Aanwijzing slachtofferzorg

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2005 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 01-06-2004 t/m 31-12-2010

Aanwijzing slachtofferzorg

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het Kaderbesluit van de Raad van Europa van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 22.03.2001, L 82) en de wet tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, en andere wetten met voorzieningen ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten (de Wet Terwee) die per 1 april 1995 is ingevoerd, heeft de positie van het slachtoffer of zijn nabestaanden ingrijpend veranderd en geldt voor alle strafbare feiten, dus ook voor overtredingen. Slachtofferzorg door politie en/of bijzondere opsporingsdiensten en openbaar ministerie komt in wezen hierop neer dat deze instanties bij hun werkzaamheden in een (straf)zaak altijd de belangen van het slachtoffer van een strafbaar feit meewegen voor zover dit redelijk is. De politie en/of bijzondere opsporingsdiensten en het openbaar ministerie moeten tevens het slachtoffer op de hoogte houden van de voortgang van de zaak.

Zorg en aandacht voor de belangen van slachtoffers door het openbaar ministerie wordt gezien als een belangrijk onderdeel van een goede rechtspleging, waarbij een correcte bejegening voorop staat. Een belangrijk element van een correcte bejegening is het verschaffen van begrijpelijke informatie aan slachtoffers en benadeelden. In het beleidsplan van het openbaar ministerie ‘Perspectief op 2006’ staat aangegeven dat de afgelopen jaren hard is gewerkt aan het versterken van de rol van het slachtoffer. Het slachtoffer wordt beter geïnformeerd, mede door de oprichting van slachtofferinformatieloketten in ieder arrondissement, waar het slachtoffer inlichtingen kan krijgen over (het verloop van) zijn strafzaak. Daarnaast blijven de inspanningen tot schadevergoeding aan het slachtoffer een wezenlijk element vormen van het beleid, ook al gaat dit soms ten koste van een snelle afdoening van zaken. Pogingen tot rechtsherstel moeten echter niet ten koste van alles worden nagestreefd: het is niet verstandig bij een slachtoffer verwachtingen te wekken, die alleen maar tot een teleurstelling zullen leiden.

In het Wetboek van Strafvordering komt de term ‘slachtoffer’ niet voor. In het Wetboek van Strafvordering staan enige bepalingen ten aanzien van de benadeelde partij. Met benadeelde partij wordt bedoeld het slachtoffer dat zich in het strafproces heeft gevoegd. De bepalingen in deze aanwijzing met betrekking tot de uitgangspunten basistaken slachtofferzorg gelden zowel voor het slachtoffer als voor de benadeelde partij, als in het Wetboek van Strafvordering genoemd. Onder slachtoffer in de zin van deze aanwijzing worden tevens de nabestaanden van het slachtoffer begrepen. De uitgangspunten basistaken slachtofferzorg zoals verwoord in deze aanwijzing zijn tevens van toepassing op de bijzondere opsporingsdiensten en buitengewone opsporingsambtenaren.

2. Uitgangspunten basistaken slachtofferzorg

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Als basistaken van de uitvoering van slachtofferzorg gelden de volgende uitgangspunten:

  • a) Een correcte en waar nodig een persoonlijke bejegening van het slachtoffer;

  • b) Informatieverstrekking aan het slachtoffer, waarbij geldt dat deze informatie zo snel mogelijk aan het slachtoffer moet worden verstrekt en tevens dat deze informatie duidelijk en relevant is;

  • c) Het zoveel mogelijk benutten van de mogelijkheid tot schaderegeling in het kader van de afhandeling van de strafzaak. Het betreft zowel materiële als immateriële schade.

Het is denkbaar dat in andere aanwijzingen taken worden geformuleerd voor politie en openbaar ministerie die verder gaan dan de basistaken of een alternatief bieden. Zie bijvoorbeeld de Aanwijzing voor de bejegening van slachtoffers van zedendelicten en de Aanwijzing verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen.

3. Toepassingsbereik aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Van slachtofferzorg, als in deze aanwijzing bedoeld, kan worden afgezien in zaken van eenvoudige diefstallen bij grootwinkelbedrijven, met uitzondering van het zenden van een afloopbericht aan het grootwinkelbedrijf.

In gevallen van verkeersovertredingen zonder noemenswaardig letsel, waarin de verdachte behoorlijk verzekerd is, kan slachtofferzorg op het punt van schaderegeling, als bedoeld in deze aanwijzing, achterwege blijven. Informatieverstrekking blijft in deze zaken wel van belang.

Opsporing

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

1. Aangifte

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De politie neemt op zorgvuldige wijze de aangifte van een slachtoffer op. Onder het opnemen van een aangifte behoort ook het doorverwijzen van het slachtoffer naar hulpverlenende instanties, in het bijzonder naar de bureaus voor slachtofferhulp.

Bij de aangifte geeft de politie aan het slachtoffer algemene informatie over de gang van zaken volgend op de aangifte, informatie over de mogelijkheden tot schadevergoeding en reikt een voorlichtingsfolder ‘Slachtofferhulp’ aan het slachtoffer uit. De politie vraagt uitdrukkelijk of het slachtoffer bezwaar heeft tegen het verstrekken van zijn naam- en adresgegevens aan het lokale bureau voor slachtofferhulp. De politie vraagt met name of het slachtoffer schade heeft geleden (materiële als immateriële), of het slachtoffer schadevergoeding wenst en of het slachtoffer over het verloop van de strafzaak op de hoogte gehouden wenst te worden.

Het beginpunt van het verzamelen van informatie over de (omvang van) de schade van het slachtoffer en de betalingsbereidheid van de verdachte ligt bij de politie. De politie neemt vervolgens in het proces-verbaal, dan wel in een bijlage bij het proces-verbaal, relevante informatie op over het slachtoffer, met name of het slachtoffer (materiële en/of immateriële) schade heeft geleden. In beginsel draagt de politie er zorg voor dat het slachtoffer rekening(en) overlegt ter onderbouwing van de (omvang van de) schade. De politie vermeldt tevens in het proces-verbaal wat de omvang van de geleden schade is en/of de politie inmiddels een schaderegeling met de verdachte heeft getroffen, bij voorkeur in een verslag schadebemiddeling.

2. Schadebemiddeling door de politie

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Indien het slachtoffer te kennen heeft gegeven dat hij schadevergoeding wenst en de verdachte is opgespoord en een verklaring heeft afgelegd, bevordert de politie vergoeding van de schade en tracht zij de regeling van de schade tussen verdachte(n) en de slachtoffer(s) in een zo vroeg mogelijk stadium tot stand te brengen overeenkomstig daartoe gemaakte afspraken met het openbaar ministerie. De criteria voor schadebemiddeling door de politie moeten van dien aard zijn dat toepassing ervan geen (ernstige) negatieve strafprocessuele consequenties zal hebben, bij voorbeeld door het oplopen van doorlooptijden. Langdurige en complexe bemiddeling kunnen een snelle en consequente afdoening door het openbaar ministerie in de weg staan. Voor schadebemiddeling door de politie gelden in beginsel de volgende criteria:

  • 1) er is een bekennende verdachte;

  • 2) de verdachte is bereid en in staat de schade te vergoeden;

  • 3) de schade is eenvoudig vast te stellen;

  • 4) er is alleen materiële schade.

Indien het slachtoffer heeft aangegeven dat hij schadevergoeding wenst en/of op de hoogte wil worden gehouden van de gang van zaken volgend op de aangifte, geeft de politie het slachtoffer informatie over het verloop van de zaak tot en met de afsluitende inzending van het proces-verbaal aan het openbaar ministerie.

De politie tracht zoveel mogelijk een schaderegeling tussen verdachte(n) en slachtoffer(s) tot stand te brengen in een zo vroeg mogelijk stadium van het strafproces in ruime zin. De politie onderzoekt daartoe de mogelijkheden tot schadebemiddeling tussen slachtoffer en verdachte. De politie bevordert dat zij in die gevallen zelf bemiddelt in de totstandkoming van een schaderegeling, overeenkomstig de afspraken tussen openbaar ministerie en politie. Het openbaar ministerie draagt de (eind)verantwoordelijkheid voor een goede informatieverzameling over de schade van het slachtoffer en over de mogelijkheid en bereidheid van de verdachte de schade te vergoeden. De politie geeft haar inspanningen met betrekking tot het tot stand brengen van een schaderegeling en het resultaat van een schaderegeling weer in een bijlage bij het proces-verbaal, een zgn. ‘verslag schadebemiddeling’. De politie kan afzien van het opmaken van een verslag schadebemiddeling bij zgn. ‘boter bij de vis’-zaken, d.w.z. in zaken, waarbij verdachte direct na verhoor onverwijld de schade vergoed.

Indien de politie tot de conclusie komt dat de zaak niet voor schadebemiddeling door haar in aanmerking komt dan wel dat een schaderegeling geen kans van slagen heeft of is mislukt, vermeldt zij dit met opgave van redenen in het proces-verbaal, bij voorkeur in een verslag schadebemiddeling.

Vervolging

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

1. Informeren van het slachtoffer

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Indien een verdachte in de zaak bekend is geworden en de zaak op het parket wordt ingeschreven, wordt het slachtoffer door het openbaar ministerie hiervan onder vermelding van het parketnummer zo spoedig mogelijk in kennis gesteld, tenzij het slachtoffer uitdrukkelijk heeft aangegeven geen prijs te stellen op verdere berichten en/of informatie. Indien informatie in het door de politie ingezonden proces-verbaal over (de wensen van) het slachtoffer onvolledig is of niet actueel, vraagt het openbaar ministerie het slachtoffer alsnog of hij:

  • a) op de hoogte wenst te worden gehouden van het verloop van de procedure;

  • b) prijs stelt op de mogelijkheid van schadevergoeding binnen het strafproces;

  • c) prijs stelt op een gesprek met de behandelende officier van justitie voorafgaand aan de behandeling ter zitting, voorzover het gaat om een ernstig delict (b.v. ernstige zeden- en geweldsmisdrijven, 6 WVW ’94).

Indien het slachtoffer heeft aangegeven schadevergoeding te wensen en/of op de hoogte te willen blijven van de gang van zaken volgend op de aangifte, houdt het openbaar ministerie het slachtoffer van relevante beslissingen in de strafzaak op de hoogte. Wanneer het slachtoffer tevens heeft aangegeven schadevergoeding te wensen, levert het openbaar ministerie inspanningen om een schaderegeling tot stand te brengen en houdt het slachtoffer van die inspanningen op de hoogte.

Als het slachtoffer heeft aangegeven schadevergoeding te wensen en het openbaar ministerie (desondanks) niet tot vervolging overgaat voor het feit, waardoor het slachtoffer schade heeft geleden, vervolging van het feit niet voortzet, dan wel dat het feit ad informandum wordt gevoegd, deelt het openbaar ministerie dit met opgave van reden mee aan het slachtoffer en wijst hem op de mogelijkheid van beklag op grond van artikel 12 WSv. Het openbaar ministerie brengt het slachtoffer (de benadeelde partij) dat heeft aangegeven dat het wil worden geïnformeerd tijdig op de hoogte van de plaats, de datum en het tijdstip van de zitting, mede omdat het slachtoffer zich (alsnog) zou kunnen voegen ter terechtzitting. Daar waar mogelijk wordt het slachtoffer geïnformeerd indien de behandeling van de strafzaak (voor (on)bepaalde tijd) wordt aangehouden of geschorst en wordt het slachtoffer (de benadeelde partij) van de plaats, de datum en het tijdstip van de nieuwe zitting op de hoogte gebracht. Indien het een ernstig delict betreft wordt het slachtoffer bovendien gevraagd of het prijs stelt op een gesprek met de behandelend officier van justitie voorafgaand aan de behandeling ter zitting.

2. Schadebemiddeling door het OM

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het openbaar ministerie tracht zoveel mogelijk een schaderegeling tussen verdachte(n) en slachtoffer(s) tot stand te brengen, bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium van het strafproces in ruime zin. Het openbaar ministerie bevordert daartoe dat de politie in een zo vroeg mogelijk stadium de mogelijkheden tot schadebemiddeling tussen slachtoffer en dader onderzoekt. Het openbaar ministerie bevordert voorts dat de politie in die gevallen zelf, overeenkomstig de afspraken tussen openbaar ministerie en politie, bemiddelt in de totstandkoming van een schaderegeling. Het openbaar ministerie draagt de eindverantwoordelijkheid voor een goede informatieverzameling over de schade van het slachtoffer en over de mogelijkheid en bereidheid van de verdachte de schade te vergoeden.

Als de verdachte met een aanbod van politie of openbaar ministerie tot schaderegeling instemt en de daarbij gemaakte afspraak nakomt, houdt het openbaar ministerie in beginsel rekening met die omstandigheden bij de verdere afdoening van de strafzaak. Indien het slachtoffer te kennen heeft gegeven schadevergoeding te wensen, houdt het openbaar ministerie daarmee rekening bij de vervolgings- en afdoeningsbeslissing. Indien het slachtoffer heeft aangegeven schadevergoeding te wensen en het openbaar ministerie desondanks niet tot (verdere) vervolging overgaat van het feit waardoor het slachtoffer schade heeft geleden, deelt het openbaar ministerie dit met opgave van redenen mee aan het slachtoffer en wijst hem op artikel 12 WvSv. Indien het openbaar ministerie het feit waardoor het slachtoffer schade heeft geleden, ad informandum voegt, hetgeen betekent dat het slachtoffer zich niet als benadeelde partij ter zitting kan voegen, stelt het openbaar ministerie het slachttoffer hiervan tijdig en duidelijk op de hoogte.

3. Voeging van het slachtoffer op zitting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Indien het slachtoffer heeft aangegeven schadevergoeding te wensen en het openbaar ministerie besluit de verdachte(n) te vervolgen en te dagvaarden ter zake van het strafbare feit waardoor het slachtoffer schade heeft geleden, stuurt het openbaar ministerie het slachtoffer overeenkomstig artikel 167, derde lid WvSv. onverwijld het speciale voegingsformulier toe. Het openbaar ministerie brengt het slachtoffer tijdig op de hoogte van plaats, datum en tijdstip van de zitting ook al heeft het slachtoffer het formulier niet geretourneerd omdat hij zich alsnog zou kunnen voegen ter terechtzitting.

Het openbaar ministerie is verantwoordelijk voor het tijdig toesturen van een voegingsformulier aan het slachtoffer overeenkomstig artikel 167 WSv, in het geval dat het openbaar ministerie besluit de verdachte een (taakstraf)transactie aan te bieden, dan wel besluit de verdachte te vervolgen ter zake van het strafbare feit, waardoor het slachtoffer schade heeft geleden. Het openbaar ministerie brengt het slachtoffer voorts onverwijld op de hoogte van de datum, de plaats en het tijdstip van de zitting, ook in die gevallen waarin het slachtoffer het voegingsformulier niet tijdig heeft geretourneerd. Het slachtoffer kan zich immers nog ter terechtzitting voegen.

Indien een slachtoffer zich door middel van het voegingsformulier heeft gevoegd in de strafzaak en inzage wenst in de processtukken, biedt het openbaar ministerie de benadeelde partij of diens gemachtigde die gelegenheid op grond van artikel 51d WSv.

Bij de beslissing om de verdachte op te roepen voor een OM-zitting volgens het officiersmodel, waarbij de verdachte een taakstraftransactie wordt aangeboden, houdt het openbaar ministerie zo veel mogelijk rekening met de belangen van het slachtoffer. Dat kan onder meer inhouden dat het openbaar ministerie vergoeding van de schade als bijkomende voorwaarde bij het transactieaanbod stelt.

Bij de beslissing op welke termijn de verdachte wordt gedagvaard, houdt het openbaar ministerie zoveel mogelijk rekening met de belangen van het slachtoffer in verband met voeging in de strafzaak als benadeelde partij en het daarop gebaseerde inzagerecht. Indien de benadeelde partij niet op de zitting is en de zaak wordt geschorst of aangehouden, brengt het openbaar ministerie de benadeelde partij op de hoogte van plaats en tijd van de nieuwe zitting.

Indien het openbaar ministerie overweegt een geldboete dan wel een schadevergoedingsmaatregel te eisen, verdient het de voorkeur dat het openbaar ministerie de maatregel eist. Indien in een zaak het slachtoffer niet bekend is dan wel hij geen vergoeding van de verdachte/veroordeelde wenst te ontvangen, kan het openbaar ministerie de bijzondere voorwaarde van artikel 14c, tweede lid sub 4 WvSv. eisen om de verdachte/veroordeelde te laten bijdragen aan de zorg voor slachtoffers.

Het openbaar ministerie laat de belangen van het slachtoffer meewegen in de beslissing om tegen een vonnis dan wel arrest in hoger beroep dan wel in cassatie te gaan.