Besluit ontheffing verplichtingen sociale zekerheidswetten

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-05-2011.
Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2012

Besluit van 30 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot de ontheffing van verplichtingen genoemd in de Werkloosheidswet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Besluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 augustus 2006, nr. SV/WV/2006/56306;

Gelet op de artikelen 24, negende lid, en 26, zesde lid, van de Werkloosheidswet en 32, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

De Raad van State gehoord (advies van 17 augustus 2006, no. W12.06.0346/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 oktober 2006, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/WV/2006/88880;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

IOW: Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;

IOW-uitkering: een uitkering op grond van de IOW;

mantelzorg: noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte;

uitkeringsgerechtigde: de verzekerde, bedoeld in de Wet WIA, die zijn resterende verdiencapaciteit als bedoeld in paragraaf 7.2 van die wet niet volledig benut of de werknemer, bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de WW, die recht heeft op een WGA-uitkering respectievelijk een WW-uitkering, of de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning, bedoeld in artikel 2:15 en 2:17 van de Wet Wajong of de persoon die recht heeft op een IOW-uitkering;

vrijwilligerswerk: onbetaalde en onverplichte activiteiten binnen een organisatie die een ideële doelstelling heeft of een maatschappelijk nut nastreeft, welke activiteiten doorgaans een aanvullend karakter hebben op bestaande maatschappelijke voorzieningen;

Wet Wajong: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

WGA-uitkering: een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet WIA;

WW: Werkloosheidswet;

WW-uitkering: een uitkering op grond van de WW.

Artikel 2. Ontheffing in verband met vrijwilligerswerk

  • 2 Het UWV kan na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, de ontheffing al dan niet op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde eenmalig verlengen met een periode van maximaal zes maanden, indien:

    • a. de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden; en

    • b. de afstand van de uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt is verkleind als gevolg van de ontheffing en een verlenging van de ontheffing er tezamen met het verrichten van vrijwilligerswerk naar het oordeel van het UWV toe bijdraagt dat de afstand van de uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt verder wordt verkleind.

  • 3 Het UWV kan al dan niet op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde na afloop van de periode waarover op grond van het eerste en tweede lid ontheffing is verleend, de ontheffing telkens verlengen met een periode van een maand, indien de uitkeringsgerechtigde gedurende die maand gemiddeld ten minste 20 uur per week vrijwilligerswerk verricht en het niet verlengen van die ontheffing gezien de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3. Ontheffing in verband met mantelzorg

  • 2 Het UWV kan na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, de ontheffing op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde eenmalig verlengen met een periode van maximaal zes maanden, indien:

    • a. de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden; en

    • b. de verwachting is dat hij op korte termijn niet meer aan die voorwaarden zal voldoen.

  • 3 Het UWV kan al dan niet op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde na afloop van de periode waarover op grond van het eerste en tweede lid ontheffing is verleend, de ontheffing telkens verlengen met een periode van een maand, indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste en tweede lid, en het niet verlengen van die ontheffing gezien de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4. Ontheffing in verband met calamiteiten

Het UWV kan aan een uitkeringsgerechtigde al dan niet op diens aanvraag voor een periode van maximaal vier weken ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Wet WIA de artikelen 2:31, eerste lid, en 2:39, derde lid, onderdelen e f en g, van de Wet Wajong, of in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, en 26, eerste lid, onderdeel d, f en g, van de WW of in de artikelen 12, tweede lid, onderdeel c, 14, tweede lid, onderdeel b, en 15, onderdelen a tot en met e, van de IOW, indien van die uitkeringsgerechtigde tijdelijk redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij aan die verplichtingen voldoet in verband met een plotselinge, ernstige crisissituatie in de privé-sfeer.

Artikel 5. Eenmalige ontheffing

  • 1 Een ontheffing als bedoeld in artikel 2 kan aan een uitkeringsgerechtigde gedurende de duur van zijn WW-uitkering, recht op arbeidsondersteuning, bedoeld in artikel 2:15 van de Wet Wajong, WGA-uitkering of IOW-uitkering slechts eenmalig worden verleend.

  • 2 Een ontheffing als bedoeld in artikel 3 of een ontheffing als bedoeld in artikel 4 kan eenmalig worden verleend per toestand of gebeurtenis.

Artikel 6. Nadere regelgeving

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in de artikelen 2 tot en met 4 gestelde voorwaarden en de wijze waarop aangetoond kan worden dat aan die voorwaarden is voldaan.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ontheffing verplichtingen sociale zekerheidswetten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

,

A. J. de Geus

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2006

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin