Artikel 1
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
In deze regeling wordt verstaan onder:
HEMS-vlucht: vlucht met een helikopter uitgevoerd krachtens een AOC met voorziening
A3-Emergency medical service;
JAR-OPS 3: sectie 1 van het technisch voorschrift, vastgesteld door de Joint Aviation
Authorities, betreffende uitvoering van een vlucht met een helikopter;
luchtvaartgids: de luchtvaartgids, bedoeld in artikel 60, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement;
politievlucht: vlucht uitgevoerd met een vliegtuig of helikopter in het kader van
de politietaak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012;
SAR-vlucht: vlucht uitgevoerd met een vliegtuig of helikopter door de SAR-dienst als
bedoeld in artikel 1 van de Regeling inzake de SAR-dienst 1994 met als doel de opsporing en redding van mens of dier die zich in een levensbedreigende
omstandigheid bevindt.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
-
1 Dit artikel is van toepassing op vluchten die niet plaatsvinden binnen een plaatselijk
luchtverkeersleidingsgebied of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie-
en havengebieden daaronder begrepen, of boven mensenverzamelingen en die worden uitgevoerd
met een vliegtuig of helikopter door een gezagvoerder die beschikt over een CPL als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor
de luchtvaart voor:
-
a. het controleren van pijpleidingen en het hoogspanningsnetwerk;
-
b. het inmeten van dijken, wegen, waterkeringen en andere infrastructurele werken;
-
c. het maken van audio of visuele opnamen ten behoeve van professionele nieuwsgaring
en cartografie;
-
d. het loodsen door een loods als bedoeld in artikel 1 van de Loodsenwet;
-
e. het transport van mensen of goederen in de offshore;
-
f. het uitvoeren van milieucontroles;
-
g. surveillance door de Kustwacht.
-
2 Voor het uitvoeren van een vlucht als bedoeld in het eerste lid waarbij gevlogen wordt
beneden de minimum-VFR-vlieghoogte, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van het Luchtverkeersreglement gelden als eisen:
-
a. de minimum toegestane vlieghoogte bedraagt 60 meter (200 voet) boven de grond of het
water, maar tenminste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen
een afstand van 100 meter van de helikopter of 600 meter van het vliegtuig;
-
b. er wordt niet gevlogen beneden de minimum-VFR-vlieghoogte over vogelreservaten, zoals
gepubliceerd in de luchtvaartgids;
-
c. er wordt uitsluitend gevlogen beneden de minimum-VFR-vlieghoogte gedurende de periode
dat dit noodzakelijk is voor het doel van de vlucht.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
-
1 In afwijking van artikel 45, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement bedraagt de minimum-VFR-vlieghoogte voor een HEMS-vlucht, SAR-vlucht of politievlucht:
-
a. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden, dan wel
boven mensenverzamelingen 90 meter (300 voet) boven de grond of het water, doch tenminste
30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 100
meter van de helikopter of 600 meter van het vliegtuig;
-
b. elders dan in onderdeel a aangegeven: 60 meter (200 voet) boven de grond of het water,
doch tenminste 30 meter (100 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een
afstand van 100 meter van de helikopter of 600 meter van het vliegtuig;
Artikel 4
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
Artikel 5
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
-
1 Het uitvoeren van een SAR-vlucht of politievlucht buiten de daglichtperiode, bedoeld
in artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
-
a. de helikopter is voorzien van de uitrusting, bedoeld in JAR-OPS 3, subpart K, Instruments
and equipment en subpart L, Communication and navigation equipment voor zover betrekking
hebbend op het vliegen buiten de daglichtperiode;
-
b. de gezagvoerder voldoet aan de eisen in Appendix I, JAR-OPS 3.005 (d) (c) (3) para’s
(ii), en (iii); en aan JAR-OPS 3, subpart N, ‘Flight Crew’;
-
c. een SSR-transponder met de Mode S wordt gebruikt, ongeacht de classificatie van het
luchtruim of de vlieghoogte;
-
d. voor het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht
met de betrokken luchtverkeersdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie
geluisterd;
-
2 De voorschriften, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, zijn van overeenkomstige
toepassing op HEMS-vluchten buiten de daglichtperiode.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
Voor het uitvoeren van een vlucht met een vrije ballon buiten de daglichtperiode,
bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement gelden als eisen:
-
a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig bewijs van bevoegdheid als ballonvaarder
en heeft als gezagvoerder ten minste 100 uur aan ballonvaarten uitgevoerd;
-
b. een vlucht wordt alleen uitgevoerd indien de weersomstandigheden zodanig zijn dat
het vliegzicht minimaal 5 km bedraagt en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken
horizontaal minimaal 1500 m en verticaal 300 m (1000 voet) boven gemiddeld zeeniveau
bedraagt;
-
c. de minimum vlieghoogte bedraagt 600 m (2000 voet) boven gemiddeld zeeniveau;
-
d. een vlucht wordt niet uitgevoerd in de Amsterdam CTA’s, de Schiphol CTR, de Schiphol
TMA’s, de Rotterdam CTR en de Rotterdam TMA 1 als bedoeld in de Regeling luchtverkeersdienstverlening;
-
e. tijdens de vlucht zijn de volgende, naar behoren functionerende, instrumenten, luchtvaartradiocommunicatie-
en identificatie-apparatuur aan boord:
-
1°. een drukhoogtemeter;
-
2°. een stijgsnelheidsmeter;
-
3°. een magnetisch kompas;
-
4°. twee VHF-zendontvanginstallaties met een frequentieseparatie van 25 kHZ, waarmee voortdurend
een tweezijdige radioverbinding kan worden onderhouden met de betrokken luchtverkeersleidingsdiensten
op de frequenties zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, bedoeld in artikel 60, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement;
-
5°. een SSR-transponder met de Mode S wordt gebruikt, ongeacht de classificatie van het
luchtruim of de vlieghoogte;
-
6°. noodverlichting in de vorm van zaklantaarns;
-
f. tijdens de vlucht wordt een ononderbroken wit licht gevoerd dat op ten minste vijf
en ten hoogste tien meter onder de mand is aangebracht;
-
g. ten minste twee uren vóór de aanvang van de vlucht wordt een vliegplan voorgelegd
aan de supervisor van AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening onder opgave van:
-
h. ongeacht de plaats van opstijging wordt een vliegplan voor de vlucht met de vrije
ballon ten minste twaalf uren voor de verwachte tijd van opstijging ingeleverd op
de adressen EHMCZRZX en EHAAZRZX;
-
i. de voorbereiding van de vlucht met een vrije ballon is zodanig dat:
-
1. gelet op de hoeveelheid brandstof tot minimaal één uur na aanvang van de daglichtperiode
kan worden gevlogen;
-
2. rekening houdend met een ruime wijziging van de windrichting en snelheid van de wind,
er geen luchtverkeerleidingsgebieden zullen worden binnen gevlogen die niet zijn vermeld
in het vliegplan;
-
j. het landen vindt uitsluitend plaats binnen de daglichtperiode.
Artikel 6a
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
Het uitvoeren van een vlucht met een vliegtuig buiten de daglichtperiode, bedoeld
in artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement is toegestaan, indien:
-
a. de vlucht wordt uitgevoerd in het kader van de vliegopleiding voor het verkrijgen
van een CPL(A) als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor
de luchtvaart;
-
b. de vlucht noodzakelijk is om te voldoen aan de opleidingsvereisten die krachtens het
in onderdeel a bedoelde artikel zijn gesteld aan het verkrijgen van het CPL;
-
c. wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
-
1. voor aanvang van de vlucht wordt een vliegplan ingediend;
-
2. voor het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht
met de betrokken luchtverkeersdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie
geluisterd;
-
3. het vliegzicht bedraagt ten minste 8 km en de afstand tot de wolken ten minste 1500
m horizontaal en 300 m (1000 voet) verticaal;
-
4. de vlucht wordt uitgevoerd op ten minste 300 m (1000 voet) boven de hoogste hindernis
binnen een afstand van 8 km van de gegiste positie van het vliegtuig, tenzij een lagere
hoogte noodzakelijk is om op te stijgen van of te landen op een luchthaven of naderings-
of vertrekprocedures alsmede luchtverkeerspatronen uit te voeren.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
De artikelen 3 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op een politievlucht uitgevoerd door de bevoegde
autoriteit van de Bondsrepubliek Duitsland in Nederland met een luchtvaartuig als
bedoeld in artikel 25, vierde lid, van het op 2 maart 2005 tot stand gekomen Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende
politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden (Trb.
2005, 86).
Artikel 9
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit van 29 november
2006 houdende wijziging van het Luchtverkeersreglement in verband met diverse technische wijzigingen (Stb. 654) in werking treedt.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 12-12-2014]
Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling LVR.