Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet

Geraadpleegd op 27-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 25-12-2024.
Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2012

Wet van 7 december 2006 houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering van de Pensioenwet en enkele daarmee samenhangende onderwerpen te regelen, zulks onder intrekking van de Pensioen- en spaarfondsenwet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1. Definities

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Overgangsrecht

Artikel 2a. Afhandeling verzoeken

Artikel 3. Ondernemingspensioenfonds

Indien een onderneming die op de peildatum is aangesloten bij een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet op de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet geen deel uitmaakt van de groep waaraan dit ondernemingspensioenfonds, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, is verbonden, kan dit ondernemingspensioenfonds blijven optreden als pensioenuitvoerder voor deze onderneming.

Artikel 4. Pensioenfonds/eenmansfonds

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt het in dat lid bedoelde pensioenfonds een jaar na inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet gelijkgesteld met een pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet, indien het pensioenfonds werkzaam is ten behoeve van een directeur-grootaandeelhouder waarop artikel 8, eerste en tweede lid, van deze wet van toepassing is.

Artikel 5. Pensioenfonds/spaarfonds

Indien op de peildatum een spaarfonds als bedoeld in artikel 3 van de Pensioen- en spaarfondsenwet werkzaam is, blijft in afwijking van artikel 2 op dit spaarfonds de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing, met dien verstande dat vanaf een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet geen bijdragen meer aan het spaarfonds kunnen worden gedaan.

Artikel 6. Ouderdoms-, partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen

  • 1 Indien een pensioen in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet niet voldoet aan de definitie van ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, omdat er geen sprake is van een geldelijke, vastgestelde uitkering, wordt dit pensioen, indien het is verworven in de periode tot een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet, gelijkgesteld met een pensioen in de zin van de Pensioenwet.

  • 2 Indien een pensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, niet voldoet aan de definitie van ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen, bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, omdat er geen sprake is van een geldelijke, vastgestelde uitkering, wordt dit pensioen, indien het is verworven in de periode tot een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet gelijkgesteld met een pensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • 3 Indien op de peildatum een arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, niet voldoet aan de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen, bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, omdat het arbeidsongeschiktheidspensioen is toegekend nadat de arbeidsongeschiktheid minder dan 104 weken heeft geduurd, wordt dit arbeidsongeschiktheidspensioen gelijkgesteld met een arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikel 7. Werknemer/verbonden aan de onderneming

  • 1 Indien een persoon die op de peildatum verbonden is aan een onderneming en pensioenaanspraken verwerft, op de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet geen werknemer is als bedoeld in de Pensioenwet, wordt hij gelijkgesteld met een werknemer als bedoeld in die wet.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in de Pensioenwet.

Artikel 8. Werknemer/ directeur-grootaandeelhouder

  • 2 De directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in het eerste lid, wiens pensioentoezegging een jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet is ondergebracht bij een pensioenuitvoerder als pensioen in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet, wordt gelijkgesteld met een werknemer als bedoeld in de Pensioenwet.

  • 3 Indien de pensioentoezegging, bedoeld in het tweede lid, is ondergebracht bij een verzekeraar is er sprake van pensioen in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet indien de directeur-grootaandeelhouder dit als zodanig heeft aangemerkt.

Artikel 9. Pensioen/vervroegde uittreding

Indien uiterlijk op de peildatum een geldelijke, vastgestelde uitkering is overeengekomen voor een gewezen werknemer die wordt gedaan bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom in verband met vervroegde uittreding wordt deze gelijkgesteld met een uitkering als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Pensioenwet.

Artikel 10. Pensioen/functioneel leeftijdontslag

Indien uiterlijk op de peildatum een geldelijke, vastgestelde uitkering is overeengekomen voor een gewezen werknemer die wordt gedaan bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom en deze uitkering is gebaseerd op een regeling die leidt tot uitkeringen vanaf een bepaalde leeftijd aan werknemers die werkzaamheden verrichten die door de werkgever als substantieel bezwarend zijn aangemerkt, wordt deze gelijkgesteld met een uitkering als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Pensioenwet.

Artikel 11. Karakter pensioenovereenkomst/pensioenregeling

  • 1 Artikel 10 van de Pensioenwet is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 12. Vaststelling uitkering, kapitaal of premie

  • 1 Artikel 11 van de Pensioenwet is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 13. Verlening van toeslagen

  • 1 Artikel 13 van de Pensioenwet is niet van toepassing op pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 14. Beperking onderscheid naar leeftijd

  • 1 Werknemers van 21 jaar of ouder die op de peildatum niet in de pensioenregeling van hun werkgever deelnemen, omdat zij jonger zijn dan de op basis van de pensioenregeling gehanteerde toegangsleeftijd, verwerven pensioenaanspraken vanaf de datum van inwerkingtreding van de artikelen 8, vijfde lid, en 14 van de Pensioenwet.

  • 2 Beroepsgenoten van 21 jaar of ouder die op de datum van inwerkingtreding van artikel 22 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, niet in de pensioenregeling zijn opgenomen, omdat zij jonger zijn dan de op basis van de pensioenregeling gehanteerde toetredingsleeftijd, verwerven pensioenaanspraken vanaf de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 15. Nadere eisen ouderdomspensioen

  • 1 Artikel 15 van de Pensioenwet is niet van toepassing ten aanzien van pensioenaanspraken die zijn verworven voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 16. Nadere eisen partnerpensioen

  • 1 Indien een pensioenovereenkomst op de datum van inwerkingtreding van artikel 16 van de Pensioenwet voorziet in partnerpensioen, waarbij bij de vaststelling van pensioenaanspraken en pensioenrechten op partnerpensioen onderscheid gemaakt wordt tussen een echtgenoot en een geregistreerde partner enerzijds en een andere partner in de zin van de pensioenovereenkomst anderzijds, hebben wijzigingen in rechten en verplichtingen die ontstaan als gevolg van de gelijkstelling, bedoeld in genoemd artikel, uitsluitend betrekking op partnerpensioenaanspraken ten behoeve van een partner van degene die op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel deelnemer is.

  • 2 Indien een pensioenregeling op de datum van inwerkingtreding van artikel 32 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, voorziet in partnerpensioen, waarbij echter bij de vaststelling van pensioenaanspraken en pensioenrechten op partnerpensioen onderscheid gemaakt wordt tussen een echtgenoot en een geregistreerde partner enerzijds en een andere partner in de zin van de pensioenregeling anderzijds, hebben wijzigingen in rechten en verplichtingen die ontstaan als gevolg van de gelijkstelling, bedoeld in genoemd artikel, uitsluitend betrekking op partnerpensioenaanspraken ten behoeve van een partner van degene die op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel deelnemer is.

Artikel 17. Startbrief en melding van wijzigingen

Artikel 18. Onderbrengingsplicht werkgever

Artikel 19. Onderbrengingsplicht werkgever na toepassing artikel 2, derde lid, PSW

In afwijking van artikel 2 blijft de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing op een pensioentoezegging als bedoeld in artikel 2 van die wet, indien die pensioentoezegging op de peildatum niet is ondergebracht bij een pensioenuitvoerder op grond van:

Artikel 20. Melding door fonds

  • 1 De in artikel 28 van de Pensioenwet opgenomen informatieverplichting van een pensioenfonds jegens gewezen deelnemers heeft uitsluitend betrekking op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en op de gewezen deelnemers die het pensioenfonds hebben geïnformeerd over hun adres.

  • 2 De in artikel 38 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, opgenomen informatieverplichting van een beroepspensioenfonds jegens gewezen deelnemers heeft uitsluitend betrekking op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en op de gewezen deelnemers die het beroepspensioenfonds hebben geïnformeerd over hun adres.

Artikel 20a. Regeling premieachterstand

Artikel 21. Opstellen en inhoud pensioenreglement

  • 1 Artikel 35 van de Pensioenwet geldt niet indien op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel in het kader van een pensioenregeling geen verwerving van pensioenaanspraken meer plaatsvindt.

  • 2 De pensioenuitvoerder is niet verantwoordelijk voor de inhoud van pensioenreglementen voor de datum van inwerkingtreding van artikel 35 van de Pensioenwet.

  • 3 Artikel 21 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, geldt niet indien op de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel in het kader van een pensioenregeling geen verwerving van pensioenaanspraken meer plaatsvindt.

Artikel 22. Informatieverplichtingen van de pensioenuitvoerder

  • 3 Na de datum van inwerkingtreding van artikel 38 van de Pensioenwet wordt door de pensioenuitvoerder bij de eerste informatieverstrekking op grond van genoemd artikel na de datum van inwerkingtreding van dat artikel aan de deelnemer informatie verstrekt over het karakter van de pensioenovereenkomst, bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet.

  • 5 Artikel 40 van de Pensioenwet is van toepassing op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en de gewezen deelnemers die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.

  • 6 Artikel 51 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel gewezen deelnemer zijn geworden en de gewezen deelnemers die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.

  • 7 Artikel 42 van de Pensioenwet is van toepassing op degenen van wie de datum van scheiding ligt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 9 Ten aanzien van degenen van wie de datum van scheiding voor de datum van inwerkingtreding van artikel 42 van de Pensioenwet ligt, geldt de in genoemd artikel opgenomen verplichting van de pensioenuitvoerder alleen ten aanzien van degenen die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.

  • 10 Ten aanzien van degenen van wie de datum van scheiding voor de datum van inwerkingtreding van artikel 53 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, ligt, geldt de in genoemd artikel opgenomen verplichting van de pensioenuitvoerder alleen ten aanzien van degenen die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen de in genoemd artikel bedoelde informatie te verstrekken.

  • 11 Artikel 43 van de Pensioenwet is van toepassing op degenen die na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel pensioengerechtigd geworden zijn.

Artikel 23. Grenzen aan beleggingsvrijheid bij premieovereenkomsten/ regelingen met beleggingsvrijheid

  • 1 Artikel 52 van de Pensioenwet geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel ten aanzien van de voor en na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel verworven en nog te verwerven pensioenaanspraken indien en zolang de deelnemer of de gewezen deelnemer beleggingsvrijheid heeft.

  • 2 Artikel 52 van de Pensioenwet is in het eerste jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel niet van toepassing indien een werkgever de pensioenregeling voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel bij een verzekeraar heeft ondergebracht.

  • 3 Op degene die gewezen deelnemer is geworden voor de datum van inwerkingtreding van artikel 52, tweede lid, van de Pensioenwet, is genoemd artikel van toepassing indien zijn adres bij de pensioenuitvoerder bekend is of hij zich bij de pensioenuitvoerder heeft gemeld.

  • 4 Artikel 63 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel ten aanzien van de voor en na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel verworven en nog te verwerven pensioenaanspraken indien en zolang de deelnemer of de gewezen deelnemer beleggingsvrijheid heeft.

  • 5 Artikel 63 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is in het eerste jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel niet van toepassing indien de beroepspensioenvereniging de pensioenregeling voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel bij een verzekeraar heeft ondergebracht.

  • 6 Op degene die gewezen deelnemer is geworden voor de datum van inwerkingtreding van artikel 63, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is genoemd artikel van toepassing indien zijn adres bij de pensioenuitvoerder bekend is of hij zich bij de pensioenuitvoerder heeft gemeld.

Artikel 24. Uitvoeren vrijwillige voortzetting

  • 1 Indien een verzekeraar op de peildatum een vrijwillige voortzetting uitvoert die niet overeenkomstig artikel 54 van de Pensioenwet in de tijd beperkt wordt, kan de verzekeraar deze voortzetting voor de betreffende deelnemer blijven uitvoeren als pensioenregeling in de zin van de Pensioenwet.

Artikel 24a. Behoud aanspraak op partnerpensioen

  • 3 Artikel 56, van de Pensioenwet is van toepassing indien het opnemen van onbetaald verlof plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 25. Behoud aanspraak in geval van scheiding

  • 1 Artikel 57 van de Pensioenwet is van toepassing indien na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel een partnerrelatie van een deelnemer of een gewezen deelnemer eindigt door scheiding.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is artikel 57 van de Pensioenwet niet van toepassing indien:

    • a. de partnerrelatie van een gewezen deelnemer met een partner in de zin van de pensioenovereenkomst eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel;

    • b. de gewezen deelnemer voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel al gewezen deelnemer was geworden; en

    • c. de pensioenovereenkomst ten tijde van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel niet voorziet in een bijzonder partnerpensioen.

  • 3 Artikel 68 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel een partnerrelatie van een deelnemer of een gewezen deelnemer eindigt door scheiding.

  • 4 In afwijking van het derde lid is artikel 68 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, niet van toepassing indien:

    • a. de partnerrelatie van een gewezen deelnemer met een partner in de zin van de pensioenregeling eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel;

    • b. de gewezen deelnemer voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel al gewezen deelnemer was geworden; en

    • c. de pensioenregeling ten tijde van de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel niet voorziet in een bijzonder partnerpensioen.

Artikel 25a. Gelijke behandeling bij toeslagen

  • 3 Artikel 58 van de Pensioenwet is niet van toepassing op meeverzekerde stijgingen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, voor zover de meeverzekerde stijging betrekking heeft op een premievrije voortzetting en het recht op de premievrije voortzetting is ontstaan voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 26. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen

  • 1 Artikel 61 van de Pensioenwet is van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, tenzij in de pensioenovereenkomst is overeengekomen dat dit keuzerecht ook betrekking heeft op pensioenaanspraken die voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel zijn opgebouwd.

  • 2 Artikel 73 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, tenzij in de pensioenregeling is overeengekomen dat dit keuzerecht ook betrekking heeft op pensioenaanspraken die voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel zijn opgebouwd.

Artikel 27. Verbod van vervreemding en onherroepelijke volmacht

  • 1 Artikel 64 van de Pensioenwet is van toepassing indien vervreemding of een andere handeling als bedoeld in dat artikel plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 2 Artikel 76 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien vervreemding of een andere handeling als bedoeld in dat artikel plaats vindt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 28. Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming

  • 2 Indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van artikel 66 van de Pensioenwet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om op zijn vroegst twee jaar na de beëindiging van de deelneming of per de eerdere reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen overeenkomstig genoemd artikel pensioenaanspraken af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar lager is dan het op grond van genoemd artikel vastgestelde bedrag per jaar, tenzij de gewezen deelnemer of gepensioneerde hiertegen bezwaar maakt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid is artikel 66 van de Pensioenwet van toepassing, indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, maar het verzoek tot afkoop in verband met emigratie wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 5 Indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om op zijn vroegst twee jaar na de beëindiging van de deelneming of per de eerdere reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen overeenkomstig genoemd artikel een ouderdomspensioen af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar lager is dan het op grond van genoemd artikel vastgestelde bedrag per jaar, tenzij de gewezen deelnemer of gepensioneerde hiertegen bezwaar maakt.

  • 6 In afwijking van het vierde lid is artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing, indien de deelneming is geëindigd voor de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel, maar het verzoek tot afkoop in verband met emigratie wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 29. Afkoop klein partnerpensioen bij ingang

  • 2 Indien het partnerpensioen is ingegaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel 67 van de Pensioenwet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van ingang minder bedraagt dan het op grond van artikel 66 van de Pensioenwet vastgestelde bedrag per jaar en de partner hiermee instemt.

  • 4 Indien het partnerpensioen is ingegaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel 79 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van ingang minder bedraagt dan het op grond van artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, vastgestelde bedrag per jaar en de partner hiermee instemt.

Artikel 30. Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding

  • 2 Indien de scheiding plaatsvindt voor de datum van inwerkingtreding van artikel 68 van de Pensioenwet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het bijzonder partnerpensioen af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van de scheiding, minder bedraagt dan het op grond van artikel 66 van de Pensioenwet vastgestelde bedrag per jaar en de gewezen partner hiermee instemt.

  • 4 Indien de scheiding plaatsvindt voor de datum van inwerkingtreding van artikel 80 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, heeft de pensioenuitvoerder het recht om overeenkomstig genoemd artikel het bijzonder partnerpensioen af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, getoetst op het tijdstip van de scheiding, minder bedraagt dan het op grond van artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, vastgestelde bedrag per jaar en de gewezen partner hiermee instemt.

Artikel 31. Bevoegdheid tot afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen

De in artikel 69, derde lid, van de Pensioenwet opgenomen voorwaarden hebben betrekking op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd na de datum van inwerkingtreding van het derde lid van genoemd artikel, tenzij in de pensioenovereenkomst is overeengekomen dat zij tevens betrekking hebben op de pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor de datum van inwerkingtreding van het derde lid van genoemd artikel.

Artikel 32. Waardeoverdracht bij wisseling

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt dat wanneer de ontvangende pensioenuitvoerder de uitvoerder is van een beroepspensioenregeling de artikelen 71 tot en met 74 van de Pensioenwet van toepassing zijn wanneer de beëindiging van de dienstbetrekking dan wel de beëindiging van de deelneming plaatsvindt na de datum van inwerkingtreding van artikel 71 van de Pensioenwet.

Artikel 33. Waardeoverdracht bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever

De artikelen 76, 77 en 78 van de Pensioenwet zijn van toepassing bij beëindiging van de deelneming na de datum van inwerkingtreding van artikel 76 van de Pensioenwet.

Artikel 34. Waardeoverdracht bij bereiken pensioendatum

  • 1 Artikel 80 van de Pensioenwet is van toepassing indien de in het eerste lid van genoemd artikel bedoelde pensioendatum is gelegen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 2 Artikel 88 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de in het eerste lid van genoemd artikel bedoelde pensioendatum is gelegen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 3 Onder pensioendatum als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verstaan: de reguliere pensioendatum.

Artikel 35. Collectieve waardeoverdracht op verzoek

  • 1 Artikel 83 van de Pensioenwet is van toepassing indien het verzoek van de werkgever, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 2 Artikel 91 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien het verzoek van de beroepspensioenvereniging, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 36. Collectieve waardeoverdracht bij liquidatie pensioenuitvoerder

  • 1 Artikel 84 van de Pensioenwet is van toepassing indien een pensioenuitvoerder wordt ontbonden na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 37. Waardeoverdracht aan een pensioeninstelling of verzekeraar uit andere lidstaat

  • 1 Artikel 85 van de Pensioenwet is van toepassing wanneer de dienstbetrekking dan wel de deelneming eindigt na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 38. Waardeoverdracht aan Europese Gemeenschap of aangewezen instelling

  • 1 Artikel 86 van de Pensioenwet is van toepassing indien de verwerving van pensioenaanspraken bij een van de Europese Gemeenschappen begint na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 2 Artikel 94 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien de verwerving van pensioenaanspraken bij een van de Europese Gemeenschappen begint na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 39. Waardeoverdracht aan andere instelling

  • 1 Artikel 87 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 2 Artikel 95 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 40. Bevoegdheid waardeoverdracht bij wisseling

  • 1 Artikel 88 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 41. Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling of verzekeraar uit een andere lidstaat bij bereiken pensioendatum

  • 1 Artikel 89 van de Pensioenwet is van toepassing indien de in genoemd artikel bedoelde pensioendatum is gelegen na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 3 Onder pensioendatum als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt in dit verband verstaan: de reguliere pensioendatum.

Artikel 42. Collectieve waardeoverdracht naar pensioeninstelling of verzekeraar in een andere lidstaat

Artikel 43. Verplichting tot medewerking aan inbreng van waarde

  • 1 Artikel 91 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 43a. Bevoegdheid tot medewerking aan inbreng van waarde

  • 1 Artikel 92 van de Pensioenwet is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 2 Artikel 100 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is van toepassing indien een verzoek, bedoeld in het eerste lid van genoemd artikel, wordt gedaan na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 44. Voorwaardelijke toeslagverlening

Artikel 45. Samenstelling bestuur pensioenfonds

Artikel 99, vierde lid, van de Pensioenwet is van toepassing op benoemingen na de datum van inwerkingtreding van dat artikellid.

Artikel 45a. Raadpleging pensioengerechtigden

Artikel 100, tweede lid, van de Pensioenwet is niet van toepassing indien het ondernemingspensioenfonds voor 28 februari 2003 heeft voorzien in een deelnemersraad of een bestuur waarin vertegenwoordigers van pensioengerechtigden zitting hebben en het ondernemingspensioenfonds kan aantonen dat de gerealiseerde medezeggenschapsorm de instemming heeft van de pensioengerechtigden.

Artikel 46. Statuten

Artikel 47. Verbod instemmingsrecht

  • 1 Een op de peildatum bestaande bepaling die een instemmingsrecht inhoudt van een partij, die geen orgaan is van het pensioenfonds, inzake een besluit of voorgenomen besluit van een pensioenfonds is, in afwijking van artikel 108 van de Pensioenwet, een jaar na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel nietig.

  • 2 Een op de peildatum bestaande bepaling die een instemmingsrecht inhoudt van een partij, die geen orgaan is van het beroepspensioenfonds, inzake een besluit of voorgenomen besluit van een beroepspensioenfonds is, in afwijking van artikel 112 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, een jaar na de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel nietig.

Artikel 48. Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds

Indien een werkgever zich uiterlijk op de peildatum heeft aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, blijft deze aansluiting in stand, ook als niet wordt voldaan aan de in artikel 121 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden.

Artikel 48a. Solvabiliteitsvrijval

De toezichthouder kan op aanvraag van een pensioenfonds of beroepspensioenfonds dat bij de premievaststelling voor de jaren 2007 en 2008 solvabiliteitsvrijval heeft gebruikt voor premiekorting en dat het voornemen heeft om ook na 31 december 2008 solvabiliteitsvrijval te gebruiken voor premiekorting en als gevolg daarvan niet zal voldoen aan artikel 129, eerste lid, van de Pensioenwet of artikel 124, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor een periode van maximaal 5 jaar ontheffing verlenen van artikel 129, eerste lid, van de Pensioenwet of artikel 124, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, indien het pensioenfonds of beroepspensioenfonds aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan.

Artikel 48b. Minimaal vereist eigen vermogen

  • 1 Indien een pensioenfonds voor de datum van inwerkingtreding van artikel 131 van de Pensioenwet is overgegaan tot volledige overdracht, herverzekering of onderbrenging is instemming van de toezichthouder nodig met het feit dat het pensioenfonds daarom niet beschikt over een minimaal vereist eigen vermogen:

    • a. indien de overeenkomst tot overdracht, herverzekering of onderbrenging binnen drie jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel gewijzigd of verlengd wordt, uiterlijk binnen die drie jaar;

    • b. indien de overeenkomst tot overdracht, herverzekering of onderbrenging na de in onderdeel a genoemde termijn gewijzigd of verlengd wordt, zodra de overeenkomst wordt gewijzigd of verlengd, maar uiterlijk binnen vijf jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel.

  • 2 Indien een beroepspensioenfonds voor de datum van inwerkingtreding van artikel 126 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, is overgegaan tot volledige overdracht, herverzekering of onderbrenging is instemming van de toezichthouder nodig met het feit dat het beroepspensioenfonds daarom niet beschikt over een minimaal vereist eigen vermogen:

    • a. indien de overeenkomst tot overdracht, herverzekering of onderbrenging binnen drie jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel gewijzigd of verlengd wordt, uiterlijk binnen die drie jaar;

    • b. indien de overeenkomst tot overdracht, herverzekering of onderbrenging na de in onderdeel a genoemde termijn gewijzigd of verlengd wordt, zodra de overeenkomst wordt gewijzigd of verlengd, maar uiterlijk binnen vijf jaar na inwerkingtreding van genoemd artikel.

Artikel 49. Eisen ten aanzien van beleggingen

Artikel 49a. Parameters

  • 1 In afwijking van artikel 144 van de Pensioenwet worden de regels, bedoeld in artikel 144, eerste lid, van die wet, voor de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 vastgesteld bij regeling van Onze Minister. Deze regeling treedt niet eerder in werking dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 3 De in artikel 144, derde lid, van de Pensioenwet bedoelde commissie wordt uiterlijk 1 juli 2007 ingesteld. Voordat eventuele wijzigingen in de in het eerste en tweede lid bedoelde regeling van Onze Minister worden gedaan, vraagt onze Minister het oordeel van deze commissie.

Artikel 50. Jaarverslag

  • 1 De in artikel 156, derde lid, van de Pensioenwet opgenomen verplichting om het jaarverslag gedurende ten minste twee jaren op elektronische wijze ter inzage te houden geldt vanaf het tijdstip waarop het jaarverslag overeenkomstig genoemd artikel is opgesteld.

  • 2 De in artikel 151, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, opgenomen verplichting om het jaarverslag gedurende ten minste twee jaren op elektronische wijze ter inzage te houden geldt vanaf het tijdstip waarop het jaarverslag overeenkomstig genoemd artikel is opgesteld.

Artikel 51. Jaarrekening of verantwoording

  • 1 De in artikel 157, zevende lid, van de Pensioenwet opgenomen verplichting om de jaarrekening of jaarverantwoording gedurende ten minste twee jaren op elektronische wijze ter inzage te houden geldt vanaf het tijdstip waarop de jaarrekening of jaarverantwoording overeenkomstig genoemd artikel is opgesteld.

  • 2 De in artikel 152, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, opgenomen verplichting om de jaarrekening of jaarverantwoording gedurende ten minste twee jaren op elektronische wijze ter inzage te houden geldt vanaf het tijdstip waarop de jaarrekening of jaarverantwoording overeenkomstig genoemd artikel is opgesteld.

Artikel 52. Aanwijzing

  • 4 De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van deze wet, onder toepassing van het voor de inwerkingtreding van deze wet geldende recht, een aanwijzing geven met betrekking tot een, voor de inwerkingtreding van deze wet, begane overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 53. Curator

  • 2 De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet besluiten een of meer personen als curator ten aanzien van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds te benoemen nadat door een pensioenfonds binnen de gestelde termijn niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een aanwijzing op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

  • 4 De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van deze wet besluiten een of meer personen als curator ten aanzien van alle of bepaalde organen van een beroepspensioenfonds te benoemen nadat door een beroepspensioenfonds binnen de gestelde termijn niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een aanwijzing op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 54. Bewindvoerder

Artikel 55. Last onder dwangsom en bestuurlijke boete

  • 3 De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet tot drie jaar na de dag waarop een overtreding is begaan een last onder dwangsom of een boete opleggen terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet.

  • 6 De toezichthouder kan na de datum van inwerkingtreding van deze wet tot drie jaar na de dag waarop een overtreding is begaan een last onder dwangsom of een boete opleggen terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

  • 7 Op het opleggen van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete als bedoeld in het derde en zesde lid blijft het recht van toepassing dat gold op de peildatum respectievelijk op de datum voor inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 56. Openbaarmaking

Artikel 57. Vergunning

Artikel 58. Register

Artikel 59. Ontheffing

Artikel 61. Bevoegde rechter en procedurele bepalingen

Ten aanzien van de op de peildatum bij de rechter aanhangige beroepen tegen besluiten op grond van de Pensioen- en spaarfondsenwet blijft, in afwijking van artikel 2, artikel 33a van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.

Artikel 62. Afschaffen klachtrecht

Een klacht die op grond van artikel 6d van de Pensioen- en spaarfondsenwet bij De Nederlandsche Bank N.V. is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van artikel 1 van de Pensioenwet wordt door De Nederlandsche Bank beoordeeld overeenkomstig artikel 6d van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

Artikel 63. Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming

  • 1 In afwijking van artikel 2 blijven de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, en 8, tweede, derde en vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zoals deze luidden op 31 december 1999, van toepassing ten aanzien van pensioenuitvoerders die aan die bepalingen voordien toepassing gaven, en wel in de gevallen en gedurende de termijn die daarvoor al waren vastgesteld, doch in elk geval niet langer dan gedurende tien jaar na 1 januari 2000 en met dien verstande dat de financiering ingevolge die bepalingen ten minste in gelijke delen per kalenderjaar plaatsvindt.

  • 2 De Nederlandsche Bank N.V. kan toestaan dat, in afwijking van het eerste lid, een pensioenuitvoerder gedurende een langere periode dan daar bedoeld, maar niet langer dan gedurende vijftien jaar, toepassing geeft aan de daar genoemde bepalingen, voor zover dat noodzakelijk is ter voorkoming van onaanvaardbare financiële gevolgen voor het betrokken pensioenfonds of de betrokken werkgever.

Artikel 64. Uitzondering plicht op waardeoverdracht uitstelfinancieringsfondsen

  • 1 Indien een overdragend pensioenfonds een pensioenuitvoerder is als bedoeld in artikel 63 van deze wet, geldt in afwijking van artikel 72, onderdeel a, van de Pensioenwet geen plicht tot waardeoverdracht indien de financiele toestand van het pensioenfonds dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. niet toelaat.

  • 2 De plicht tot waardeoverdracht van het overdragende pensioenfonds herleeft overeenkomstig artikel 74 van de Pensioenwet wanneer de financiele toestand van het pensioenfonds dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. op een later tijdstip wel toelaat.

  • 4 De plicht tot waardeoverdracht van het overdragende beroepspensioenfonds herleeft overeenkomstig artikel 85 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals dat komt te luiden na de datum van inwerkingtreding van deze wet, wanneer de financiele toestand van het beroepspensioenfonds dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. op een later tijdstip wel toelaat.

Artikel 65. Pensioen in het kader van het Sociaal Akkoord 2004

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 66. Overgangsrecht in verband met afkoop prepensioen

  • 1 Een pensioenuitvoerder is bevoegd de pensioenaanspraken, opgebouwd ten behoeve van pensioen in de periode voorafgaand aan de datum waarop de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, af te kopen, mits het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot afkoop uiterlijk binnen twee maanden na het ontvangen van de in artikel 17, zesde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet bedoelde opgave wordt gedaan en mits de afkoopsom:

Artikel 67. Goede invoering

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede invoering van de Pensioenwet en deze wet regels worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens voornoemde wet of deze wet.

Hoofdstuk 3. Wijziging van andere wetten

Paragraaf 1. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel 73. Integrale tekstpublicatie

  • 1 Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen van de Pensioenwet opnieuw vast en brengt hij de in de Pensioenwet voorkomende aanhalingen van de artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.

  • 2 De tekst van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen opnieuw vast en brengt hij de in de Wet verplichte beroepspensioenregeling voorkomende aanhalingen van de artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.

  • 3 Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister de aanhalingen van de artikelen in deze wet van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en van de Pensioenwet in overeenstemming met de vastgestelde nummering van die wetten.

Paragraaf 5. Financiën

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 91. Overgangsbepaling in verband met de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

Als de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of het bedrijf van schadeverzekeraar wordt niet beschouwd:

  • a. het sluiten of afwikkelen van levensverzekeringen onderscheidenlijk schadeverzekeringen voor eigen rekening door bijdragende ondernemingen in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, of pensioeninstellingen die voor eigen rekening geen andere levensverzekeringen of schadeverzekeringen sluiten of afwikkelen dan die welke dienen ter uitvoering van toezeggingen als bedoeld in artikel 19; en

  • b. het handelen van een ondernemingsspaarfonds in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, ter uitvoering van een door een werkgever getroffen regeling tot sparen voor een uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening zolang sprake is van een spaarfonds als bedoeld in artikel 5.

Artikel 92. Bepalingen in verband met inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht

[Red: Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.]

Artikel 95a. Bepalingen in verband met inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer

[Red: Wijzigt de Pensioenwet.]

Artikel 95b. Bepalingen in verband met inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Mededingingswet als gevolg van evaluatie van die wet

[Red: Wijzigt de Mededingingswet.]

Artikel 96. Overgangsbepalingen in verband met de Wet op het financieel toezicht

  • 1 Als de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of het bedrijf van schadeverzekeraar wordt niet beschouwd:

    • a. het sluiten of afwikkelen van levensverzekeringen onderscheidenlijk schadeverzekeringen voor eigen rekening door ondernemingen of pensioeninstellingen die voor eigen rekening geen andere levensverzekeringen of schadeverzekeringen sluiten of afwikkelen dan die welke dienen ter uitvoering van toezeggingen als bedoeld in artikel 19; en

    • b. het handelen van een ondernemingsspaarfonds ter uitvoering van een door een werkgever getroffen regeling tot sparen voor een uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening zolang sprake is van een spaarfonds als bedoeld in artikel 5.

  • 2 De Wet op het financieel toezicht is, met uitzondering van het Algemeen Deel en het Deel Gedragstoezicht financiële markten, niet van toepassing zolang sprake is van spaarfondsen als bedoeld in artikel 5 en van:

    • a. het verlenen van financiële diensten door ondernemingsspaarfondsen voorzover zij die financiële diensten verlenen aan de onderneming waarmee zij zijn verbonden; en

    • b. het beheren van individuele vermogens ten behoeve van ondernemingsspaarfondsen als bedoeld in onderdeel a of daaraan gelieerde fondsen door personen die zijn verbonden aan het fonds waaraan deze financiële dienst wordt verleend.

Artikel 96a. Aanpassing in verband met hernummering Wet op het financieel toezicht

Onze Minister brengt voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad de in deze wet voorkomende verwijzingen naar artikelen uit de Wet op het financieel toezicht in overeenstemming met de op grond van artikel 7:1 van die wet opnieuw vastgestelde nummering.

Artikel 97. Inwerkingtreding

  • 1 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde tijdstip van inwerkingtreding kan onderscheid gemaakt worden tussen pensioenuitvoerders.

Artikel 98. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 7 december 2006

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin