1.2. De personen zijn in staat:
-
a. de begrippen consument, cliënt, producent, sparen, ontsparen en lenen aan de hand
van een eenvoudige economische kringloop uit te leggen;
-
b. eenvoudige financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) voor
een consumentenhuishouding op te stellen;
-
c. eenvoudige financiële overzichten (opbrengsten/uitgaven en bezittingen/schulden) voor
een consumentenhuishouding voor een moment in de toekomst, rekening houdend met het
levensfasemodel op te stellen;
-
d. een eenvoudig vermogensplan voor een consument of cliënt op basis van de huidige en
toekomstige financiële positie op te stellen;
-
e. aan te geven welke risico’s de consument of cliënt loopt ten aanzien van bezit, vermogen,
inkomen en overlijden en welke maatregelen hiervoor getroffen moeten worden;
-
f. informatiebronnen die gericht zijn op de consument of cliënt te noemen;
-
g. uit te leggen waarom prudentieel toezicht en gedragstoezicht op de financiële markten
nodig is om de consument of cliënt te beschermen en vertrouwen in de financiële sector
te geven;
-
h. aan te geven welke klachtenregelingen en buitengerechtelijke geschillenbeslechtingregelingen
voor de consument of cliënt van toepassing zijn;
-
i. de juridische positie van een consument of cliënt te inventariseren en omschrijven;
en
-
j. de fiscale positie van een consument of cliënt te inventariseren en omschrijven.
1.3. De personen zijn in staat met betrekking tot het aanbieden van:
-
a. betaal- en spaarrekeningen met inbegrip van de daaraan verbonden betaal- en spaarfaciliteiten:
-
b. krediet:
-
1°. de rol en de taken van de aanbieder bij het verstrekken van consumptief en hypothecair
krediet te beschrijven;
-
2°. de advies- en bemiddelingstaken van de aanbieder van krediet te beschrijven; en
-
3°. aan te geven waar de aanbieder van krediet voor eigen rekening en risico opereert
en welke risico’s de aanbieder van krediet daarbij loopt;
-
c. verzekeringen:
-
1°. de risico’s vast te stellen die de cliënt kan lopen;
-
2°. de rol en taken van de aanbieder te beschrijven met betrekking tot het afdekken van
de financiële gevolgen van risico’s die de cliënt kan lopen;
-
3°. het principe van verzekeren uit te leggen;
-
4°. uit te leggen hoe de verzekeringsovereenkomst tot stand komt;
-
5°. de hoofdlijnen van het verzekeringsrecht te beschrijven;
-
6°. de structuur van de verzekeringssector uit te leggen; en
-
7°. uit te leggen wanneer de verzekeringsovereenkomst wordt beëindigd; en
-
d. effecten, de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen en beleggingsobjecten:
-
1°. de rol van beleggingsinstellingen te beschrijven;
-
2°. de kenmerken van beleggingsmaatschappijen en beleggingsfondsen te noemen;
-
3°. vijf beleggingscategorieën te noemen en toe te lichten;
-
4°. te motiveren waarom beleggen in een beleggingsinstelling voor de consument geschikter
kan zijn dan beleggen in afzonderlijke fondsen; en
-
5°. de kenmerken van giraal beleggen (beleggingsrekening) te benoemen en aan te geven
welk verschil er is met beleggen via / in een beleggingsmaatschappij en een beleggingsfonds.
1.4. De personen zijn in staat met betrekking tot het bemiddelen in financiële producten:
-
a. het verschil tussen rechtstreekse verkoop door de aanbieder en verkoop via een onafhankelijk
distributiekanaal uit te leggen;
-
b. de werkzaamheden die de bemiddelaar kan verrichten voor de consument of cliënt, te
beschrijven;
-
c. de gebieden waarop bemiddelaars actief zijn voor producten van een bank, verzekeraar,
pensioenfonds en institutionele beleggers te noemen;
-
d. de verschillende soorten bemiddelaars te omschrijven; en
-
e. de activiteiten van andere bemiddelaars te beschrijven.
1.5. De personen zijn in staat de schakels tussen uitgevende instellingen en eindbelegger
in het kader van het verlenen van beleggingsdiensten te beschrijven.
1.6. De personen zijn in staat met betrekking tot het verlenen van financiële diensten
inzake:
-
a. betaalrekeningen met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten:
-
1°. te beschrijven hoe een betaalrekening geopend wordt en waarop in het bijzonder gelet
moet worden;
-
2°. aan te geven hoe geld omgezet wordt in een andere vorm en waarop in het bijzonder
gelet moet worden;
-
3°. producten voor toonbankbetaling en girale betalingen te beschrijven;
-
4°. toe te lichten op welke punten de koop op afstand afwijkt van koop in de directe aanwezigheid
van de financiële onderneming; en
-
5°. uit te leggen wat een money transfer is en waarom het ministerie van Justitie dit
product nauwlettend observeert;
-
b. krediet:
-
1°. uit te leggen wat een consumptief krediet is, in welke situaties het product geschikt
is en welke factoren een rol spelen bij het verlenen van het krediet;
-
2°. uit te leggen wat een hypothecair krediet is, in welke situaties het geschikt is en
welke factoren een rol spelen bij het verlenen van het krediet; en
-
3°. de belangrijkste hypotheekvormen en rentecondities te omschrijven;
-
c. spaarrekeningen met inbegrip van daaraan verbonden spaarfaciliteiten, financiële instrumenten
en beleggingsobjecten:
-
1°. spaarproducten waarbij het tegoed direct opneembaar is te beschrijven;
-
2°. spaarproducten waarbij een looptijd wordt afgesproken te beschrijven; en
-
3°. de meest gangbare beleggingsobjecten te beschrijven; en
-
d. verzekeringen:
-
1°. de producten waarmee de risico’s kunnen worden verzekerd die betrekking hebben op
het bezit te beschrijven;
-
2°. de producten waarmee de risico’s kunnen worden verzekerd die betrekking hebben op
verkeer, aansprakelijkheid en rechtsbijstand, inkomen en arbeidsongeschiktheid te
beschrijven; en
-
3°. de producten waarmee de risico’s kunnen worden verzekerd die betrekking hebben op
het leven, de dood en de gezondheid en zorg te beschrijven.
1.7. De personen zijn in staat met betrekking tot:
-
a. de regulering van de financiële sector in algemene zin:
-
1°. de voorwaarden voor een rechtsgeldige financiële overeenkomst te noemen;
-
2°. toe te lichten waarom de overheid zorgplichten wettelijk regelt, welk type regels
hierbij gebruikt worden en op wie deze van toepassing zijn;
-
3°. de inhoud van de verschillende type regels te schetsen;
-
4°. het werkgebied en de taken van de financiële toezichthouders te omschrijven; en
-
5°. het depositogarantiestelsel te omschrijven;
-
b. het Deel Gedragtoezicht financiële ondernemingen van de wet:
-
c. het toezicht op gedragsaspecten:
2. Hypothecair krediet
2.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden, met betrekking tot hypothecair krediet, de eindtermen genoemd in de onderdelen
2.2 tot en met 2.7.
2.2. De personen zijn in staat met betrekking tot hypothecair krediet:
-
a. ten behoeve van een juist en verantwoord advies de kredietbehoefte van de consument
vast te stellen in termen van wensen en mogelijkheden, mede op basis van diens toekomstige
situatie;
-
b. de benodigde informatie te verzamelen en te beschrijven zodat alle relevante aspecten
mee kunnen worden genomen in het advies;
-
c. (globaal) de structuur en werking van de woning- en hypotheekmarkt te verduidelijken,
inclusief de afweging kopen versus huren;
-
d. rekening te houden met de rol en functie van overige partijen die bij het koopproces
van de woning betrokken kunnen zijn (makelaar, notaris), teneinde de consument hieromtrent
duidelijkheid te kunnen verschaffen; en
-
e. provisie- en vergoedingsregels uit te leggen aan de consument en de cliëntovereenkomst
correct toe te passen.
2.3. De personen zijn in staat met betrekking tot het bemiddelen in en adviseren over
hypothecair krediet:
-
a. de consument te informeren over het juridisch kader van koop en eigendomsverkrijging
met betrekking tot onroerende zaken en de regelgeving terzake correct toe te passen;
-
b. de wettelijke regels rondom de meest relevante zakelijke zekerheids- en genotsrechten
toe te passen en de consument dienovereenkomstig te informeren en adviseren;
-
c. de wettelijke regels met betrekking tot de financiële dienst alsmede de voorschriften
ingevolge zelfregulering toe te passen zodat voldaan wordt aan deze eisen;
-
d. de normen en voorwaarden van de Nationale Hypotheek Garantie in een concrete situatie
correct toe te passen zodat de consument van deze mogelijkheid gebruik kan maken;
-
e. op basis van de beschikbare informatie te bepalen welke aflossingsconstructie aansluit
op de gegeven situatie zodat de consument tot een gerichte keuze kan komen;
-
f. het beleggingsrisico bij de voor aflossing bestemde vermogensopbouw in kaart te brengen
zodat een juiste afstemming op het cliëntenprofiel wordt bereikt;
-
g. het overlijdensrisico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet gekoppelde
overlijdensrisicoverzekering(en);
-
h. het aspect van kapitaalverzekering in de voor de aflossing bestemde vermogensopbouw
en cliëntenprofiel in kaart te brengen en in een correct advies over het krediet te
betrekken;
-
i. de betekenis van de relevante schadeverzekeringen (opstal, inboedel) aan de consument
duidelijk te maken en deze eventueel in het hypotheekadvies meenemen;
-
j. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico in het kader van de hypothecaire
financiering uit te leggen en het risico te vertalen in een correct advies over de
aan het krediet gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering;
-
k. de betekenis van de relevante kapitaalverzekeringen aan de consument duidelijk te
maken en deze eventueel in het hypotheekadvies mee te nemen;
-
l. bijzondere hypotheekconstructies (overbrugging, depot, bankgarantie) aan de consument
toe te lichten en in voorkomende gevallen toe te passen;
-
m. te bepalen welke (extra) zekerheden vereist zijn teneinde de gevolgen hiervan voor
de consument duidelijk te maken;
-
n. de fiscale gevolgen van de aankoop van de (eigen) woning of ander bestedingsobject,
alsmede van de hypothecaire financiering daarvan, te berekenen zodat de bruto en netto
(woon)lasten kunnen worden vastgesteld;
-
o. het verloop van de bruto- en nettolasten in de tijd weer te geven zodat deze voor
de consument inzichtelijk worden;
-
p. op hoofdlijnen de consument te informeren over de schenkings- en successierechtelijke
gevolgen van de voorgenomen financiering;
-
q. de verschillende rentetypen toe te lichten en het rentetarief te verklaren;
-
r. een aanvraag vooraf te beoordelen zodat een inschatting terzake acceptatie kan worden
gemaakt;
-
s. met de consument een aanvraagformulier voor een hypotheekofferte in te vullen, danwel
een reeds ingevuld formulier te controleren;
-
t. de consument duidelijk te maken hoe het aanvraagproces verloopt;
-
u. de door de aanbieder uitgebrachte hypotheekofferte te interpreteren en de consument
dienovereenkomstig te informeren zodat deze de juiste afweging kan maken bij het accepteren
van de offerte; en
-
v. de hypotheekakte en andere relevante stukken te interpreteren en vragen van de consument
hierover te beantwoorden.
2.4. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst
inzake hypothecair krediet:
-
a. in een situatie van extra aflossing, op basis van de beschikbare gegevens, de te betalen
kredietvergoeding te berekenen;
-
b. op grond van signalen of periodieke revisie in te schatten of aanpassing van het krediet
wenselijk is;
-
c. de belangrijkste begrippen uit het kredietbeheer te benoemen zodat in voorkomende
gevallen de consument hierover kan worden geïnformeerd; en
-
d. de mogelijke consequenties van non-betaling te benoemen en de consument daarover te
informeren.
2.5. De personen zijn in staat met betrekking tot financiële instrumenten:
-
a. uit te leggen aan de consument waarom het voor een goed beleggingsadvies belangrijk
is een risicoprofiel te maken;
-
b. de voor het risicoprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring
en doelstellingen van de consument te verzamelen, rekening te houden met de periodieke
inkomsten, de financiële lasten, de kennis en ervaring, het huidige en het voormalige
beroep en het bezit van onroerende zaken;
-
c. in actieve dialoog met de consument de risicotolerantie van de consument in kaart
te brengen;
-
d. op basis van de verzamelde informatie vast te stellen welk risicoprofiel op dit moment
past bij de consument en te onderbouwen waarom hij tot dit profiel gekomen is; en
-
e. vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van
de consument en, indien van toepassing, door te verwijzen naar een ander type adviseur,
en die financiële instrumenten te selecteren die passend zijn binnen hun competenties.
2.6. De personen zijn in staat met betrekking tot de totstandkoming van transacties
in financiële instrumenten:
-
a. overeenstemming te bereiken met de consument, inclusief ondertekening door de consument,
over het risicoprofiel;
-
b. aan de consument uit te kunnen leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie
die wordt gegeven bij de strategische asset allocaties en wat dat voor hem betekent;
-
c. uit te kunnen leggen op welke veronderstellingen de strategische asset allocaties
zijn gebaseerd en kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde risico- en rendementinformatie;
-
d. in overleg met de consument vast te stellen welke strategische asset allocatie die
de diverse aanbieders hanteren, past bij het gekozen risicoprofiel;
-
e. uit te kunnen leggen waarom de gemaakte keuze een momentopname is en waarom het belangrijk
is periodiek deze keuze te heroverwegen;
-
f. uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd;
-
g. de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen als
onderdeel van modelportefeuilles;
-
h. uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen
inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn;
-
i. uit te leggen in welke objecten of financiële instrumenten beleggingsinstellingen
beleggen, en wat de kenmerken en risico’s zijn van deze producten;
-
j. de informatie over de invloed van de economische omgeving op de beleggingsportefeuille
die de aanbieder van de beleggingsinstellingen bij deze producten geeft, aan de consument
uit te leggen en de actuele ontwikkelingen op de financiële markten te duiden voor
de consument in relatie tot het daarbij horende risicoprofiel en de asset allocatie;
-
k. een concreet advies te geven over welke modelportefeuille (al dan niet in combinatie
met andere producten) het beste aansluit bij het risicoprofiel en de wensen van de
consument;
-
l. de kenmerken en risico’s van financiële producten uit te leggen, waaronder, doch niet
uitsluitend, het risico dat de consument tijdens of aan het einde van de looptijd
een bijstorting moet doen of een restschuld overhoudt;
-
m. financiële producten met elkaar te vergelijken en bepalen of deze producten geschikt
zijn voor een specifieke consument; en
-
n. met betrekking tot de totstandkoming van transacties, integriteitdilemma’s tussen
bedrijfsbelang en klantbelang te analyseren, af te wegen en deze afwegingen te verantwoorden.
2.7. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst
inzake financiële instrumenten:
-
a. alle vereiste gegevens op de juiste manier vast te leggen in het klantdossier zodat
ten minste aan de regels van de externe toezichthouder is voldaan;
-
b. vast te stellen of bijsturing van de portefeuille nodig is, gegeven het eerder vastgestelde
risicoprofiel;
-
c. tijdens mutatiemomenten of door verstrekte informatie van de consument te signaleren
of een wijziging in de persoonlijke financiële situatie een wijziging betekent in
het risicoprofiel van de consument, waardoor de strategische asset allocatie bijgesteld
zou kunnen worden en andere passende financiële instrumenten zouden kunnen worden
geselecteerd; en
-
d. deze onder c bedoelde wijzigingen te vertalen in een concreet advies over aanpassing
van de strategische asset allocatie.
3. Consumptief krediet
3.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden met betrekking tot consumptief krediet de eindtermen genoemd in de onderdelen
3.2 tot en met 3.4.
3.2. De personen zijn in staat met betrekking tot consumptief krediet:
-
a. ten behoeve van een juist en verantwoord advies de kredietbehoefte van de consument
vast te stellen in termen van wensen en mogelijkheden, mede op basis van diens toekomstige
situatie;
-
b. te bepalen of voor het realiseren van het financieringsdoel alternatieve oplossingen
mogelijk zijn; en
-
c. de benodigde informatie te verzamelen om alle relevante aspecten te kunnen meenemen
in het advies.
3.3. De personen zijn in staat met betrekking tot het bemiddelen in en adviseren over
consumptief krediet:
-
a. de wettelijke regels met betrekking tot de financiële dienst alsmede de voorschriften
ingevolge zelfregulering toe te passen;
-
b. op basis van de beschikbare informatie te bepalen welke kredietvorm aansluit op de
gegeven situatie;
-
c. te bepalen welke (extra) zekerheden vereist en de gevolgen hiervan voor de consument
duidelijk maken;
-
d. de regels ten aanzien van beschikkingsbevoegdheid toe te passen;
-
e. invulling te geven aan de variabele looptijd en het termijnbedrag zodat de (maand)lasten
bij de gevraagde kredietsom voor de consument inzichtelijk worden;
-
f. de fiscale gevolgen van het kredietvoorstel in te schatten zodat de bruto- en nettolasten
op de juiste wijze kunnen worden berekend, ook in geval van een krediet bestemd voor
de eigen woning;
-
g. de consument te informeren over de relevante krediettechnische aspecten;
-
h. het rentetarief en eventuele andere kosten te verklaren zodat de consument dit kan
plaatsen ten opzichte van andere kredietproducten;
-
i. een aanvraag vooraf te beoordelen zodat een inschatting ter zake de acceptatie kan
worden gemaakt;
-
j. met de consument een aanvraagformulier voor een consumptief krediet in te vullen,
dan wel een reeds ingevuld formulier te controleren;
-
k. de consument duidelijk te maken hoe het aanvraagproces verloopt;
-
l. het resultaat van de kredietaanvraag naar de consument terug te koppelen waarbij inzicht
wordt verschaft in de afwegingen die bij de beoordeling een rol hebben gespeeld;
-
m. de kredietovereenkomst en andere relevante stukken te interpreteren en vragen van
de consument hierover te beantwoorden; en
-
n. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico in het kader van de kredietovereenkomst
uit te leggen en het risico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet
gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3.4. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst
inzake consumptief krediet:
-
a. op grond van signalen of periodieke revisie in te schatten of aanpassing van het krediet
wenselijk is zodat de verstrekking ook op langere termijn passend is;
-
b. de belangrijkste begrippen uit het kredietbeheer toe te lichten zodat in voorkomende
gevallen de consument hierover kan worden geïnformeerd;
-
c. in een situatie van extra aflossing op basis van de beschikbare gegevens de renterestitutie
en administratiekosten voor de consument te berekenen;
-
d. de consument duidelijk te maken hoe en wanneer vertragingsrente in rekening wordt
gebracht; en
-
e. de consument te informeren over de mogelijke consequenties van non-betaling.
4. Schadeverzekeringen
4.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden met betrekking tot schadeverzekeringen de eindtermen genoemd in de onderdelen
4.2 tot en met 4.5.
4.2. De personen zijn in staat met betrekking tot schadeverzekeringen inzake bezit,
verkeer, transport, aansprakelijkheid en rechtsbijstand, inkomen en arbeidsongeschiktheid
en gezondheid en zorg, hierna te noemen: «de schadeverzekeringen»:
-
a. de behoefte en risico’s te inventariseren en interpreteren ten behoeve van de advisering
van de cliënt;
-
b. de preventiemaatregelen te inventariseren en interpreteren ten behoeve van de advisering
van de cliënt;
-
c. de mogelijke preventiemaatregelen te verduidelijken, ten behoeve van de advisering
van de cliënt;
-
d. de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren ten behoeve van de advisering
van de cliënt; en
-
e. de geselecteerde verzekeringsvoorwaarden te vergelijken ten behoeve van de advisering
van de cliënt.
4.3. De personen zijn in staat, met betrekking tot het bemiddelen in en adviseren
over de schadeverzekeringen:
-
a. de mogelijke risico’s en verzekeringsvormen te verduidelijken;
-
b. de premie te berekenen met behulp van de beschikbare informatie;
-
c. met de cliënt op correcte wijze een aanvraagformulier in te vullen;
-
d. een ingevuld aanvraagformulier op juistheid te controleren; en
-
e. op correcte wijze een aanvraag te verzenden.
4.4. De personen zijn in staat, met betrekking tot beheer en mutatie van de overeenkomst
inzake de schadeverzekeringen:
-
a. de cliënt tijdig te informeren over de acceptatiebeslissing en deze, en overige informatie
vast te leggen;
-
b. de polisdocumenten en overige informatie op juistheid te controleren, te verzenden
aan de cliënt en vast te leggen;
-
c. het advies te wijzigen, om aan te sluiten bij de gewijzigde persoonlijke situatie
van de cliënt; en
-
d. de gewenste wijzigingen op een bestaande schadeverzekering te verzenden aan de verzekeraar
en deze na acceptatie en ontvangst op juistheid te controleren en vast te leggen.
4.5. De personen zijn in staat, met betrekking tot schadeverzekeringen bij een mogelijke
aanspraak/vordering:
-
a. de cliënt te adviseren en diens belangen te bewaken in de contacten met de verzekeraar;
-
b. de cliënt te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde
gegevens te verwerken om;
-
c. eventueel een onafhankelijke deskundige in te schakelen;
-
d. eventuele gedekte en niet-gedekte aanspraken te verduidelijken aan de cliënt;
-
e. met de cliënt op correcte wijze een meldingsformulier in te vullen;
-
f. een ingevuld meldingsformulier op juistheid te controleren; en
-
g. op correcte wijze het meldingsformulier en overige informatie te verzenden aan de
verzekeraar.
4.6. De personen beschikken over een grondige kennis van het algemene verzekeringsrecht
en zijn in staat om deze kennis toe te passen bij schadeverzekeringen.
5. Levensverzekeringen
5.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden met betrekking tot levensverzekeringen de eindtermen genoemd in de onderdelen
5.2 tot en met 5.8.
5.2. De personen zijn in staat:
-
a. de behoefte, risico’s en (toekomstige) aanspraken op het gebied van levensverzekeringen
te inventariseren en interpreteren;
-
b. de (toekomstige) financiële positie van de cliënt te inventariseren;
-
c. alternatieve oplossingen te inventariseren voor het realiseren van de zekerheidsbehoefte;
-
d. de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren en te vergelijken; en
-
e. provisie- en vergoedingsregels uit te leggen aan de consument en de cliëntovereenkomst
correct toe te passen.
5.3. De personen zijn in staat met betrekking tot bemiddelen in en adviseren over
levensverzekeringen:
-
a. een (aanvullende) levensverzekering te adviseren, om te komen tot een gerichte keuze
en aanvraag;
-
b. de mogelijke vormen en wettelijke (fiscale) gevolgen te verduidelijken, ten behoeve
van de advisering van de cliënt;
-
c. de mogelijke voorwaarden en risico’s van deze verzekeringen te verduidelijken
-
d. de mogelijkheden op een (aanvullende) levensverzekeringen te verduidelijken bij een
minder goede gezondheid;
-
e. de premie of koopsom voor een (aanvullende) verzekering te berekenen en te verduidelijken
met behulp van de beschikbare informatie;
-
f. met de cliënt op correcte wijze een aanvraagformulier inclusief overige bescheiden
voor een (aanvullende) verzekering in te vullen;
-
g. een ingevuld aanvraagformulier inclusief overige bescheiden op juistheid te controleren;
-
h. op correcte wijze een aanvraag inclusief overige bescheiden te verzenden;
-
i. de cliënt te informeren over de mogelijkheid dat een aanvraag voor een (aanvullende)
verzekering niet (zonder beperkingen) zal worden geaccepteerd; en
-
j. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico uit te leggen en het risico te vertalen
in een correct advies over de aan levensverzekering gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering.
5.4. De personen zijn in staat met betrekking beheer en mutatie van de overeenkomst
inzake levensverzekeringen:
-
a. de cliënt tijdig te informeren over de acceptatiebeslissing voor een (aanvullende)
levensverzekering en deze en overige informatie te vast te leggen;
-
b. de polisdocumenten en overige informatie op juistheid te controleren, te verzenden
aan de cliënt, en te vast te leggen;
-
c. het advies voor een bestaande (aanvullende) verzekering te wijzigen, om aan te sluiten
bij de gewijzigde persoonlijke situatie van de cliënt en te komen tot een aanpassing
van de verzekering;
-
d. de consument te informeren over wijzigingen, wijzigingsmogelijkheden en hun gevolgen
voor een bestaande verzekering; en
-
e. de gewenste wijzigingen van een bestaande (aanvullende) verzekering te verzenden aan
de verzekeraar en na acceptatie en ontvangst te controleren en vast te leggen.
5.5. De personen zijn in staat bij een mogelijke aanspraak/vordering op een bestaande
(aanvullende) levensverzekering:
-
a. de cliënt te adviseren en diens belangen te bewaken in de contacten met de verzekeraar;
-
b. de cliënt te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde
gegevens te verwerken;
-
c. eventueel een onafhankelijke deskundige in te schakelen;
-
d. de gevolgen van niet-premiebetaling en eventuele niet-toegestane aanspraken te verduidelijken
aan de cliënt;
-
e. met de cliënt op correcte wijze een meldingsformulier in te vullen;
-
f. een ingevuld meldingsformulier op juistheid te controleren; en
-
g. op correcte wijze het meldingsformulier en overige informatie te verzenden.
5.6. De personen zijn in staat met betrekking tot financiële instrumenten:
-
a. uit te leggen aan de consument waarom het voor een goed beleggingsadvies belangrijk
is een risicoprofiel te maken;
-
b. de voor het risicoprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring
en doelstellingen van de consument te verzamelen, rekening te houden met de periodieke
inkomsten, de financiële lasten, de kennis en ervaring, het huidige en het voormalige
beroep en het bezit van onroerende zaken;
-
c. in actieve dialoog met de consument de risicotolerantie van de consument in kaart
te brengen;
-
d. op basis van de verzamelde informatie vast te stellen welk risicoprofiel op dit moment
past bij de consument en te onderbouwen waarom hij tot dit profiel gekomen is; en
-
e. vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van
de consument en, indien van toepassing, door te verwijzen naar een ander type adviseur,
en die financiële instrumenten te selecteren die passend zijn binnen hun competenties.
5.7. De personen zijn in staat met betrekking tot de totstandkoming van transacties
in financiële instrumenten:
-
a. overeenstemming te bereiken met de consument, inclusief ondertekening door de consument,
over het risicoprofiel;
-
b. aan de consument uit te kunnen leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie
die wordt gegeven bij de strategische asset allocaties en wat dat voor hem betekent;
-
c. uit te kunnen leggen op welke veronderstellingen de strategische asset allocaties
zijn gebaseerd en kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde risico- en rendementinformatie;
-
d. in overleg met de consument vast te stellen welke strategische asset allocatie die
de diverse aanbieders hanteren, past bij het gekozen risicoprofiel;
-
e. uit te kunnen leggen waarom de gemaakte keuze een momentopname is en waarom het belangrijk
is periodiek deze keuze te heroverwegen;
-
f. uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd;
-
g. de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen als
onderdeel van modelportefeuilles;
-
h. uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen
inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn;
-
i. uit te leggen in welke objecten of financiële instrumenten beleggingsinstellingen
beleggen, en wat de kenmerken en risico’s zijn van deze producten;
-
j. de informatie over de invloed van de economische omgeving op de beleggingsportefeuille
die de aanbieder van de beleggingsinstellingen bij deze producten geeft, aan de consument
uit te leggen en de actuele ontwikkelingen op de financiële markten te duiden voor
de consument in relatie tot het daarbij horende risicoprofiel en de asset allocatie;
-
k. een concreet advies te geven over welke modelportefeuille (al dan niet in combinatie
met andere producten) het beste aansluit bij het risicoprofiel en de wensen van de
consument;
-
l. de kenmerken en risico’s van financiële producten uit te leggen, waaronder, doch niet
uitsluitend, het risico dat de consument tijdens of aan het einde van de looptijd
een bijstorting moet doen of een restschuld overhoudt;
-
m. financiële producten met elkaar te vergelijken en bepalen of deze producten geschikt
zijn voor een specifieke consument; en
-
n. bij de totstandkoming van transacties, integriteitdilemma’s tussen bedrijfsbelang
en klantbelang te analyseren, af te wegen en deze afwegingen te verantwoorden.
5.8. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst
inzake financiële instrumenten:
-
a. alle vereiste gegevens op de juiste manier vast te leggen in het klantdossier zodat
ten minste aan de regels van de externe toezichthouder is voldaan;
-
b. vast te stellen of bijsturing van de portefeuille nodig is, gegeven het eerder vastgestelde
risicoprofiel;
-
c. tijdens mutatiemomenten of door verstrekte informatie van de consument te signaleren
of een wijziging in de persoonlijke financiële situatie een wijziging betekent in
het risicoprofiel van de consument, waardoor de strategische asset allocatie bijgesteld
zou kunnen worden en andere passende financiële instrumenten zouden kunnen worden
geselecteerd;
-
d. deze onder c bedoelde wijzigingen te vertalen in een concreet advies over aanpassing
van de strategische asset allocatie.
6. Volmacht
6.1.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden voor de personen, werkzaam bij een gevolmachtigde agent inzake schadeverzekeringen
de eindtermen genoemd in 6.2 tot en met 6.5 en 6.7 tot en met 6.9.
6.1.2. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, gelden voor de personen, werkzaam bij een gevolmachtigde agent inzake levensverzekeringen
de eindtermen genoemd in 6.2, 6.6 en 6.7 tot en met 6.9.
6.2. De personen beschikken over:
-
a. grondige kennis van het algemene verzekeringsrecht en de toepassing daarvan;
-
b. grondige kennis van algemene verzekeringstechniek en algemene polisbepalingen en de
toepassing daarvan;
-
c. kennis van het stelsel van sociale zekerheid;
-
d. kennis van het algemeen burgerlijk recht en de wijze waarop een civiele procedure
en een strafproces verlopen;
-
e. kennis van het verbintenissenrecht;
-
f. globale kennis van de belastingwetgeving;
-
g. globale kennis van herverzekering en reserveren;
-
h. globale kennis van preventiemaatregelen;
-
i. grondige kennis van de bedrijfsorganisaties, de belangenverenigingen en de samenwerkingsverbanden;
-
j. kennis van het wettelijk toezicht en eventuele zelfregulering;
-
k. kennis van de rechtspositie van de bemiddelaar; en
-
l. kennis van gedragsregels voor verzekeraars en bemiddelaars.
6.3. De personen beschikken met betrekking tot brandverzekeringen over:
-
a. globale kennis van de brandverzekeringsmarkt;
-
b. grondige kennis van de verschillende vormen van brandverzekering en de toepassing
daarvan;
-
c. grondige kennis van de uitgebreide gevarenverzekeringen en de toepassing daarvan;
-
d. kennis van risicofactoren en preventiemaatregelen;
-
e. kennis van de belangrijkste tariefovereenkomsten en calculatiemodellen; en
-
f. kennis van de wijze van schaderegeling.
6.4. De personen beschikken met betrekking tot transportverzekeringen over:
-
a. kennis van leverings- en vervoerscondities;
-
b. globale kennis van het vervoersrecht;
-
c. grondige kennis van de verschillende vormen van goederentransportverzekering en de
toepassing daarvan;
-
d. grondige kennis van de verzekering van landmateriaal;
-
e. globale kennis van transportverzekeringen op andere dan Nederlandse condities;
-
f. grondige kennis van de pleziervaartuigverzekering; en
-
g. kennis van de wijze van schaderegeling.
6.5. De personen beschikken met betrekking tot variaverzekeringen over:
-
a. kennis van de sociale verzekeringen voor zover relevant voor de particuliere medische
variaverzekering;
-
b. grondige kennis van de ziektekosten-, de ongevallen- en de arbeidsongeschiktheidsverzekering
en de toepassing daarvan;
-
c. grondige kennis van het aansprakelijkheidsrecht en wettelijke verplichtingen voor
aansprakelijkheidsverzekeringen;
-
d. grondige kennis van de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren en bedrijven
en de toepassing daarvan;
-
e. kennis van andere algemene aansprakelijkheidsverzekeringen;
-
f. grondige kennis van motorrijtuigverzekeringen en de toepassing daarvan;
-
g. kennis van andere vormen van variaverzekering; en
-
h. kennis van de wijze van schaderegeling.
6.6. De personen beschikken met betrekking tot levensverzekeringen over:
-
a. kennis van de sociale verzekeringen voorzover relevant voor de levensverzekering;
-
b. kennis van de grondslagen en begrippen bij levensverzekering;
-
c. grondige kennis van de belangrijkste vormen van levensverzekering en de toepassing
daarvan;
-
d. grondige kennis van de uit een levensverzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten;
-
e. kennis van de belastingwetgeving voorzover relevant voor de levensverzekering;
-
f. kennis van de wet en regelgeving ten aanzien van pensioenen;
-
g. kennis van het huwelijksvermogensrecht, het erfrecht en het faillissementsrecht voorzover
relevant voor de levensverzekering;
-
h. de kennis om, bij combinatie met financiële instrumenten, uit te leggen aan de consument
waarom het voor een goed beleggingsadvies belangrijk is een risicoprofiel te maken;
-
i. de kennis om, bij combinatie met financiële instrumenten, de voor het risicoprofiel
benodigde informatie over de financiële positie, ervaring en doelstellingen van de
consument te verzamelen, rekening te houden met de periodieke inkomsten, de financiële
lasten, de kennis en de ervaring, het huidige en het voormalige beroep en het bezit
van onroerende zaken;
-
j. de kennis om, bij combinatie met financiële instrumenten, in actieve dialoog met de
consument, de risicotolerantie van de consument in kaart te brengen;
-
k. de kennis om, bij combinatie met financiële instrumenten, op basis van de verzamelde
informatie vast te stellen welk risicoprofiel op dit moment past bij de consument
en te onderbouwen waarom hij tot dit profiel is gekomen;
-
l. de kennis om, bij combinatie met financiële instrumenten, vast te stellen welke vorm
van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van de consument en, indien
van toepassing, door te verwijzen naar een ander type adviseur en die financiële instrumenten
te selecteren, die passen binnen hun competenties;
-
m. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, overeenstemming
te bereiken met de consument, inclusief ondertekening door de consument, over het
risicoprofiel;
-
n. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, aan
de consument uit te kunnen leggen wat wordt bedoeld met risico- en rendementinformatie
die wordt gegeven bij de strategische asset allocaties en wat dat voor hem betekent;
-
o. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, uit
te kunnen leggen op welke veronderstellingen de strategische asset allocaties zijn
gebaseerd en kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde risico- en rendementinformatie;
-
p. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, in
overleg met de consument vast te stellen welke strategische asset allocatie die de
diverse aanbieders hanteren, past bij het gekozen risicoprofiel;
-
q. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, uit
te leggen waarom de gemaakte keuze een momentopname is en waarom het belangrijk is
periodiek deze keuze te heroverwegen;
-
r. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, uit
te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd;
-
s. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, de
voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen als onderdeel
van de modelportefeuille;
-
t. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties van financiële instrumenten, uit
te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen
inhouden en wat de kenmerken en de risico’s van deze vormen zijn;
-
u. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, uit
te leggen in welke objecten of financiële instrumenten beleggingsinstellingen beleggen,
en wat de kenmerken en risico’s zijn van deze producten;
-
v. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, de
informatie over de invloed van de economische omgeving op de beleggingsportefeuille
die de beleggingsinstellingen bij deze producten geven, aan de consument uit te leggen
en de actuele ontwikkelingen op de financiële markten te duiden voor de consument
in relatie tot het daarbij horende risicoprofiel en asset allocatie;
-
w. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, een
concreet advies te geven over welke modelportefeuille, al dan niet in combinatie met
andere financiële producten, het beste aansluit bij het risicoprofiel en de wensen
van de consument;
-
x. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, de
kenmerken en risico’s van financiële producten uit te leggen, waaronder, doch niet
uitsluitend, het risico dat de consument tijdens of aan het einde van de looptijd
een bijstorting moet doen of een restschuld overhoudt;
-
y. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, financiële
producten met elkaar te vergelijken en te bepalen of deze producten geschikt zijn
voor een specifieke consument;
-
z. de kennis om, bij de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten, integriteitsdilemma’s
tussen bedrijfsbelang en klantbelang te analyseren, af te wegen en deze afwegingen
te verantwoorden;
-
aa. de kennis om, bij het beheer en de mutatie van de overeenkomst inzake financiële instrumenten,
alle vereiste gegevens op de juiste manier vast te leggen in het klantdossier zodat
ten minste aan de regels van de externe toezichthouder is voldaan;
-
bb. de kennis om, bij het beheer en de mutatie van de overeenkomsten inzake financiële
instrumenten, vast te stellen of bijsturen van de portefeuille nodig is, gegeven het
eerder vastgestelde risicoprofiel;
-
cc. de kennis om, bij het beheer en de mutatie van de overeenkomst inzake financiële instrumenten,
tijdens mutatiemomenten of door verstrekte informatie van de consument te signaleren
of wijziging in de persoonlijke financiële situatie een wijziging betekent in het
risicoprofiel van de consument, waardoor de strategische asset allocatie bijgesteld
zou kunnen worden en andere passende financiële instrumenten kunnen worden geselecteerd;
en
-
dd. de kennis om, bij het beheer en de mutatie van de overeenkomst inzake financiële instrumenten,
de onder cc bedoelde wijzigingen te vertalen in een concreet advies over aanpassing
van de strategische asset allocatie.
6.7. De personen beschikken over:
-
a. grondige kennis van de structuur van het verzekeringsbedrijf en de bedrijfskolom;
-
b. grondige kennis van de verschillende organisaties en samenwerkingsvormen in het provinciale
bedrijf en het beursbedrijf;
-
c. globale kennis van de interne organisatie van het bedrijf van de verzekeraar;
-
d. globale kennis van het financiële beheer en de opbouw en betekenis van de jaarrekening;
en
-
e. kennis van de verschillende rechtsvormen en de belangrijkste juridische en fiscale
consequenties daarvan.
6.8. De personen beschikken met betrekking tot verzekeringstechniek over:
-
a. grondige kennis van algemene aspecten van risicobeoordeling en acceptatietechniek
bij schade- en levensverzekering;
-
b. grondige kennis van het redigeren van polisvoorwaarden en clausules en het kunnen
toepassen daarvan;
-
c. grondige kennis van algemene aspecten van schaderegeling en van de regeling van uitkeringen
bij levensverzekering en het kunnen toepassing daarvan;
-
d. kennis van de verschillende vormen van reserves en de wijze waarop deze moeten worden
berekend;
-
e. grondige kennis van de verschillende soorten herverzekering; en
-
f. grondige kennis van de gedragsregels die gelden voor verzekeraars en het kunnen toepassen
daarvan.
6.9. De personen beschikken over:
-
a. kennis van de wet in het algemeen en grondige kennis van die bepalingen gericht op
de gevolmachtigde agent;
-
b. kennis van de juridische positie van de gevolmachtigde agent en de vertegenwoordiger
volgens het Burgerlijk Wetboek;
-
c. kennis van de toezichtwetgeving op het verzekeringsbedrijf; en
-
d. globale kennis van andere nationale en Europese wetgeving voorzover deze gevolgen
voor de verzekering of de verkoop daarvan heeft.
1. Algemene gegevens over de beleggingsinstelling
1.1. De rechtsvorm van de beleggingsinstelling.
1.2. De naam van de beleggingsinstelling, de statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor
van de beleggingsinstelling, de oprichtingsdatum, de tijd waarvoor de beleggingsinstelling
is opgericht indien deze niet voor onbepaalde tijd is aangegaan, en, indien van toepassing,
het nummer van de inschrijving van de beleggingsinstelling in het handelsregister
en de plaats van de inschrijving.
1.3. Indien in het kader van het beheer of de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling
werkzaamheden zijn of worden uitbesteed ten minste de volgende gegevens:
1.4. De naam van adviseurs en adviesbureaus van wier diensten de beleggingsinstelling
ter zake van haar beleggingen gebruik maakt. Indien het een instelling voor collectieve
belegging in effecten betreft: de werkzaamheden van de adviseurs en adviesbureaus,
voor zover het beroep op hun diensten bij overeenkomst is vastgelegd, en op welke
wijze de kosten van de werkzaamheden ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling,
in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins direct of indirect
ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling, en de vermelding van
belang kan zijn voor de deelnemers.
1.5. Indien van toepassing: de naam en het kantooradres van de accountant die de jaarrekening
van de beleggingsinstelling over het laatste boekjaar heeft gecontroleerd.
1.6. Indien van toepassing: de naam van de bewaarder die de activa van de beleggingsinstelling
bewaart.
1.7. Indien van toepassing: een beschrijving van de hoofdlijnen van de overeenkomst
ter zake van beheer en bewaring tussen de beheerder en de bewaarder van de beleggingsinstelling
en mededeling dat op verzoek een afschrift van de overeenkomst kan worden verkregen
tegen ten hoogste de kostprijs.
1.8. Een verklaring dat de bewaarder volgens het recht van de staat waar de beleggingsinstelling
haar zetel heeft jegens de beleggingsinstelling en de deelnemers aansprakelijk is
voor door hen geleden schade voorzover de schade het gevolg is van verwijtbare niet-nakoming
of gebrekkige nakoming van zijn verplichtingen, ook wanneer de bewaarder de bij hem
in bewaring gegeven activa geheel of ten dele aan een derde heeft toevertrouwd.
1.9. Een beschrijving van de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur waarin de
beleggingsmaatschappij met andere personen is verbonden.
1.10. De namen van eventuele andere beleggingsinstellingen die worden beheerd door
de beheerder van de beleggingsinstelling.
1.11. De wijze waarop deelnemers klachten over de beleggingsinstelling kunnen indienen
bij de beheerder.
2. Gegevens over de personen die het (dagelijks) beleid van de beleggingsmaatschappij
(mede) bepalen of onderdeel zijn van een toezichthoudend orgaan van de beleggingsmaatschappij
De namen van de personen die het beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen of mede
bepalen of die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het
beleid en de algemene gang van zaken van de beleggingsmaatschappij, vermelding van
de voornaamste door deze personen buiten de beleggingsmaatschappij uitgeoefende activiteiten
voor zover deze activiteiten verband houden met de werkzaamheden van de beleggingsmaatschappij.
3. Gegevens over wijzigingen in de voorwaarden
3.1. De wijze waarop de voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de
deelnemers kunnen worden gewijzigd.
3.2. Vermelding van het feit dat een voorstel tot wijziging van de voorwaarden die
gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers bekend wordt gemaakt in een
advertentie in een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van
iedere deelnemer alsmede op de website van de beheerder en dat het voorstel tot wijziging
op de website van de beheerder wordt toegelicht.
3.3. Vermelding van het feit dat een wijziging van de voorwaarden die gelden tussen
de beleggingsinstelling en de deelnemers bekend wordt gemaakt in een advertentie in
een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer
alsmede op de website van de beheerder, en dat de wijziging op de website van de beheerder
wordt toegelicht.
3.4. Dat een wijziging van de voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling
en de deelnemers waardoor rechten of zekerheden van de deelnemers worden verminderd
of lasten aan de deelnemers worden opgelegd tegenover de deelnemers niet wordt ingeroepen
voordat drie maanden zijn verstreken na bekendmaking van de wijziging als bedoeld
onder 3.3 en dat deelnemers binnen deze periode onder de gebruikelijke voorwaarden
kunnen uittreden.
3.5. Vermelding van het feit dat een wijziging van de voorwaarden die gelden tussen
de beleggingsinstelling en de deelnemers waardoor het beleggingsbeleid wordt gewijzigd
niet wordt ingevoerd voordat drie maanden zijn verstreken na bekendmaking van de wijziging
als bedoeld onder 3.3 en dat deelnemers binnen deze periode onder de gebruikelijke
voorwaarden kunnen uittreden.
4. Gegevens over informatieverstrekking
4.1. De wijze waarop de beleggingsinstelling periodiek informatie verstrekt.
4.2. De datum waarop de jaarrekening en de halfjaarcijfers van de beleggingsinstelling
op grond van haar voorwaarden of Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek moeten zijn afgesloten, vermelding van het feit dat deze stukken op de website van
de beheerder beschikbaar zijn en dat deze stukken voor de deelnemers bij de beheerder
kosteloos verkrijgbaar zijn.
4.3. De plaatsen waar de vergunning van de beheerder van de beleggingsinstelling en
het fondsreglement of de statuten van de beleggingsinstelling verkrijgbaar zijn.
4.4. Vermelding van het feit dat aan een ieder op verzoek kosteloos een afschrift
van het fondsreglement of de statuten wordt verstrekt.
4.5. Vermelding van het feit dat aan ieder op verzoek tegen ten hoogste de kostprijs
de gegevens omtrent de beheerder, de beleggingsinstelling en, indien van toepassing,
de bewaarder welke ingevolge enig wettelijk voorschrift in het handelsregister moeten
worden opgenomen, worden verstrekt.
4.6. Vermelding van het feit dat aan de deelnemers in de beleggingsinstelling op verzoek
tegen ten hoogste de kostprijs de volgende gegevens worden verstrekt:
-
a. een afschrift van de vergunning van de beheerder;
-
b. een afschrift van een door de Autoriteit Financiële Markten genomen besluit tot ontheffing
van het ingevolge deze wet bepaalde met betrekking tot de beheerder, de door hem beheerde
beleggingsinstelling en de eventueel daaraan verbonden bewaarder; of
-
c. een afschrift van de opgave, bedoeld in artikel 50, tweede lid.
4.7. Vermelding van het feit dat de betaalbaarstelling van uitkeringen aan deelnemers
in de beleggingsinstelling, de samenstelling van de uitkeringen alsmede de wijze van
betaalbaarstelling worden bekendgemaakt per advertentie in een landelijk verspreid
Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer alsmede op de website
van de beheerder.
5. Gegevens over de activiteiten en het beleggingsbeleid
5.1. Een beschrijving van de beleggingsdoeleinden met inbegrip van de financiële doelstellingen,
zoals kapitaalgroei of inkomsten, de beleggingsportefeuille en het beleggingsbeleid,
zoveel mogelijk onderverdeeld naar economische sector en geografische spreiding, de
aard van de goederen waarin wordt belegd en de aan het beleggingsbeleid en de aard
van de goederen waarin wordt belegd, verbonden risico’s.
5.2. De wijze waarop wordt bepaald of de opbrengsten van de beleggingsinstelling worden
uitgekeerd of herbelegd.
5.3. De eventueel aan de beleggingsactiviteiten gestelde grenzen en de wijze waarop
hierin wijziging kan worden aangebracht.
5.4. Indien van toepassing: de bevoegdheid om als debiteur leningen aan te gaan of
financiële instrumenten uit te lenen.
5.5. Indien van toepassing: een beschrijving van de hoofdlijnen van overeenkomsten
met de met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen.
5.6. Indien transacties worden verricht met de met de beheerder, beleggingsmaatschappij
of bewaarder gelieerde partijen:
-
a. een beschrijving van de desbetreffende transactiesoorten;
-
b. vermelding of de transacties met de gelieerde partijen onder marktconforme voorwaarden
plaatsvinden en zo niet, de reden daarvoor; en
-
c. bij transacties met gelieerde partijen niet op een gereglementeerde markt of een andere
markt in financiële instrumenten plaatsvinden: een verklaring dat in alle gevallen
een onafhankelijke waardebepaling ten grondslag ligt aan de transactie of dat een
waardebepaling door een of meer bij de transactie betrokken partijen ook mogelijk
is.
5.7. Indien van toepassing: een verklaring dat de beleggingsinstelling in met de beheerder,
beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen kan beleggen.
5.8. Indien van toepassing: een verklaring dat de beleggingsinstelling direct of indirect
kan beleggen in andere beleggingsinstellingen.
5.9. Indien de beleggingsinstelling twintig procent of meer van het beheerde vermogen
direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling:
-
a. een beschrijving van de wijze waarop informatie wordt verschaft over de andere beleggingsinstelling:
en
-
b. indien van toepassing: de afspraken tussen de beleggingsinstelling en de andere beleggingsinstelling
over de verdeling van kosten en aan wie het voordeel ten goede komt.
5.10. Indien van toepassing: een verklaring dat de beleggingsinstelling belegt in
een andere beleggingsmaatschappij die een met de beheerder, beleggingsmaatschappij
of bewaarder gelieerde partij is of in een andere beleggingsinstelling die beheerd
wordt door een met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partij
en de voorwaarden waaronder verkoop of inkoop van, alsmede terugbetaling op de rechten
van deelneming in de andere beleggingsinstelling plaatsvindt.
5.11. Indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen
direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling: een beschrijving van
het beleggingsbeleid van de andere beleggingsinstelling.
5.12. Indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen
direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling:
-
a. het feit dat de beheerder van de andere beleggingsinstelling een vergunning als bedoeld
in artikel 2:65 van de wet heeft en in Nederland onder toezicht staat;
-
b. vermelding van het feit dat de andere beleggingsinstelling:
-
1°. overeenkomstig de richtlijn beleggingsinstellingen in een andere lidstaat is toegelaten;
-
2°. in die lidstaat onder toezicht staat;
-
3°. indien van toepassing: een mededeling als bedoeld in artikel 2:72 van de wet heeft gedaan en in het register, bedoeld in artikel 1:108 van de wet van de wet, is opgenomen; en
-
4°. niet onder Nederlands toezicht staat;
-
c. het feit dat de andere beleggingsinstelling:
-
1°. haar zetel heeft in een aangewezen staat;
-
2°. al dan niet in die staat een vergunning heeft en onder toezicht staat of beheerd wordt
door een beheerder die in een derde land al dan niet een vergunning heeft en onder
toezicht staat van een met name genoemde toezichthouder;
-
3°. indien van toepassing: een mededeling als bedoeld in artikel 2:73 van de wet heeft gedaan; en
-
4°. niet onder Nederlands toezicht staat; of
-
d. het feit dat de andere beleggingsinstelling:
-
1°. haar zetel heeft in een staat die niet ingevolge artikel 2:66 van de wet is aangewezen;
-
2°. al dan niet een vergunning heeft en onder toezicht staat van een met name genoemde
buitenlandse toezichthouder of beheerd wordt door een of beheerder die al dan niet
een vergunning heeft en onder toezicht staat van een met name genoemde buitenlandse
toezichthouder; en
-
3°. niet onder Nederlands toezicht staat.
5.13. Indien van toepassing: de gereglementeerde markt en de andere markten in financiële
instrumenten waar de financiële instrumenten worden verhandeld waarin de beleggingsinstelling
belegt.
5.14. Indien van toepassing: de wijze waarop en de voorwaarden waaronder derden in
opdracht van de beleggingsmaatschappij of in opdracht van haar beheerder de markt
in deelnemingsrechten onderhouden.
5.15. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: het
profiel van het type belegger tot wie de beleggingsinstelling zich richt.
5.16. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft en
indien van toepassing: de staat, het openbaar lichaam met verordende bevoegdheid of
de internationale organisatie waarin een of meer lidstaten deelnemen, die effecten
of geldmarktinstrumenten uitgeeft of garandeert waarin de beleggingsinstelling voor
meer dan vijfendertig procent van het beheerde vermogen belegt alsmede van de ontheffing
daartoe ingevolge artikel 136, tweede lid.
5.17. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: de
categorieën effecten, geldmarktinstrumenten of financiële derivaten waarin de beleggingsinstelling
mag beleggen; een verklaring of de beleggingsinstelling transacties met betrekking
tot financiële derivaten mag verrichten en zo ja, dan wordt duidelijk vermeld of dat
gebruik van de financiële derivaten mag dienen voor risicodekking dan wel ter verwezenlijking
van beleggingsdoelstellingen, alsmede het mogelijke effect van het gebruik van deze
effecten, geldmarktinstrumenten of financiële derivaten op het risicoprofiel.
5.18. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft en
indien van toepassing: vermelding van het feit dat de beleggingsinstelling voornamelijk
in financiële derivaten belegt of een aandelen- of obligatie-index als bedoeld in
artikel 138, eerste lid, volgt.
5.19. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft en
indien van toepassing: vermelding van het feit dat de waarde van de activa als gevolg
van het beleggingsbeleid sterk kan fluctueren.
6. Gegevens over kosten en vergoedingen
6.1. De kosten van oprichting van de beleggingsinstelling en de wijze waarop deze
kosten ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering
worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers
in de beleggingsinstelling en welk gedeelte ten goede komt aan de beheerder, de bewaarder,
de bestuurders van de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder, de bewaarder
of aan met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen.
6.2. De kosten gemoeid met het beheer van de beleggingsinstelling, de bewaring van
de activa van de beleggingsinstelling, de accountant, het toezicht en de marketing,
inclusief de berekeningsgrondslag, en de wijze waarop deze kosten ten laste komen
van het resultaat van de beleggingsinstelling, in mindering worden gebracht op het
beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling.
6.3. De transactiekosten die geïdentificeerd en gekwantificeerd kunnen worden en de
wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling,
in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen
van de deelnemers in de beleggingsinstelling.
6.4. Indien van toepassing: de kosten die worden gemaakt of vergoedingen die worden
gevraagd in verband met het in- en uitlenen van financiële instrumenten, en de wijze
waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat, in mindering worden gebracht
op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling,
onderscheidenlijk aan wie deze vergoedingen ten goede komen.
6.5. Indien van toepassing: de kosten van het verlenen van opdrachten aan derden om
een of meer werkzaamheden in het kader van het beheer van de beleggingsinstelling
of de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling te verrichten en de wijze
waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat, in mindering worden gebracht
op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen van de deelnemers in de beleggingsinstelling.
6.6. Alle andere dan onder 6.1 tot en met 6.5 bedoelde naar soort onderscheiden kosten
die hoger zijn dan tien procent van de totale kosten, inclusief de berekeningsgrondslag,
en de wijze waarop deze kosten ten laste komen van het resultaat van de beleggingsinstelling,
in mindering worden gebracht op het beheerde vermogen of anderszins ten laste komen
van de deelnemers in de beleggingsinstelling.
6.7. Indien de hoogte van de in 6.1 tot en met 6.6 bedoelde kosten nog niet bekend
is: het maximum van deze kosten.
6.8. De som van de in 6.1 tot en met 6.6 bedoelde kosten.
6.9. De naar soort onderscheiden kosten die voortvloeien uit directe of indirecte
beleggingen in andere beleggingsinstellingen.
6.10. Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: het niveau
van de kosten van de beleggingsinstelling per boekjaar, gerelateerd aan haar gemiddelde
intrinsieke waarde in dat boekjaar, onder vermelding van de kosten die bij de berekening
daarvan buiten beschouwing zijn gelaten. Indien de beleggingsinstelling tien procent
of meer van haar vermogen direct of indirect belegt in andere beleggingsinstellingen,
worden de kosten van de andere beleggingsinstellingen meegenomen bij het bepalen van
het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling of wordt vermeld dat en waarom
het niet mogelijk is de kosten van een andere beleggingsinstelling mee te nemen, alsmede
dat de kosten van de betreffende andere beleggingsinstelling van invloed zijn op het
resultaat van de beleggingsinstelling.
6.11. Indien de beleggingsinstelling 95 procent of meer van het beheerde vermogen
direct of indirect belegt in een andere beleggingsinstelling en de bestaansduur van
de andere beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: het niveau van de kosten van de
andere beleggingsinstelling per boekjaar, gerelateerd aan de gemiddelde intrinsieke
waarde van de andere beleggingsinstelling in dat boekjaar, onder vermelding van de
kosten die bij de berekening daarvan buiten beschouwing zijn gelaten.
6.12. De wijze waarop de op- en afslagen worden berekend en aan wie de op- en afslagen
ten goede komen, alsmede alle overige eenmalige bedragen die de deelnemers in de beleggingsinstelling
betalen bij toe- en uittreding, inclusief de berekeningsgrondslag.
6.13. Indien van toepassing: beschrijving van afspraken over retourprovisies met vermelding
van degenen aan wie de retourprovisies ten goede komen.
6.14. Indien van toepassing: beschrijving van afspraken over goederen die de beheerder,
de bewaarder, de bestuurders van de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder,
met de beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder gelieerde partijen of derden
voor het uitvoeren van opdrachten ten behoeve van de beheerder of de beleggingsinstelling
ontvangen of in het vooruitzicht worden gesteld.
7. Gegevens over de rechten van deelneming
7.1. De wijze waarop en voorwaarden waaronder het aanbieden van de rechten van deelneming
plaatsvindt.
7.2. De aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming in de beleggingsinstelling,
waaronder een beschrijving van het eventuele aan de rechten van deelneming verbonden
stemrecht alsmede van de vorm waarin en de eventuele beperkingen waaronder zij verhandeld
kunnen worden.
7.3. Een verklaring omtrent een eventuele notering van de beleggingsinstelling op
een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten.
7.4. De wijze waarop en voorwaarden waaronder verkoop of inkoop van, alsmede terugbetaling
op de rechten van deelneming plaatsvindt.
7.5. Indien van toepassing: de wijze waarop de bepaling plaatsvindt van de prijs bij
het aanbieden, de verkoop- of inkoopprijs, alsmede van het bedrag bij terugbetaling
van de waarde van de rechten van deelneming, in het bijzonder:
-
a. de wijze waarop en regelmaat waarmee deze prijzen worden berekend; en
-
b. hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden gepubliceerd.
Deze verplichting is niet van toepassing op beleggingsinstellingen waarvan de rechten
van deelneming zijn toegelaten tot de notering op een door de Autoriteit Financiële
Markten aangewezen gereglementeerde markt of andere markt in financiële instrumenten
of waarvan aannemelijk is dat die rechten van deelneming daartoe spoedig zullen worden
toegelaten; deze verplichting is evenmin van toepassing op de in artikel 126, eerste lid, bedoelde beleggingsmaatschappijen.
7.6. Een beschrijving van de voorschriften waaraan de winstbepaling en -bestemming
is onderworpen, alsmede van de wijze waarop en de frequentie waarmee winstuitkering
zal geschieden.
7.7. Een verklaring dat elk recht van deelneming van dezelfde soort recht geeft op
een evenredig aandeel in het vermogen van de beleggingsinstelling voor zover dit aan
de deelgerechtigden toekomt.
7.8. Een verklaring dat behalve ingeval van gratis verstrekking, rechten van deelneming
slechts worden aangeboden indien de nettoprijs binnen de vastgestelde termijnen in
het vermogen van de beleggingsinstelling is gestort.
7.9. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: een
verklaring dat de beleggingsinstelling gehouden is om, op verzoek van de deelnemers,
haar rechten van deelneming ten laste van de activa direct of indirect in te kopen
of de waarde van de rechten van deelneming terug te betalen. Deze verplichting geldt
niet voor de beleggingsmaatschappij, bedoeld in artikel 126, eerste lid.
7.10. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft: de
plaatsen in elke lidstaat waar de beleggingsinstelling haar rechten van deelneming
in de handel brengt dan wel doet brengen.
7.11. Indien het een instelling voor collectieve belegging in effecten betreft die
rechten van deelneming aanbiedt met een verschillend risicoprofiel:
-
a. de soorten van rechten van deelneming; en
-
b. wijze waarop een deelnemer in de beleggingsinstelling een belegging in een soort van
deelneming kan omzetten naar een andere aangeboden soort van deelneming in de beleggingsinstelling
en de kosten die daaraan voor de deelnemer zijn verbonden.
7.12. Indien het een beleggingsinstelling betreft waarvan de rechten van deelneming
op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht
of terugbetaald, voorzover redelijkerwijs voorzienbaar: de gevallen waarin in het
belang van de deelnemers de inkoop van de rechten van deelneming of de terugbetaling
van de waarde van de rechten van deelneming kunnen worden opgeschort, alsmede de wijze
waarop onderscheidenlijk inkoop en terugbetaling kan worden opgeschort.
7.13. Indien het een beleggingsinstelling betreft waarvan de rechten van deelneming
op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht
of terugbetaald: een verklaring dat er voldoende waarborgen aanwezig zijn opdat, behoudens
wettelijke bepalingen en de in 7.12 bedoelde gevallen, aan de verplichting om in te
kopen en terug te betalen kan worden voldaan.
7.14. Indien het een beleggingsmaatschappij als bedoeld in artikel 126, tweede lid, betreft: de gereglementeerde markt of de andere markt in financiële instrumenten
in de staat van verhandeling waarvan de notering de prijs bepaalt voor de transacties
die door de beleggingsmaatschappij in die staat buiten de gereglementeerde markt of
de markt in financiële instrumenten om worden verricht.
8. Gegevens over het risicoprofiel van de beleggingsinstelling
8.1. De mededeling dat de waarde van de beleggingen zowel kan stijgen als kan dalen
en dat de beleggers mogelijk minder terugkrijgen dan zij hebben ingelegd.
8.2. Een beschrijving van elk risico dat beleggers kunnen lopen met hun deelneming,
voor zover dit risico van betekenis en relevant is in het licht van de gevolgen en
de waarschijnlijkheid ervan. Deze beschrijving dient een korte en begrijpelijke uitleg
te bevatten over ieder specifiek risico dat voortvloeit uit een gegeven beleggingsbeleid
of dat verband houdt met specifieke voor de beleggingsinstelling relevante markten
of beleggingen, waaronder:
-
a. het risico dat de hele markt of een categorie van beleggingen daalt, waardoor de prijs
en de waarde van de beleggingen worden beïnvloed;
-
b. het risico dat een uitgevende instelling of een tegenpartij in gebreke blijft;
-
c. indien van toepassing: het risico dat een afwikkeling via een betalingssysteem niet
plaatsvindt zoals verwacht, omdat de betaling of levering van de financiële instrumenten
door een tegenpartij niet of niet op tijd of zoals verwacht plaatsvindt;
-
d. het risico dat een positie niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd;
-
e. het risico dat de waarde van een belegging wordt beïnvloed door wisselkoersschommelingen;
-
f. indien van toepassing: het risico van verlies van in bewaring gegeven activa als gevolg
van insolvabiliteit, nalatigheid of frauduleuze handelingen van de bewaarnemer of
van een onderbewaarnemer; en
-
g. het risico dat is verbonden aan een grote concentratie van de beleggingen in bepaalde
soorten of op bepaalde markten.
8.3. De in 8.2 bedoelde beschrijving besteedt, voorzover van toepassing, ook aandacht
aan de volgende factoren die van invloed kunnen zijn op de beleggingsinstelling:
-
a. het rendementsrisico, met inbegrip van het feit dat het risico kan variëren op grond
van de keuzes die mogelijk zijn op grond van het beleggingsbeleid, alsmede het bestaan
of ontbreken van, dan wel de beperkingen op eventuele waarborgen van derden;
-
b. risico’s voor het vermogen, met inbegrip van het potentiële risico van erosie als
gevolg van intrekkingen van rechten van deelneming en winstuitkeringen die hoger zijn
dan het beleggingsrendement;
-
c. de afhankelijkheid van de prestaties van een aanbieder of een garantiegever, indien
de belegging in het product een rechtstreekse belegging bij een aanbieder inhoudt
in plaats van een belegging die door de aanbieder worden aangehouden;
-
d. de uit het product zelf voortvloeiende inflexibiliteit met inbegrip van het risico
van voortijdige afkoop en beperkingen op het overschakelen op andere aanbieders;
-
e. het inflatierisico;
-
f. het risico van onzekerheid over externe factoren zoals het toepasselijke belastingregime.
8.4. De informatie, bedoeld in 8.1 tot en met 8.3 wordt geordend volgens de belangrijkheid
ervan, welke wordt bepaald op basis van de omvang en relevantie van de risico’s.
8.5. Indien van toepassing: een afzonderlijke en herkenbare melding dat een beleggingsinstelling
is onderverdeeld in te onderscheiden categorieën van deelnemers, waarbij voor de categorieën
een afzonderlijk beleggingsbeleid geldt en een of meerdere categorieën van deelnemers
op grond van het beleggingsbeleid financiële risico’s lopen die verder gaan dan het
door hen ter belegging in de beleggingsinstelling bijeengebrachte vermogen.
8.6. Indien de beleggingsinstelling financiële instrumenten in- of uitleent:
-
a. tot welk percentage ten opzichte van de beleggingsportefeuille financiële instrumenten
maximaal in- of uitgeleend mogen worden;
-
b. beschrijving van de zekerheden die de beleggingsinstelling verkrijgt;
-
c. beschrijving van de soorten instellingen waarvan of waaraan financiële instrumenten
mogen worden in- onderscheidenlijk uitgeleend; en
-
d. de risico’s verbonden aan het in- of uitlenen van effecten.
8.7. Indien de beleggingsinstelling belegt met namens of voor rekening en risico van
de deelnemers geleend geld:
-
a. de risico’s verbonden aan het beleggen met namens of voor rekening en risico van de
deelnemers in de beleggingsinstelling geleend geld;
-
b. vermelding van een eventuele verplichting voor de deelnemers in de beleggingsinstelling
om mogelijke tekorten van de beleggingsinstelling aan te zuiveren wanneer de verliezen
de inleg overstijgen; en
-
c. vermelding van de maximale omvang van de beleggingen die met geleend geld kunnen worden
aankocht. Deze maximale omvang kan als absolute waarde worden omschreven of als percentage
van het beheerde vermogen.
9. Gegevens over het behaalde rendement van de beleggingsinstelling
9.1. Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: het behaalde
rendement van de beleggingsinstelling.
9.2. Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt: een vergelijkend
overzicht van de ontwikkeling van het vermogen van de beleggingsinstelling alsmede
van de baten en lasten van de beleggingsinstelling over de afgelopen drie jaar, de
jaarrekeningen over de laatste drie boekjaren, en voor zover op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vereist, de op die jaarrekeningen betrekking hebbende verklaringen, bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van dat boek, en de laatste halfjaarcijfers.
10. Gegevens over opheffing van de beleggingsinstelling
Een beschrijving van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder opheffing en vereffening
van de beleggingsinstelling plaatsvindt, in het bijzonder ten aanzien van de rechten
van de deelnemers in de beleggingsinstelling.
11. Gegevens over de vergadering van deelnemers
11.1. De gevallen waarin vergaderingen van deelnemers in de beleggingsinstelling worden
gehouden, de regelingen voor het oproepen van deze vergaderingen en de wijze waarop
het stemrecht is geregeld.
11.2. Een verklaring dat een oproeping voor een vergadering van deelnemers in de beleggingsinstelling
ten minste veertien dagen voor de aanvang van die vergadering, per advertentie in
een landelijk verspreid Nederlands dagblad dan wel aan het adres van iedere deelnemer,
alsmede op de website van de beheerder, geschiedt.
12. Gegevens over waardering activa
12.1. Een beschrijving van de intrinsieke waardebepaling van de beleggingsinstelling
met een opgave van de regelmaat waarmee deze waardebepaling plaatsvindt alsmede de
valuta waarin de intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling wordt berekend. De
waardering van de activa en passiva geschiedt naar maatstaven die in het maatschappelijk
verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.
12.2. Vermelding van het feit dat de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming
in de beleggingsinstelling bekend wordt gemaakt op de website van de beheerder.
12.3. Vermelding van de omstandigheden waaronder en wijze waarop deelnemers gecompenseerd
worden voor een onjuist berekende intrinsieke waarde, in het bijzonder het eventuele
maximale afwijkingspercentage ten opzichte van de juist berekende intrinsieke waarde
dat gecompenseerd wordt.
13. Gegevens over het belastingstelsel
13.1. Een beknopte beschrijving van het op de beleggingsinstelling toepasselijke belastingstelsel
met, voor zover van toepassing, vermelding van inhouding van bronbelasting op inkomsten
en kapitaalwinsten welke door de beleggingsinstelling aan houders van rechten van
deelneming worden uitgekeerd.
13.2. Officieel bekend gemaakte aanpassingen in het toepasselijke belastingstelsel
waarvan vaststaat dat zij ongewijzigd qua vorm en inhoud in werking zullen treden,
een en ander voor zover deze voor de deelnemers in de beleggingsinstelling van rechtstreeks
belang zijn.
14. Gegevens over het beleid ten aanzien van stemrechten en -gedrag
Een beschrijving van het beleid met betrekking tot stemrechten en -gedrag op aandelen
in andere ondernemingen door de beleggingsinstelling.