Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
-
– aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
-
– accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
-
– afkoop: iedere handeling waardoor pensioenaanspraken of pensioenrechten hun pensioenbestemming
verliezen;
-
– arbeidsongeschiktheidspensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering wegens arbeidsongeschiktheid
van de werknemer of gewezen werknemer, waarop recht bestaat na afloop van de periode
bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet of, indien de werknemer of gewezen werknemer Ziektewetuitkering ontvangt, na afloop
van de periode bedoeld in artikel 29, vijfde en negende lid, van de Ziektewet;
-
– basispensioenregeling: de collectieve pensioenregeling of het deel van de pensioenregeling
waaraan de werknemer op basis van de pensioenovereenkomst gehouden is om deel te nemen;
-
– bedrijfstakpensioenfonds: een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken
of delen van een bedrijfstak;
-
– beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van
een pensioenovereenkomst anders dan door:
-
– bevoegde autoriteiten: de nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland
die op grond van artikel 6, onderdeel g, van richtlijn 2003/41/EG zijn aangewezen om de in die richtlijn vastgelegde taken te verrichten;
-
– bijdrage: iedere geldsom die wordt voldaan aan een pensioenuitvoerder in het kader
van de uitvoering van pensioenovereenkomsten en uitvoeringsovereenkomsten;
-
– bijdragende onderneming: een onderneming of ander lichaam, ongeacht of deze een of
meer natuurlijke personen of rechtspersonen die optreden als werkgever of zelfstandige,
dan wel een combinatie daarvan, omvat of hieruit bestaat, en die aan een pensioenfonds,
beroepspensioenfonds, premiepensioeninstelling of pensioeninstelling uit een andere
lidstaat bijdragen betaalt;
-
– bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 57, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner;
-
– buitenlandse instelling: een instelling met zetel buiten Nederland, niet zijnde een
pensioeninstelling uit een andere lidstaat, een verzekeraar met een zetel buiten Nederland,
een van de Europese Gemeenschappen of een instelling als bedoeld in artikel 70, tweede lid;
-
– deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst
pensioenaanspraken verwerft jegens een pensioenuitvoerder;
-
– dienstbetrekking: de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer;
-
– directeur-grootaandeelhouder:
-
a. persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste
kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen;
-
b. indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het
geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of
-
c. houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor
waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke
ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen;
-
– elektronisch: door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger
in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren;
-
– gedetacheerde werknemer: een werknemer die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd
om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing
van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen
de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de
lidstaat van oorsprong;
-
– gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
-
– gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst
geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak
heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;
-
– groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
-
– kapitaalovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgesteld kapitaal dat
uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een pensioenuitkering;
-
– lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat
van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische
Ruimte;
-
– nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;
-
– ondernemingspensioenfonds:
-
a. een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of een groep; of
-
b. een pensioenfonds verbonden aan meerdere ondernemingen of groepen door samenvoeging
van de aan de afzonderlijke ondernemingen of groepen verbonden pensioenfondsen;
-
– ondernemingsraad: de ondernemingsraad, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;
-
– ontvangende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder aan wie in het kader van waardeoverdracht
waarde wordt overgedragen;
-
– Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
– ouderdomspensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor de werknemer of de
gewezen werknemer bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;
-
– overdrachtswaarde: de ten behoeve van de waardeoverdracht vastgestelde waarde van
de over te dragen pensioenaanspraken of pensioenrechten;
-
– overdragende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder die in het kader van waardeoverdracht
waarde overdraagt aan een andere pensioenuitvoerder;
-
– partner: echtgenoot, geregistreerde partner of partner in de zin van de pensioenovereenkomst;
-
– partnerpensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor de echtgenoot, de geregistreerde
partner of de partner, de gewezen echtgenoot, de gewezen geregistreerde partner of
gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;
-
– partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van
de pensioenovereenkomst;
-
– pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen,
zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen;
-
– pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen
voorwaardelijke toeslagverlening;
-
– pensioenfonds: een rechtspersoon die niet een premiepensioeninstelling is, waarin
ten behoeve van ten minste twee deelnemers, gewezen deelnemers of hun nabestaanden
gelden worden of werden bijeengebracht en worden beheerd ter uitvoering van ten minste
een basispensioenregeling;
-
– pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen
is ingegaan;
-
– pensioeninstelling uit een andere lidstaat: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde
instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland
en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht
met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis
van een als volgt gesloten overeenkomst:
en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;
-
– pensioenovereenkomst: hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen
betreffende pensioen;
-
– pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke
toeslagverlening;
-
– pensioenregeling:
-
a. een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst; of
-
b. indien de bijdragende onderneming zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland,
een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen
worden toegezegd en onder welke voorwaarden;
-
– pensioenreglement: de door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling met betrekking
tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer;
-
– pensioenuitvoerder: een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, of
een premiepensioeninstelling of verzekeraar die zetel heeft in Nederland;
-
– pensioenverplichtingen: verplichtingen van de pensioenuitvoerder uit hoofde van pensioenaanspraken
en pensioenrechten;
-
– premie: de in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd
is aan de pensioenuitvoerder en die bestemd is voor de verzekering van pensioen en
de daaraan verbonden kosten;
-
– premieovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde premie die uiterlijk
op de pensioendatum wordt omgezet in een pensioenuitkering;
-
– premiepensioeninstelling: een premiepensioeninstelling die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van premiepensioeninstelling mag uitoefenen;
-
–
richtlijn 2003/41/EG: richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende
de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening
(PbEG L 235/10);
-
– scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed,
beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of
omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of beëindiging van een
partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst;
-
– schriftelijk: in schrifttekens op papier;
-
– toeslag: een verhoging van:
-
a. een pensioenrecht;
-
b. een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer, mits die verhoging bij een kapitaalovereenkomst
niet voortvloeit uit rente- of winstdeling of bij een premieovereenkomst niet voorvloeit
uit behaald beleggingsrendement;
-
c. een pensioenaanspraak van een deelnemer op grond van een uitkeringsovereenkomst gebaseerd
op het middelloonstelsel of gebaseerd op een vastebedragenregeling, mits de verhoging
geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het
in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst;
of
-
d. een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeve van zijn partner;
-
– toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank
N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens
artikel 151;
-
– uitkeringsovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering;
-
– uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder
over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;
-
– uitvoeringsreglement:
-
a. de door een bedrijftakpensioenfonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding
tussen pensioenuitvoerder en werkgever;
-
b. de door een pensioenuitvoerder opgestelde regeling inzake de uitvoering van de pensioenovereenkomsten
met zijn werknemers;
-
– verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds: een bedrijfstakpensioenfonds waarin de
deelneming verplicht is gesteld als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
2000 en artikel 21, eerste lid, van de Wet privatisering ABP;
-
– verzekeraar: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;
-
– voorwaarden in verband met de partnerrelatie: huwelijkse voorwaarden, voorwaarden
van een geregistreerd partnerschap of voorwaarden in verband met een partnerrelatie
in de zin van de pensioenovereenkomst;
-
– vrijwillige pensioenregeling: het deel van de pensioenregeling waaraan de werknemer
op basis van de pensioenovereenkomst de mogelijkheid heeft om deel te nemen;
-
– waardeoverdracht: iedere handeling waarbij de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken
of pensioenrechten wordt aangewend ten behoeve van:
-
– werkgever: degene die een werknemer krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk
recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten;
-
– werkgeverspremie: het deel van de premie dat voor rekening komt van de werkgever;
-
– werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke
aanstelling arbeid verricht voor een werkgever, met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder
en de werknemer die onder de werkingsfeer van een verplichtgestelde beroepspensioenregeling
als bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling valt;
-
– werknemerspremie: het deel van de premie dat voor rekening komt van de werknemer;
-
– wezenpensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor een kind tot wie de overleden
werknemer of gewezen werknemer als ouder in familierechtelijke betrekking stond of
voor diens stief- of pleegkind, wegens het overlijden van de werknemer of gewezen
werknemer;
-
– zetel: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd
of, indien het een pensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft,
de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur
heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen
rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling
of persoon zijn hoofdbestuur heeft.