Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007

[Regeling vervallen per 01-01-2009.]
Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 27-02-2008 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 02-02-2007 t/m 31-12-2008

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 januari 2007, nr. WJZ 7009735, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies in het kader van ondernemerschap en onderwijs (Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 2 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. minister: de Minister van Economische Zaken;

    • b. ondernemerschapsonderwijsproject: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op de totstandkoming, verbetering of verspreiding van ondernemerschap in het onderwijs;

    • c. onderwijssamenwerkingsverband: een samenwerkingsverband, bestaande uit ten minste twee onderwijsinstellingen en of instellingsonderdelen die blijkens schriftelijke stukken in het kader van ondernemerschapsonderwijs samenwerken;

    • d. hoger onderwijsinstelling: een onderwijsinstelling bedoeld in het eerste lid, onderdeel f;

    • e. Centre of Entrepreneurship: de coördinatie, organisatie of ondersteuning van multidisciplinair en instellingsbreed ondernemerschapsonderwijs met als doel binnen een of meerdere hoger onderwijsinstellingen ondernemerschap te stimuleren;

    • f. CE-project: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het opzetten en totstandkomen van een Centre of Entrepreneurship;

    • g. CE-samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband, ten minste bestaande uit twee hoger onderwijsinstellingen die blijkens schriftelijke stukken samenwerken in het kader van een CE-project;

    • h. project: een ondernemerschapsonderwijsproject of een CE-project.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Er is een Adviescommissie ondernemerschap en onderwijs die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

  • 2 De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 3 De commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste 4 en ten hoogste 8 leden. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft. Zij zijn geen ambtenaren, werkzaam bij de rijksoverheid, en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

  • 4 De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste 4 jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.

  • 5 De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 6 In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.

  • 7 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 8 De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 9 De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Het jaarverslag wordt aan de minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 10 Op verzoek van de minister, maar in ieder geval het tweede en het vierde jaar, stelt de commissie een evaluatieverslag op, waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het evaluatieverslag wordt aan de minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Hoofdstuk 2. Ondernemerschapsonderwijsprojecten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

§ 1. Hoogte subsidie en subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een onderwijsinstelling of onderwijssamenwerkingsverband dat een ondernemerschapsonderwijsproject uitvoert.

  • 2 Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan door een onderwijssamenwerkingsverband, wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die bij de indiening van de aanvraag als penvoerder is aangewezen.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt indien:

    • a. voor het ondernemerschapsonderwijsproject reeds door de rijksoverheid subsidie is verstrekt;

    • b. het bedrijfsleven niet op enigerlei wijze betrokken is bij het ondernemerschapsonderwijsproject.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidie voor een ondernemerschapsonderwijsproject bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan het ondernemerschapsonderwijsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten:

  • a. loonkosten van het personeel van de bij het ondernemerschapsonderwijsproject betrokken onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de onderwijsinstelling voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b. aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c. materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het ondernemerschapsonderwijsproject hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d. kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e. de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de perioden vastgesteld, na afloop waarvan de aanvragen om subsidie op grond van artikel 3 die in die periode zijn ontvangen en voldoen aan artikel 8, worden behandeld.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies op grond van artikel 3 op de in een periode als bedoeld in het eerste lid ontvangen aanvragen. Daarbij kunnen afzonderlijke subsidieplafonds worden vastgesteld voor bepaalde categorieën aanvragers.

  • 3 De periode, bedoeld in het eerste lid, wordt in 2007 vastgesteld op 17 mei tot en met 4 oktober.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1 en gaat vergezeld van de in het formulier genoemde stukken.

  • 2 De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een projectplan met vermelding van de belangrijke stappen, tussenresultaten en eindresultaten in het ondernemerschapsonderwijsproject;

    • b. een begroting van de kosten.

  • 3 Indien de aanvraag wordt ingediend door een onderwijssamenwerkingsverband, wijst dit samenwerkingsverband één van de deelnemers van dit verband aan als penvoerder.

  • 4 Indien de aanvraag wordt ingediend door een onderwijssamenwerkingsverband vermeldt de begroting, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, een raming van de subsidiabele kosten per deelnemer van het onderwijssamenwerkingsverband.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Binnen dertien weken na de laatste dag van de krachtens artikel 7, eerste lid, vastgestelde periode geeft de minister een beschikking omtrent de in die periode ontvangen aanvragen om subsidie.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister wint omtrent de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 10 afwijzend is beslist, het advies in van de Adviescommissie onderwijs en ondernemerschap.

  • 2 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien hij van oordeel is dat:

    • a. onvoldoende vertrouwen bestaat in de structurele voortzetting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • b. aannemelijk is dat de activiteiten geen verbetering, uitbreiding, wijziging of aanvulling inhouden van reeds bestaande activiteiten op het gebied van ondernemerschapsonderwijs van de betrokken onderwijsinstellingen.

  • 3 De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de commissie, de aanvragen waarop niet met toepassing van het tweede lid afwijzend is beslist, zodanig, dat een ondernemerschapsonderwijsproject hoger gerangschikt wordt naar mate:

    • a. het meer bijdraagt aan de doelstellingen zoals die zijn vastgesteld in de sectorraamwerken;

    • b. het meer bijdraagt aan ondernemerschap als onderdeel van de leeromgeving of het curriculum van leerlingen en studenten;

    • c. de kwaliteit van het projectplan hoger is;

    • d. het ondernemerschapsonderwijs een groter aantal onderwijsinstellingen bereikt;

    • e. het ondernemerschapsonderwijs een groter aantal leerlingen of studenten van de bij het ondernemerschapsonderwijsproject betrokken onderwijsinstellingen bereikt;

    • f. het meer bijdraagt aan de creativiteit en innovativiteit van het ondernemerschapsonderwijs.

  • 4 Voor de rangschikking wegen de in het derde lid genoemde criteria even zwaar.

  • 5 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Indien subsidie wordt verstrekt voor een ondernemerschapsonderwijsproject dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening een raming van de subsidiabele kosten per deelnemer in het samenwerkingsverband.

  • 2 Elke deelnemer in het samenwerkingsverband is tot ten hoogste het naar rato van de voor hem geraamde subsidiabele kosten berekende bedrag aansprakelijk voor terugbetaling van de subsidie, voor zover de subsidieontvangers daartoe verplicht zijn.

Hoofdstuk 3. Centres of Entrepreneurship

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

§ 1. Hoogte subsidie en subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een hoger onderwijsinstelling of een CE-samenwerkingsverband dat een CE-project uitvoert.

  • 2 Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan door een CE-samenwerkingsverband, wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die bij de indiening van de aanvraag als penvoerder is aangewezen.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt indien:

    • a. voor het CE-project reeds door de rijksoverheid subsidie is verstrekt;

    • b. het bedrijfsleven niet op enigerlei wijze betrokken is bij het CE-project;

    • c. het ondernemerschapsonderwijs niet toegankelijk is voor alle studenten van de bij het CE-project betrokken hoger onderwijsinstellingen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidie voor een CE-project bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, maar niet meer dan € 3.000.000.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan het CE-project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte en betaalde kosten:

  • a. loonkosten van het personeel van de bij het CE-project betrokken hoger onderwijsinstellingen, met dien verstande dat deze loonkosten worden bepaald op basis van een door de hoger onderwijsinstellingen voor dat personeel gehanteerd integraal uurtarief;

  • b. aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

  • c. materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot het CE-project hebben met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 25 procent van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • d. kosten voor overhead, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 50 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief;

  • e. de kosten voor projectmanagement, met dien verstande dat deze kosten niet meer dan 5 procent van de loonkosten, bedoeld onder a, bedragen, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een bestuursorgaan van een provincie of gemeente subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan 75 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de perioden vastgesteld, na afloop waarvan de aanvragen om subsidie op grond van artikel 13 die in die periode zijn ontvangen en voldoen aan artikel 18, worden behandeld.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies op grond van artikel 13 op de in een periode als bedoeld in het eerste lid ontvangen aanvragen.

  • 3 De periode, bedoeld in het eerste lid, wordt in 2007 vastgesteld op de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 22 maart.

  • 4 Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op aanvragen op grond artikel 13, ontvangen in de in het derde lid genoemde periode, wordt vastgesteld op € 12.000.000.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 2 De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een document van maximaal 6 pagina’s op A4-formaat dat in ieder geval beschrijft:

    • a. de wijze waarop binnen de betrokken hoger onderwijsinstelling invulling wordt gegeven aan het ondernemerschapsonderwijs door een Centre of Entrepreneurship;

    • b. welke activiteiten het Centre of Entrepreneurship zal uitvoeren op het gebied van onderwijs, onderzoek en netwerken in het kader van ondernemerschapsonderwijs.

  • 3 Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan door een CE-samenwerkingsverband, wijst dit samenwerkingsverband een hoger onderwijsinstelling aan als penvoerder.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister wint omtrent de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 19 afwijzend is beslist, het advies in van de Adviescommissie Onderwijs en Ondernemerschap.

  • 2 De minister beslist binnen acht weken na de laatste dag van de bij of krachtens artikel 17, eerste lid, vastgestelde periode, daarbij geadviseerd door de commissie, afwijzend op een aanvraag indien hij van oordeel is dat:

    • a. onvoldoende vertrouwen bestaat in de structurele voortzetting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • b. aannemelijk is dat de activiteiten geen verbetering, uitbreiding, wijziging of aanvulling inhouden van reeds bestaande activiteiten op het gebied van ondernemerschapsonderwijs;

    • c. aannemelijk is dat het CE-project geen bijdrage levert aan de samenwerking tussen studenten, docenten en onderzoekers van verschillende vakgebieden of opleidingen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister verzoekt binnen acht weken na de laatste dag van de bij of krachtens artikel 17 vastgestelde periode, de subsidieaanvrager wiens aanvraag niet reeds op grond van artikel 20 is afgewezen, schriftelijk om uitwerking van de aanvraag.

  • 2 De uitwerking van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, dient te zijn ontvangen op de in het schriftelijke verzoek, bedoeld in het eerste lid, vastgestelde datum.

  • 3 De uitwerking van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3 en gaat vergezeld van de in het formulier genoemde stukken.

  • 4 Het formulier, bedoeld in het derde lid, gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een projectplan met vermelding van de belangrijke stappen, tussenresultaten en eindresultaten in het CE-project;

    • b. een begroting van de kosten.

  • 5 Het projectplan, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, bevat in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de doelstelling van het Centre of Entrepreneurship;

    • b. de activiteiten van het Centre of Entrepreneurship;

    • c. de wijze waarop het bedrijfsleven betrokken is bij het CE-project of het Centre of Entrepreneurship;

    • d. de wijze waarop het Centre of Entrepreneurship invulling geeft aan activiteiten met betrekking tot onderwijs, onderzoek en het netwerken met de regionale omgeving;

    • e. de wijze waarop de resultaten van het Centre of Entrepreneurship worden gemeten;

    • f. de wijze waarop de hoger onderwijsinstelling ervoor zorg draagt dat al haar studenten toegang hebben tot het ondernemerschapsonderwijs en de wijze waarop dit in het onderwijsaanbod tot uitdrukking komt;

    • g. de wijze waarop de hoger onderwijsinstelling zorgdraagt voor continuering van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt.

  • 6 Indien de aanvraag wordt ingediend door een CE-samenwerkingsverband vermeldt de begroting bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, een raming van de subsidiabele kosten per deelnemer van het CE-samenwerkingsverband.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na de in artikel 21, tweede lid, bedoelde datum.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De minister wint omtrent de uitwerking van de aanvragen bedoeld in artikel 21, eerste lid, het advies in van de Adviescommissie Onderwijs en Ondernemerschap.

  • 2 De minister beslist, daarbij geadviseerd door de commissie, afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de uitwerking van de aanvraag onvoldoende voldoet aan artikel 21;

    • b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen het CE-project kunnen financieren;

    • c. het onaannemelijk is dat het CE-project binnen een termijn van 12 maanden kan aanvangen;

    • d. onvoldoende vertrouwen bestaat in de organisatorische capaciteiten van de aanvrager om het CE-project naar behoren uit te kunnen voeren;

    • e. het CE-project onvoldoende zal bijdragen aan het tot stand brengen van effectief ondernemerschapsonderwijs.

  • 3 De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de commissie, de aanvragen waarop niet met toepassing van het tweede lid afwijzend is beslist, zodanig dat een CE-project hoger gerangschikt wordt naar mate het:

    • a. door de bestaande infrastructuur en kennis van de hoger onderwijsinstelling en de bij het CE-project betrokken partijen meer bijdraagt aan de verankering en continuïteit van het ondernemerschapsonderwijs;

    • b. de kwaliteit van het projectplan hoger is;

    • c. meer bijdraagt aan de creativiteit en innovativiteit van de door het Centre van Entrepreneurship uitgevoerde activiteiten.

  • 4 Voor de rangschikking wegen de in het derde lid genoemde criteria even zwaar.

  • 5 De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Indien subsidie wordt verstrekt voor een CE-project dat wordt uitgevoerd door een CE-samenwerkingsverband, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening een raming van de subsidiabele kosten per deelnemer in het CE-samenwerkingsverband.

  • 2 Indien de subsidieontvangers in een CE-samenwerkingsverband verplicht zijn tot terugbetaling van de subsidie, is elke deelnemer in het CE-samenwerkingsverband tot ten hoogste het naar rato van de voor hem geraamde subsidiabele kosten aansprakelijk voor terugbetaling van de subsidie.

Hoofdstuk 4. Subsidieverplichtingen, voorschotten en subsidievaststelling voor ondernemerschapsonderwijsprojecten en CE-projecten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

§ 1. Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 2 De in de artikelen 26, 28 en 29 opgenomen verplichtingen gelden tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. De in artikel 27 en 30 opgenomen verplichtingen gelden totdat 5 jaren na die dag zijn verstreken.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip.

  • 2 De minister kan voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project op voorafgaand verzoek van de subsidieontvanger schriftelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:

  • a. de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

  • b. het aantal uren dat per werknemer is besteed aan het project;

  • c. de berekening en samenstelling van het door de onderwijsinstelling gehanteerde integrale uurtarief voor de loonkosten en de specifiek ten behoeve van het project gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Bij de beschikking tot subsidieverlening kan de verplichting worden opgelegd tot indiening van één of meer tussenrapportages over de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het in het projectplan en de gerealiseerde kosten ten opzichte van de bij de subsidieverlening vermelde begroting.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De subsidieontvanger draagt zorg voor een verantwoord gebruik van de uit het project voortvloeiende resultaten, waaronder mede begrepen intellectuele eigendom, die zijn opgedaan uit hoofde van het project.

§ 2. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 Op een subsidie voor een project waarvoor een beschikking tot subsidieverlening geldt, kunnen op aanvraag van de subsidieontvanger door de minister voorschotten worden verstrekt.

  • 2 Een aanvraag om een voorschot wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een tussenrapportage.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

  • 4 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

§ 3. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

  • 1 De aanvraag om subsidievaststelling voor een project wordt ingediend binnen dertien weken na het tijdstip waarop het project overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening, dan wel overeenkomstig de ontheffing van het voltooien op het bij subsidieverlening bepaalde tijdstip, moet zijn voltooid.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5 en gaat vergezeld van de in dat formulier genoemde stukken.

  • 3 Bij de aanvraag wordt een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het project gevoegd en een financiële verantwoording.

  • 4 Indien het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld € 50.000 of meer bedraagt, wordt bij de aanvraag om subsidievaststelling een accountantsverklaring gevoegd die is opgesteld op de in het formulier aangegeven wijze.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2009]

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, ’s-Gravenhage.

Den Haag, 25 januari 2007

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip