Stcrt. 2008, 196, datum inwerkingtreding 11-10-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2008.
1 Het college of het bestuur kan aan een inburgeraar een inburgeringsvoorziening of
een gecombineerde inburgeringsvoorziening aanbieden die op de persoonlijke situatie
van de inburgeraar is afgestemd. Indien de inburgeraar daarom verzoekt, kan de inburgeringsvoorziening
of de inburgeringscomponent van de gecombineerde inburgeringsvoorziening worden aangeboden
in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
2 In afwijking van het eerste lid kan het college of bestuur aan een inburgeraar, niet
zijnde geestelijke bedienaar, een taalkennisvoorziening aanbieden. Indien de inburgeraar
daarom verzoekt, kan de taalkennisvoorziening worden aangeboden in de vorm van een
persoonlijk inburgeringsbudget.
3 Zowel een inburgeringsvoorziening als een gecombineerde inburgeringsvoorziening bereidt
voor op en leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen en omvat het
eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen.
4 Het college of het bestuur draagt er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening, dan
wel de gecombineerde inburgeringsvoorziening, uiterlijk 31 december van het tweede
kalenderjaar na het jaar waarin de voorziening is vastgesteld, wordt afgesloten door
middel van deelname aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen.
5 De inburgeraar is de in artikel 23, tweede lid, van de wet bedoelde eigen bijdrage
verschuldigd, tenzij hij op last van het college of bestuur, dan wel een andere instantie,
genoemd in artikel 21, tweede lid, van de wet, een gecombineerde inburgeringsvoorziening
dient te volgen.