Belastingplan 2007

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-05-2008 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 31-12-2007 t/m 30-12-2008

Wet van 14 december 2006, houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2007)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2007 wenselijk is maatregelen te treffen op het gebied van arbeidsmarkt- en inkomensbeleid, economische infrastructuur, mobiliteit en milieu, alsmede enkele andere maatregelen te treffen en dat het voorts wenselijk is in de Wet kinderopvang een heffing in te voeren ter financiering van een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VI

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel X

[Red: Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.]

Artikel XV

[Red: Wijzigt de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.]

Artikel XXII

De op het kalenderjaar 2006 betrekking hebbende verhoging van de afdrachtvermindering onderwijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel e, alsmede de afdrachtvermindering onderwijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel g, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen worden, in afwijking van artikel 3 van die wet, zoveel mogelijk toegerekend aan de in dat kalenderjaar nog niet verstreken tijdvakken, gerekend vanaf 1 november 2006. Ingeval de toerekening niet volledig kan plaatsvinden aan die nog niet verstreken tijdvakken van dat kalenderjaar is het de inhoudingsplichtige toegestaan het resterende bedrag, met inachtneming van artikel 3 van die wet, door middel van een of, indien nodig, meer correctieberichten als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964, alsnog toe te rekenen aan een of meer reeds verstreken tijdvakken van dat kalenderjaar.

Artikel XXIIa

De aanvang van het gebruik van de weg in Nederland in de zin van artikel 1 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is voor een in een andere lidstaat van de Europese Unie geregistreerd motorrijtuig, dat op het moment van inwerkingtreding van artikel X vanuit die andere lidstaat feitelijk ter beschikking is gesteld van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam terwijl voor dat motorrijtuig de belasting niet is geheven, gelegen op de eerste dag na 31 januari 2007 waarop met dat motorrijtuig gebruik wordt gemaakt van de weg in Nederland als bedoeld in genoemd artikel 1.

Artikel XXIII

Met betrekking tot de kalenderjaren 2006 en 2007 kunnen bij ministeriële regeling van Onze Minister van Financiën van artikel 13a en artikel 27 van de Wet op de loonbelasting 1964 en van artikel 3.146 van de Wet inkomstenbelasting 2001 afwijkende regels worden gesteld op grond waarvan loon overeenkomstig een door de inhoudingsplichtige bestendig gevolgde gedragslijn aan een of meer verstreken loontijdvakken wordt toegerekend.

Artikel XXIV

Artikel XXV

  • 1 Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldend beding van een arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst of andere overeenkomst, inhoudende dat de werkgever jegens of ten behoeve van de ouder die als werknemer tegenwoordige arbeid verricht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, van de Wet kinderopvang verplicht is een bijdrage in de kosten van kinderopvang te verstrekken, blijft buiten toepassing, voorzover die bijdrage overeenkomt met of minder bedraagt dan het bedrag van de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 8 van de Wet kinderopvang, waarop de ouder aanspraak kan maken, waarbij de hoogte van de bedoelde vermeerdering wordt gesteld op:

    • a. een zesde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

    • b. in geval de bijdrage mede betrekking heeft op de omstandigheid dat een ouder een partner heeft die van zijn werkgever geen bijdrage in de kosten van kinderopvang ontvangt of een bijdrage die minder bedraagt dan een zesde deel van die kosten: een derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet kinderopvang, verminderd met de door de partner ontvangen bijdrage;

    • c. in geval de bijdrage mede betrekking heeft op de omstandigheid dat een ouder geen partner heeft: een derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet kinderopvang.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een aldaar bedoeld beding tot verstrekking van kinderopvang.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt met een collectieve arbeidsovereenkomst gelijkgesteld een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan en wordt met werkgever onderscheidenlijk werknemer gelijkgesteld overheidswerkgever onderscheidenlijk overheidswerknemer.

Artikel XXVI

Ingeval de samenloop van wetten die in 2006 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, herstelt Onze Minister van Financiën dat bij ministeriële regeling.

Artikel XXVII

  • 8 [Red: Vervallen.]

  • 9 In afwijking van het eerste lid vindt artikel IVa eerst toepassing nadat het bij koninklijke boodschap van 24 mei 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van belastingwetten ter realisering van de doelstelling uit de nota «Werken aan winst» (Wet werken aan winst), Kamerstukken II 2005/06, 30 572, in werking is getreden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige handhaving de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 14 december 2006

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin